DE ZEVENTIG VAN UTRECHT Waarom bidden voor de overheid? Advent Oude psalmteksten in de woestijn gevonden A?sraii®te Streven naar hechte band Geliefde bijbelteksten in kerstnummer Strijdkreet zaterdagnummer frOTTER linia EN DE Zaterdag 30 nov. 1963 DAT is men in de verschillende kerken gewoon dat in de voorbede ook aan de overheid wordt ge dacht, dat voor haar om wijsheid wordt gevraagd. Vanaf oude tijden is het de gewoonte geweest. Het is trouwens een bijbels voorschrift. Wanneer ge een prekenbundel uit de 17e eeuw opslaat, waarin ten gerieve van degenen die ze in een leesdienst moesten gebruiken, ook gebeden staan, vindt ge daarin steevast de bede voor de zeven ver enigde provinciën en deszelfs sta ten. We zijn in onze kerken zo ge woon aan de voorbede voor de overheid dat we er niet extra op letten als het gebeurt en het bij zonder opmerken als het wordt weggelaten. Wat is de zin en de be tekenis van deze voorbede voor de overheid? Wanneer er van overheid gesproken wordt is dat toch iets anders dan wanneer men het heeft over de staat, hoewel we uit de praktijk weten dat er velen zijn die in hun gedachten deze twee begrippen volkomen gelijk rekenen. Bij het woord „staat" moeten we toch meer denken aan het geheel van een samenleving zoals die door allerlei rechtsinzettingen en daaruit voort vloeiende organen van macht (politie, justitie, gewapende macht) bijeen wordt gebonden. Bij het woord overheid moe ten we denken aan personen die de dra gers zijn van het gezag. Nu weten we wel dat staat en overheid in elkaar over lopen en dat er terreinen zijn waarvan we kunnen vragen: is dat nu staat of overheid? We weten ook dat in het maatschappelijk leven de bemoeiingen van de staat steeds groter worden. Dit wordt vsatgelegd in bepaalde wetten. Daarmee krijgt heel de ordening en het bestuur van de samenleving meer een onpersoonlijk karakter, vooral wanneer die bemoeiingen steeds meer gecentrali seerd worden. Doch hoe het ook loopt, er zullen altijd overheidspersonen blij ven, mensen die bepaalde beslissingen moeten nemen en die daardoor hun volk een bepaalde gestalte geven. In de bijbel komt het begrip staat niet voor. Daar is alleen sprake van de overheid of van de overheden. „Ieder mens moet zich onder werpen aan de overheden die boven hem staan." Romeinen 13 1. Duidelijk is dat hier gedacht wordt aan overheids personen die als dragers van het gezag een centrale positie innemen. Wat is nu de zin van de voorbe de voor de over heid in de kerk „Zij draagt de overheidspersonen en de politieke arbeid op aan God en bidt om Zijn regering hierin. „In haar voorbede wordt de ge meente opengehouden naar de wereld en blijft zij bedacht op Gods regering over en door middel van de regeerders van het volk". Zo lezen we naar aanleiding van de bespreking in de Generale Sy node der Ned. Hervormde Kerk, toen zij het had over „de politieke verant woordelijkheid van de kerk". Er lag een stuk op de tafel der synodeleden dat was samengesteld door een daartoe be noemde commissie. Voor dit rapport is er op de synode zoveel waardering ge weest „dat overwogen kon worden hoe er verder mee gehandeld kon worden". Enkele synodeleden zullen met de op stellers nog eens overleg plegen. Het komende jaar zal de generale sy node het dan ten tweede male be handelen. Het is dus te verwachten dat wij het rapport over de politieke verant woordelijkheid van de kerk, mettertijd als een herderlijk schrijven van de sy node zullen zien verschijnen. Wat is de aanleiding geweest tot dit rapport? Daarover worden we in de ver slagen vrij uitvoerig ingelicht. Toen de kwestie van Nieuw-Guinea in een steeds urgenter stadium begon te komen, heeft de generale synode een „oproep tot be zinning" laten uitgaan. Dat is geschied vooral op aandrang van de Raad voor de Zending. Daarop zijn allerlei reacties gekomen die niet mals waren: zo in de trant van: waar bemoeit de synode zich mee, laat zij zich bezighouden met haar eigen zaken. Nieuw-Guinea moet zij maar aan de over heid overlaten. We leven snel tegen woordig en we zijn heel spoedig ver geten waarover we ons vroeger be zorgd en druk hebben gemaakt, maar misschien herinnert ge U nog wel hoe de stemming toen was en hoe die op roep tot bezinning van de generale synode een dolk stoot in de rug van de regering werd ge noemd. En dat was nog wel de regering waarvoor ook in de Ned. Herv. Kerk ge beden werd. Nu achteraf zal deze kerke lijke oproep, wanneer men die nog eens doorleest, toch wel wat anders worden beoordeeld dan dit indertijd gebeurde, toen wij midden in die kwestie zaten, die tot een conflict reeds was uitge groeid. Een herhaling kwam, maar iets minder geëmotioneerd, toen de synode zich in een herderlijk schrijven liet ho ren tegen de kernbewapening. Weer klonk het: waar bemoeit de kerk zich mee. Laat dat aan de regering over. Maar, die dikwijls felle reacties na de oproep tot bezinning over de status van Nieuw-Guinea, zijn in ieder geval de aanleiding geweest dat de synode in 1956 gezegd heeft: we moeten een na dere bezinning hebben op de verhouding van kerk en overheid. Dat moet een bij bels-theologische bezinning zijn, naar de belijdenis der Reformatie. We moeten iets hebben over „richtlijnen en gren zen voor het spreken der kerk op so ciaal-ethisch en politiek terrein". Het is te begrijpen dat er hier heel wat vragen opkwamen en natuurlijk ook de vraag wat het betekent wanneer in de kerk geregeld voor de overheid ge beden wordt. Daarbij is het niet onver schillig met welke woorden gebeden wordt. Het mag een kerk waarlijk niet lood om oud ijzer zijn hoe de overheid handelt. Er is nu eenmaal een aantal raakvlakken tussen kerk en politiek. We kunnen zo maar niet zeggen dat de politiek het terrein is van de overheid. Dat is niet waar trouwens ook dat zij daar alleen wat te zeggen zou hebben. Het is ons aller zaak. Vooral wanneer er een bepaald politiek vraagstuk is kan de kerk er nog belang bij hebben ook hoe hier de beslissingen vallen. De kwestie Nieuw-Guinea was hiervan een spre kend voorbeeld, want daardoor werd o.a. een stuk kerkewerk lam gelegd. Nie mand in de kerk denkt er aan in de plaats van de overheid te gaan staan, maar het mag geen burger en geen kerk on verschillig laten welke beslissin gen er door de overheid genomen worden. Politiek is het zoeken van een vorm voor onze samenleving. Internationale politiek is het zoeken van een vorm van samenleving voor alle volken die er op onze aarde wonen. Er is nu geen politiek denkbaar zonder bepaalde geestelijke (niet kerkelijke) grondslagen. Wanneer er bijv. een dictatuur komt hangt daar mee samen een andere vorm van samen leving, omdat zij rust op en voortkomt uit andere geestelijke grondslagen. Een dertig jaar geleden hebben we dat bij onze oosterburen in alle duidelijkheid kunnen zien. Iedere kerk moet zich wel voor politiek interesseren, want haar leden zijn staatsburgers, aan wie zij, geroepen door het evangelie, leiding moet geven. Waar er gewaarschuwd moet worden, zal zij dit moeten doen. Zij kan hier niet van tussen, omdat zij belijdt dat heel deze aarde, met alles wat er zich op be weegt, des Heren is en omdat zij zich buigt voor Hem, die is de Koning der koningen. In de regering Gods heeft de overheid een bepaalde plaats en daarom moet er in de kerk bij voortduring ge beden worden voor de overheden. We zien met een zekere spanning het herderlijk schrijven, of hoe men het dan ook noemen zal. van de hervormde sy node over de politieke verantwoordelijk heid van de kerk tegemoet. H. De „zeventig van Utrecht" beginnen in de Zeeuwse kerkelijke jongerenwereld een bepaalde klank te krijgen, zoals bij voorbeeld de „Jonge Achttien" in de Nederlandse kerkelijke kring enige ver maardheid hebben. De „zeventig van Utrecht" zijn de zeventig Zeeuwse jon geren uit verschillende kerken, die deel nemen aan het oecumenisch jongeren congres „Vijf broden en twee vissen" in Utrecht, het zogenaamde congres der vijfduizend (jongeren). Er namen dit jaar aan het o.j.r.-congres, georganiseerd door de Oecumenische Jeugdraad in Ne- ==SÏ Israëlische oudheidkundigen hebben in de ruïne van de uit de eerste eeuw daterende en door Herodes de Grote gebouwde rotsvesting Massada in de woestijn van Juda stukjes gevonden van een perkamentrol met tekst van de hoofdstukken 81 tot 85 van het Boek der Psalmen. Massada is destijds gebruikt als een toevluchtsoord voor joodse strijders die na de val van Jeruzalem zich tegen de Romeinen bleven verzetten. Toen in het jaar 73 de Romeinse troepen het fort dreigden te veroveren, pleegden 960 joodse verzetslieden er zelfmoord. Volgens professor Yigael Yadtn, leider van de expeditie in Massada zijn de thans gevonden fragmenten voor laatst bedoelde datum geschreven. De tot nog toe ontcijferde stukken zijn in stijl en woordgebruik niet ongelijk aan de tekst op andere rollen die sedert 1947 aan de oever van de Dode Zee zijn gevonden. Verder zijn in Massada nog gevonden een niet bijbelse perkamentrol die nog niet ontcijferd is, en -zeventien zilveren sjekels uit de tijd van de joodse opstand tegen Rome die in 66 begon, van welke soort munten er tot nog tot slechts vijf andere bekend zouden zijn. Professor Yadin is de leider van de ex peditie en hoogleraar aan de He breeuwse universiteit van Jeruzalem. Men verwacht, dat de opgravingen twee of drie winterseizoenen zullen duren. Er zijn ongeveer 150 personen bij betrok ken, onder wie veel vrijwilligers uit het Israëlische leger en uit het buitenland. Professor Yadin is zelf chef-staf van het Israëlische leger geweest. Andere belangwekkende vondsten zijn: vijftien geraamten in een kleine grot bij de top van de zuidelijke helling van de rots Massada. Verder werden in een op slagruimte 300 ijzeren spijkers en schroeven gevonden. Ook zijn stukken van allerlei bronzen voorwerpen tussen verkoolde balken ontdekt. Een en ander bevestigt de verhalen van de joodse ge schiedschrijver Flavius Josephus over de joodse bezetting in de rotsvesting. (Advertentie) MENTHOLPeLlETS derland en de (Rooms-) Katholieke Jeugdraad voor Nederland meer Zeeuw se jongeren deel dan aan de vorige congressen. De zeventig, die er waren hadden een voorbereidingsbijeenkomst en zullen zaterdag 21 december in Middelburg bij eenkomen voor een nabespreking. Die bij eenkomst in restaurant Wöhler dient echter niet alleen voor nabespreking. Doel is ook een hechtere band te vormen tussen de jongeren, die elkaar vóór het con gres óf incidenteel óf nog nooit hadden gezien. Vanuit die bijeenkomst zullen ze persoonlijk verder gaan op verkenning in de kerkelijke wereld en vanuit een ruime re kennis van eigen en andere kerken zoe ken naar mogelijkheden voor een oecume nisch gesprek en handelen. Vormen de „zeventig van Utrecht" een „pressure- groep" Dat is uiteraard niet de bedoe ling. Een pressure-groep is trouwens in dit verband een wat merkwaardig idee voor een stel oecumenisch voelende jongeren, die nochtans het beste met hun eigen kerk voor hebben. Wél vormen de jongeren on der leiding van een „driemanschap" (on gewild) een kern, van waaruit nieuwe ac tiviteiten op het terrein van de oecumene' kunnen worden ondernomen. Met de bijeenkomst in Middelburg is het officiële werk van het driemanschap voor de „zeventig van Utrecht" afgelopen. De jongeren hebben nu richtlijnen gekre gen voor eventuele plaatselijke activitei ten. Ze kregen op het congres in Utrecht werkmateriaal en voldoende stof tot na denken. Het Zeeuwse driemanschap heeft hieraan nog een reeks oriënterende vragen toegevoegd, die de Zeeuwse jongeren op 21 december in Middelburg zullen bespre ken en waarop zij hun antwoorden zullen geven. Dat driemanschap bestaat, zoals al eerder gemeld, uit de heer C. B. Bisschop, voor zitter van de Oecumenische Jeugdraad in Middelburg (gereformeerd), drs. W. Dusar- duijn te Goes, directeur van de katholieke raad voor maatschappelijk werk in Zeeland en Gerrit van Vliet, hervormd, te Goes. De Oecumenische Jeugdraad in Middelburg heeft dus via haar voorzitter wel bemoeienissen (gehad) met de „zeventig ran Utrecht". Maar voor het overige staat deze jeugdraad buiten de activiteiten in het Zeeuwse. De Middelburgse oecumenische jeugdraad heeft wat oecumenisch werk in het plaatselijk vlak betreft wel de langste ervaring; deze o.j.r. is bovendien de enige Zeeuwse oecumenische jeugdraad. Die acti viteiten omvatten onder meer gesprekken, het initiatief voor de kerkenexpositie, die dit jaar werd gehouden en het initiatief voor de vormgeving aan de internationale interkerkelijke gebedsweek voor de eenheid van 18 tot 25 januari volgend jaar. Die week wordt geopend met een interkerkelijk avondgebed en besloten met een Zeeuwse oecumenische contactdag in de christelijke h.b.s. te Middelburg, bedoeld als informa tie over de oecumene en het contact met „de ander". Op die bijeenkomst, waarover wij deze week schreven, verwacht men zo'n tweehonderd personen (boven de achttien jaar), omdat de christelijke h.b.s. niet meer ruimte biedt. Onder die tweehonderd zullen zich in ieder geval de „zeventig van Utrecht" bevinden, er is en wordt op hen gerekend. Voor die Zeeuwse oecumenische contactdag zal ook weer gebruik worden gemaakt van de verkenningen van de „ze ventig van Utrecht" naar aanleiding van de eerder genoemde vragen, die zij hebben toegezonden gekregen. Weer dus de zeventig en weer de O.J.R. Middelburg. Men kan niet anders zeg gen, dan dat de activiteiten van de O.J.R. Middelburg veel hebben bijgedragen tot het oecumenisch jongerenwerk in Zeeland. Het is daarom beslist goed, dat deze raad besloot tot de oecumenische contactdag, die bestemd is voor geheel Zeelands kerke lijke wereld en voor belangstellenden van andere zijde. Dat ook in het driemanschap, dat de „zeventig van Utrecht" heeft „ge- 3oached" de Middelburgse oecumenische jeugdraad is vertegenwoordigd door haar voorzitter is toch wel een teken, hoe nauw deze oecumenische jeugdraad al be trokken is bij het werk der jongeren in oecumenisch verband in deze provincie. Dit wil overigens niet zeggen, dat er elders in leze provincie ook niet commissies of groeperingen zoeken naar bepaalde vor men van oecumenische contacten. Terug naar de verkenningen van de „ze ventig van Utrecht". Op de laatste bijeen komst op 21 december a.s. zullen de jon geren dus hun antwoorden kenbaar maken op een reeks vragen, die betrekking heb ben op de kerken in hun woonplaats, op de Bijbel, de sacramenten, de kerk, haar his torie, haar belijdenis en op de christelijke eenheid. „Het is aardig om heel gewoon naar de betrokken kerk te gaan en te vra gen", staat er onderaan het vragenblad, waarop wordt gevraagd „welke kerken zijn er in ons dorp of in onze stad?" De bedoe ling is, dat de jongeren speuren naar de ledenaantallen van deze kerken en het wan neer en waarom van hun ontstaan nagaan. Ze zullen dit doen voor de R.-K. Kerk, de Ned. Hervormde Kerk, de Gereformeer de Kerken, de Christelijke Gereformeerde Kerk, Gereformeerde Gemeente, Gerefor meerde Kerk Vrijgemaakt, de Evangelisch Lutherse Kerk en de doopsgezinden, voor de Vrije Evangelische Gemeente en de Pinkstergemeente, voor het Leger des Heils en voor andere denominaties. Biedt het werk aan deze vragen de jon geren al enige oriëntatie met betrekking tot de kerkelijke situatie in hun woonplaats, ze worden daardoor in het bijzonder ook ge confronteerd met de kerkelijke gescheiden heid. Mogelijk komen ze zelf tot een reeks vragen met bijvoorbeeld „wat doen de kerken samen in jouw gemeente wat zouden ze samen willen doen of waarom niet?" enzovoort. In de middeleeuwse Mariakerk heeft de hervormde gemeente van Nisse een rijk bezit. In het kerkgebouw, eigenlijk iets te groot voor de gemeente van 300 zielen, komen 's zomers veel toeristen om twee in 1920 ontdekte grote fresco's te bekijken, om te genieten van het houtsnijwerk van de gothische herenbank en de preekstoel en de twaalf in polychromie uitgevoerde apostelbeelden in het koor te bewonderen. De preekstoel, waarvan deze foto een beeld geeft, dateert uit de zeventiende eeuw. De gehele kerk valt onder Monumentenzorg en werd in 1920 gerestaureerd. Toen kwamen ook de twee fresco's te voorschijn. Eén fresco stelt Sint-Christoffel voor, de andere de kroning van Maria. De herenbank was in vroeger tijden bestemd voor de ambachtsheren Verschoor van Nisse. (Foto P.Z.C.) Uit de eerste reeks vragen krijgen ze praktisch cijfermateriaal. Uit de tweede reeks oriënterende vragen kunnen ze eik aars opvattingen beter leren kennen. Dit zijn namelijk vragen, die de verschillende kerken, en hun leer betreffen. De jonge ren kunnen voor deze enquête natuurlijk diverse boeken opslaan, of hun geheugen raadplegen, zij kunnen echter ook om het antwoord op deze vragen te weten te ko men te rade gaan bij de geestelijke leiders van de verschillende kerkelijke gemeen schappen. Ze kunnen het vragen aan de ambtsdragers van de protestantse kerkge nootschappen en aan de kerkbesturen van de R.-K. Kerk. Het is een interessant experiment, want de jongeren komen door deze vragen in aanraking met de leer van de verschillende kerken en ze kunnen eventueel ook hun eigen mening over deze vragen kenbaar maken. De enquête is in een soort „quiz"- vorm opgesteld. Ze hebben een keuze tussen verschillende formuleringen, als antwoord op één en dezelfde vraag. „Wat geloven wij" is de titel van deze reeks vragen. En de eerste vraag handelt over de Bijbel. Daarbij heeft men keuze uit „het onfeilbare, nimmer dwalende, letter lijk geïnspireerde Woord van God", „het onfeilbare Woord van God, dat hoogstens onder vertalingen heeft geleden", „in zijn geheel het Woord van God, maar niet alle delen betreffen ons evenzeer", „bevat het Woord van God", „is de unieke geschiede nis van Gods openbaring aan geïnspireer de mensen" en „is één van de vele versla gen van het zoeken van de mens naar God". Waarin ligt het laatste gezag voor de chris tenen in de volgende vraag. Is dat: „de Bij bel samen met de uitspraken van de eerste oecumenische concilies, „de Bijbel, zoals ze door de geloofsbelijdenis en de Belijde nisgeschriften van de kerk wordt uitge legd", „de Bijbel, zoals die wordt uitgelegd door de levende kerk", „de Bijbel, die je zelf moet uitleggen," of „de Heilige Geest, geopenbaard in het geweten van iedere christen en van de christelijke gemeen schap." Is dit gezag „de menselijke rede, die zowel de Schrift als de traditie ver werkt" of ligt het laatste gezag voor de christenen in „de kerk", of „de ambten (priester of predikant)"? Ook vragen rond Jezus Christus, rond de Doop en het Heilig Avondmaal komen ter sprake. Vooral die van het Heilig Avond maal en de Doop zullen verschillende ant woorden opleveren, wanneer men nagaat, dat de „zeventig van Utrecht" zowel pro testanten als leden van katholieke kerken omvat. Is het Heilig Avondmaal de „ge meenschap met het substantiële lichaam en bloed des Heren" of „gemeenschap in het ware lichaam en bloed des Heren onder de tekenen van brood en wijn", „gemeenschap met de levende tegenwoordigheid van Jezus Christus", of „een gedachtenis van de dood van Jezus" of „een symbool van deelname aan een christelijk leven". Vraag 6 en 7 handelen over mogelijkheid en betekenis van het heil, vraag 8 richt de aandacht van de jongeren op de christelij ke kerk. Voor de christelijke kerk wordt een keus gegeven uit omschrijvingen als „het volk van God uit de wereld geroepen om Zijn eigendom te zijn", „de bewaak ster van de goddelijke autoriteit en genade, toevertrouwd aan de apostelen en hun op volgers", en nog verschillende andere om schrijvingen. De tucht is het onderwerp van vraag 9. Een onderwerp, dat ook weer de nodige gespreksstof oplevert, wanneer men alleen al denkt aan de verhouding tussen de Ned. Hervormde Kerk en de Vereniging van Vrijzinnig Hervormden. Is traditie „van niet zoveel belang" of is de traditie een „belangrijke pijler, waar op de kerk rust" of heeft de traditie „de kerk betekenis gegeven" en verbindt deze „de gelovigen van nu met de gelovigen van alle tijden" en wat is de belijdenis: „het fundament van de kerk", de „con crete omschrijving van wat de kerk ge looft," de „norm waaraan je kunt meten of de andere werkelijk christen is" of „dat gene, waarover de leden van dezelfde kerk het met elkaar eens moeten zijn" of is de belijdenis de „formulering van wat de christenen geloven"? Het zijn evenzoveel vragen, die de jongeren aan het denken zul len zetten. Evenals de vraag over de chris telijke eenheid. De vragen zijn met zorg uitgekozen en ge steld, de vorm, waarin de antwoorden zijn geplaatst en waaruit een keuze moet wor den gedaan (of kan worden gedaan, want verschillende formuleringen zijn geldend voor bepaalde kerken) zijn ten dele terug te voeren op wat de kerken leren, op wat de Bijbel leert en wat (soms) de mensen ervan gemaakt hebben. Al met al: deze vragen, gesteld aan de zeventig Zeeuwse deelnemers aan het oecu menisch jongerencongres in Utrecht, zijn de aandacht zeker waard. Ze noden tot verdieping in het eigen geloof, en in het kerkbesef, tot nadenken over wat bindt en scheidt, wat de oecumene mogelijk maakt en wat deze verhindert. De vragen zijn zeker ook goed te gebruiken in gesprekskringen van jongeren uit diver se kerken. In verschillende Zeeuwse ge meenten hebben deelnemers aan het O.J.R.- congres al plannen voor deze gespreks groepen. De vragen, die ze nu als ver- kenningsstof hebben gekregen kunnen daarbij goed van pas komen. Het is mo gelijk, dat de „zeventig van Utrecht" daarin ook andere jongeren uit hun eigen kerk kunnen betrekken, via de jongerenvereni gingen. Lucas 19 38 „Gezegend Hij die komt, de Koning, in de naam des Heren; in de hemel vrede en ere in de hoogste hemelen 1" Zondag a.s. is het de eerste z.g. Adventszondag. Dat woord „advent" bete kent eenvoudigweg „komst" of „aankomst". Volkomen duidelijk, nietwaar? Het woord wijst natuurlijk op die vier zondagen die voorafgaan aan de komst van Jezus Christus op het kerstfeest, het duidt op de voorbereiding op het kerstfeest. Toch is er iets vreemds aan de hand. We doen met de advent net of Jezus nog niet op aarde is gekomen, net alsof zijn komen in Bethlehem nog toe komst is, alsof we Hem daar nog verwachten. Terwijl iedereen weet dat dat al bijna 2000 jaar achter ons ligt. Hoe zit dat dan? De tekst die U hierboven vindt aangehaald is een achte adventstekst„Gezegend Hij die komt, de Koning, in de naam des Heren; in de hemel vrede en ere in de hoogste hemelen." Wie niet beter wist, zou zeggen: Dat is het welkomstlied dat de engelen zongen in de velden van EJrata". XJ weet wel, Ere zij God in de hoge, vrede op aarde in de mensen een welbehagen. Het enige verschil is dat er niet staat, „vrede op aarde", maar „vrede in de hemel". Het is treffend dat Lucas hier zelfs bijna dezelfde woerden gebruikt als in hoofdstuk 2 van zijn evangelie. Alleen, Lucas 2 ver welkomt Jezus bij zijn komst op deze aarde, Lucas 19 luidt de komst van zijn lijden in, het voorspel van zijn heengaan van deze aarde. Dat hoort bij elkaar, wil Lucas zeggen. Als zijn aardse leven voltooid is, dan is het „vrede op aarde" en „vrede in de hemel", de Naam van Jezus verenigt immers hemel en aarde tezaam, zoals het bekende lied zegt. Dan zijn God en mens verzoend. Advent: Jezus' komen in Bethlehem. Advent: Jezus' komen naar Golgotha. Dan rest er nog een derde advent: Jezus' komst in heerlijkheid, de Dag des Heren. Advent is niet alleen omzien naar het verleden, Advent is de tijd waarin men ook vooruit ziet in gespannen verwachting, de tijd dat men het hart in gereedheid brengt om de Koning te ontvangen, een tijd van boete en inkeer, een tijd ook van blijdschap. „Gezegend is Hij die komt, de Koning, in de naam des Heren." BIEZELING DS. A. SIEDERS „Geven" is dit jaar het thema van het kerstnummer van het Leger des Heils, dat weer uitmunt door de verzorgde inhoud en de illustraties. „Wat is uw meest ge liefde bijbeltekst" heeft de redactie ge vraagd aan vijftien bekende Nederlan ders. Het is interessant hun antwoorden te ho ren, die in wezen een getuigenis inhou den en daarom zo goed passen in deze Strijdkreet. Het zijn bijvoorbeeld de tek sten uit Matth. 5 30-31 van de bisschop van Den Bosch, mgr. Bekkers of het „Blijf bij ons Heer" van Godfried Bomans, die hier in de grondslag ziet „van elk christelijk levensbesef: hulpeloosheid en vertrouwen". Voor cabaretier Sieto Hoving is het het bij belboek Joh en voor prof. mr. I. A. Diepen horst 1 Joh. 3 20. Zowel professor dr. W. Banning (oud-hoogleraar te Leiden) als minister Luns hechten een bijzondere bete kenis aan het Gebed des Heren, het Onze Vader. Professor Banning: „het is wereld wijd, omvat alle volken, rassen, klassen" en minister Luns: „dit gebed geeft steeds weer nieuwe kracht en steun om moeilijk heden, op welk gebied ook, onder ogen te zien en het hoofd te bieden". Ir. F. J. Phi lips noemt Thessal. 5 vers 16 en dr. Visser 't Hooft (Wereldraad van Kerken, hoe kan het anders) Joh. 11 vers 51 en 52 „Dat Je zus voor het volk moest sterven; en niet voor het volk alleen, maar ook om de ver strooide kinderen Gods bijeen te garen" en de uitgever R. Zomer K.Jzn. onder meer Psalm 90 vers 17. Rond het thema „geven" zijn verschillen de artikelen en fraaie foto's gegroe peerd. Foto's van onder meer vooraan staande Nederlandse fotografen en van Magnumleden. Er zijn citaten uit de Bij bel maar ook hekelende teksten als „Als Christus nou 's niet geboren was? Wat zou de middenstand dan in december moeten beginnen? Dat hebben ze dapper onder ogen gezien. Er zou 'n tijd komen dat nie mand meer om Christus gaf. En daarom hebben ze de kerstman uitgevonden." Ge ven, dat is wat priesters en predikanten uit verschillende kerken doen, wat zendelin gen doen. In het kerstnummer van de Strijdkreet treft men een aangrijpend gedicht aan „Kerstpreek van een negerpastoor" van Roark Bradford, kerstgroeten van comman dant W. F. Palstra en van generaal Wil fred Kitching, voorts een fotoreportage van „Het leger van de kerstpotten" en onverge telijke kerstherinneringen van heilsofficie ren uit de gehele wereld. Een kerstnum mer, dat ook nu weer een aparte plaats inneemt in de „kerstlectuur".

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 19