KERKEWERK IN RUIMER VERBAND ZIEN
Hervorming en catholiciteit
HULP VAN WERELDRAAD
Alle kerken één Bijbel
Het altaar
zaterdagnummer
EN DE
BMlIiSflMli
Opening expositie
over hugenoten
D
=51 Sf j sjg j g |lg j 5 Wl Sjf 3 I
Zaterdag 16 nov. 1963
,Wie rookt er nu
in een kerk'
Cigaretten roken in de kerk-
Wie rookt er nu in een kerk.
Toch komt het voor, dat na een
dienst zelfs ambtsdragers ge
woon een sigaret opsteken, ter
wijl ze nog in de banken zitten.
Dat is wel een beetje vreemde
uitleg van „heilig". Zegt de kerk
de mensen dan zo weinig, dat
dat allemaal maar kan na een
dienst? Wij nemen niet de hoed
af voor de kerk, dat verlang ik
ook niet van mijn protestantse
broeders, maar dat er dingen in
een kerkgebouw plaatsvinden,
die op de grootst mogelijke on-
eerbied wijzen: daarvan moeten
de mensen doordrongen worden.
Dat kan niet. Er is in de Schrift
wel degelijk sprake van heilig
en heiliging. Als dat tot de men
sen doordringt zou er al veel
gewonnen zijn. Het gaat om de
inrichting van het kerkgebouw,
de behandeling van de kerk".
Het klinkt als de kreet van een
wanhopig man. Maar ds. J. de
Boer, hervormd predikant te Vrou
wenpolder is beslist geen wanhopig
man. Integendeel. Hij staat alleen
pal achter zijn overtuiging, dat een
kerkgebouw ook na de dienst een
zekere waarde behoudt, dat men voor
een kerkgebouw eerbied moet heb
ben. Roken in de kerk is één van de
bewijzen, dat die eerbied er soms
niet is. Er zijn nog andere zaken,
die hem bezighouden.
„Toen ik in Vrouwenpolder kwam, in
1948, kon ik beginnen aan de restau
ratie van het kerkgebouw. Het koor,
de „tuun" was verlaagd, dus als er
avondmaalsdiensten waren, was er
praktisch niets van te zien vanuit
de banken. Nu is er een vaste avond
maalstafel, een doopvont en een les
senaar. Alles op het verhoogde koor,
dat daarvoor prima was te gebruiken.
De antependia voor de preekstoel en
de lessenaar zijn door de inwoners
van het dorp gemaakt, de badgasten
hebben de avondmaalstafel geschon
ken. Je krijgt als de mensen zelf
hebben meegedaan, dat ze er beslist
wel voor gaan voelen. Je moet de
mensen proberen in liefde en aan
dacht bij hun kerk te bepalen.
Mijn indruk is, dat we door een be
paald soort preken een hoop narig
heid hebben gehad in de protestantse
kerken. Die preken zeiden: 't zit 'm
niet in het uiterlijk en in de vorm.
Maar men ziet nu: vorm en inhoud
zijn niet te scheiden. En daarom moe
ten we het hervormd-katholieke ka
rakter van de eredienst meer naar
voren brengen. Ik heb het geprobeerd
met een avondgebed, maar daaraan
is men kennelijk nog niet toe; voor
een gebedsdienst „sec" krijg je de
mensen (nog) niet bijeen: een dienst
zonder preek of preekje vindt men
geen dienst".
De mensen in liefde en aandacht bij
de kerk bepalen, vorm en inhoud zijn
niet te scheiden, het hervormd-katho
lieke karakter van de eredienst meer
naar voren brengen: drie punten, die
op het „programma" staan van deze
hervormd predikant. Praktische za
ken voor het plaatselijk kerkelijk
vlak, die een uitvloeisel zijn van de
opdracht, waarvoor het Convent voor
hervorming en katholiciteit zich ge
plaatst ziet.
Ds. J. DE BOER
...eerbied voor de kerk.
Maria-verering, aan dogma's. Kijkt
het Convent Rome dan naar de ogen
„Nee, als het mode zou worden om
Rome te behagen, dan is het „neen".
Het streven van het Convent is be-
siist bijbels legitiem, op grond van
Johannes 17: „opdat zij allen één
zijn, gelijk U, Vader in mij en ik in
U en zij in ons". Maar het gaat hier
om: katholiek moet men in oecume
nische^ zin zien, waarbij de nadruk
valt op de volheid in het katholieke
geloof en denken. De aanspraak van
Christus op de wereld is algemeen,
is absoluut zou je haast kunnen zeg-
Kort voordat hij op 11 april 1948 predikant werd van de hervorm
de gemeente in Vrouwenpolder, ondertekende ds. J. de Boer de
verklaring van het toenmalige Hilversums convent. Nu is hij be
stuurslid van de stichting Hervorming en Catholiciteit. Een week
geleden hield hij een inleiding op een conferentie van deze stich
ting. Zijn lidmaatschap van de stichting, de aankleding van het
hervormde kerkgebouw te Vrouwenpolder en zijn leraarschap in de
cultuurgeschieednis van hef christendom aan de rijks-h.b.s. te Vlis-
singen: hef zijn drie facetten van zijn interesse voor hervorming en
catholiciteit. In een gesprek vertelde hij ons één en ander over het
streven van „hervorming en catholiciteit".
Velen staan nog huiverig tegenover
het streven van het Convent. Er
is rondom de gedachten, die de niet
als officieel namens hun kerken bij
het Convent aangesloten of geïnte
resseerde predikanten en kerkleden,
voorstaan, veel publiciteit geweest.
Namen als van de hervormde pr Pi
kanten ds. Loos en dr. v. d. Linden,
die beiden naar de r.-k. kerk over
gingen brachten het Convent weer
in het middelpunt van de belangstel
ling. Het zijn zaken, die ds. De Boer
nu maar liever laat rusten. „Dat alles
is nu achter de rug. Je kunt nu wat
vrijer praten over hervorming en
katholiciteit: de steriele houding tot
wat Rome is, tot wat gereformeerd
is, enzovoort wordt wat doorbroken.
Het gaat niet gauw, maar nu is er
al oneindig veel mee gewonnen, wan
neer de mogelijkheid tot gesprek er
maar is, de bereidheid tot verstaan en
begrijpen, tot luisteren".
Hervorming en katholiciteit: „her
vorming" houdt verband met de ker
ken der Reformatie; „katholiciteit"
wekt gedachten aan „Rome", aan
gen. De nadruk valt op het hele
leven".
Wat wil dan het Convent voor her
vorming en katholiciteit? „Het
heeft als één der doelstellingen: bin
nen de kerken der Reformatie wer
ken aan het herstel der eenheid in
katholieke zin, dus in die zo even
genoemde oecumenische zin: de hele
wereld, het hele leven omvattend".
De predikanten en kerkleden, die
staan achter het streven van het Con
vent zoeken in conferenties, in stu
die, naar katholieke elementen in de
reformatorische kerken. Zij doen dit
ernstig en vastberaden. Zij trachten
ook wezenlijke katholieke elementen
terug te brengen in de kerken van de
Reformatie en zij willen, dat deze
kerken zich bezinnen op dat wat
bindt met wat scheidt van de katho
lieke kerken. „Dat wil niet zeggen,
dat de Rooms-Katholieke Kerk niet
welkom zou zijn op onze conferenties,
in onze stichting, maar dit betekent
wel", zo benadrukt ds. De Boer, „dat
wij ons in de praktijk veel zullen
wenden tot de synode, in de eerste
plaats tot die van de Ned. Herv. Kerk
of als dat wij dat noodzakelijk zou
den achten tot de gereformeerde sy
node. Het contact met Rome wordt
dus niet op de achtergrond gescho
ven, beslist niet. En gelukkig komen
er nog steeds veel oud-katholieken
op de bijeenkomsten van de stich
ting".
Het Convent omvat een kring van
ondertekenaars van de eerste verkla
ring in 1948 van het toenmalige Hil-
versumse convent, een verklaring
over de hereniging der kerken in ka
tholieke zin. Voorts is ieder welkom,
die met die verklaring kan instem
men. Zo treft men op de bijeenkom
sten van het Convent rooms-katholie-
ken en oud-katholieken, anglikanen,
lutheranen en hervormden, en vele
gereformeerden. „Toen ikzelf op be
roep preekte in 1948 kwam ik in
contact met de doelstellingen van die
verklaring. Daarin vond ik het li
turgisch besef: het gaat niet alleen
om het katholieke karakter van de
inrichting van de eredienst, maar om
de hele houding van mens en gemeen
ten, die dat katholieke karakter zou
moeten hebben. Het is niet alleen een
liturgische kwestie, maar ook een
aandeel in de oecumenische ontwik
keling. Tot dan toe was het oecu
menisch denken binnen de reforma
torische kerken: het kijken naar de
oosterse orthdoxie en naar de kerken
van de Reformatie. Maar per se niet
naar Rome. Het Hilversumse con
vent stelde: een hereniging zónder
Rome is zinloos".
Men kwam hier ook toe omdat binnen
het Convent de vragen over kerk en
ambt ter sprake kwamen. De Refor
matie had in de 300 jaar van haar
bestaan nog nooit een uitgewerkte
ambtstheologie ontwikkeld. Zich nog
nooit de vraag gesteld „bedienen wij
nu rechtens ons ambt en de sacra
menten". Door de vragen, die op deze
..ijze aan de hervormde synode wer
den gesteld, werd een ambtscommis
sie uit de synode benoemd, die nu
praktisch klaar is met haar ant
woord: de gedachten van de synode
over het ambt.
De spiritualiteit staat erg op de
voorgrond bij het Convent", zo
zegt ds. De Boer: „het lijkt een mode
woord, maar in onze werkgemeen
schap willen wij iets beleven van de
werkelijkheid van de spiritualiteit
van het geloof, door het meebeleven
van de metten, het middaggebed, de
vespers en de completen. Ook zijn
er steeds op de conferenties eucha
ristievieringen. Tot dusver volgens de
ritus van de Deutsche Messe en alle
gedoopten worden ervoor uitgeno
digd". Bij al deze activiteiten van het
Convent komt uiteraard ook de ver
houding van kerk en cultuur ter
sprake. Juist in deze werkgroep, om
dat vele katholieke elementen nauw
samenhangen met de cultuurhisto
rie van het christendom en van de
kerken. Dit is een reden, waarom
men op de conferenties ook vele we
tenschapsmensen ontmoet. „Op de
conferenties verschijnen mensen, die
de beleving van het heil binnen de
protestantse kerken te schraal vin
den om het leven te doordringen. Wat
komt er in de week van het geestelijk
leven terecht? Waar is nog sprake
van een huiselijke eredienst: het ge
bed voor en na tafel Moet daarin
niet een grotere aandacht worden
gegeven aan de wijze, waarop in de
oude tijd met de Schrift en de gebeds-
schatten is omgegaan? Dit alles,
moet meer doordringen in het open
bare, het dagelijkse leven".
„Dit kan door mensen, die rich wij
den aan kerk en cultuur, zoals men
deze aantreft in de lekenorden van
Taizé (Frankrijk), de Michaels- en
Johannesbruderschaft (Duitsland),
Grandchamps (Zwitserland), die al
len uitgegaan zijn van reformatori
sche christenen". De belangstelling,
die in de refomatorische kringen leeft
voor de spirituele beleving vindt men
dus onder meer in deze orden. Men
vindt die ook in de interesse in de
in gregoriaanse trant op muziek ge
zette psalmen van de rooms-katho-
liek J. Gélineau. Deze psalmen wor
den in bijvoorbeeld oecumenische ge-
sprekskringen al dikwijls gezongen.
Voorbeelden voor deze nieuwe ten
densen in de reformatorische we
reld zijn gevonden in de katholieke
kerken. Het zijn allemaal zaken, die
totaal vormen de herleving van en
het zoeken naar het katholieke ele
ment in de Reformatie. „Daardoor
kan uiteindelijk een hereniging van
de kerken worden bewerkstelligd in
katholieke zin. Het begint onder an
dere ook bij eerbied voor en bij de
behandeling van het kerkgebouw".
De Wereldraad van Kerken, die
aan alle leden-kerken een op
roep gedaan heeft, een bedrag
van 500.000 dollar bijeen te
brengen voor hulpverlening in
de gebieden die onlangs door
rampen zijn getroffen, is inmid
dels al met verscheidene acties
begonnen.
Zo heeft de raad al tien prefa
bricated huizen gezonden
naar Noord-Italië, bestemd voor
de evacués uit het dal van de Pia-
ve die nog in een tentenkamp wo
nen omdat er bij particulieren en
in hotels geen plaats meer voor
hen was. De Wereldraad ver
wacht, dat uit de bijdragen van
de kerken nog dertig huizen ter
beschikking gesteld zullen kun
nen worden. De Doopsgezinde
Broederschap in Nederland heeft
zich voor één huis garant gesteld.
Men onderzoekt nog, of aan de
getroffen boeren vanuit Neder
land vee geleverd kan worden.
Op Cuba zijn vier Amerikaanse
quakers toegelaten, die kleding
en medicijnen ter waarde van
30.000 dollar meebrachten. De
Duitse kerken hebben via het
Rode Kruis voor 40.000 dollar
medicamenten naar dit door de
orkaan „Flora" geteisterde ei
land gezonden. Een team van de
Amerikaanse kerken staat klaar
om, zodra de toestemming af
komt, naar Cuba te vliegen.
Haïti, dat nog zwaarder ge
troffen is door de orkaan
dan Cuba, is door de Amerikaan
se kerken ook al voorzien van
voedingsmiddelen. De Wereldraad
heeft een hulpteam (technici, art
sen en verpleegsters) naar Haïti
gezonden, dat een hospitaal heeft
opgezet en 46.000 mensen aan
voedsel helpt.
Naar de Dominicaanse republiek,
die vorige maand werd getroffen
door overstromingen, hebben de
kerken grote voorraden medica
menten en kleding gestuurd. De
regering van Jamaica, welk ei
land eveneens zwaar te lijden
heeft gehad van overstromingen,
heeft de kerken officieel ge
vraagd, een herbouwteam in te
zetten.
De aartsbisschop van Trinidad
ten slotte heeft de Wereldraad
gevraagd het eiland Tobago,
waar de orkaan Flora 17.000
mensen dakloos maakte, te hel
pen.
Aan het Amerikaanse tijdschrift
Time ontlenen wij een beschou
wing over gezamenlijke bijbel
vertalingen. In de loop der eeu
wen hebben protestantse en
rooms-katholieke bijbels naast
elkaar bestaan. In het Engels
steunde de bekende protestant
se King James en de Revised
Standard versions op het oor
spronkelijk Hebreeuws voor het
Oude Testament en Grieks voor
het Nieuwe Testament.
De rooms-katholieke bijbeluit
gaven gingen daarentegen
uit van de Latijnse Vulgata uit
de 4e eeuw. Eeuwenlang zijn er
door het verschil in bronnen en in
vertalingsmethoden verschillen
tussen de beide uitgaven aan te
wijzen geweest. Nu echter wordt
er naar gestreefd te komen tot
samengaan in de Engelsspreken
de wereld in één bijbel voor alle
christenen. Geleerden zijn het er
daarbij over eens, dat vele van de
verschillen anachronismen bete
kenen in deze oecumenische eeuw.
De protestantse bijbel telt in het
Oude Testament 39 boeken, de
rooms-katholieke telt er de apo
criefe boeken b(j en komt tot 45.
Desalniettemin sprak rev. J. C.
Rylaarsdam, een episcopaal en
werkzaam aan een van de semi
naries van de universiteit van
Chicago als zijn mening uit, dat
„er op het ogenblik niets aan En
gelse vertalingen voor alle groe
pen samen in de weg staat". En
de Engelse jezuïet Thomas J.
Corbishley voegde er aan toe:
„Dit heeft te maken met de hele
kwestie van de eenheid der chris
tenen. Eén bijbelvertaling zou er
de nadruk op leggen, dat rooms-
katholieken en protestanten dit
gemeen hebben." Onder voorzit
terschap van een presbyteriaan
en een methodist zijn meer dan 30
rooms-katholieke, protestantse en
joodse geleerden in Amerika
thans bezig met een bijbeluitgave,
waarvoor de redacteur van het
r.-k. weekblad America de pater
Walter Abbott S.J. de goedkeu
ring van de bisschoppen tracht te
verkrijgen. In Engeland weifelen
r.-k. geleerden nog tussen de Re
vised Standard version en de New
English Bible. Maar het streven
tot gezamenlijk gebruik bestaat
daar dus ook. In Duitsland zijn
werkgroepen van r.-k. en protes
tantse geleerden bezig met geheel
nieuwe vertalingen, waarvoor zij
hopen van beide zijden de instem
ming te krijgen. Samenwerking
op dit terrein is er ook bij de ver
taling van de bijbel in Slngalees
(Ceylon), Indonesisch, Swahili
(Tanganyika), Zoeloe (Zuid-Afri
ka) en Japans. Vele Franse pro
testantse kerken gebruiken de
Jerusalembijbel, die door paters
dominicanen werd gereedge
maakt.
Een belangrijk punt bij dit alles
is, dat men tegenwoordig van
dezelfde taalkundige principes
uitgaat. En dank zij de encycliek
Divino Afflante Spiritu van paus
Pius XE uit 1943 zijn de r.-k. ver
talers nu niet meer aan de Vulga
ta gebonden, maar mogen zij ge
bruik maken van de Hebreeuwse
of Griekse grondtekst. Op dit
punt heeft een aantal r.-k. pre
laten, waaronder kardinaal Cu-
shing van Boston en kardinaal
Alfrink van Utrecht, zich ook uit
gelaten te hopen, dat het Vati
caanse concilie zal instemmen
met bijv. de uitspraak van de
Amerikaanse episcopaalse kerk
ten gunste van één bijbel voor al
len. „Op zijn minst zou een ge
meenschappelijke bijbel dienst
kunnen doen in gemeenschappe
lijke samenkomsten en om uit te
citeren in oecumenische gesprek
ken. En zeker zou het een waar
devol symbool zijn voor de wereld
van de overeenstemming, die
christenen kunnen bereiken, als
zij daartoe hun best doen", zo
drukte de voorzitter van de r.-k.
Bijbelunie van Amerika het uit.
Genesis 13.
Dit gedeelte handelt over het be
kende verhaal van de ruzie tussen
de herders van Abram en die van
Lot. Het verhaalt ons ook van de
oplossing, die Abram aan Lot
voorstelt. Abram wijkt voor zijn
neef, hij laat hem kiezen. Hoe
komt Abram toch tot die toegeef
lijkheid tegenover Lotf Abram is
toch het familiehoofd, én de oude
re, en Lot is toch niet meer dan
een lid van de familie van zijn
oom Abram, én de jongere, de on
ervarene f
De gehele houding van Abram is
te verklaren uit hetgeen aan het
begin van het hoofdstuk staat: en
Abram ging tiaar de plaats van
het altaar, dat hij daar vroeger
gemaakt had en riep daar de
naam des Heren aan. Dit altaar
brengt Abram tot zijn levenshou
ding en tot zijn toegeeflijkheid te
genover zijn neef Lot. Het altaar
teil zeggen: al dit land, Heer, dat
ik mag bezitten, is uiteindelijk
toch alleen van U. U hebt het mij
toevertrouwd, maar ik zal steeds
weer moeten weten, dat U de
eigenlijke bezitter bent, dat het
land leengoed is. Er rust een ge
weldige hypotheek op, die U wilde
toestaan.
Deze werkelijkheid is de reden,
waarom het altaar in het leven
van ieder mens noodzakelijk is,
t vil deze mens het leven juist zien.
Het offeren op het altaar gaat
dan betekenen: ik geef U iets
weer, maar. wat ik geef, geef ik
V als uit Uw eigen hand. Het is
slechts een klein gebaar van mij,
waardoor ik tot uitdrukking wil
brengen, dat ik het weet, dat ik
in een afhankelijke houding te
genover U sta, en, dat het genade
is dit te mogen weten. De wereld
wordt anders gezien, ook het
eigen leven.
Paulus woord wordt waar ge
maakt: Jezus is het door wie de
wereld mij gekruisigd is, en ik
de wereld (Gal. 6 IJ/).
1JZENDIJKE. C. VAN EVERT
De opening van de expositie „De hu
genoten in de Nederlanden" zal
plaatsvinden op 23 november, vol
gende week zaterdag. Over deze ex
positie en over de Waalse kerken
in ons land schreven wij vorige week
zaterdag op deze pagina. Het comité
expositiecomité zag zich door on
voorziene omstandigheden genood
zaakt de openingsdatum te wijzigen.
Deze expositie, die een indruk geeft
van de banden, die tussen ons land
en Frankrijk werden gelegd in de
16de en 17de eeuw, omvat onder
meer zilverwerk van de Waalse ge
meente te Middelburg.
(Advertentie)
eze week hebben radio en krant ons be
richt, dat er in plaats van de Algemene
diaconale raad in de Ned. Herv. Kerk een
Generale diaconale raad is gekomen. De lan
delijke vergadering van de Federatie van dia
conieën in de Ned. Herv. Kerk, op 9 november
die zichzelf heeft geliquideerd, is overgegaan
in de „eerste landelijke vergadering van her
vormde diakenen". Het motto van de „inge
wijden" op deze dag was: Eindelijk zijn we
zover! Aldus hebben we gelezen in een ver
slag naar aanleiding van deze vergaderingen.
Zij die buiten de N.H. Kerk staan zullen zich af
vragen of deze naamsverandering van enig belang
Is en of er verschil is wanneer enige kerkelijke raad
met het woord algemeen of generaal wordt gesierd.
En zij die binnen de Ned. Herv. Kerk leven zullen
zich, naar alle waarschijnlijkheid, hetzelfde af
vragen, tenzij men dan behoort tot de „ingewij
den". Ook van het bericht dat de nieuwgeschapen
Generale diaconale raad op Hydepark te Doorn,
waar reeds het nieuwe seminarie der hervormde
kerk verrezen is, zal beginnen met het bouwen van
een geheel nieuw diaconaal centrum, een ontmoe
tingsplaats voor invaliden en bejaarden, is ook al
geen bericht waar je van omvalt; ook niet als er bij
staat dat het hele project 1.150.000 zal gaan kos
ten. Dit initiatief mag belangrijk zijn, maar ook
vroeger heeft men belangrijke projecten durven
aanpakken. We denken hier bijvoorbeeld aan de
bouw van het sanatorium Zonnegloren bij Soest.
Toch vestigen deze berichten weer eens de aandacht
op het diaconaat van de kerk en hierbij willen we
waarlijk niet alleen aan de betrokken kerk denken.
Deze berichten herinneren er ons verder aan dat de
nadruk, wanneer er van diaconaal werk sprake is,
niet op de plaatselijke diaconie, hoewel die een
onsmisbaar grondvlak blijft, maar steeds meer op
grotere verbanden, classicaal, provinciaal en lande
lijk, gaat vallen.
We zijn gewoon het begin van de diaconie te lezen
in Handelingen 6, waar de eerste 7 mannen
gekozen worden om in de moedergemeente te Jeru
zalem de eerste diakenen te zijn. Wanneer wij dit
hoofdstuk goed lezen, kan de vraag opkomen of
hier wel sprake is van diakenen in de zin zoals
wij gewoon zijn daaraan te denken in de protestant
se kerken en laat staan in de R.-K. Kerk, maar in
ieder geval vinden we in het Nieuwe Testament wel
degelijk diakenen met hun specifieke taak. Reeds in
de 5de eeuw is hun eigenlijke taak opgehouden en is
de diaken geworden tot een kerkelijke dienaar die
een wijding ontvangt, welke voorafgaat aan die van
de priester. Zo is het in de katholieke kerken, zoals
de R.-K. Kerk, tot op heden gebleven. De voorstellen
die op het concilie te Rome met betrekking tot deze
diakenen gedaan zijn, veranderen in wezen niet veel
aan de zaak.
De Reformatie wilde teruggaan naar de oudste
bronnen van de kerk, die we vinden in het Nieuwe
Testament. Zij heeft voor het diaconaat weer nieuwe
wegen ingeslagen. Men heeft een brede visie gehad.
Voor de reformatorische kerken in ons land moeten
we hier teruggaan naar de vluchtelingengemeenten
die er in de 16de eeuw rondom ons land lagen en
waar, door het grote aantal „verplaatste personen"
en al de problemen die zij meebrachten, de diaconie
volop moest werken. Merkwaardige dingen treft
men hier aan. De diakenen hielden zich niet alleen
bezig met werkloosheid, maar ook met hen die wel
werk hadden. Ze zagen erop toe dat de gemeente
leden als vreemdelingen hun werk eerlijk en zo goed
mogelijk verrichtten. De diakenen van de Neder
landse gemeente te Norwich in Engeland bijvoor
beeld, waar veel Vlaamse wevers zich hadden neer
gezet en waar de diaconie voor weefgetouwen zorg
de, zagen er op toe dat prima weefwerk werd afge
leverd. Op goedgekeurd laken zetten zij het stempel
van de kerkeraad en dit laken was het hoogst in
prijs. In de kerkorde van Wezel uit 1568 vinden we
als taak van de diakenen niet alleen het „vergade
ren en uitdelen der aalmoezen", maar ook de zorg
voor „zieken, gekwetsten en gevangenen". Zelfs
heeft men hier gedacht aan een vreemdelingendienst.
„De liefdeplicht vereischt ook, dat men acht geve op
Vreemdelingen en buitelingen". Deze brede blik is
langzamerhand verdwenen en zo was er van de dia
conie in de voorgaande eeuw niet meer overgebleven
dan de aalmoezen. En alles wat men deed, bleef
beperkt tot de plaatselijke gemeente.
De Federatie van diaconieën in de Ned. Herv.
Kerk heeft baanbrekend werk gedaan, 't Begon
in Utrecht, waar een aantal diakenen aan het roer
zat die alleen maar ontevreden waren over de
gang van zaken die zij van hun voorgangers hadden
geërfd. Maar met alleen maar ontevreden zijn komt
een mens niet verder en een diaken evenmin. Men
heeft teruggegrepen naar de oude kerkorden en nog
verder heeft men teruggezocht, in de vrij spaar-
zamelijke gegevens van het Nieuwe Testament en
zo is weer voor de dag gekomen, bij stukjes en
beetjes, die bredere visie op het diaconale werk
van de kerk. Dus niet meer alleen van de plaatse
lijke gemeente. Zo is die federatie ontstaan om zich
gezamenlijk te bezinnen, ook op de gezamenlijke
taak. Na de eerste wereldoorlog heeft men in de
barakken van de Zendings Studie Raad te Lunte-
ren, landelijke conferenties bijeengeroepen. Dat wa
ren toen bepaalde gebeurtenissen en daaruit is weer
voortgekomen de gezamenlijke aanpak van bepaalde
stukken werk. Na de tweede wereldoorlog rijpte de
gedachte dat het toch eigenlijk niet een federatie
moest zijn, maar een stuk werk van heel de kerk.
Zoals het zendingswerk niet meer door de vroegere
corporaties die daartoe waren ontstaan, werd ge
daan, maar sinds de Werkorde een deel van het
werk van heel de kerk was geworden, zo iets zag
men ook in voor het diaconale werk. Met ingang van
1 januari 1964 zal dus de Generale diaconale raad
het enige officiële orgaan zijn dat landelijk het dia
conale werk van de N.H. Kerk vertegenwoordigt.
Momenteel zal er met het verdwijnen van de fede
ratie en de naamsverandering niet zoveel ver
anderen, want de veranderingen zijn al voortgeko
men uit een gedachtenwereld die al veranderd is.
Toch heeft men het oog op de toekomst gericht, de
toekomst waarbij niet alleen de Ned. Herv. Kerk,
maar heel de samenleving van ons volk betrokken
is. We vinden bij die naamsveranderingen van na
de tweede wereldoorlog er één, waarbij ook de woor
den algemeen en generaal voorkwamen. We doelen
op de algemene en de generale synode. De algemene
synode was uiteindelijk een bestuurscollege, met
heel beperkte armslag. Zo had koning Willem I het
nadrukkelijk gewild. Deze synode was zelfs geen
mond die namens heel de kerk spreken kon. Ze be
moeide zich ook niet met het geheel van de volks
samenleving. Die naamsverandering, welke met de
nieuwe kerkorde gekomen is, betekende meer dan
een naam. Het geheel van de kerk komt hier meer
in 't zicht en vooral die kerk, zoals zij leeft en
werkt temidden van een volk. Daar zit dus ook een
veel bredere visie echter. In Hervormd Nederland
van de vorige week schreef ds. Landsman: „Vanaf
het ogenblik dat de diaken een in hoofdzaak so
ciale taak kreeg en middenin het maatschappelijke
leven werd gezet, stond het vast dat hij zijn op
dracht dan alleen zinvol zou kunnen blijven vervul
len, als hij in staat zou zijn de maatschappelijke
ontwikkeling van stap tot stap te volgen en zijn
werk daarop af te stemmen". Het plaatselijke dia
conale werk is niet zonder betekenis en dat zal het
blijven ook, maar er zal noodzakelijk veel meer re
gionaal, classicaal, provinciaal en landelijk moeten
worden gearbeid. De ontwikkeling van heel onze
samenleving brengt dit mee. De middelen van ver
voer maken nu eenmaal een aanpak in ruimer ver
band dan de plaatselijke gemeente mogelijk.
Deze lijn, waaraan onzes inziens nu eenmaal niet
te ontkomen is, moet worden doorgetrokken.
Waarom zou dit bredere verband alleen maar moge
lijk en nodig zijn bij het diaconale werk? Waarom
zou heel het kerkelijk werk daaronder niet moeten
vallen? Waarom zouden kerkvoogdijen daarmee niet
te maken hebben? Kan een gemeente, welke dan
ook, in de tegenwoordige t(jd nog zeggen: wij zorgen
goed voor ons zelf en daarmee basta! De diaconieën
hebben, lijkt ons, een weg gewezen, die de weg van
heel de kerk in de toekomst zal moeten zijn. Deze
week dinsdag hebben de ambtsdragers van de ring
Borssele over de mogelijkheden van een streekge-
meente gesproken. Ze zijn er natuurlijk niet uitge
komen. En waarop zat men het ergste vast? Door
dat men te veel alleen maar aan de eigen gemeente
dacht. Zo blijft men zitten met de directe nood, ter
wijl de ontwikkelingen in snel tempo verder gaan.
Dit doet er eigenlijk ook minder toe of men er direct
uitkomt of niet, als de gedachte er maar is dat
wij voor de toekomst in ruimer verband moeten gaan
denken. Gezien wat er nu is, moet men aan deze
dingen ook echt gaan wennen. We geloven dat het
een zegen voor iedere kerk kan zijn, wanneer men
zijn eigen gemeente alleen maar kan zien in het
ruimere verband van heel de kerk. We weten dat
we daaraan nog niet toe zijn, maar we zijn wel over-
tufigd dat het daarheen moet groeien, en dat de tijd
zal komen dat we kunnen zeggen: Eindelijk zijn we
zover.
H.