REVOLUCIÓN LATINOAMERICANA
DE MAGERE JAREN
LOOK. FIDEL
MASSA
DE PESO
NAASTEN
Een medewerker aan ons blad was in de gelegen
heid met een groep Nederlandse architecten de reis
naar Cuba mee te maken, waar dit jaar het zevende
congres van de Union Internationale des Architectes
gehouden. De Cubanen hebben grote waarde
gehecht aan de komst van deze duizenden architec
ten uit de hele wereld, omdat zij hierin een vorm van
erkenning zagen voor het nieuwe regime. Vandaar
dat in dit land van armoede en rantsoenering een
show op poten werd gezet die voor Cuba, dat sinds
de revolutie van 1959 erg magere jaren meemaakt,
eigenlijk te kostbaar is geweest. In deze en in volgen
de artikelen geven wij enkele indrukken vveer, op
Cuba en speciaal rond het congres opgedaan.
Zaterdag 2 november 1963
I-Jet bijwonen van een van Cas-
tro's befaamde massamee
tings is 'n ware gebeurtenis. En
een indrukwekkende belevenis,
dat mag ik zeker niet ontkennen.
En wat Castro zegt mag dan
niet allemaal even elegant zijn,
hij heeft de onmiskenbare gro
te talenten van de kundige
volksmenner, dus van de eerste
klas demagoog die zijn gehoor
weet te peilen, weet te bespelen
en weet te vervoeren, als geen
ander. Castro is daarbij een hel
der, scherp articulerend en
klankrijk speker van wie elk
woord doorsijpelt tot op de zie-
lebodem van zijn aanbidders.
Want volgelingen mogen we zijn
aanhangers niet meer noemen.
Men aanbidt hem, men spreekt
nooit van Castro doch van Fidel en
staart in vervoering naar de meters
hoge propagandaborden waarop hij
met zijn baard staat afgebeeld boven
de slogan: Stelt al uw vertrouwen op
Hem!
Maar goed; we waren nog maar één
dag op het veelbesproken Cuba of
voor een ieder was er een gedrukte
uitnodiging naar de Plaza de la Revo
lucion te komen, alwaar Castro een
grote menigte zou toespreken ter ge
legenheid van de derde verjaardag
van de C.D.R. Laat ik eerst verklaren
dat de C.D.R. de revolutionaire defen
sie comités zijn. Wij zouden hun le
den de veiligheidspolitie kunnen noe
men. Iedere school, ieder woonblok,
iedere fabriek en ga zo maar door
heeft zijn „stille" C.D.R.-man of
vrouw. Zij houden de hele buurt in de
gaten, lopen 's nachts hun rondjes,
letten op of er nergens door contra
revolutionairen bommen worden ge
plaatst en schrijven ten slotte hun
rapportjes die ze doorgeven naar ho
gere instanties. Zo komt een ieder in
de archieven
Ter gelegenheid van die derde C.D.
R.-verjaardag stroomden in de na
middag, onder de hete zon, reeds hon
derden Cubanen naar de Plaza de la
Revolución, om zich alvast, tegen de
aanvang van de bijeenkomst
('s avonds om negen uur!) van een
goede plaats te voorzien. Deze Plaza
is eigenlijk een enorm veld, omringd
met hoge gebouwen waartegen in
hout en staal in metershoge letters
leuzen zijn bevestigd als: „Viva la
Revolución Latioamericana!" en
„Viva el internationalisme Proieta-
rio!". Voorts hangen er de bekende
portretten van Castro en Lenin en
dan staat achter op het veld het mo
nument groot als een toren, gewijd
aan José Marti, een lokale Lenin of
Marx zo U wilt.
Het plein stroomt vol, de mensen
wachten uren. Wild golft strijd
lustige muziek, meestal de Inter
nationale, over de donkere hoofden.
Als het donker wordt stroomt de me
nigte harder aan, het plein groeit vol
tot naar schatting tweehonderddui
zend mensen aanwezig zijn. „Todo a
la Plaza de la Revolución", hebben de
loudspeakers en de kranten in steden
en dorpen al dagenlang gegild. En ze
gingen. Felle lampen flitsen aan en
daarboven schieten de bundels van
de zoeklichten zoals elke avond en
nacht langs de zwarte hemel. Er vor
men zich zang- en spreekkoren. Cas
tro's spreekgestoelte met de batterij
microfoons is nog leeg, evenals de
lange tribune met honderden plaat
sen voor het spreekgestoelte. Het
blijkt dat die tribune voor de deelne
mers aan het architectencongres is
gereserveerd
De loudspeakers winden er geen
doekjes om. Ze kondigen de komst
van de congressisten aan: „Ontvangt
hen met applaus! Zij zijn speciaal
naar Cuba gekomen omdat ze zich
niet lieten afschrikken door imperia
listische yankee-dreigementen!"
Als we op de tribune stappen worden
we ontvangen met een applaus van
vierhonderdduizend handen en een
vreugdegehuil uit tweehonderddui
zend kelen. Het is imposant, we voe
len ons werkelijk zeer vereerd. Over
al flitsen cameralampen en de vol
gende dag zien we de architecten,
minzaam tweehonderdduizend zielen
toewuivend, in de plaatselijke kran
ten staan.
Het festijn begint dan met enkele
toespraken van mindere goden, als
C.D.R.-leider Joseph Matar, die stuk
voor stuk proberen hun grote Fidel
als redenaar te evenaren. Ze zijn uit
dezelfde praatschool, zogezegd. Als
er een woest gehuil uit de menigte
opstijgt, betekent het dat de grote
man, EL MAXIMO LIDER DE LA
REVOLUCION CUBANA achter zijn
microfoons klimt. „LOOK!, there is
Fidel!krijst mijn tolk mij drie keer
in mijn oor. Ik stop hem onmiddellijk
een Kingsigaret in de mond. Dat
helpt. Als hij zijn emoties te boven is
en van tijd tot tijd nog een glazige
blik in Castro's baard boven ons
hoofd heeft geworpen, verklaart mijn
tolk voorts dat Fidel ter plaatse ge
accompagneerd wordt door president
Osvaldo Dorticos (in ieder geval een
man in een fatsoenlijk pak tussen al
die mannen, die naar onze diensttijd
begrippen in zogenaamd werkpak
met vechtpet gekleed gaan) en door
Fidels broer Raül Castro, minister
van defensie.
Castro zal spreken, het volk luistert
ademloos. Hij heet talrijke architec
ten welkom, toont er zich verheugd
over dat zij in zo grote getale aanwe
zig zijn om de derde verjaardag van
de C.D.R. luister bij te zetten. Afge
wisseld door stormachtige ovaties en
donderend handgeklap doet Castro
mededelingen, zoals het feit dat de
C.D.R. uitgegroeid is tot een organi
satie van niet minder dan 103.000
vrijwilligers, dat op Cuba door het
nieuwe regiem 20.000 nieuwe scholen
werden gebouwd, dat de Revolution
het rassenprobleem heeft uitgeban
nen, een prestatie die „door de slechte
man Kennedy" nog steeds niet werd
opgebracht
Dan wordt Castro onderbroken
door een donderende explosie. De
grond trilt, het hele plein dreunt na
van de schok en de duizenden mensen
houden de adem inVan die stilte
maakt redenaar Castro gebruik om te
zeggen: „Dit moet een bom van de
vijand geweest zijn. Maar daar zijn
we niet bang meer voor, daar draaien
we onze hand niet meer voor om...".
Een bijna hysterische ovatie is het
antwoord van een dankbaar publiek.
„Hoorde je wat hij zei?", vraagt mijn
gids. Wij proberen hem uit te leggen
dat het hier naar alle waarschijnlijk
heid een zogenaamde psychologische
bom betrof, op het juiste moment
door Castro-handlangers tot ontplof
fing gebracht. De gids kijkt ons diep
verontwaardigd aan.
Afgezien van zijn vaak voorkomende
herhalingen steekt Castro een boeien
de redevoering af. Toch vragen velen
op de architectentribune zich met
zorg af hoe lang het spel nog zal du
ren, wetend dat zijn plaatselijk praat
record op 20 uur non-stop staat
Dan komt el maximo lider aan het
hoofdstuk Zuid-Amerikaanse presi
denten. Hij veegt ze van de tafel als
zijnde gorilla's,En Betancourt
(Venezuela) is de grootste gorilla
van allemaalroept hij tot
groot plezier van tweehonderddui
zend Cubanen uit. En na nog enkele
onaardige opmerkingen over de Yan
kees en hun Yankee-imperialisme
komt de toespraak tot een einde met
de bekende leuzen: „Patria o Muer-
te!" en „Venceremos!".
Maar dan staan er nog indrukwek
kende dingen te gebeuren die het ant
woord van de menigte vormen op de
woorden van hun Fidel.
Al herhaalde malen werden O&stro's
woorden beloond met een stormachtig
applaus, dat gelijkmatig overging in
handgeklap. Dat handgeklap diende
dan weer om slogans te scanderen,
zoals de sterk ritmisch gebrachte leu
ze: „Fidel, Kroesjtsjew, we willen ze
allebei" en „Fidel. sla de Yankees".
Aan het einde van de toespraak wa
ren deze en soortgelijke manoevres
niet van de lucht. Daarbij zaten de
Cubanen lange tijd ernstig en wazig
voor zich uitstarend in de handen de
klappen.
Het spektakel werd pas overdonde
rend toen de tweehonderddui
zend Cubanen het volkslied mee
zongen terwijl de begeleidende mu
ziek uit de tientallen loudspeakers
donderde. En daarbij slaan de talloze
Cubanen de handen links en rechts
vingerklauwend ineen, om vervolgens
de handen hoog op te heffen en de
lange ketens van mensen die zodoen
de van links naar rechts over het
veld ontstaan te laten deinen en wie
gen op de maat, al zingend van links
naar rechts. Een bijzonderheid is nog,
dat de ketens afwisselend naar links
rechts wiegen, tegen elkaar in dus.
Het effect is vergelijkbaar met de
branding aan het Zandvoortse strand
op een stormachtige herfstdag: een
wilde kokende, brullende mensenzee
met daarboven het gegil van de loud
speakers en de flitsende zoeklichten
langs de hemel. Ongelofelijk schouw
spel. Maar tegelijk griezelig, unhei
misch
Links boven: de Plaza de la Revo
lucion stroomt vol. Rechts boven:
Havana naar het oosten gezien,
decor van voormalige luxe, voor
het huidige Cuba een beetje te
groot geworend. Vervolgens: vóór
de congressisten in Havana kwa
men, waren alle Russen reeds uit
de stad verdwenen en tijdelijk el
ders ondergebracht. Maar Russi
sche sporen vindt men overal, zoals
dit schip, dat in een kleine baai
aan de noordkust voor anker is ge
gaan. Ten slotte een straatfoto
graaf in Havana vriendelijk zijn
tegen de congressisten, maar niet
over politiek praten.
Woor het Castroland Cuba waren de laat
ste dagen van september zeker bewo
gen dagen. En speciaal de hoofdstad Ha
vana, deelde in die bewogenheid, want een
golf van enkele duizenden gasten uit alle
hoeken van de wereld vloeide als een bun
del hoogstinteressante vreemdelingen over
de communistische enclave. De Russische
astronaute Valentina Tereshkova kwam
op bezoek en een weerzinwekkende orkaan
ranselde onder de lieftallige naam Flora
oost Cuba, een diep spoor van dood en
vernieling over het toch al zo labiele „ter-
ritorio libre" trekkend.
Het bezoek van de duizenden gasten in het
kader van het zevende congres van de Union
Internationale des Architectes werd door de
Cubanen gezien als een openlijke appreciatie
van het socialistische Cuba door de vrije wereld
(behalve de Verenigde Staten) en dat bezoek
werd dan ook door Castro en de zijnen aangegre
pen als middelen om extra politieke grapjes daar
mee uit te halen. De orkaan ten slotte kostte op
Cuba omtrent 1200 doden, vernielde voor onge
veer 30 procent de Cubaanse koffieoogst en een
belangrijk deel van de suikerplantages en deed
Castro gedurende een drie uur durende televisie
rede zelfs een beroep doen op de Verenigde Sta
ten de voor Cuba waarlijk fnuikende economische
blokkade op te heffen. Enkele weken geleden nog,
hoorde ik Fidel Castro voor een menigte van
bijna tweehonderdduizend man schampere op
merkingen maken over die blokkade: „Cuba heeft
de vrijheid naar andere landen te gaan om steun.
Met Rusland heeft Cuba nu een handel die
10.000.000 pesos per jaar beloopt. Het volk van
Cuba ziet de gevolgen van de blokkade als een
offer voor de vrijheid. Het volk van Cuba wil
zelfs nog meer offeren(Groot applaus).
Gaat Castro dan zo snel overstag? Een bezoek
aan Cuba leert dat er alle reden voor is. Want
de economische situatie op het veelbesproken
eiland is slecht. Zonder meer slecht. Goederen
zijn schaars, contrarevolutionairen maken het
Fidel niet eenvoudig en de opbouw van de in
drukwekkende legermacht slokt miljoenen op.
Laat ik beginnen met enkele details waarmee men
in het Cubaanse leven van alle dag te maken
heeft.
Wie het plan heeft Cuba als toerist te bezoeken
doet er goed aan een flinke hoeveelheid geld bij
zich te steken. Want de Cubaanse peso kan hij
er kopen voor de prijs van één Amerikaanse dol
lar, dat wil zeggen a 3,60. Deze ijdele Cubaan
se koers dateert uit de gouden tijd van vóór de
revolutie, toen de peso nog zo prachtig hard was.
De koopkracht van de peso daalde echter in de
tussentijd tot ongeveer 50 a 60 cent, zodat wij
bij elke peso die wij besteden het onprettige ge
voel krijgen, drie gulden weg te smijten. Om
gerekend eet men er een karige maaltijd voor
zo'n kleine twintig guldenHoe kunnen de Cu
banen dan leven als alles zo duur is Dat is
heel eenvoudig. Castro's geldpers draait ernstig
voort en er is niets te koop. Althans, men kan
er niet naar behoefte gaan winkelen. Iedere Cu
baan krijgt een distributiekaart uitgereikt, welke
hem recht geeft op bijvoorbeeld één stuk vlees
per week, één paar sokken per kwartaal, één paar
schoenen per jaarCuba heeft nog steeds
mooie winkels, maar ze zijn zo goed als leeg.
De beroemde inmiddels ook genationaliseerde
Bacardi-rum is er althans goed voor
Deze, aanverwante en soortgelijke verschijn
selen zijn voornamelijk een gevolg van de
door de Verenigde Staten ingestelde economische
blokkade. De V.S. waren vroeger de kurk waarop
weelderig Cuba dreef, doordat de V.S. vrijwel de
gehele suikerproduktie kochten volgens een ak
koord op basis van een garantieprijs. De laatste
pre-revolutionaire suikeroogst was 6,2 miljoen
ton groot. De oogst van 1962 haalde nauwelijks
de 3,8 miljoen ton. Rusland neemt nu suiker af,
maar daarmee is de produktie nog niet op het
oude peil gebracht. En naar het zich laat aan
zien, zal die oogst dat oude peil onder de huidige
omstandigheden in de komende vijf, misschien
wel tien jaar, zeker niet halen.
Want wat is er op die Cubaanse suikerplanta
ges inmiddels niet allemaal veranderd? Het is
waar dat de pre-revolutionaire suikerkoningen er
werkelijk als vorsten leefden (voorzover ze op
het eiland en niet aan de Franse Rivièra ver
toefden) daarvan getuigen nu nog hun villa's als
paleizen in de wijk Miramar van Havana. Droom
villa's van de allerduurste soort. Maar daar stond
tegenover dat de arbeiders op de plantages, in
ruil voor medogenloos hard werk in een moordend
klimaat toch nog redelijke tot goede lonen konden
verdienen. Bij al het kijken naar de villa's van
de rijke eigenaars stak de jaloezie echter harder
dan de Cubaanse zon en na de Revolución van
Fidel was het voor velen aantrekkelijker een
baantje in Havanna te nemen, op een van de
vele bureaus en kantoren die door het nieuwe
gouvernement in het leven werden geroepen. Bo
vendien ontwierp het nieuwe bewind een ove
rigens loffelijk onderwijsprogramma en met
duizenden trokken de jonge Cubanen naar de
scholen. De meesten gingen naar Havana, waar
ze een voortreffelijk onderkomen vonden in de,
tot nut van het algemeen „genationaliseerde" vil
la's van de genoemde suikerkoningen en andere
villa's, die daarvoor haastig werden ingericht.
Zo liepen de suikerplantages leeg. In ruil daar
voor wordt nu een ieder verplicht gesteld „in het
belang van de republiek" ten tijde van de oogst
(tweemaal per jaar) op vrije zondagen suikerriet
te gaan hakken. Een andere vijand van de Cu
baanse suikerproduktie is het absenteïsme. Een
veelzeggend woord voor wie er mee te maken
heeft. In het kort komt het hier op neer: om
zich aan een gecompliceerd boetestelsel te ont
trekken presteert men het met veel kunst en
vliegwerk op tijd op het werk te komen. Maar
eenmaal aanwezig besteedt men de meeste tijd
aan slapen, kaarten en drinken in een naburig
kroegje. Zo worstelt ieder zoveel-jarenplan, iede
re suikeroogst en ieder streven tot prestatiever
betering met een kwaal, die het overigens zo
zeer beminnelijke volk van Cubanen eigen is:
luiheid. Een luiheid die overigens volkomen in-
haerent is aan de warme tropenzon en de voch
tige klamme hitte welke dagelijks als een zware
dweil over de mensenhoofden valt. Vandaar dat
de Cubanen overdag liever wat slapen, alles uit
stellen tot manana (morgen) en tot diep in de
nacht feestvieren met hun zwaar ritmische mu
ziek en waarbij ze eindeloze series rumprodukten
en -derivaten drinken. Want als men dan in de
winkels geen pesos kan laten rollen spreekt men
maar de immense voorraad Cubaanse rum aan.
De revolutionairen van Cuba hebben „het naas
ten" lief. Naasten of nationaliseren zijn eufemis
tische aanduidingen voor wat in feite een bij de
wet gesanctioneerde dieverij op immense schaal
is. Heren als Soekarno en Nasser hebben jaren
geleden al laten zien hoe dat gaat. Vlak voor de
Cubaanse revolutie inzette vertrokken al enigen
van „the happy few", met scherpe neus lontrui
kend, naar Miami. Het waren de rijke Cubanen
(nauwelijks Amerikanen), die op het voorma
lie pleziereiland hetzij in de suiker, hetzij in ande
re business harde zaken hadden gedaan. Hun in
komens beliepen soms zeven miljoen dollar per
jaarToen Castro met zijn vechtpet, baard en
trawanten aan de macht kwam, was een van
zijn eerste daden al het geld op de banken te
blokkeren en de weinige „rijken" en talrijke
„contra's" te laten vertrekken nadat hij hen al
les (villa's, landgoederen, auto's en geld) had af
genomen. Gedurende bijna twee jaar ging een
stroom vluchtelingen naar Miami, die stroom had
per maand een omvang van ongeveer tiendui
zend man. En zelfs de Cubanen in goede doen die
ondanks, alles liever op hun geboortegrond wil
den blijven, en met Castro wilden meewerken,
moesten hun huizen, auto's en geld bij de nieuwe
regering komen inleveren. Trouwens, de vluchte
lingenstroom werd stopgezet en daarna moest
ieder, die in het schuitje zat, hoe dan ook, mee
varen. Dat nog pas enkele weken geleden een
schuitje met een zestigtal Cubanen, op weg naar
Mexico, verdwaald bij Texas werd aangetroffen,
bewijst hoe moeilijk het leven is bij de steeds nij
pender wordende rantsoenering van voedsel en
kleding. De armoede is voor velen ondragelijk.
Geharde revolutionairen blijven echter manmoe
dig spreken van „harde beginjaren die nu een
maal op elke revolutie volgen"
Niet alleen villa's en auto's werden genaast,
maar ook de hotels. Ze kregen vaak andere
namen, zoals het bijzonder luxueus en kostbaar
opgezette Habana Hilton. Het heet nu Habana
Libre. Geld om die naam te veranderen op het
serviesgoed, op de uniformen van het personeel
en op het linnegoed wist de Revolución kennelijk
nog niet op te brengen. Het hotel is nu gemeen
goed geworden en de ontluistering ervan is in
gezet. En zolang de Cubanen er rum kunnen
drinken en muziek kunnen horen vergeten ze
snel het vleugje kapitalisme dat nog kleeft aan
de naam Hilton die ze er overal tegenkomen.
Nee, dan wordt de verandering bij de genationa
liseerde fabrieken steviger aangepakt. Daar wor
den op de muren reusachtige Cubaanse vlaggen
geschilderd, alsmede de aldaar bekende kreten
„Patria o muerte!" en: „Venceremos", Vaderland
of dood, en Wij zullen overwinnen!
Een oudere Cubaan toonde ons tijdens een rit
door het land buiten de hoofdstad een grote
agave-plantage. „Kijk", vertelde hij, „de man die
hier woonde en met de touwproduktie uit zijn
agave's fortuinen had verdiend, was zo woedend
over het feit, dat de nieuwe regering al zijn
eigendommen kwam nationaliseren, dat hij een
van zijn zelfgefabriceerde stukken touw nam om
zich er mee aan een boom te hangen
De Cubaanse magere jaren zijn aan die man
in ieder geval bespaard gebleven.
Bezoek
op Cuba