KERKEWERK IN RUIMER VERBAND ZIEN Hervorming en catholiciteit HULP VAN WERELDRAAD Alle kerken één Bijbel Het altaar zaterdagnummer EN DE BMlIiSflMli Opening expositie over hugenoten D =51 Sf j sjg j g |lg j 5 Wl Sjf 3 I Zaterdag 16 nov. 1963 ,Wie rookt er nu in een kerk' Cigaretten roken in de kerk- Wie rookt er nu in een kerk. Toch komt het voor, dat na een dienst zelfs ambtsdragers ge woon een sigaret opsteken, ter wijl ze nog in de banken zitten. Dat is wel een beetje vreemde uitleg van „heilig". Zegt de kerk de mensen dan zo weinig, dat dat allemaal maar kan na een dienst? Wij nemen niet de hoed af voor de kerk, dat verlang ik ook niet van mijn protestantse broeders, maar dat er dingen in een kerkgebouw plaatsvinden, die op de grootst mogelijke on- eerbied wijzen: daarvan moeten de mensen doordrongen worden. Dat kan niet. Er is in de Schrift wel degelijk sprake van heilig en heiliging. Als dat tot de men sen doordringt zou er al veel gewonnen zijn. Het gaat om de inrichting van het kerkgebouw, de behandeling van de kerk". Het klinkt als de kreet van een wanhopig man. Maar ds. J. de Boer, hervormd predikant te Vrou wenpolder is beslist geen wanhopig man. Integendeel. Hij staat alleen pal achter zijn overtuiging, dat een kerkgebouw ook na de dienst een zekere waarde behoudt, dat men voor een kerkgebouw eerbied moet heb ben. Roken in de kerk is één van de bewijzen, dat die eerbied er soms niet is. Er zijn nog andere zaken, die hem bezighouden. „Toen ik in Vrouwenpolder kwam, in 1948, kon ik beginnen aan de restau ratie van het kerkgebouw. Het koor, de „tuun" was verlaagd, dus als er avondmaalsdiensten waren, was er praktisch niets van te zien vanuit de banken. Nu is er een vaste avond maalstafel, een doopvont en een les senaar. Alles op het verhoogde koor, dat daarvoor prima was te gebruiken. De antependia voor de preekstoel en de lessenaar zijn door de inwoners van het dorp gemaakt, de badgasten hebben de avondmaalstafel geschon ken. Je krijgt als de mensen zelf hebben meegedaan, dat ze er beslist wel voor gaan voelen. Je moet de mensen proberen in liefde en aan dacht bij hun kerk te bepalen. Mijn indruk is, dat we door een be paald soort preken een hoop narig heid hebben gehad in de protestantse kerken. Die preken zeiden: 't zit 'm niet in het uiterlijk en in de vorm. Maar men ziet nu: vorm en inhoud zijn niet te scheiden. En daarom moe ten we het hervormd-katholieke ka rakter van de eredienst meer naar voren brengen. Ik heb het geprobeerd met een avondgebed, maar daaraan is men kennelijk nog niet toe; voor een gebedsdienst „sec" krijg je de mensen (nog) niet bijeen: een dienst zonder preek of preekje vindt men geen dienst". De mensen in liefde en aandacht bij de kerk bepalen, vorm en inhoud zijn niet te scheiden, het hervormd-katho lieke karakter van de eredienst meer naar voren brengen: drie punten, die op het „programma" staan van deze hervormd predikant. Praktische za ken voor het plaatselijk kerkelijk vlak, die een uitvloeisel zijn van de opdracht, waarvoor het Convent voor hervorming en katholiciteit zich ge plaatst ziet. Ds. J. DE BOER ...eerbied voor de kerk. Maria-verering, aan dogma's. Kijkt het Convent Rome dan naar de ogen „Nee, als het mode zou worden om Rome te behagen, dan is het „neen". Het streven van het Convent is be- siist bijbels legitiem, op grond van Johannes 17: „opdat zij allen één zijn, gelijk U, Vader in mij en ik in U en zij in ons". Maar het gaat hier om: katholiek moet men in oecume nische^ zin zien, waarbij de nadruk valt op de volheid in het katholieke geloof en denken. De aanspraak van Christus op de wereld is algemeen, is absoluut zou je haast kunnen zeg- Kort voordat hij op 11 april 1948 predikant werd van de hervorm de gemeente in Vrouwenpolder, ondertekende ds. J. de Boer de verklaring van het toenmalige Hilversums convent. Nu is hij be stuurslid van de stichting Hervorming en Catholiciteit. Een week geleden hield hij een inleiding op een conferentie van deze stich ting. Zijn lidmaatschap van de stichting, de aankleding van het hervormde kerkgebouw te Vrouwenpolder en zijn leraarschap in de cultuurgeschieednis van hef christendom aan de rijks-h.b.s. te Vlis- singen: hef zijn drie facetten van zijn interesse voor hervorming en catholiciteit. In een gesprek vertelde hij ons één en ander over het streven van „hervorming en catholiciteit". Velen staan nog huiverig tegenover het streven van het Convent. Er is rondom de gedachten, die de niet als officieel namens hun kerken bij het Convent aangesloten of geïnte resseerde predikanten en kerkleden, voorstaan, veel publiciteit geweest. Namen als van de hervormde pr Pi kanten ds. Loos en dr. v. d. Linden, die beiden naar de r.-k. kerk over gingen brachten het Convent weer in het middelpunt van de belangstel ling. Het zijn zaken, die ds. De Boer nu maar liever laat rusten. „Dat alles is nu achter de rug. Je kunt nu wat vrijer praten over hervorming en katholiciteit: de steriele houding tot wat Rome is, tot wat gereformeerd is, enzovoort wordt wat doorbroken. Het gaat niet gauw, maar nu is er al oneindig veel mee gewonnen, wan neer de mogelijkheid tot gesprek er maar is, de bereidheid tot verstaan en begrijpen, tot luisteren". Hervorming en katholiciteit: „her vorming" houdt verband met de ker ken der Reformatie; „katholiciteit" wekt gedachten aan „Rome", aan gen. De nadruk valt op het hele leven". Wat wil dan het Convent voor her vorming en katholiciteit? „Het heeft als één der doelstellingen: bin nen de kerken der Reformatie wer ken aan het herstel der eenheid in katholieke zin, dus in die zo even genoemde oecumenische zin: de hele wereld, het hele leven omvattend". De predikanten en kerkleden, die staan achter het streven van het Con vent zoeken in conferenties, in stu die, naar katholieke elementen in de reformatorische kerken. Zij doen dit ernstig en vastberaden. Zij trachten ook wezenlijke katholieke elementen terug te brengen in de kerken van de Reformatie en zij willen, dat deze kerken zich bezinnen op dat wat bindt met wat scheidt van de katho lieke kerken. „Dat wil niet zeggen, dat de Rooms-Katholieke Kerk niet welkom zou zijn op onze conferenties, in onze stichting, maar dit betekent wel", zo benadrukt ds. De Boer, „dat wij ons in de praktijk veel zullen wenden tot de synode, in de eerste plaats tot die van de Ned. Herv. Kerk of als dat wij dat noodzakelijk zou den achten tot de gereformeerde sy node. Het contact met Rome wordt dus niet op de achtergrond gescho ven, beslist niet. En gelukkig komen er nog steeds veel oud-katholieken op de bijeenkomsten van de stich ting". Het Convent omvat een kring van ondertekenaars van de eerste verkla ring in 1948 van het toenmalige Hil- versumse convent, een verklaring over de hereniging der kerken in ka tholieke zin. Voorts is ieder welkom, die met die verklaring kan instem men. Zo treft men op de bijeenkom sten van het Convent rooms-katholie- ken en oud-katholieken, anglikanen, lutheranen en hervormden, en vele gereformeerden. „Toen ikzelf op be roep preekte in 1948 kwam ik in contact met de doelstellingen van die verklaring. Daarin vond ik het li turgisch besef: het gaat niet alleen om het katholieke karakter van de inrichting van de eredienst, maar om de hele houding van mens en gemeen ten, die dat katholieke karakter zou moeten hebben. Het is niet alleen een liturgische kwestie, maar ook een aandeel in de oecumenische ontwik keling. Tot dan toe was het oecu menisch denken binnen de reforma torische kerken: het kijken naar de oosterse orthdoxie en naar de kerken van de Reformatie. Maar per se niet naar Rome. Het Hilversumse con vent stelde: een hereniging zónder Rome is zinloos". Men kwam hier ook toe omdat binnen het Convent de vragen over kerk en ambt ter sprake kwamen. De Refor matie had in de 300 jaar van haar bestaan nog nooit een uitgewerkte ambtstheologie ontwikkeld. Zich nog nooit de vraag gesteld „bedienen wij nu rechtens ons ambt en de sacra menten". Door de vragen, die op deze ..ijze aan de hervormde synode wer den gesteld, werd een ambtscommis sie uit de synode benoemd, die nu praktisch klaar is met haar ant woord: de gedachten van de synode over het ambt. De spiritualiteit staat erg op de voorgrond bij het Convent", zo zegt ds. De Boer: „het lijkt een mode woord, maar in onze werkgemeen schap willen wij iets beleven van de werkelijkheid van de spiritualiteit van het geloof, door het meebeleven van de metten, het middaggebed, de vespers en de completen. Ook zijn er steeds op de conferenties eucha ristievieringen. Tot dusver volgens de ritus van de Deutsche Messe en alle gedoopten worden ervoor uitgeno digd". Bij al deze activiteiten van het Convent komt uiteraard ook de ver houding van kerk en cultuur ter sprake. Juist in deze werkgroep, om dat vele katholieke elementen nauw samenhangen met de cultuurhisto rie van het christendom en van de kerken. Dit is een reden, waarom men op de conferenties ook vele we tenschapsmensen ontmoet. „Op de conferenties verschijnen mensen, die de beleving van het heil binnen de protestantse kerken te schraal vin den om het leven te doordringen. Wat komt er in de week van het geestelijk leven terecht? Waar is nog sprake van een huiselijke eredienst: het ge bed voor en na tafel Moet daarin niet een grotere aandacht worden gegeven aan de wijze, waarop in de oude tijd met de Schrift en de gebeds- schatten is omgegaan? Dit alles, moet meer doordringen in het open bare, het dagelijkse leven". „Dit kan door mensen, die rich wij den aan kerk en cultuur, zoals men deze aantreft in de lekenorden van Taizé (Frankrijk), de Michaels- en Johannesbruderschaft (Duitsland), Grandchamps (Zwitserland), die al len uitgegaan zijn van reformatori sche christenen". De belangstelling, die in de refomatorische kringen leeft voor de spirituele beleving vindt men dus onder meer in deze orden. Men vindt die ook in de interesse in de in gregoriaanse trant op muziek ge zette psalmen van de rooms-katho- liek J. Gélineau. Deze psalmen wor den in bijvoorbeeld oecumenische ge- sprekskringen al dikwijls gezongen. Voorbeelden voor deze nieuwe ten densen in de reformatorische we reld zijn gevonden in de katholieke kerken. Het zijn allemaal zaken, die totaal vormen de herleving van en het zoeken naar het katholieke ele ment in de Reformatie. „Daardoor kan uiteindelijk een hereniging van de kerken worden bewerkstelligd in katholieke zin. Het begint onder an dere ook bij eerbied voor en bij de behandeling van het kerkgebouw". De Wereldraad van Kerken, die aan alle leden-kerken een op roep gedaan heeft, een bedrag van 500.000 dollar bijeen te brengen voor hulpverlening in de gebieden die onlangs door rampen zijn getroffen, is inmid dels al met verscheidene acties begonnen. Zo heeft de raad al tien prefa bricated huizen gezonden naar Noord-Italië, bestemd voor de evacués uit het dal van de Pia- ve die nog in een tentenkamp wo nen omdat er bij particulieren en in hotels geen plaats meer voor hen was. De Wereldraad ver wacht, dat uit de bijdragen van de kerken nog dertig huizen ter beschikking gesteld zullen kun nen worden. De Doopsgezinde Broederschap in Nederland heeft zich voor één huis garant gesteld. Men onderzoekt nog, of aan de getroffen boeren vanuit Neder land vee geleverd kan worden. Op Cuba zijn vier Amerikaanse quakers toegelaten, die kleding en medicijnen ter waarde van 30.000 dollar meebrachten. De Duitse kerken hebben via het Rode Kruis voor 40.000 dollar medicamenten naar dit door de orkaan „Flora" geteisterde ei land gezonden. Een team van de Amerikaanse kerken staat klaar om, zodra de toestemming af komt, naar Cuba te vliegen. Haïti, dat nog zwaarder ge troffen is door de orkaan dan Cuba, is door de Amerikaan se kerken ook al voorzien van voedingsmiddelen. De Wereldraad heeft een hulpteam (technici, art sen en verpleegsters) naar Haïti gezonden, dat een hospitaal heeft opgezet en 46.000 mensen aan voedsel helpt. Naar de Dominicaanse republiek, die vorige maand werd getroffen door overstromingen, hebben de kerken grote voorraden medica menten en kleding gestuurd. De regering van Jamaica, welk ei land eveneens zwaar te lijden heeft gehad van overstromingen, heeft de kerken officieel ge vraagd, een herbouwteam in te zetten. De aartsbisschop van Trinidad ten slotte heeft de Wereldraad gevraagd het eiland Tobago, waar de orkaan Flora 17.000 mensen dakloos maakte, te hel pen. Aan het Amerikaanse tijdschrift Time ontlenen wij een beschou wing over gezamenlijke bijbel vertalingen. In de loop der eeu wen hebben protestantse en rooms-katholieke bijbels naast elkaar bestaan. In het Engels steunde de bekende protestant se King James en de Revised Standard versions op het oor spronkelijk Hebreeuws voor het Oude Testament en Grieks voor het Nieuwe Testament. De rooms-katholieke bijbeluit gaven gingen daarentegen uit van de Latijnse Vulgata uit de 4e eeuw. Eeuwenlang zijn er door het verschil in bronnen en in vertalingsmethoden verschillen tussen de beide uitgaven aan te wijzen geweest. Nu echter wordt er naar gestreefd te komen tot samengaan in de Engelsspreken de wereld in één bijbel voor alle christenen. Geleerden zijn het er daarbij over eens, dat vele van de verschillen anachronismen bete kenen in deze oecumenische eeuw. De protestantse bijbel telt in het Oude Testament 39 boeken, de rooms-katholieke telt er de apo criefe boeken b(j en komt tot 45. Desalniettemin sprak rev. J. C. Rylaarsdam, een episcopaal en werkzaam aan een van de semi naries van de universiteit van Chicago als zijn mening uit, dat „er op het ogenblik niets aan En gelse vertalingen voor alle groe pen samen in de weg staat". En de Engelse jezuïet Thomas J. Corbishley voegde er aan toe: „Dit heeft te maken met de hele kwestie van de eenheid der chris tenen. Eén bijbelvertaling zou er de nadruk op leggen, dat rooms- katholieken en protestanten dit gemeen hebben." Onder voorzit terschap van een presbyteriaan en een methodist zijn meer dan 30 rooms-katholieke, protestantse en joodse geleerden in Amerika thans bezig met een bijbeluitgave, waarvoor de redacteur van het r.-k. weekblad America de pater Walter Abbott S.J. de goedkeu ring van de bisschoppen tracht te verkrijgen. In Engeland weifelen r.-k. geleerden nog tussen de Re vised Standard version en de New English Bible. Maar het streven tot gezamenlijk gebruik bestaat daar dus ook. In Duitsland zijn werkgroepen van r.-k. en protes tantse geleerden bezig met geheel nieuwe vertalingen, waarvoor zij hopen van beide zijden de instem ming te krijgen. Samenwerking op dit terrein is er ook bij de ver taling van de bijbel in Slngalees (Ceylon), Indonesisch, Swahili (Tanganyika), Zoeloe (Zuid-Afri ka) en Japans. Vele Franse pro testantse kerken gebruiken de Jerusalembijbel, die door paters dominicanen werd gereedge maakt. Een belangrijk punt bij dit alles is, dat men tegenwoordig van dezelfde taalkundige principes uitgaat. En dank zij de encycliek Divino Afflante Spiritu van paus Pius XE uit 1943 zijn de r.-k. ver talers nu niet meer aan de Vulga ta gebonden, maar mogen zij ge bruik maken van de Hebreeuwse of Griekse grondtekst. Op dit punt heeft een aantal r.-k. pre laten, waaronder kardinaal Cu- shing van Boston en kardinaal Alfrink van Utrecht, zich ook uit gelaten te hopen, dat het Vati caanse concilie zal instemmen met bijv. de uitspraak van de Amerikaanse episcopaalse kerk ten gunste van één bijbel voor al len. „Op zijn minst zou een ge meenschappelijke bijbel dienst kunnen doen in gemeenschappe lijke samenkomsten en om uit te citeren in oecumenische gesprek ken. En zeker zou het een waar devol symbool zijn voor de wereld van de overeenstemming, die christenen kunnen bereiken, als zij daartoe hun best doen", zo drukte de voorzitter van de r.-k. Bijbelunie van Amerika het uit. Genesis 13. Dit gedeelte handelt over het be kende verhaal van de ruzie tussen de herders van Abram en die van Lot. Het verhaalt ons ook van de oplossing, die Abram aan Lot voorstelt. Abram wijkt voor zijn neef, hij laat hem kiezen. Hoe komt Abram toch tot die toegeef lijkheid tegenover Lotf Abram is toch het familiehoofd, én de oude re, en Lot is toch niet meer dan een lid van de familie van zijn oom Abram, én de jongere, de on ervarene f De gehele houding van Abram is te verklaren uit hetgeen aan het begin van het hoofdstuk staat: en Abram ging tiaar de plaats van het altaar, dat hij daar vroeger gemaakt had en riep daar de naam des Heren aan. Dit altaar brengt Abram tot zijn levenshou ding en tot zijn toegeeflijkheid te genover zijn neef Lot. Het altaar teil zeggen: al dit land, Heer, dat ik mag bezitten, is uiteindelijk toch alleen van U. U hebt het mij toevertrouwd, maar ik zal steeds weer moeten weten, dat U de eigenlijke bezitter bent, dat het land leengoed is. Er rust een ge weldige hypotheek op, die U wilde toestaan. Deze werkelijkheid is de reden, waarom het altaar in het leven van ieder mens noodzakelijk is, t vil deze mens het leven juist zien. Het offeren op het altaar gaat dan betekenen: ik geef U iets weer, maar. wat ik geef, geef ik V als uit Uw eigen hand. Het is slechts een klein gebaar van mij, waardoor ik tot uitdrukking wil brengen, dat ik het weet, dat ik in een afhankelijke houding te genover U sta, en, dat het genade is dit te mogen weten. De wereld wordt anders gezien, ook het eigen leven. Paulus woord wordt waar ge maakt: Jezus is het door wie de wereld mij gekruisigd is, en ik de wereld (Gal. 6 IJ/). 1JZENDIJKE. C. VAN EVERT De opening van de expositie „De hu genoten in de Nederlanden" zal plaatsvinden op 23 november, vol gende week zaterdag. Over deze ex positie en over de Waalse kerken in ons land schreven wij vorige week zaterdag op deze pagina. Het comité expositiecomité zag zich door on voorziene omstandigheden genood zaakt de openingsdatum te wijzigen. Deze expositie, die een indruk geeft van de banden, die tussen ons land en Frankrijk werden gelegd in de 16de en 17de eeuw, omvat onder meer zilverwerk van de Waalse ge meente te Middelburg. (Advertentie) eze week hebben radio en krant ons be richt, dat er in plaats van de Algemene diaconale raad in de Ned. Herv. Kerk een Generale diaconale raad is gekomen. De lan delijke vergadering van de Federatie van dia conieën in de Ned. Herv. Kerk, op 9 november die zichzelf heeft geliquideerd, is overgegaan in de „eerste landelijke vergadering van her vormde diakenen". Het motto van de „inge wijden" op deze dag was: Eindelijk zijn we zover! Aldus hebben we gelezen in een ver slag naar aanleiding van deze vergaderingen. Zij die buiten de N.H. Kerk staan zullen zich af vragen of deze naamsverandering van enig belang Is en of er verschil is wanneer enige kerkelijke raad met het woord algemeen of generaal wordt gesierd. En zij die binnen de Ned. Herv. Kerk leven zullen zich, naar alle waarschijnlijkheid, hetzelfde af vragen, tenzij men dan behoort tot de „ingewij den". Ook van het bericht dat de nieuwgeschapen Generale diaconale raad op Hydepark te Doorn, waar reeds het nieuwe seminarie der hervormde kerk verrezen is, zal beginnen met het bouwen van een geheel nieuw diaconaal centrum, een ontmoe tingsplaats voor invaliden en bejaarden, is ook al geen bericht waar je van omvalt; ook niet als er bij staat dat het hele project 1.150.000 zal gaan kos ten. Dit initiatief mag belangrijk zijn, maar ook vroeger heeft men belangrijke projecten durven aanpakken. We denken hier bijvoorbeeld aan de bouw van het sanatorium Zonnegloren bij Soest. Toch vestigen deze berichten weer eens de aandacht op het diaconaat van de kerk en hierbij willen we waarlijk niet alleen aan de betrokken kerk denken. Deze berichten herinneren er ons verder aan dat de nadruk, wanneer er van diaconaal werk sprake is, niet op de plaatselijke diaconie, hoewel die een onsmisbaar grondvlak blijft, maar steeds meer op grotere verbanden, classicaal, provinciaal en lande lijk, gaat vallen. We zijn gewoon het begin van de diaconie te lezen in Handelingen 6, waar de eerste 7 mannen gekozen worden om in de moedergemeente te Jeru zalem de eerste diakenen te zijn. Wanneer wij dit hoofdstuk goed lezen, kan de vraag opkomen of hier wel sprake is van diakenen in de zin zoals wij gewoon zijn daaraan te denken in de protestant se kerken en laat staan in de R.-K. Kerk, maar in ieder geval vinden we in het Nieuwe Testament wel degelijk diakenen met hun specifieke taak. Reeds in de 5de eeuw is hun eigenlijke taak opgehouden en is de diaken geworden tot een kerkelijke dienaar die een wijding ontvangt, welke voorafgaat aan die van de priester. Zo is het in de katholieke kerken, zoals de R.-K. Kerk, tot op heden gebleven. De voorstellen die op het concilie te Rome met betrekking tot deze diakenen gedaan zijn, veranderen in wezen niet veel aan de zaak. De Reformatie wilde teruggaan naar de oudste bronnen van de kerk, die we vinden in het Nieuwe Testament. Zij heeft voor het diaconaat weer nieuwe wegen ingeslagen. Men heeft een brede visie gehad. Voor de reformatorische kerken in ons land moeten we hier teruggaan naar de vluchtelingengemeenten die er in de 16de eeuw rondom ons land lagen en waar, door het grote aantal „verplaatste personen" en al de problemen die zij meebrachten, de diaconie volop moest werken. Merkwaardige dingen treft men hier aan. De diakenen hielden zich niet alleen bezig met werkloosheid, maar ook met hen die wel werk hadden. Ze zagen erop toe dat de gemeente leden als vreemdelingen hun werk eerlijk en zo goed mogelijk verrichtten. De diakenen van de Neder landse gemeente te Norwich in Engeland bijvoor beeld, waar veel Vlaamse wevers zich hadden neer gezet en waar de diaconie voor weefgetouwen zorg de, zagen er op toe dat prima weefwerk werd afge leverd. Op goedgekeurd laken zetten zij het stempel van de kerkeraad en dit laken was het hoogst in prijs. In de kerkorde van Wezel uit 1568 vinden we als taak van de diakenen niet alleen het „vergade ren en uitdelen der aalmoezen", maar ook de zorg voor „zieken, gekwetsten en gevangenen". Zelfs heeft men hier gedacht aan een vreemdelingendienst. „De liefdeplicht vereischt ook, dat men acht geve op Vreemdelingen en buitelingen". Deze brede blik is langzamerhand verdwenen en zo was er van de dia conie in de voorgaande eeuw niet meer overgebleven dan de aalmoezen. En alles wat men deed, bleef beperkt tot de plaatselijke gemeente. De Federatie van diaconieën in de Ned. Herv. Kerk heeft baanbrekend werk gedaan, 't Begon in Utrecht, waar een aantal diakenen aan het roer zat die alleen maar ontevreden waren over de gang van zaken die zij van hun voorgangers hadden geërfd. Maar met alleen maar ontevreden zijn komt een mens niet verder en een diaken evenmin. Men heeft teruggegrepen naar de oude kerkorden en nog verder heeft men teruggezocht, in de vrij spaar- zamelijke gegevens van het Nieuwe Testament en zo is weer voor de dag gekomen, bij stukjes en beetjes, die bredere visie op het diaconale werk van de kerk. Dus niet meer alleen van de plaatse lijke gemeente. Zo is die federatie ontstaan om zich gezamenlijk te bezinnen, ook op de gezamenlijke taak. Na de eerste wereldoorlog heeft men in de barakken van de Zendings Studie Raad te Lunte- ren, landelijke conferenties bijeengeroepen. Dat wa ren toen bepaalde gebeurtenissen en daaruit is weer voortgekomen de gezamenlijke aanpak van bepaalde stukken werk. Na de tweede wereldoorlog rijpte de gedachte dat het toch eigenlijk niet een federatie moest zijn, maar een stuk werk van heel de kerk. Zoals het zendingswerk niet meer door de vroegere corporaties die daartoe waren ontstaan, werd ge daan, maar sinds de Werkorde een deel van het werk van heel de kerk was geworden, zo iets zag men ook in voor het diaconale werk. Met ingang van 1 januari 1964 zal dus de Generale diaconale raad het enige officiële orgaan zijn dat landelijk het dia conale werk van de N.H. Kerk vertegenwoordigt. Momenteel zal er met het verdwijnen van de fede ratie en de naamsverandering niet zoveel ver anderen, want de veranderingen zijn al voortgeko men uit een gedachtenwereld die al veranderd is. Toch heeft men het oog op de toekomst gericht, de toekomst waarbij niet alleen de Ned. Herv. Kerk, maar heel de samenleving van ons volk betrokken is. We vinden bij die naamsveranderingen van na de tweede wereldoorlog er één, waarbij ook de woor den algemeen en generaal voorkwamen. We doelen op de algemene en de generale synode. De algemene synode was uiteindelijk een bestuurscollege, met heel beperkte armslag. Zo had koning Willem I het nadrukkelijk gewild. Deze synode was zelfs geen mond die namens heel de kerk spreken kon. Ze be moeide zich ook niet met het geheel van de volks samenleving. Die naamsverandering, welke met de nieuwe kerkorde gekomen is, betekende meer dan een naam. Het geheel van de kerk komt hier meer in 't zicht en vooral die kerk, zoals zij leeft en werkt temidden van een volk. Daar zit dus ook een veel bredere visie echter. In Hervormd Nederland van de vorige week schreef ds. Landsman: „Vanaf het ogenblik dat de diaken een in hoofdzaak so ciale taak kreeg en middenin het maatschappelijke leven werd gezet, stond het vast dat hij zijn op dracht dan alleen zinvol zou kunnen blijven vervul len, als hij in staat zou zijn de maatschappelijke ontwikkeling van stap tot stap te volgen en zijn werk daarop af te stemmen". Het plaatselijke dia conale werk is niet zonder betekenis en dat zal het blijven ook, maar er zal noodzakelijk veel meer re gionaal, classicaal, provinciaal en landelijk moeten worden gearbeid. De ontwikkeling van heel onze samenleving brengt dit mee. De middelen van ver voer maken nu eenmaal een aanpak in ruimer ver band dan de plaatselijke gemeente mogelijk. Deze lijn, waaraan onzes inziens nu eenmaal niet te ontkomen is, moet worden doorgetrokken. Waarom zou dit bredere verband alleen maar moge lijk en nodig zijn bij het diaconale werk? Waarom zou heel het kerkelijk werk daaronder niet moeten vallen? Waarom zouden kerkvoogdijen daarmee niet te maken hebben? Kan een gemeente, welke dan ook, in de tegenwoordige t(jd nog zeggen: wij zorgen goed voor ons zelf en daarmee basta! De diaconieën hebben, lijkt ons, een weg gewezen, die de weg van heel de kerk in de toekomst zal moeten zijn. Deze week dinsdag hebben de ambtsdragers van de ring Borssele over de mogelijkheden van een streekge- meente gesproken. Ze zijn er natuurlijk niet uitge komen. En waarop zat men het ergste vast? Door dat men te veel alleen maar aan de eigen gemeente dacht. Zo blijft men zitten met de directe nood, ter wijl de ontwikkelingen in snel tempo verder gaan. Dit doet er eigenlijk ook minder toe of men er direct uitkomt of niet, als de gedachte er maar is dat wij voor de toekomst in ruimer verband moeten gaan denken. Gezien wat er nu is, moet men aan deze dingen ook echt gaan wennen. We geloven dat het een zegen voor iedere kerk kan zijn, wanneer men zijn eigen gemeente alleen maar kan zien in het ruimere verband van heel de kerk. We weten dat we daaraan nog niet toe zijn, maar we zijn wel over- tufigd dat het daarheen moet groeien, en dat de tijd zal komen dat we kunnen zeggen: Eindelijk zijn we zover. H.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 19