DE ZEVENTIG VAN UTRECHT
Waarom bidden
voor de overheid?
Advent
Oude psalmteksten in
de woestijn gevonden
A?sraii®te
Streven naar
hechte band
Geliefde bijbelteksten in
kerstnummer Strijdkreet
zaterdagnummer
frOTTER
linia
EN DE
Zaterdag 30 nov. 1963
DAT is men in de verschillende
kerken gewoon dat in de voorbede
ook aan de overheid wordt ge
dacht, dat voor haar om wijsheid
wordt gevraagd. Vanaf oude tijden
is het de gewoonte geweest. Het is
trouwens een bijbels voorschrift.
Wanneer ge een prekenbundel uit
de 17e eeuw opslaat, waarin ten
gerieve van degenen die ze in een
leesdienst moesten gebruiken, ook
gebeden staan, vindt ge daarin
steevast de bede voor de zeven ver
enigde provinciën en deszelfs sta
ten. We zijn in onze kerken zo ge
woon aan de voorbede voor de
overheid dat we er niet extra op
letten als het gebeurt en het bij
zonder opmerken als het wordt
weggelaten. Wat is de zin en de be
tekenis van deze voorbede voor de
overheid?
Wanneer er van overheid gesproken
wordt is dat toch iets anders dan
wanneer men het heeft over de staat,
hoewel we uit de praktijk weten dat er
velen zijn die in hun gedachten deze
twee begrippen volkomen gelijk rekenen.
Bij het woord „staat" moeten we toch
meer denken aan het geheel van een
samenleving zoals die door allerlei
rechtsinzettingen en daaruit voort
vloeiende organen van macht (politie,
justitie, gewapende macht) bijeen wordt
gebonden. Bij het woord overheid moe
ten we denken aan personen die de dra
gers zijn van het gezag. Nu weten we
wel dat staat en overheid in elkaar over
lopen en dat er terreinen zijn waarvan
we kunnen vragen: is dat nu staat of
overheid? We weten ook dat in het
maatschappelijk leven de bemoeiingen
van de staat steeds groter worden. Dit
wordt vsatgelegd in bepaalde wetten.
Daarmee krijgt heel de ordening en het
bestuur van de samenleving meer een
onpersoonlijk karakter, vooral wanneer
die bemoeiingen steeds meer gecentrali
seerd worden. Doch hoe het ook loopt,
er zullen altijd overheidspersonen blij
ven, mensen die bepaalde beslissingen
moeten nemen en die daardoor hun volk
een bepaalde gestalte geven. In de bijbel
komt het begrip staat niet voor. Daar is
alleen sprake van de overheid of van de
overheden. „Ieder mens moet zich onder
werpen aan de overheden die boven hem
staan." Romeinen 13 1. Duidelijk is
dat hier gedacht wordt aan overheids
personen die als dragers van het gezag
een centrale positie innemen.
Wat is nu de zin
van de voorbe
de voor de over
heid in de kerk
„Zij draagt de
overheidspersonen en de politieke arbeid
op aan God en bidt om Zijn regering
hierin. „In haar voorbede wordt de ge
meente opengehouden naar de wereld en
blijft zij bedacht op Gods regering over
en door middel van de regeerders van
het volk". Zo lezen we naar aanleiding
van de bespreking in de Generale Sy
node der Ned. Hervormde Kerk, toen
zij het had over „de politieke verant
woordelijkheid van de kerk". Er lag een
stuk op de tafel der synodeleden dat
was samengesteld door een daartoe be
noemde commissie. Voor dit rapport is
er op de synode zoveel waardering ge
weest „dat overwogen kon worden hoe
er verder mee gehandeld kon worden".
Enkele synodeleden zullen met de op
stellers nog eens overleg plegen.
Het komende jaar zal de generale sy
node het dan ten tweede male be
handelen. Het is dus te verwachten dat
wij het rapport over de politieke verant
woordelijkheid van de kerk, mettertijd
als een herderlijk schrijven van de sy
node zullen zien verschijnen.
Wat is de aanleiding geweest tot dit
rapport? Daarover worden we in de ver
slagen vrij uitvoerig ingelicht. Toen de
kwestie van Nieuw-Guinea in een steeds
urgenter stadium begon te komen, heeft
de generale synode een „oproep tot be
zinning" laten uitgaan. Dat is geschied
vooral op aandrang van de Raad voor de
Zending. Daarop zijn allerlei reacties
gekomen die niet mals waren: zo in de
trant van: waar bemoeit de synode zich
mee, laat zij zich bezighouden met haar
eigen zaken. Nieuw-Guinea moet zij
maar aan de over
heid overlaten. We
leven snel tegen
woordig en we zijn
heel spoedig ver
geten waarover we
ons vroeger be
zorgd en druk
hebben gemaakt,
maar misschien
herinnert ge U
nog wel hoe de
stemming toen
was en hoe die op
roep tot bezinning
van de generale
synode een dolk
stoot in de rug van de regering werd ge
noemd. En dat was nog wel de regering
waarvoor ook in de Ned. Herv. Kerk ge
beden werd. Nu achteraf zal deze kerke
lijke oproep, wanneer men die nog eens
doorleest, toch wel wat anders worden
beoordeeld dan dit indertijd gebeurde,
toen wij midden in die kwestie zaten,
die tot een conflict reeds was uitge
groeid. Een herhaling kwam, maar iets
minder geëmotioneerd, toen de synode
zich in een herderlijk schrijven liet ho
ren tegen de kernbewapening. Weer
klonk het: waar bemoeit de kerk zich
mee. Laat dat aan de regering over.
Maar, die dikwijls felle reacties na de
oproep tot bezinning over de status van
Nieuw-Guinea, zijn in ieder geval de
aanleiding geweest dat de synode in
1956 gezegd heeft: we moeten een na
dere bezinning hebben op de verhouding
van kerk en overheid. Dat moet een bij
bels-theologische bezinning zijn, naar de
belijdenis der Reformatie. We moeten
iets hebben over „richtlijnen en gren
zen voor het spreken der kerk op so
ciaal-ethisch en politiek terrein".
Het is te begrijpen dat er hier heel
wat vragen opkwamen en natuurlijk
ook de vraag wat het betekent wanneer
in de kerk geregeld voor de overheid ge
beden wordt. Daarbij is het niet onver
schillig met welke woorden gebeden
wordt. Het mag een kerk waarlijk niet
lood om oud ijzer zijn hoe de overheid
handelt. Er is nu eenmaal een aantal
raakvlakken tussen kerk en politiek.
We kunnen zo maar niet zeggen dat de
politiek het terrein is van de overheid.
Dat is niet waar trouwens ook dat zij
daar alleen wat te zeggen zou hebben.
Het is ons aller zaak. Vooral wanneer er
een bepaald politiek vraagstuk is kan de
kerk er nog belang bij hebben ook hoe
hier de beslissingen vallen. De kwestie
Nieuw-Guinea was hiervan een spre
kend voorbeeld, want daardoor werd o.a.
een stuk kerkewerk lam gelegd. Nie
mand in de kerk denkt er aan in de
plaats van de overheid te gaan staan,
maar het mag
geen burger en
geen kerk on
verschillig laten
welke beslissin
gen er door de overheid genomen worden.
Politiek is het zoeken van een vorm
voor onze samenleving. Internationale
politiek is het zoeken van een vorm van
samenleving voor alle volken die er op
onze aarde wonen. Er is nu geen politiek
denkbaar zonder bepaalde geestelijke
(niet kerkelijke) grondslagen. Wanneer
er bijv. een dictatuur komt hangt daar
mee samen een andere vorm van samen
leving, omdat zij rust op en voortkomt
uit andere geestelijke grondslagen. Een
dertig jaar geleden hebben we dat bij
onze oosterburen in alle duidelijkheid
kunnen zien.
Iedere kerk moet zich wel voor politiek
interesseren, want haar leden zijn
staatsburgers, aan wie zij, geroepen
door het evangelie, leiding moet geven.
Waar er gewaarschuwd moet worden,
zal zij dit moeten doen. Zij kan hier niet
van tussen, omdat zij belijdt dat heel
deze aarde, met alles wat er zich op be
weegt, des Heren is en omdat zij zich
buigt voor Hem, die is de Koning der
koningen. In de regering Gods heeft de
overheid een bepaalde plaats en daarom
moet er in de kerk bij voortduring ge
beden worden voor de overheden.
We zien met een zekere spanning het
herderlijk schrijven, of hoe men het dan
ook noemen zal. van de hervormde sy
node over de politieke verantwoordelijk
heid van de kerk tegemoet.
H.
De „zeventig van Utrecht" beginnen in
de Zeeuwse kerkelijke jongerenwereld
een bepaalde klank te krijgen, zoals bij
voorbeeld de „Jonge Achttien" in de
Nederlandse kerkelijke kring enige ver
maardheid hebben. De „zeventig van
Utrecht" zijn de zeventig Zeeuwse jon
geren uit verschillende kerken, die deel
nemen aan het oecumenisch jongeren
congres „Vijf broden en twee vissen" in
Utrecht, het zogenaamde congres der
vijfduizend (jongeren). Er namen dit jaar
aan het o.j.r.-congres, georganiseerd
door de Oecumenische Jeugdraad in Ne-
==SÏ
Israëlische oudheidkundigen hebben in
de ruïne van de uit de eerste eeuw
daterende en door Herodes de Grote
gebouwde rotsvesting Massada in de
woestijn van Juda stukjes gevonden
van een perkamentrol met tekst van de
hoofdstukken 81 tot 85 van het Boek
der Psalmen.
Massada is destijds gebruikt als een
toevluchtsoord voor joodse strijders
die na de val van Jeruzalem zich tegen
de Romeinen bleven verzetten. Toen in
het jaar 73 de Romeinse troepen het
fort dreigden te veroveren, pleegden 960
joodse verzetslieden er zelfmoord.
Volgens professor Yigael Yadtn, leider
van de expeditie in Massada zijn de
thans gevonden fragmenten voor laatst
bedoelde datum geschreven. De tot nog
toe ontcijferde stukken zijn in stijl en
woordgebruik niet ongelijk aan de tekst
op andere rollen die sedert 1947 aan de
oever van de Dode Zee zijn gevonden.
Verder zijn in Massada nog gevonden
een niet bijbelse perkamentrol die nog
niet ontcijferd is, en -zeventien zilveren
sjekels uit de tijd van de joodse opstand
tegen Rome die in 66 begon, van welke
soort munten er tot nog tot slechts vijf
andere bekend zouden zijn.
Professor Yadin is de leider van de ex
peditie en hoogleraar aan de He
breeuwse universiteit van Jeruzalem.
Men verwacht, dat de opgravingen twee
of drie winterseizoenen zullen duren. Er
zijn ongeveer 150 personen bij betrok
ken, onder wie veel vrijwilligers uit het
Israëlische leger en uit het buitenland.
Professor Yadin is zelf chef-staf van het
Israëlische leger geweest.
Andere belangwekkende vondsten zijn:
vijftien geraamten in een kleine grot bij
de top van de zuidelijke helling van de
rots Massada. Verder werden in een op
slagruimte 300 ijzeren spijkers en
schroeven gevonden. Ook zijn stukken
van allerlei bronzen voorwerpen tussen
verkoolde balken ontdekt. Een en ander
bevestigt de verhalen van de joodse ge
schiedschrijver Flavius Josephus over de
joodse bezetting in de rotsvesting.
(Advertentie)
MENTHOLPeLlETS
derland en de (Rooms-) Katholieke
Jeugdraad voor Nederland meer Zeeuw
se jongeren deel dan aan de vorige
congressen.
De zeventig, die er waren hadden een
voorbereidingsbijeenkomst en zullen
zaterdag 21 december in Middelburg bij
eenkomen voor een nabespreking. Die bij
eenkomst in restaurant Wöhler
dient echter niet alleen voor nabespreking.
Doel is ook een hechtere band te vormen
tussen de jongeren, die elkaar vóór het con
gres óf incidenteel óf nog nooit hadden
gezien. Vanuit die bijeenkomst zullen ze
persoonlijk verder gaan op verkenning in
de kerkelijke wereld en vanuit een ruime
re kennis van eigen en andere kerken zoe
ken naar mogelijkheden voor een oecume
nisch gesprek en handelen. Vormen de
„zeventig van Utrecht" een „pressure-
groep" Dat is uiteraard niet de bedoe
ling. Een pressure-groep is trouwens in dit
verband een wat merkwaardig idee voor
een stel oecumenisch voelende jongeren,
die nochtans het beste met hun eigen kerk
voor hebben. Wél vormen de jongeren on
der leiding van een „driemanschap" (on
gewild) een kern, van waaruit nieuwe ac
tiviteiten op het terrein van de oecumene'
kunnen worden ondernomen.
Met de bijeenkomst in Middelburg is het
officiële werk van het driemanschap
voor de „zeventig van Utrecht" afgelopen.
De jongeren hebben nu richtlijnen gekre
gen voor eventuele plaatselijke activitei
ten. Ze kregen op het congres in Utrecht
werkmateriaal en voldoende stof tot na
denken. Het Zeeuwse driemanschap heeft
hieraan nog een reeks oriënterende vragen
toegevoegd, die de Zeeuwse jongeren op
21 december in Middelburg zullen bespre
ken en waarop zij hun antwoorden zullen
geven.
Dat driemanschap bestaat, zoals al eerder
gemeld, uit de heer C. B. Bisschop, voor
zitter van de Oecumenische Jeugdraad in
Middelburg (gereformeerd), drs. W. Dusar-
duijn te Goes, directeur van de katholieke
raad voor maatschappelijk werk in Zeeland
en Gerrit van Vliet, hervormd, te Goes.
De Oecumenische Jeugdraad in Middelburg
heeft dus via haar voorzitter wel
bemoeienissen (gehad) met de „zeventig
ran Utrecht". Maar voor het overige staat
deze jeugdraad buiten de activiteiten in het
Zeeuwse. De Middelburgse oecumenische
jeugdraad heeft wat oecumenisch werk in
het plaatselijk vlak betreft wel de langste
ervaring; deze o.j.r. is bovendien de enige
Zeeuwse oecumenische jeugdraad. Die acti
viteiten omvatten onder meer gesprekken,
het initiatief voor de kerkenexpositie, die
dit jaar werd gehouden en het initiatief
voor de vormgeving aan de internationale
interkerkelijke gebedsweek voor de eenheid
van 18 tot 25 januari volgend jaar. Die
week wordt geopend met een interkerkelijk
avondgebed en besloten met een Zeeuwse
oecumenische contactdag in de christelijke
h.b.s. te Middelburg, bedoeld als informa
tie over de oecumene en het contact met „de
ander". Op die bijeenkomst, waarover wij
deze week schreven, verwacht men zo'n
tweehonderd personen (boven de achttien
jaar), omdat de christelijke h.b.s. niet meer
ruimte biedt. Onder die tweehonderd zullen
zich in ieder geval de „zeventig van
Utrecht" bevinden, er is en wordt op hen
gerekend. Voor die Zeeuwse oecumenische
contactdag zal ook weer gebruik worden
gemaakt van de verkenningen van de „ze
ventig van Utrecht" naar aanleiding van
de eerder genoemde vragen, die zij hebben
toegezonden gekregen.
Weer dus de zeventig en weer de O.J.R.
Middelburg. Men kan niet anders zeg
gen, dan dat de activiteiten van de O.J.R.
Middelburg veel hebben bijgedragen tot
het oecumenisch jongerenwerk in Zeeland.
Het is daarom beslist goed, dat deze raad
besloot tot de oecumenische contactdag,
die bestemd is voor geheel Zeelands kerke
lijke wereld en voor belangstellenden van
andere zijde. Dat ook in het driemanschap,
dat de „zeventig van Utrecht" heeft „ge-
3oached" de Middelburgse oecumenische
jeugdraad is vertegenwoordigd door haar
voorzitter is toch wel een teken, hoe
nauw deze oecumenische jeugdraad al be
trokken is bij het werk der jongeren in
oecumenisch verband in deze provincie. Dit
wil overigens niet zeggen, dat er elders in
leze provincie ook niet commissies of
groeperingen zoeken naar bepaalde vor
men van oecumenische contacten.
Terug naar de verkenningen van de „ze
ventig van Utrecht". Op de laatste bijeen
komst op 21 december a.s. zullen de jon
geren dus hun antwoorden kenbaar maken
op een reeks vragen, die betrekking heb
ben op de kerken in hun woonplaats, op de
Bijbel, de sacramenten, de kerk, haar his
torie, haar belijdenis en op de christelijke
eenheid. „Het is aardig om heel gewoon
naar de betrokken kerk te gaan en te vra
gen", staat er onderaan het vragenblad,
waarop wordt gevraagd „welke kerken zijn
er in ons dorp of in onze stad?" De bedoe
ling is, dat de jongeren speuren naar de
ledenaantallen van deze kerken en het wan
neer en waarom van hun ontstaan nagaan.
Ze zullen dit doen voor de R.-K. Kerk,
de Ned. Hervormde Kerk, de Gereformeer
de Kerken, de Christelijke Gereformeerde
Kerk, Gereformeerde Gemeente, Gerefor
meerde Kerk Vrijgemaakt, de Evangelisch
Lutherse Kerk en de doopsgezinden, voor
de Vrije Evangelische Gemeente en de
Pinkstergemeente, voor het Leger des
Heils en voor andere denominaties.
Biedt het werk aan deze vragen de jon
geren al enige oriëntatie met betrekking
tot de kerkelijke situatie in hun woonplaats,
ze worden daardoor in het bijzonder ook ge
confronteerd met de kerkelijke gescheiden
heid. Mogelijk komen ze zelf tot een reeks
vragen met bijvoorbeeld „wat doen de
kerken samen in jouw gemeente wat
zouden ze samen willen doen of waarom
niet?" enzovoort.
In de middeleeuwse Mariakerk heeft de hervormde gemeente van Nisse een rijk bezit.
In het kerkgebouw, eigenlijk iets te groot voor de gemeente van 300 zielen, komen
's zomers veel toeristen om twee in 1920 ontdekte grote fresco's te bekijken, om te
genieten van het houtsnijwerk van de gothische herenbank en de preekstoel en de
twaalf in polychromie uitgevoerde apostelbeelden in het koor te bewonderen. De
preekstoel, waarvan deze foto een beeld geeft, dateert uit de zeventiende eeuw.
De gehele kerk valt onder Monumentenzorg en werd in 1920 gerestaureerd. Toen
kwamen ook de twee fresco's te voorschijn. Eén fresco stelt Sint-Christoffel voor, de
andere de kroning van Maria. De herenbank was in vroeger tijden bestemd voor de
ambachtsheren Verschoor van Nisse. (Foto P.Z.C.)
Uit de eerste reeks vragen krijgen ze
praktisch cijfermateriaal. Uit de tweede
reeks oriënterende vragen kunnen ze eik
aars opvattingen beter leren kennen. Dit
zijn namelijk vragen, die de verschillende
kerken, en hun leer betreffen. De jonge
ren kunnen voor deze enquête natuurlijk
diverse boeken opslaan, of hun geheugen
raadplegen, zij kunnen echter ook om het
antwoord op deze vragen te weten te ko
men te rade gaan bij de geestelijke leiders
van de verschillende kerkelijke gemeen
schappen. Ze kunnen het vragen aan de
ambtsdragers van de protestantse kerkge
nootschappen en aan de kerkbesturen van
de R.-K. Kerk.
Het is een interessant experiment, want
de jongeren komen door deze vragen in
aanraking met de leer van de verschillende
kerken en ze kunnen eventueel ook hun
eigen mening over deze vragen kenbaar
maken. De enquête is in een soort „quiz"-
vorm opgesteld. Ze hebben een keuze tussen
verschillende formuleringen, als antwoord
op één en dezelfde vraag.
„Wat geloven wij" is de titel van deze reeks
vragen. En de eerste vraag handelt over
de Bijbel. Daarbij heeft men keuze uit
„het onfeilbare, nimmer dwalende, letter
lijk geïnspireerde Woord van God", „het
onfeilbare Woord van God, dat hoogstens
onder vertalingen heeft geleden", „in zijn
geheel het Woord van God, maar niet alle
delen betreffen ons evenzeer", „bevat het
Woord van God", „is de unieke geschiede
nis van Gods openbaring aan geïnspireer
de mensen" en „is één van de vele versla
gen van het zoeken van de mens naar God".
Waarin ligt het laatste gezag voor de chris
tenen in de volgende vraag. Is dat: „de Bij
bel samen met de uitspraken van de eerste
oecumenische concilies, „de Bijbel, zoals
ze door de geloofsbelijdenis en de Belijde
nisgeschriften van de kerk wordt uitge
legd", „de Bijbel, zoals die wordt uitgelegd
door de levende kerk", „de Bijbel, die je
zelf moet uitleggen," of „de Heilige Geest,
geopenbaard in het geweten van iedere
christen en van de christelijke gemeen
schap." Is dit gezag „de menselijke rede,
die zowel de Schrift als de traditie ver
werkt" of ligt het laatste gezag voor de
christenen in „de kerk", of „de ambten
(priester of predikant)"?
Ook vragen rond Jezus Christus, rond de
Doop en het Heilig Avondmaal komen ter
sprake. Vooral die van het Heilig Avond
maal en de Doop zullen verschillende ant
woorden opleveren, wanneer men nagaat,
dat de „zeventig van Utrecht" zowel pro
testanten als leden van katholieke kerken
omvat. Is het Heilig Avondmaal de „ge
meenschap met het substantiële lichaam en
bloed des Heren" of „gemeenschap in het
ware lichaam en bloed des Heren onder de
tekenen van brood en wijn", „gemeenschap
met de levende tegenwoordigheid van Jezus
Christus", of „een gedachtenis van de dood
van Jezus" of „een symbool van deelname
aan een christelijk leven".
Vraag 6 en 7 handelen over mogelijkheid en
betekenis van het heil, vraag 8 richt de
aandacht van de jongeren op de christelij
ke kerk. Voor de christelijke kerk wordt
een keus gegeven uit omschrijvingen als
„het volk van God uit de wereld geroepen
om Zijn eigendom te zijn", „de bewaak
ster van de goddelijke autoriteit en genade,
toevertrouwd aan de apostelen en hun op
volgers", en nog verschillende andere om
schrijvingen. De tucht is het onderwerp van
vraag 9. Een onderwerp, dat ook weer de
nodige gespreksstof oplevert, wanneer men
alleen al denkt aan de verhouding tussen
de Ned. Hervormde Kerk en de Vereniging
van Vrijzinnig Hervormden.
Is traditie „van niet zoveel belang" of is
de traditie een „belangrijke pijler, waar
op de kerk rust" of heeft de traditie „de
kerk betekenis gegeven" en verbindt deze
„de gelovigen van nu met de gelovigen
van alle tijden" en wat is de belijdenis:
„het fundament van de kerk", de „con
crete omschrijving van wat de kerk ge
looft," de „norm waaraan je kunt meten
of de andere werkelijk christen is" of „dat
gene, waarover de leden van dezelfde kerk
het met elkaar eens moeten zijn" of is de
belijdenis de „formulering van wat de
christenen geloven"? Het zijn evenzoveel
vragen, die de jongeren aan het denken zul
len zetten. Evenals de vraag over de chris
telijke eenheid.
De vragen zijn met zorg uitgekozen en ge
steld, de vorm, waarin de antwoorden zijn
geplaatst en waaruit een keuze moet wor
den gedaan (of kan worden gedaan, want
verschillende formuleringen zijn geldend
voor bepaalde kerken) zijn ten dele terug
te voeren op wat de kerken leren, op wat
de Bijbel leert en wat (soms) de mensen
ervan gemaakt hebben.
Al met al: deze vragen, gesteld aan de
zeventig Zeeuwse deelnemers aan het oecu
menisch jongerencongres in Utrecht, zijn
de aandacht zeker waard. Ze noden tot
verdieping in het eigen geloof, en in het
kerkbesef, tot nadenken over wat bindt
en scheidt, wat de oecumene mogelijk
maakt en wat deze verhindert.
De vragen zijn zeker ook goed te gebruiken
in gesprekskringen van jongeren uit diver
se kerken. In verschillende Zeeuwse ge
meenten hebben deelnemers aan het O.J.R.-
congres al plannen voor deze gespreks
groepen. De vragen, die ze nu als ver-
kenningsstof hebben gekregen kunnen
daarbij goed van pas komen. Het is mo
gelijk, dat de „zeventig van Utrecht" daarin
ook andere jongeren uit hun eigen kerk
kunnen betrekken, via de jongerenvereni
gingen.
Lucas 19 38 „Gezegend Hij die komt,
de Koning, in de naam des Heren; in
de hemel vrede en ere in de hoogste
hemelen 1"
Zondag a.s. is het de eerste z.g. Adventszondag. Dat woord „advent" bete
kent eenvoudigweg „komst" of „aankomst". Volkomen duidelijk, nietwaar?
Het woord wijst natuurlijk op die vier zondagen die voorafgaan aan de komst
van Jezus Christus op het kerstfeest, het duidt op de voorbereiding op het
kerstfeest.
Toch is er iets vreemds aan de hand. We doen met de advent net of Jezus
nog niet op aarde is gekomen, net alsof zijn komen in Bethlehem nog toe
komst is, alsof we Hem daar nog verwachten. Terwijl iedereen weet dat dat al
bijna 2000 jaar achter ons ligt. Hoe zit dat dan? De tekst die U hierboven
vindt aangehaald is een achte adventstekst„Gezegend Hij die komt, de Koning,
in de naam des Heren; in de hemel vrede en ere in de hoogste hemelen." Wie
niet beter wist, zou zeggen: Dat is het welkomstlied dat de engelen zongen in
de velden van EJrata". XJ weet wel, Ere zij God in de hoge, vrede op aarde in de
mensen een welbehagen. Het enige verschil is dat er niet staat, „vrede op aarde",
maar „vrede in de hemel". Het is treffend dat Lucas hier zelfs bijna dezelfde
woerden gebruikt als in hoofdstuk 2 van zijn evangelie. Alleen, Lucas 2 ver
welkomt Jezus bij zijn komst op deze aarde, Lucas 19 luidt de komst van zijn
lijden in, het voorspel van zijn heengaan van deze aarde. Dat hoort bij elkaar,
wil Lucas zeggen. Als zijn aardse leven voltooid is, dan is het „vrede op aarde"
en „vrede in de hemel", de Naam van Jezus verenigt immers hemel en aarde
tezaam, zoals het bekende lied zegt. Dan zijn God en mens verzoend.
Advent: Jezus' komen in Bethlehem. Advent: Jezus' komen naar Golgotha.
Dan rest er nog een derde advent: Jezus' komst in heerlijkheid, de Dag des
Heren. Advent is niet alleen omzien naar het verleden, Advent is de tijd waarin
men ook vooruit ziet in gespannen verwachting, de tijd dat men het hart in
gereedheid brengt om de Koning te ontvangen, een tijd van boete en inkeer,
een tijd ook van blijdschap. „Gezegend is Hij die komt, de Koning, in de naam
des Heren."
BIEZELING
DS. A. SIEDERS
„Geven" is dit jaar het thema van het
kerstnummer van het Leger des Heils, dat
weer uitmunt door de verzorgde inhoud
en de illustraties. „Wat is uw meest ge
liefde bijbeltekst" heeft de redactie ge
vraagd aan vijftien bekende Nederlan
ders.
Het is interessant hun antwoorden te ho
ren, die in wezen een getuigenis inhou
den en daarom zo goed passen in deze
Strijdkreet. Het zijn bijvoorbeeld de tek
sten uit Matth. 5 30-31 van de bisschop van
Den Bosch, mgr. Bekkers of het „Blijf bij
ons Heer" van Godfried Bomans, die hier
in de grondslag ziet „van elk christelijk
levensbesef: hulpeloosheid en vertrouwen".
Voor cabaretier Sieto Hoving is het het bij
belboek Joh en voor prof. mr. I. A. Diepen
horst 1 Joh. 3 20. Zowel professor dr. W.
Banning (oud-hoogleraar te Leiden) als
minister Luns hechten een bijzondere bete
kenis aan het Gebed des Heren, het Onze
Vader. Professor Banning: „het is wereld
wijd, omvat alle volken, rassen, klassen"
en minister Luns: „dit gebed geeft steeds
weer nieuwe kracht en steun om moeilijk
heden, op welk gebied ook, onder ogen te
zien en het hoofd te bieden". Ir. F. J. Phi
lips noemt Thessal. 5 vers 16 en dr. Visser
't Hooft (Wereldraad van Kerken, hoe kan
het anders) Joh. 11 vers 51 en 52 „Dat Je
zus voor het volk moest sterven; en niet
voor het volk alleen, maar ook om de ver
strooide kinderen Gods bijeen te garen" en
de uitgever R. Zomer K.Jzn. onder meer
Psalm 90 vers 17.
Rond het thema „geven" zijn verschillen
de artikelen en fraaie foto's gegroe
peerd. Foto's van onder meer vooraan
staande Nederlandse fotografen en van
Magnumleden. Er zijn citaten uit de Bij
bel maar ook hekelende teksten als „Als
Christus nou 's niet geboren was? Wat zou
de middenstand dan in december moeten
beginnen? Dat hebben ze dapper onder
ogen gezien. Er zou 'n tijd komen dat nie
mand meer om Christus gaf. En daarom
hebben ze de kerstman uitgevonden." Ge
ven, dat is wat priesters en predikanten uit
verschillende kerken doen, wat zendelin
gen doen.
In het kerstnummer van de Strijdkreet
treft men een aangrijpend gedicht aan
„Kerstpreek van een negerpastoor" van
Roark Bradford, kerstgroeten van comman
dant W. F. Palstra en van generaal Wil
fred Kitching, voorts een fotoreportage van
„Het leger van de kerstpotten" en onverge
telijke kerstherinneringen van heilsofficie
ren uit de gehele wereld. Een kerstnum
mer, dat ook nu weer een aparte plaats
inneemt in de „kerstlectuur".