Bejaardengastvrouw
Ciw pa
Vrouw aan de top
KINDERKRANT
MiCOtCMi)
BAS KRIJGT EEN
VRIENDINNETJE
DECEMBERFEESTKLEDING
crêpe-broekje
OOK Bil DE BOREN
KOMT WASSERIJ „DE ZON"
>rr meerekent) per
COUPONS
GOES
I 1
het $tütftfehfueéets
yRUDAG 13 DECEMBER 1963 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
JAPONNEN
PAKJES
ROKKEN EN
BLOUSES
SCHELDESTRAAT 20-22 - VLISSINGEN - TELEFOON 3906
Belt U eens voor inlichtingen
Wijngaardstr. 17
tel. 01100-7310
Ook voor chemisch
reinigen.
Zo nu en dan organiseren we hier
gezellige bijeenkomsten. We heb
ben juist een bijzonder geslaagde
Sint-Nicolaasavond achter de rug.
In de zomer maken we een reisje,
waarvan dan dia's worden vervaar
digd. We hebben er geweldig veel
succes mee. Teveel avondbijeen
komsten vind ik niet zo geslaagd
De mensen moeten zo lang mogelijk
op eigen wieken drijven. Dit streven
heeft ook tot gevolg, dat ik zieken
zo lang mogelijk op hun kamer laat.
Als het niet anders kan, gaan zij
naar het ziekenkamertje, als ze erg
ziek zijn is er natuurlijk het zieken
huis. Een wijkverpleegster biedt de
helpende hand, wanneer dat in ons
huis nodig is.
Waarom wor
stelt U in de
winter met
wassen en dro
gen? Voor en
kele dubbeltjes
(als U alles
week zorgt „De
Zon" voor een
stralend schone was.
TVAijn taak als directrice van
een bejaardenhuis zie ik
vooral in de richting van het
gastvrouw-zijn. Immers, het
moet in een bejaardentehuis zo
gezellig en zo huiselijk mogelijk
worden gemaakt. De mensen,
die hier komen, laten heel veel
achter, bijvoorbeeld hun eigen
huis en een deel van hun eigen
meubelen. Alles, wat wordt ach
tergelaten is verweven met her
inneringen. Daarvoor in de
plaats moeten ze in een bejaar
denhuis zo veel mogelijk terug
krijgen. En juist daarom zie ik
mijn taak hier vooral in het
huiselijke vlak, dat ik verkies
boven het streng directionele".
Het is mejuffrouw A. van Ketel,
die ons dit vertelt. Zij is direc
trice van het bejaardenhuis
Schild en Hof in Goes, dat uit
gaat van de Stichting Gerefor
meerde Bejaardentehuizen.
Sinds de ingebruikneming van het
nieuwe bejaardentehuis, nu drie
jaar geleden, staat mejuffrouw Van
Ketel aan het hoofd van Schild en
Hof. Daarvoor was ze directrice van
het oude bejaardenhuis aan de West-
wal, dat maar een capaciteit had van
dertien bedden. De overgang naar
het nieuwe huis, dat een aantal van
vijftig bejaarden kan huisvesten
was enorm groot, zo vertelde ze.
Eerst gingen de bewoners van hei
oude huis over naar het nieuwe. Dat
bracht natuurlijk al de nodige druk
te met zich mee. Op dat moment was
het nieuwe huis nog niet helemaal
klaar. Werklieden liepen er dus af en
aan. Ondertussen betrokken ook de
andere bewoners al hun appartemen
ten. De bewoners onderling moesten
zich aan elkaar aanpassen, maar ook
van de directrice en het overige per
soneel werd verwacht en verlangd
dat zij zich zouden beijveren de nieu
we bewoners zo snel mogelijk in de
eigen huiselijke sfeer te brengen.
Daarom vooral was dus de beginpe
riode in het nieuwe huis bijzonder
moeilijk, maar de gezamenlijke maal
tijden in de eetzaal maakten, dat ie
dereen al gauw iedereen kende en
dat men over en weer snel wist, waar
men aan toe was.
Het werk van een directrice in een
bejaardenhuis ligt uiteraard
overal anders. Het hangt af van de
MEJ. A. VAN KETEL
...gastvrouw zijn...
TERNEUZEN, NIEUWSTRAAT 6-8
De stilte is achter haar gevallen, nu
zij de deur van haar nieuwe huis
achter zich heeft dichtgetrokken. Zij
is, naar alle waarschijnlijkheid, zo
niet voorgoed dan toch voor onbe
paalde tijd uit het nieuws verdwenen.
Het is een plotseling verdwijnen dat
beklemmend aandoet, als een sterf
geval of een gevangenneming. Van
vandaag op morgen, af te dalen van
de top der publiciteit naar de begane
grond van alledagsmensen is al pijn
lijk genoeg voor een knappe jonge
vrouw als zij, vol plannen en vitali
teit, vervuld van het gevoel, dat zij
nog maar aan het begin stond.
Dat het werkelijke leven nu pas ging
komen, als de positie van haar man
was geconsolideerd en zij een nieuwe
ambtsperiode ging inzetten in het
weidse Witte Huis, waarin haar don
ker frêle figuurtje zo merkwaardig
goed paste.
Zij had al zoveel tot stand gebracht,
zo radicaal een traditie doorbroken.
Een nieuwe, wat exotische, kunstzin
nige geest was met vlinderlichte
toets maar met gedegen doortastend
heid aan het werk gegaan in de gro
te holle vertrekken.
Een fraaie foto, nog niet zo lang
geleden gepubliceerd in een En-
fels tijdschrift, trof mij als bijzon-
er typerend: een tafel, gedekt voor
een intiem dinertje naar de smaak
van mevrouw de presidente, Jacque
line Kennedy.
De tinten van tafeldamast, gordijnen,
porselein en glaswerk vormden te za-
men een herfstsymfonie van brons
groen, zachtgeel en notebruin, en
men kon zich zo licht het ranke fi
guurtje voorstellen dat, in een goud
kleurige avondjapon, het donkere
haar modieus gekapt, een ogenblik
streng afkeurend bleef staan in de
deuropening om zich ervan te verge
wissen dat er ook niet het kleinste
vergrijp was begaan tegen de goede
smaak.
Wie de foto zag wist, zonder haar
aanwezigheid, dit is het werk van
een vrouw die hier pas recht in haar
element is.
Die nu als het ware de top van haar
ambitie heeft bereikt: de eerste gast
vrouw van haar land te zijn.
Het was in die rol dat de wereld
pers haar vooral zag en daar
mee een kant van haar wezen sterk
belichtte die wellicht in de gehele
wereld bij vele vrouwen kritiek, zo
geen afgunst opwekte.
Het was toch wel een uitzonderlijk
lucratief baantje, dat van presi
dentsvrouw. Altijd maar elegant ge
kleed gaan, de fraaie kleren voor
het grijpen, geen modesnufje zo
nieuw of het hing al in haar garde
robe. Grote buitenlandse reizen ma
ken zonder zorgen of beslommerin
gen vooraf, de wereld zien van zijn
mooiste kant en overal te worden
overladen met geschenken. Wat een
sprookjesachtig, benijdenswaardig
bestaan.
Zeker, zij had er op haar manier
ook hard voor moeten vechten, en
zwangerschap noch vermoeienis had
den haar belet om haar man op zijn
afmattende verkiezingstournee te
vergezellen en te bezielen. Maar toen
het doel eenmaal was bereikt, de eed
op de bijbel in het publiek afgelegd
en de trappen naar het Witte Huis
beklommen: wat een heerlijk leven
vol luxe en afwisseling, gekoesterd
in de zon der publiciteit, ging er
toen stralend voor haar open.
Een heerlijk leven hoeveel maal
heeft de glimlach van Jacqueline
Kennedy als een lichte vlag de som
bere lading gedekt van beduchtheid,
van wezenlijke angst. Bij alle triomf
over een nieuw politiek succes, een
geslaagde zet op het wereldschaak
bord van de man die zij zo stralend
placht te seconderen kwam niet al
leen de openlijke onverbloemde kri
tiek los maar zwol ook de drabbige
stroom van dreigbrieven onrustba
rend aan.
Gemiddeld vijftig op een dag vun
zige anonieme dreigementen, vaak
gesteld in lachwekkend onbeholpen
Engels, maar die desniettemin doir
de uitgebreide lijfwacht stuk voor
stuk duchtig werden nagespeurd op
de identiteit van de laffe schrijver.
Een groot land, bijna een continent
besturen is een eervolle opdracht en
geeft aanzien en macht in de wereld
maar het sleept onvermijdelijk ook
grote gevaren achter zich aan.
Want zulk een groot machtsgebied
bergt niet alleen een evenredig grote
bevolking maar ook een mengsel van
rassen en nationaliteiten, elk met hun
eigen verborgen explosieven, voor
oordelen en afkeren.
En het schiet nog zo licht bij een
volk dat zich schietend een weg naar
de vrijheid en dwars door de wilder
nis heeft gevochten.
Jacqueline Kennedy moet de slag
schaduw der anonieme bedreiging
gevoeld hebben ondanks de zon der
populariteit. En als zij zich over haar
bloedende man buigt is haar onwille
keurige uitroep die van een vrouw
die het gevaar altijd geweten heeft
als een mogelijkheid maar niet aan
de werkelijkheid daarvan heeft willen
geloven.
Maar twee schoten waren voldoende
om van haar niet alleen een weduwe
maar ook een waarachtig grote fi
guur te maken.
Want om zich voor de ogen van na
genoeg de gehele wereld in zo vol
strekte eenzame waardigheid rechtop
te houden en met smartelijk, maar
strak gezicht alle ontroering te be
dwingen: dat vereist een kracht en
een plichtsbesef die men niet van
gisteren op vandaag aanleert.
Wie haar gezicht zag achter de
rouwsluier, nu waarlijk klassiek van
nobele smart heeft met vreugde ge
weten: dit is niet aangeleerd maar
ingeboren. Dit school diep in haar, zo
is zij in wezen altijd geweest. Om een
oud-vaderlands gezegde aan te ha
len: de moedige John Kennedy was
recht gepartuürd.
Zij wist wat zij aan hem verschuldigd
was in het openbaar eerst in het
donker, privé, eenzaam staande bij de
bloemenheuvel van zijn graf gunde
zij zichzelf en hem de menselijke
tranen.
Zij zal toch niet zo gauw vergeten
zijn, deze tengere Jacqueline
Kennedy, die in feite geen enkele po
sitie bezat dan die ontleend aan de
functie van wijlen haar president.
Maar men kan in een ogenblik meer
betekenen voor het forum van de ge
hele wereld dan in heel een lang le
ven.
Het is alleen zo smartelijk voor haar
dat die trouw en die toewijding pas
zoveel indruk maakten toen hij aan
wie zij al die jaren betoond waren,
ze niet meer nodig had.
SASKIA.
Advertentie
grootte van het huis en van de in
stelling van de directrice zelf. „Ik
ben erg blij, dat dit niet zo'n groot
huis is. Iedereen kent iedereen en ik
heb tenminste de tijd om overal eens
op bezoek te gaan. Zo kan ik te we
ten komen, hoe men het hier vindt,
of er klachten zijn of bijzondere wen
sen. Dat zou veel moeilijker zijn in
een groter huis, dat plaats heeft
voor honderd of zelfs wel voor twee
honderd mensen. De bewoners wor
den dan, naar mijn mening, te gauw
een nummer in een groot geheel.
In grote lijnen bestaat mijn werk na
tuurlijk uit het leiding geven en or
ganiseren. Ik kook wel eens, als de
kookster een vrije dag heeft. Vroe
ger, in het oude huis kookte ik altijd
zelf. Hier is dat aan één kant moei
lijker omdat er meer klaargemaakt
moet worden en omdat er uiteraard
meer diëten zijn, maar anderzijds
hebben we hier een moderner appa
ratuur. Administratieve bezigheden
heb ik nauwelijks. Een belangrijk
deel van mijn werk is natuurlijk wel
het personeelsbeleid. Alles moet zo
soepel mogelijk verlopen. We zijn
hier in totaal met tien mensen. Ik
ben wel erg blij met het feit, dat de
meisjes hier kennelijk graag willen
werken. Als wij nieuw personeel vra
gen is het aanbod tenminste vrij
groot. Alleen voor de keuken is net
moeilijk. Ik denk wel, dat de meisjes
daar over het algemeen een verkeer
de indruk van hebben. Ruw werk is
er echt niet bij. Het is voornamelijk
huishoudelijk werk.
Zolang men een zwart jurk-
je in de kleerkast heeft
hangen is het onderwerp „de-
cember-feestkleding" geen
probleem. Een zwart japon
netje met lange mouwen, met
korte mouwen, met helemaal-
geen-mouwenhet maakt
niets uit, als het maar zwart
is, en van mooie soepele stof,
en natuurlijk van een enigs
zins „gekleed" model.
Mocht de zwarte jurk dit jaar
aan vernieuwing toe zijn, dan
adviseert Parijs de volgende mo
delletjes: glad en nauwsluitend,
met iets afstaande halslijn waar
langs (evenals langs de lange
mouw) een golvend volant je
wordt gezet. Of een rechte mouw
loze kokerjapon, van voren hoog
gesloten, van achteren gedécol
leteerd, met tamelijk brede schou
derbanden die echter zo dicht
langs de hals zijn geplaatst dat
een flink gedeelte van de schou
ders toch bloot blijft.
Wat Parijs ons ook adviseert: ver
vangt het zwart eens door een
gouden stofje, door goudlame- of
goudcrêpe, door witte en pastel-
kleurige stoffen waar doorheen
een gouden draadje gevlochten is.
De eenvoudigste modelletjes wor
den tot „grand gala", dank zij de
schittering van het (klater)
goud
Diep-gedécolleteerde cocktailjur
ken met bijpassende avondjas (in
simpel regenjasmodel met cein
tuur) maakt men in de Lichtstad
uit goudlamé dat met Perzische
patronen is bedrukt. Wollen
avondjumpertjes worden met
gouddraad gegarneerd, en zéér
„en vogue" is men ook met een
mouwloze jumper die, in een gro
ve ribbel, helemaal uit gouddraad
wordt gebreid. En wie in het
klein" aan de goudmode wil mee
doen kan een avondhoofddoekje
afbiezen met goudgalon, een
goudgevlochten avondtasje kopen,
of een stuk goudkoord bij wijze
van hengsel aan een zwart avond
tasje zetten.
Avondmode" ten slotte zijn dit
seizoen natuurlijk ook de lan-
wollen rokken, vooral als ze
uit zwarte stof gemaakt zijn. Men
gaat er weliswaar niet mee naar
schouwburg of diner, maar aan de
huiselijke dinertafel zal „het lan
ge wollen zwart" een heel feeste
lijk effect maken!
En wordt als model de creatie van
bijstaande foto gekozen, dan is de
lange zwarte huis- en tv-japon
qua élégance belist niet minder
dan een „echt" cocktailtoilet. Het
model is dan ook van Jean Patou,
het materiaal is zwart orlon, ge
mengd met wol.
panty girdle "^CV.
panty girdle
slips v
breeches
HELANCA* Sanitized
«uper elastisch volledig geminderd
-W-V
'Y W
Advertent te)
I Advertentie)
De sfeer hier is uitstekend. Het is
natuurlijk mijn taak te bemiddelen in
geval van onenigheid. Maar ik kan
niet zeggen, dat dit vaak gebeurt.
Eerlijk gezegd ben ik echt wel een
beetje trots op dit huis. Het ziet er
van buiten heel mooi uit, het is van
binnen goed verzorgd en we hebben
het hier echt heel fijn. Voor de bewo
ners is gezorgd voor veel aantrekke
lijk comfort. Elke afdeling heeft een
keukentje, waar men iets voor zich
zelf of voor het bezoek kan klaar
maken, er is een logeerkamertje en
er is accommodatie om veel bezoek,
bijvoorbeeld tijdens een verjaardag,
te ontvangen.
De directrice is dus trots op „haar"
huis, een trots, die gerechtvaardigd
is, want voor een goed deel wordt de
woonsfeer bepaald door een directri
ce. Onbewust heeft ze zichzelf dus
een compliment gegeven, hetgeen
geenszins haar bedoeling is geweest,
want de deugd der bescheidenheid
siert mejuffrouw Van Ketel, die ei
genlijk liever over het huis praatte
dan over haar eigen werkzaamheden.
(Advertentie)
eenmaal per seizoen couponnenweek in
het Stoffenpaleis, coupons voor japon
nen, rokken en blouses.
Coupons in wol, zijde, jersey, kamgaren,
flannel, Shetland, terlenka, jacquard en
fluweel.
Coupons in elk materiaal, voor elk doel,
maar vooral bijzonder voordelig
COUPONS
in
•GOES, LANGE KERKSTRAAT 44
(Advertentie)
Advertentie
Als je Auto-Basje heet en zoveel van auto's houdt als
Basje doet, dan is het natuurlijk heel gewoon dat er
opeens een vriendinnetje uit een auto komt gestapt, die
net zoveel van auto's houdt als jij.
Ja, dat dacht je! „Meisjes kunnen niets", zegt Basje altijd,
„ze trekken hun neus op als ze benzine en olie ruiken en
ze zijn altijd bang dat er smeer aan hun mooie jurkjes en
manteltjes komt".
En daarom keek Basje ook nelemaal niet naar het meisje
dat naast haar vader zat in 'n glimmend blauw autootje,
dat stilhield voor de pomp van Bosjes vader.
„Vol meneer?", vroeg Bas
je met een tikje aan zijn
pet.
„Graag", zei de meneer.
„Er gaat precies drieënder
tig liter in", zei opeens een
hoog stemmetje vlak naast
hem.
„Zo, zei' Basje, die de slang
van de pomp afwikkelde,
„dat weet je goed".
„Ja, wat dacht je", zei het
kleine meisje, „ik weet alles
van auto's." Niet alleen van
Hemeltje-Blauw, maar van
alle auto's. Ooo...", zei ze
toen, opeens geschrokken en
ze sloeg een hand voor haar
mond.
„Nou lach je me zeker uit
omdat ik onze auto Hemel
tje-Blauw noem", zei ze
verlegen. Basje bekeek haar
eens goed. Ze had blonde
krulletjes, maar niet van
die vervelende, erg nette
krullen die het meisje in de
bank voor hem op school
had. Al die krulletjes zaten
in een paardestaartje bo
ven op haar hoofd en het
stond erg leuk, vond Basje.
Vooral nu ze zo'n rode
kleur van verlegenheid had.
„Als het mijn auto was",
zei hij opeens, „dan zou ik
hem vast ook Hemeltje-
Blauw noemen".
„Heus?", vroeg het meisje.
Basje knikte. „Ik zal je
eens wat vertellen', zei hij
zacht, „ik heb al onze au
to's een naam gegeven. Al
le auto's van de garage!"
„Hoe heten ze?', vroeg het
meisje.
Auto-Basje begon aan te
wijzen: „Die daar is Karei
de Grote en de takelwagen
is Beer en die rooie daar..."
Plens... Daar ging wel een
halve liter benzine over
de straat. Basje zette de
pomp vlug af en met een
kleur als vuur draaide hij
de dop op de tank. Dat was
hem nou nog nooit ge
beurd! Nog nooit had hij
gemorst en nu, enkel en al
leen om dat nieuwsgierige
meisjeHij was woe
dend op zichzelf, maar op
haar het meest. Wat moest
ie ook opeens zijn geheim
aan zo'n vreemd kind dat
toevallig bij hun pomp stop
te, gaan vertellen? En ze
had natuurlijk nog gezien
dat hij morste ook. Leek
het nou zo of had zij ook
een kleur gekregen?
„Wordt je vader nou
boos?", vroeg ze zachtjes,
want Basjes vader stond
vlak bij de lichtblauwe auto
en praatte met de vader
van het meisje. „Zeg anders
maar dat het mijn schuld
was, hoor. Ik vroeg jou om
me al die auto's aan te wij
zen".
„O, zó erg is het niet", zei
hij onverschillig, maar hij
vónd 't toch aardig van
haar.
„Komen jullie van ver?",
vroeg hij.
„Van héél ver", zei het
meisje, „van Amerika!"
„Maak dat de kat wijs", zei
Basje, „zeker met dat klei
ne lichtblauwe autootje".
„Maar het is heus waar",
riep het meisje, „vraag het
maar aan mijn vader".
Aan haar gezicht zag Basje
dat het écht waar was.
„Jeetje", zei hij alleen, „en
waar gaan jullie nu naar
toe?"
Mensen die al van zó ver
kwamen konden ook net zo
goed nog dubbel zo ver
moeten als ze gekomen wa
ren. Het zou hem helemaal
niet verbaasd hebben als ze
nu gezegd had: „Naar de
Noordpool".
Maar nee, ze wees alleen
maar. Basje keek langs
haar uitgestrekte arm én
haalde zijn schouders op.
„Hoe kan ik nou weten
waar dat is?", vroeg hij.
„Domoor!", lachte ze, „je
kijkt niet goed. Daar!" Ze
wees opnieuw en Basjes
mond ging open van verba
zing. „In de ouwe boerde
rij riep hij, „hebben ze die
voor jullie zo schitterend
opgeknapt Maar.Maar
jullie zijn toch geen boer?".
Ze lachte weer. „We zijn
een beetje boer", zei ze,
„want mijn vader en moe
der en ik willen altijd tus
sen groen land en heel veel
koeien en paarden wonen
zoals hier. Daarom zijn we
ook zo blij dat we weer te
rug zijn. Als mijn vader op
reis was droomde ik altijd
dat ik stiekem in 'n hoekje
meevloog en uit een raam
pje naar alle koeien en
paarden van de wereld
keek". Basje zette grote
ogen op. „Vlóóg?", vroeg
hij, „vliegt je vader dan?'
Het meisje vond het alle
maal heel gewoon, zo
veel vragen. Ze lachte weer
en knikte. „Ja, hij is piloot.
Vind je dat raar?"
„Raar riep Basje, „ik
vind het geweldig! En voor
al omdat jullie zo vlak bij
me wonen in de ouwe boer
derij! Nou, daar zullen ze
op school van opkijken, zeg!
Ze vinden nooit wat aan
mijn verhalen omdat ik al
tijd alleen maar over auto's
vertel. Maar een meisje uit
Amerika met een vader die
piloot is!"
Hij zag zichzelf al in een
kring van kinderen op het
schoolplein staan en wou
het meisje nog wel honderd
dingen vragen die hij dan
allemaal aan de inngens zou
doorvertellen. Maar het
portier van Hemeltje-
Blauw (Basje noemde hem
nu ook al zo) ging open en
een stem riep: „Annabel,
waar blijf je?"
„Heet jij Annabel?" vroeg
Basje. „Ja. En jij?"
„Ik heet Basje. maar ze
noemen me Auto-Bas".
„Mooi", zei ze, met haar
hoofd uit het portierraam
pje, „en luister eens. Ik zal
aan niemand vertellen,
hoor, van de autonamen.
Maar vertel je me dan van
middag de andere?"
„Vanmiddag?", vroeg Basje
verbaasd.
„Ja natuurlijk', riep ze, „ik
ben nou toch zeker je buur
meisje!"
„Dat is waar ook", zei Bas
je, „tot straks dan maar".
Een beetje beduusd keek
hij de lichtblauwe auto met
het zwaaiende meisje na,
want hij kon nog niet goed
begrijpen dat hij nu opeens
een vriendinnetje had.
Nog geen twee uurtjes la
ter was ze terug in een
spijkerbroek en een jasje
van precies dezelfde kleur
blauw als Basje z'n overall.
„Je lijkt zelf wel een He
meltje-Blauw", zei Basje,
die haar meteen meetrok
de garage in, „ben je niet
bang dat het vuil wordt?"
„Welnee", zei ze, „dit is
m'n werkpak. Ik kom jou
helpen met je werk".
„Meen je dat heus
vroeg Basje en hij keek
haar een beetje verlegen
van opzij aan.
„Nou en of", zei ze, „weet
je dat ik in Amerika wel
eens een tractor heb be
stuurd
„Nou jok je", zei Basje.
„Heus waar riep Annabel,
„heus, heus waar. Midden
op het veld natuurlijk,
want aan het kantje is het
gevaarlijk, maar het veld
is daar zó groot dat je
niet eens kunt zien waar
het ophoudt en waar het
begint'.
„Zoiets als de lucht
vroeg Basje.
„Ja", zei Annabel, „zo
groot als de lucht is het
veld bij ons".
Basje wist niet goed meer
wat hij zeggen moest. Wat
kon je nou aan een meisje
dat helemaal uit Amerika
gevlogen kwam en dat op
een tractor had gereden
over een veld zo groot als
de lucht, nou nog vertel
len
MaarAnnabel had ge
noeg te vragen. „Wat is er
met Karei de Grote
vroeg ze en ze wees naar
de grote vrachtwagen die
losgekoppeld was van zijn
achterstuk en nu van on
der tot boven werd beke
ken en beklopt door drie
monteurs.
„Wat heb je dat goed ont
houden dat hij Karei de
Grote heet", zei Basje.
„Jij hebt toch ook onthou
den van Hemeltje-Blauw",
lachte Annabel.
„Dat is zo", zei Auto-Bas
en toen vertelde hij haar
over Karei de Grote, die
weer eens eigenwijs was ge
weest. „Omdat ie zo groot
en zo zwaar is, denkt hij
dat hij alles kan. Of ie een
vliegtuig van jouw vader
is, aat maar overal voorbij
kan suizen", zei hij hoofd
schuddend. „De sufferd ziet
dat de weg is opgebroken,
maar vaart minderen Ka-
rel denkt er niet over! Hij
raast maar door. En opeens
komt hij in een diepe kuil.
waar wel tien bordjes hem
voor gewaarschuwd hadden.
Zijn voorstuk hobbelt er
nog doorheen, maar hij
moet natuurlijk ook weer
uit de kuil. Langzaam had
dat allemaal best gekund,
maar nee, Karei moest het
vlug doen.
„We vertikken het", raas
den zijn wielen en ze draai
den in de modder rond zon
der dat ze het achterstuk
van de vrachtwagen eruit
kregen.
„Gas!", schreeuwde Karei
en nog eens „Gas!" en ja,
met een hele stoot gas luk
te het hem om twee wielen
op de harde weg te krij
gen. En toen gebeurde het:
toen hing zijn achterstuk
zó zwaar aan het voorstuk
dat de koppeling brak en
daar stond Karei zonder de
andere helft, waar hij altijd
mee op reis is".
„Wat is de koppeling
vroeg Aannabel, die op haar
hurken naast hem was ko
men zitten bij de zware
wielen van Karei de Grote.
„Waar voor- en achterstuk
aan elkaar worden cekon-
Hij was erg trots dat er
nu tenminste iets was wat
hij wist en Annabel niet,
maar misschien vond hij
haar daarom nóg aardiger.
En van die dag af zag je
die twee dan ook altijd sa
men: Annabel en Auto-Bas.
En als je ze niet zag, doken
ze wel op van onder de
wielen of uit de cabine van
één van hun vrienden, de
auto's, (wordt vervolgd).