lAw pagina meozeuw Dierbaar dagboek Auto-Bas (II) Tachtig met poppen KINDERKRANT UITGEDRAAFDE HONDEN SNOEPEN EN POETSEN VOOR WIE GEZELLIG WIL FRITUREN STORM WINDKRACHT 9 OP WASDAG 'N RAMP ALLEEN voor die SINTERKLAZEN -k KAPSTER: NIET ZO SIMPEL ALS HET LIJKT GOES Snoep VRIJDAG 22 NOVEMBER 1963 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 18 Kappen, knippen en blokken 3 jg 1 Advertentie JAPONNEN PAKJES ROKKEN EN BLOUSES SCHELDESTRAAT 20-22 - VlISSINGEN - TELEFOON 3196 Een dagboek is eigenlijk een hope loos verouderd begrip of ziet U soms nog wel eens in een of an dere exclusieve zaak voor de betere papierwaren zo'n luxe exemplaar, in fraai leder gebonden met Diary" in vergulde letters discreet in een bo venhoek? Diary natuurlijk moest het kind een Engelse naam hebben: was het dagboek niet een typische uiting van de Victoriaanse levens stijl Vrouwen klaagden niet, en nog min der maakten zij ruzie, tenminste wanneer zij er prijs op stelden als dame beschouwd te worden en wie deed dat niet? Maar al wat zij ver zwegen luchtten zij opgewekt in haar brieven, en al wat zij verkropten ver trouwden zij toe aan haar dagboek. Wie heeft het daarom tegenwoordig nog nodig? Men kan nu immers on gestraft eruit flappen wat men wil en dat lucht in elk geval beter op dan zo'n stomme uitbarsting in de bladen van een weggesloten dag boek. Het is voor een vrouw een wat belachelijke nooddeur geworden misschien is het eigenlijk wel een te ken van volwassenheid, een plus punt voor de emancipatie, dat de he dendaagse vrouw geen behoefte meer heeft aan een papieren vertrouwe ling. Wie zich wél aan het houden van een dagboek te buiten gaat in het diepste geheim natuurlijk zijn de van oudsher slecht of hele maal niet begrepen lieve wezentjes tussen mal en dwaas, die haar bui tensporige gevoelens van liefde of af keer, bewondering of rancune nog maar al te vaak aan het geduldige papier toevertrouwen. Het is een gezond, zij het wat amu sant verschijnsel, want het past bij haar turbulente gemoedsgesteldheid op weg naar het volwassen worden. En zo zij de moed heeft die volge krabbelde schriften te bewaren tot zij zelf dochters heeft zal het haar voor menige misgreep of teleurstel ling bij de opvoeding bewaren. Want het is uiterst moeilijk ons nauwkeurig te herinneren hoe wij wa ren en wat wij dachten toen wij door de eigengereide volwassenen nog lang niet voor vol werden aangezien. En merkwaardig genoeg mogen de tijden en zeden veranderen, de gevoe lens en stemmingen, aan bepaalde le vensfasen eigen, blijven verrassend dezelfde. Indien uw zestienjarige dochter het dagboek van haar groot moeder, op diezelfde leeftijd bijgehou den, te lezen kreeg, zij zou me nen, afgezien van de vreemde spel ling, haar eigen geschreven portret terug te vinden. Maar wat ik op het oog heb, en waarvan ik het gemis van har te betreur, is het eenvoudige huise lijke dagboek waarin, als bij een scheepsjournaal, de wederwaardighe den en gebeurtenissen van elke dag trouw worden bijgehouden. Want denkt U eens in, hoeveel moois en wetenswaardigs, hoeveel liefs en belangwekkends door het ontbreken van zulke zorgvuldig bijgehouden kronieken is verloren gegaan. Soms duikt er onverwacht een uit de vergetelheid op, zoals dat in het ge heim bijgehouden dagboek van een eenzaam joods handelsman te Am sterdam, geschreven tijdens het be ruchte Pachtersoproer. Hij stelde het voorzichtigheidshalve te boek in een taal en schrifttekens die maar wei nig joodse kenners beheersen, naar het bericht vermeldde. Maar nu een daarvan bij toeval in een uitdragerij dit handschrift ont dekte, blijkt het bij ontcijfering een waardevolle bijdrage tot de kennis van een onrustige en interessan te, zij het weinig verheffende periode in de geschiedenis van Amsterdam. Hoeveel moois in die trant is er al niet teloor gegaan omdat het nooit werd opgeschreven. Af en toe krijg ik brieven van lezeressen die, getroffen door een of andere opmer king mijnerzijds, mij een verhaal ver tellen van: hoe het vroeger was, op gevangen uit de mond van een al lang gestorven moeder of grootmoe der. Het zijn vaak kleurrijke, aandoenlij- Een niet-alledaagse hobby houdt een dierenliefhebster in het En gelse Ramsgate erop na. Het is mevrouw Nancy Hobson die al haar tijd besteedt aan het liefdevol verzorgen van „uitgedraafde" hon den hazewinden die niet meer geschikt zijn voor de wedrennen. Mevrouw Hobson heeft voor deze voormalige rendiertjes kennels gebouwd waarin de honden die dikwijls in zeer slechte conditie bij haar arriveren verzorgd worden. Zij is maar tijdelijk eigena res voor de dieren, want als deze weer voldoende fit zijn zoekt me vrouw Hobson met eindeloos geduld naar nieuwe bazen die de beesten nog een plezierige oude dag willen bezorgen. De redactie van „Woman's Realm" heeft aan mevrouw Hobson gevraagd of deze lichtvoetige viervoeters die speciaal voor de ren banen werden opgefokt, nog wel betrouwbare huisvrienden kunnen worden. Dat kunnen ze, volgens deze dierenvriendin, zeer zeker; de hazewinden blijken zelfs bijzonder geschikt voor de omgang met kinderen. ke en ook bizarre vertellingen, die een zwevend bestaan hebben geleid tot het ogenblik waarop zij als het ware gestalte kregen en vastgeprikt werden op het raam van onze tijd door de dwang van het schrift. Een reden te meer waarom ik die brieven zorgvuldig bewaar: zij helpen een voorgoed verleden tijd levend te hou den. Want behalve uit de officiële ge schriften van historici en literatoren: hoe zal men nog weten hoe het eer gisteren was, bij wijze van spreken, als degenen die het kunnen vertel len er morgen niet meer zijn De tijd gaat zo snel, en de wereld verandert nog sneller. U herinnert zich zo goed als Ik, de verhalen die uw moeder placht te vertellen over uw grootmoeder. Hoe zij met een janplezier uit rijden gaan als het toppunt van heerlijk heid beschouwde, en sprakeloos blij was op sinterklaas met een paar glanzende mahoniebruine schaatsen met koperen punten. Als zij het allemaal eens opgeschre ven hadden. Dan zouden wij nu nog over de stille grachten in de herfst met haar kunnen wandelen, waar de oude dokter met zijn geklede jas en hoge hoed passeerde in zijn coupeetje omdat hij haastig geroepen was bij een ernstige zieke de huisbel was al omwonden en er lag dik zand voor de deur. Wij zouden weten hoe de weesmeisjes gekleed waren en hoe de bakker op de hoek op zijn horen blies, hoe de kleine meisjes bikkelden op de blau we stoepen en de jongens hun prik tol lieten gonzen of hun puttertje af richtten. Waarom zouden wij dat verzuim niet inhalen voor onze herinneringen on herroepelijk verbleekt zijn? Werke lijk, een dagboek is nog niet zo'n slechte tijdspassering voor de lange winteravonden. SASKIA. (Advertentie) die een heel jaar geen kledingzorgen hebben, omdat er iemand is, die telkens weer opnieuw, zovéél aparte kleding, zó voordelig, zelf maakt. Die sinterklazen komen naar het Stof- fenpaleis en kiezen uit feestelijke stof fen of uit praktische stoffen of geven een chique bontkraag of een cadeaubon of Nog 11 dagen voor romantische, prakti sche en goedgeefse sinterklazen in hel S'trffrhfic/ff i •GOES, LANGE KERKSTRAAT 44 TERNEUZEN, NIEUWSTRAAT 6-8 Zoals andere kinderen 's morgens wakker worden van het kraaien van de haan, zo werd Auto-Bas elke dag uit zijn slaap gehaald door het ronken van de vrachtwagens in z'n va ders garage. Karei de Grote, de grootste van allemaal, die in z'n eentje wel 'n huis op wielen leek, icas altijd de eerste. De wangen van z'n chauffeur waren rood van de kou als hij in de morgenschemering de garage binnenkwam en op zijn reus van een wagen klom. Karei zelf stond ook eerst ivat te kuchen en te knorren voor-ie goed op gang was, maar na een minuutje of wat begon zijn motor warm te lopen en ronkte hij er vrolijk op los. Even later hobbelde hij dan op zijn twaaif ontzaggelij ke wielen de garage uit, grote wegen en lange ritten tege moet. Soms bleef hij ook wel eens een nacht weg en één keer was hij zelfs helemaal over de grens geweest. „Wat is een grens?", vroeg Auto-Basje op een avond aan Karei de Grote, die nog hele maal warm en stoffig stond uit te blazen van een lange rit naar een vreemde stad. Auto Basje zat in de kabine van Ka- rel de Grote, die net eer. ge zellig klein kamertje was, om dat de chauffeur er foto's had opgehangen van z'n vrouw en kinderen en waar een hele rij vlaggetjes uit verre steden langs het dak was gespannen. „Wat een grens is?" vroeg Karei de Grote, „het is iets waar je wachten moet omdat er een ander land begint". „Waarom moet je dan wach ten?", wilde Auto-Bas weten. „Omdat ze eerst wel eens wil len zien wie je bent en wat voor nummers je hebt en zo" zei Karei de Grote. „Nummers?", vroeg Auto- Basje, „bedoel je kentekens en zo?" „Kentekens en zo", bromde Ka- rel de Grote. „Ja, maar, Karei, luister nou eens, als ik nou een ander land binnen wilde Ik heb geen kentekens. Ik ben een jonge tje". „Daar vinden we wel wat op' zei Karei de Grote goeiig. „Als jij het land van de auto's bin nen wilde, dan kwam je erin, dat verzeker ik je". Auto-Basje zette grote ogen op. „Het land van de auto's?", vroeg hij, „waar is dat, Karei? Hoe kom je er?" Hij praatte heel snel en opgewonden en wipte een beetje heen en weer op de leren kussens van de stuurkabine. Karei de Grote lachte zachtjes. „Weet jij niet wat het land van de auto's is?", vroeg hij, „hoe is het mogelijk Een jon getje dat nog wel Auto-Basje heet!" „Vertel me er eens over, Ka- rel. Toe, alsjeblieft". Karei de Grote haalde eens heel diep adem voor hij zijn verhaal begon. „Nou, stel je voor dat jij het land van de auto's binnen wilt. Ik breng je er heen". „Is het ver, Karei?" „Niet ver en niet dichtbij. Je gaat achter mijn stuur zitten en..." „Ik?", vroeg Auto-Basje met een kleur als vuur, „ik achter jouw stuur?" „Tuurlijk", zei Karei de Gro te, „ik ken de weg toch. Ik breng je. Nou, goed, je hebt gestart, de koplampen aange knipt, want naar zo'n land ga je natuurlijk als het nacht is". „Ja, natuurlijk", zei Basje, die zijn handen om het reusachtige stuur van Karei de Grote had gelegd. Om ons heen is het heel donker, maar in de verte "zien we opeens lichtjes. Het lijkt wel of we naar de sterren rijden, zeg jij, want die licht jes pinkelen als sterren aan de lucht. Nee, Auto-Bas, dat zijn geen sterren, dat zijn de auto's van autoland. Daar komt de grens al. Een sterke groene jeep met een felle mist lamp voorop houdt ons aan. Goeienavond, Karei de Grote, zegt hij, ook weer eens in het land Jawel korporaal, zeg ik (hij is van het leger, zie je). Mag ik je papieren eens zien, Karei de Grote? Oei, denk ik en ik krijg een jjeel naar gevoel onder mijn motorkap, net of ik op eens met pech langs de weg sta. Daar heb ik die Auto-Bas helemaal voor niets naar auto- land gereden, denk ik, en nou mag ie er niet in. Maar opeens: toet... toet... toet... Wie komt daar in de verte achter ons aangestoven? Beer! Je ziet z'n koplampen al knipogen van pret en het lichtje op zijn ta- kelarm in de laadbak glimt als een lampion, omdat het hem gelukt is ons in te halen. Hallo, Karei de Grote, toetert hij al uit de verte, hallo, Auto- Bas, dat hadden jullie niet ge dacht, hé! O, goeienavond, kor poraal, U wilt zeker de papie ren zien. Jawel, zegt de korporaal, en kunt U misschien tevens ver klaren (hij praat erg deftig, weet je) of dit ventje bij ons kan horen? Auto-Bas?, roept Beer en hij staat te wiegen op zijn wielen, zó hard knikt hij van ja, als er één jongetje op de wereld is dat autoland binnen mag, dan is het Auto-Bas. Dan is het in orde, knikt de korporaal, we zullen hem een kenteken geven en dan mag ie binnen". „Een kenteken? Voor mij?", vroeg Basje verbaasd. „Jazeker. De korporaal hangt twee zilveren bordjes om je hals. Ééntje voor en eentje achter. A.B. 1, staat erop. De A. van Auto, de B. van Bas je en een één omdat je het eerste jongetje bent dat auto land binnen mag. Nu ben je zelf een beetje een auto en we gaan over de grens. Die ongeduldige Beer is natuurlijk voorop gaan rijden en toetert alsof er een koning in aantocht is. „Kijk, Auto-Bas, daar heb je de eerste huizen van autoland! Ja, jij zou het natuurlijk gara ges noemen, maar voor ons zijn het huizen. Iedereen heeft z'n eigen benzinepompje, zoals jullie je kraan en in de keuken staan alleen maar busjes met motorolie. Meer heeft een auto gezin niet nodig. O, ja, en een douche natuurlijk. Alle auto's zijn dol op douchen. Of het nu een kleine hakkepuf is uit jouw grootvaders tijd of zo'n glan zende slee van vandaag, iede re auto douchet". „Wie woont er in dit hele gro te gara... ik bedoel huis?" „Dat is het tehuis voor oude auto's, Stokoud zijn ze; jij kent ze alleen maar van plaatjes natuurlijk, maar er zijn erbij, die lopen nog als de beste. Kijk, zie je dat zwartje daar? Ze heeft nog niet eens luchtban den en in haar koplamp brandt een oliepitje, maar toch, hè... Ze heeft de vaart erin!" „En wie woont daar, Karei de Grote, in dat hele deftige auto huis „Daar woont onze burgemees ter. Ik breng je naar hem toe om je voor te stellen". „O, graag". „Toet, toet... Nee, een bel hebben we niet nodig aan de deur. Als auto toeter je ge woon als je ergens op de stoep staat. Ah... daar komt iemand opendoen. Dag klein bromfiets- je. Is de burgemeester thuis Ja, goed, ga maar even kijken en zeg dat Karei de Grote hem spreken wil. O, staat hij zich net op te poetsen? Nou ja, dat geeft niet. Roep hem maar". „Karei de Grote, hoe ziet de burgemeester er uit?" „Dat zal ik je vertellen, Auto- Bas, de burgemeester is een dubbeldekker". „Een wat?" „Je weet wel, 'n autobus met twee verdiepingen. Daarom is ie ook burgemeester. Hij is de grootste van iedereen en dat is altijd fijn als je burgemees ter bent". „Zeg, Karei de Grote, zou jij geen burgemeester willen zijn?" „Maar ik ben geen dubbeldek ker, Auto-Bas". „Ik geloof dat jij een heel goeie burgemeester zou zijn, Karei de Grote!" Wat hoor ik daar!" toe terde opeens een ge- "weldige claxon vlakbij. Auto- Bas schrok vreselijk. Een vuur- (Wordt vervolgd) „Sssst...", fluisterde Basje, „het is de burgemeester!" „Burgemeester", lachte het re paratiewagentje, „niks burge meester. Als hij een burge meester is, heet ik geen Beer meer. 't Is gewoon een bus vol buitenlanders, die met pech aan de weg stond. Maar ik, de sterke Beer heb hem eventjes een pootje geholpen en daar is ie". „Maar... maar..." stotterde Basje, „autoland dan... en het concert... de burgemeester... en..." „O, dat...", zei Beer en hij knipoogde eens tegen Karei de Grote, „daar gaan we wel weer eens een ander keertje naar toe". „Jammer", zei Bas, terwijl hij zich uit de kabine van Karei de Grote liet glijden", ik vond het er best fijn en iedereen deed net of ik ook een beetje een auto was". Maar erg lang dacht hij niet meer na over autoland, want de grote rode bus met twee verdiepingen stond vlak voor hem en na tuurlijk moest Auto-Bas hem van de wielen tot het dak gaan bekijken. rode autobus stond met nijdig flitsende koplampen vlak voor hem en verblindde hem bijna. Basje moest zijn hoofd hele maal achterover houden om het dak te kunnen zien, zó hoog was de bus. Angstig gre pen zijn handen het stuur van Karei de Grote vast. Opzij van hem hoorde hij Beer proes ten van het lachen. „Hoe vind je dat, Auto-Bas? Dat is de grootste vis die ik ooit aan mijn takel heb geslagen. Een dubbeldekker, wat zeg je er van!" Lenie Piekart is één van de jonge leerlingkapsters, die het er voor over heeft 's avonds thuis in de boe ken te duiken. Want ze wil verder Ze wil na het bediendendiploma op de vervolgcursus voor het patroons examen. „Ik geloof wel, dat dit beroep me aardig ligt. En de omgang met de mensen, die hier komen?" Ze kijkt een beetje peinzend, als ze deze vraag van ons herhaalt. Ze vindt het kennelijk een beetje eigengereid van zichzelf om het te vertellen, maar met een verontschuldigend glimlach je zegt ze dan toch: ,,'t Klinkt mis schien een beetje zelfbewust, maar ik kan wel goed opschieten met de dames, die hier komen!" Een kersverse leerling-kapster ver dient het eerste half jaar ongeveer vijftien gulden (netto) in de week. Per half jaar krijgt ze een verho ging. Een gediplomeerde kapster krijgt netto ongeveer 45,in han den plus provisie. Een leerlinge van de avondcursus moet het eerste jaar 85,betalen als cursusgeld. „Daar komt dan nog bij het reisgeld want ik moet op neer naar Goes. Ook moe ten we eigen materiaal kopen als een schaar en rollers bijvoorbeeld en ver der moeten we ook betalen de prepa raten, die we op de cursus gebruiken. Vooral in het begin, als je nog maar heel weinig verdient, zijn dit wel enorme uitgaven", aldus Lenie. Kapster worden is dus helemaal niet zo simpel als het lijkt. Er is veel en veel meer voor nodig dan alleen maar praktijk op doen in een kapsalon. Er moet fiks voor geblokt worden en er zullen ook wel eens fi nanciële offers voor worden ge vraagd. En kan iedereen slagen in dit beroep? „Nee!" zegt de leraar, de heer Schot. „Je moet het in je vingers hebben. Je moet creatief zijn. Je moet doorzettingsvermogen hebben". En mevrouw De Kunder: „Het duurt echt wel een tijdje voor ik durf te zeggen, dat een meisje een goede kapster kan worden. Ze mag theore tisch alles onder de knie hebben, maar ze moet zelf leren zien welk kapsel past bij een gezichtsvorm en bij een type vrouw. Dat is iets, dat ik mijn leerlingen niet kan bijbren gen. Wat ik ze wel probeer bij te brengen is voldoende goede smaak om zichzelf goed en beschaafd te kle den. Helaas schort het daar bij de jonge meisjes nogal eens aan. Het is geweldig moeilijk uit de grote groep van belangstellenden voor dit vak een goede keus te doen. Een leerling kapster moet aan veel eisen vol doen". Lenie Piekart, weliswaar geladen met jeugdig enthousiasme en een tikje overmoed, wil het allemaal best on der ogen zien. „Als ik zou moeten overwerken in een winkel of in huis houdelijke werkzaamheden, dan zou ik het niet zo leuk vinden, denk ik. Maar nu geef ik er niet om of het eens wat later wordt. Ik doe het graag. Echt waar hoor!" ZONDER SPATTEN-ZONDER WALM D. 100.96.65 (Van onze redactrice) F\e zeventienjarige Lenie Pie- kart uit Middelburg weet wel wat ze wil en - wat wellicht belangrijker is - ze heeft er wat voor over dit te bereiken. Lenie is leerling-kapster, een beroep, dat ze gekozen heeft nadat ze enige tijd in een winkel had ge staan en tot de conclusie was gekomen, dat ze echt een heel andere kant uit moest om vol doening te vinden in haar werk. En zo kwam ze dan als zestien jarig meisje terecht in een da meskapsalon. „Het is maar ge lukkig, dat ik me er niet zo heel veel van had voorgesteld. Nu is die eerste tijd tenminste niet al te hard tegengevallen. Want ge makkelijk was het niet. Echt leuk werk krijg je niet als je net leerling bent. Haarwassen, dat mag je. En dat lijkt dan ook nog veel gemakkelijker dan het is. En je hebt last van de zenuwen als je iets voor het eerst moet doen en dat mogen de dames, die in de salon zijn, dan niet merken. Maar nu, na een jaar en twee maanden, gaat dit alles echt wel stukken beter!" Het dameskappersvak blijkt mo menteel zeer in trek te zijn, zo hoorden wij van mevrouw A. de Kun der, bij wie Lenie Piekart het vak in de praktijk leert en van de heer C. W. Schot uit Bergen op Zoom, le raar aan de avondcursus in Goes, uitgaande van de Stichting Vakop leiding in het kappersbedrijf. Een zelfde avondcursus wordt voor Zeeland in Terneuzen gegeven. De buitenkant van dit beroep mag er dan zeer aantrekkelijk uitzien, in we zen wordt van een kapster en ook van een leerling-kapster heel veel gevraagd. Lenie, die de avondcursus in Goes bezoekt, weet daar wel van mee te praten. Drie jaar en in heel enkele geval len twee jaar duurt de opleiding voor het bediendendiploma. Op dis cursussen wordt niet alleen les ge geven in permanenten, watergolven en knippen. Vakken als anatomie, fy sica, elektriciteitsleer, chemie en kleurentheorie staan ook op het les rooster. En hier zitten we dan tege lijk al midden in het probleem, want iemand, die creatief bijzonder knap is, zal het begeerde diploma niet kun nen halen, als de theoretische studie niet kan worden bijgebeend. En in het moderne kappersbedrijf moeten diploma's worden behaald om verder te komen. (Advertentie) Wijngaardstr. 17 Tel. 01100-7310 Ook voor chemisch reinigen. Dagenlang was- lucht in huis, was drogen bij de kachel, enz. Waarom toch BEL EENS VOOR INLICHTINGEN De ontwerpster van de naar haar genoemde poppen, Kathe Kruse, heeft kortgeleden haar tachtigste verjaardag gevierd. Ze woont tegenwoordig in het Zuidduitse stadje Murnau in de buurt van München. (Advertentie) Andere huisvrou- wen rekenen zó: voor een paar dub- wll. beltpes per week meer (als U alles meerekent) doet „DE ZON" de zware was voor U Het is natuurlijk bijzonder on aardig om U het plezier rondom 5 december en de overige de- cemberfeestdagen te willen ver gallen met een preekje over het gevaar van „de snoepziekte" die in normale dagen al zo'n ge duchte vijand is, maar in de we ken vóór de jaarwisseling drie dubbele kansen krijgt. Iederéén snoept in de december- weken, zelfs hij die van nature een hartgrondige hekel heeft aan zoetigheid, zelfs zij die uit bekom- merdheid-om-de-lijn doorgaans met een boog om de koektrommel heenloopt. Het is gemakkelijk gezegd: geef de kinderen geen snoep. Maar de uitvoering van zo'n voornemen is minder eenvoudig, want ten eerste is snoep-met-sinterklaas een inge wortelde traditie, ten tweede ziet de jeugd alle volwassenen ook snoepen en dan valt er niet veel te verbieden! Misschien echter lukt het U toch, de snoeplust binnen de perken en de zoetigheid een beetje buiten de deur te houden. Want anders komt door de achterdeur het tand bederf mee naar binnenEn om U bij het indammen van de snoeplust een ruggesteuntje te geven citeren we hieronder enkele gegevens, verstrekt door de voor lichtingsdienst van het ministerie van sociale zaken en volksgezond heid. In die gegevens staat onder meer te lezen dat een schoolhoofd in Friesland, wanneer hij eens per jaar met de leerlingen een school reisje gaat maken, aan de kinde ren een briefje voor de ouders meegeeft waarin te lezen staat wat de jeugd wel en wat niet moet meenemen. Aan het slot staat, na drukkelijk onderstreept: GEEN Een onderwijzer dus die weet, hoe nadelig overvloedig snoepen voor het gebit is en aangezien in de toekomst op onze kweekscholen waarschijnlijk meer aandacht aan gezondheidsleer en lichaamsver zorging en dus ook aan mondver- zorging zal worden besteed, kan over enkele jaren dus van méér onderwijzeressen en onderwijzers „het goede voorbeeld" worden ver wacht. Ouders die weten dat snoepen het gebit van de kinderen bederft, zijn er intussen blijkbaar nog veel te weinig: er zijn vaders en moeders die hun kinderen voor zo'n schoolreisje tien gulden mee geven „om lekkers voor te ko pen" Tientallen kinderen worden gron dig gewassen, maar met ongepoet ste tanden in bed gestopt, ten overvloede nog voorzien van „een bedsnoepje" en er zijn in dit wel varend land nog gezinnen waar in het hele huis slechts één tanden borstel te vinden is. Er is gelukkig ook een lichtpun tje: men koopt in ons land betere tandenborstels dan vroeger, mede dank zij de activiteiten van „Het Ivoren Kruis", de Nederlandse Vereniging voor mond- en tand- hygiëne die er mede voor gezorgd heeft dat de in Nederland ge maakte tandenborstels de goede vorm en grootte hebben. Boven dien zijn de prijzen van de goede tandenborstels dusdanig, dat geen enkel gezin ertegen op hoeft te zien om voor ieder gezinslid een eigen borstel te kopen! Struikelpunten zijn dan nog een onjuiste en onvoldoende voe ding (al kan iedere huisvrouw dank zij de voedingsvoorlichting in ons land langzamerhand wel we ten wat een goede voeding is!), en de beruchte snoepziekte. De decemberdagen bieden een goede gelegenheid om die vijand eens ferm in de ogen te zien: houd hem buiten de deur! En bedenk dat de snoepziekte zelfs de enkele maanden oude baby al belaagt: baby krijgt van z'n zorgzame moeder banaan, in z'n groente en wat hij zoal meer consumeert in het eerste levensjaar. Vaak wordt in die eerste maanden de la tere „zoetekauw" geboren

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 15