Geheel vergeten
en in armoede
sukkelende'
HET BELANG VAN ROOD-WIT
zaterdagnummer
Herinnering
aan Naerebout
Zaterdag 2 november 1963
Qp het eerste gezicht lijkt het
vreemd om naar een aanden
ken van Naerebout te zoeken in
een gothisch huis. Maar dat
huis staat op de Turfkade te
Goes en Naerebout heeft zijn
laatste tien jaren in de omge
ving van dit stadje doorge
bracht. Het is een fraai huis
en het heeft een goede bestem
ming: museum voor Zuid- en
Noord-Beveland. We hadden
ons van tevoren op de hoogte
gesteld of er in het museum
iets was dat aan Naerebout her
innerde. Het antwoord was te
leurstellend: alleen een aquarel
met het kustlicht bij het Sas
van Goes. Na zijn ontslag als
zeeloods was Naerebout in 1808
lantaarnopsteker geworden bij
de .vuurbaak (kustlicht) op
Oost-Beveland. Dit eilandje
werd een jaar later aan Zuid-
Beveland gehecht door de bedij
king aan de Wilhelminapolder.
De roem van Naerebout was
toen al verbleekt. De heren van
de polder vonden de vermaarde
loods en redder in een herberg
te Goes „geheel vergeten en in
armoede sukkelende".
Velen van ons zullen de figuur van
Naerebout kennen uit de boeken
van Stamperius, die de laatste ja
ren van zijn held in sombere kleuren
afschildert. Dat is evenwel legende
vorming. Armoede en gebrek heeft
Naerebout zijn laatste jaren niet ge
leden, dank zij de hulp van directeur
Van den Bosch van de Wilhelmina
polder. Het is wel zo, dat de glorie
der wereld snel voorbijgaat Zelfs
de plaats van het kustlicht is er niet
meer. In de nacht van 9 op 10 febru
ari 1856 vertoonde zich aan de Oost
nol van Oost-Beveland een dijkvak
die het kustlicht, woonhuis en polder
magazijn meesleurde in de diepte.
Toch kunnen we niet over een ver
geefs bezoek aan het museum op de
Turfkade spreken. Van de gevel (ca.
1530) alleen is al heel wat te vertel
len met zijn zeventien fraaie ankers
met bloem. Vermeulen heeft er op
gewezen dat de oorsprong van het
type, dat als het Zuidhollandse ot
Dordtse bekend staat, waarschijnlijk
in Vlaanderen te zoeken is en moge
lijk zich in Zeeland ontwikkelde. Het
was echter niet om de gevel begon
nen, maar om wat er zich achter
verborg. Het was er koud, maar ook
dat wordt verholpen. De vereniging
Hendrik de Keyser, die het huis in
1928 in eigendom kreeg, heeft be
sloten" centrale verwarming aan te
leggen. De heer Visser, bestuurslid
van het museum, vertelde ons dat
dit financiële zorgen met zich mee
brengt. Hij hoopte dat het aantal
leden van het museum, dat sinds
korte tijd een aanzienlijke stijging
vertoonde, zich zal blijven uitbrei
den. Het museum verdient het.
Wat opvalt zijn de tegenstellingen.
In het voorhuis hangen de 17de
eeuwse schuttersstukken van C. W.
Eversdijck en W. Eversdijck. Voor
een van deze schilderijen staat een
tafel met een maquette van het
ontwerp van het nieuwe zwembad.
De welgedane heren kijken er over
heen: voor hen was water alleen iets
waarmee men zich waste in be
scheiden mate. Het gildezilver trekt
altijd weer. Van het schippersgilde
zijn twee zilveren schilden aanwezig
in de vorm van schepen. „Dese schee
pen kommen toe het Schippersgildde
van dder Goes, anno 1647" staat er
ten overvloede onder. Het was be
paald geen onbelangrijk gilde. De
beurtvaart op de Zeeuwse en andere
havens gaf heel wat schippers een
bestaan. In 1626 wordt gesproken
over de instelling van een geregelde
veerdienst op Bergen op Zoom ten
gerieve van het vervoer van handels
waren en passagiers. In de 17de eeuw
gaat Goes vooral van belang worden
als centrum van het rijke landbouw
gebied Zuid-Beveland. Veel van de
produkten die de schippers vervoer
den zijn afkomstig van de landbouw.
De landbouw brengt ons op de
meekrapcultuur, die in Zeeland zeer
belangrijk is geweest. Verschillende
meekrapspaden trekken de aandacht.
De schop van de spaden is lang, de
houten steel stevig. Het deiven van
wortels was een zwaar karwei, dat
bovendien grote vaardigheid eiste,
want het gehele wortelkluwen moest
onbeschadigd naar boven komen. Het
ging hier om gespecialiseerd werk
en de meedelvers behoorden tot de
bestbetaalde landarbeiders Het loon
van een daalder per dag in het late
naseizoen werd zeer bevredigend ge
acht. Er zijn nog meer objecten in
het museum die op de meekrapcul
tuur wijzen. Het was een oud bedrijf.
Tot in de tweede helft van de 17de
eeuw bleef de regeling van het mee-
krapbedrijf aan de stedeijke bestu
ren voorbehouden.
Durgemeester en schepenen van
Goes stelden in 1622 een uitvoe
rige ordonnantie voor het bedrijf vast
met alle bepalingen die we uit de
middeleeuwen kennen: delven, keu
ring, vervalsing enz. Het rood van
de wortels van de meekrapplant werd
tot in de jaren zeventig van de vori
ge eeuw voor textiel- en lederwaren
gebruikt. De meekrap is verdwenen
evenals de Zeeuwse chocolade. Enige
tonnen waarin het beroemde produkt
gemaakt werd, zijn nog in het mu
seum aanwezig. Bij het verlaten van
het museum hebben we terloops nog
een blik geworpen op het schutters
stuk naar de man met de zes vingers
aan een hand. Men zegt dat het in
de familie meer voorkwam.
....zilveren schild van
schippergilde
EERLIJK gezegd we zitten er zelf een beetje
mee. Natuurlijk, morgen, als de oude rivalen
Middelburg en Vlissingen elkaar ontmoeten,
houdt het leven in het kuipje aan de Nadorst.
Na jaren zijn ze weer in dezelfde divisie vereend
en dat is een garantie voor twee wedstrijden,
gesierd door die buitengewone, ondefinieerbare
cupsfeer, die we zo lang in het kuipje en aan de
Irislaan hebben moeten missen.
Cr is niets van deze wedstrijd te zeggen. De
sportredacteur heeft gisteren, in een onbe
nullige voorbeschouwing nog wel een poging
gedaan hij had het beter kunnen laten. De
kansen zijn gelijk. Middelburg heeft er zin in,
maar Vlissingen ook. Middelburg brengt elf
geladen kerels in het veld en reken maar, dat
ze in Vlissingen ook niet onder hun wolletje
blijven liggen.
Men verwacht trouwens al heel vroeg, uit Vlissingen
zowel als uit Middelburg een toeloop, die alles zal
slaan. Men houdt daar rekening mee in Vlisingen
weet men, dat Middelburg de gebrekkige accommodatie
van haar terrein poogt op te vangen door het plaatsen
van mobiele tribunes, waarvoor men het oog heeft
laten vallen op boerenwagens. Een ongelukkig detail,
maar goed, men moet wel eens improviseren.
Met die grote belangstelling in het vooruitzicht zijn wij
naar de tekenaar Jacques Prince gegaan met het ver
zoek, de wedstrijd Vlissingen-Sparta '25 te bezoeken en
al zijn gevoel te leggen in een impressie, die een situa
tie zou verbeelden, die de grenzen van het absurde
ver overschrijdt: Vlissingen weet zich namelijk ge
schraagd door twéé supportersverenigingen.
„Maak nu eens een prettige prent" hebben wij gezegd,
,,'t mag gerust wat grappig zijn, want je begrijpt het:
als Vlissingen de meeste goaltjes maakt en de rood-
witten moeten op de schouders, wordt het trekken
tussen die twee verenigingen. Maar grappig houden
hoor, 't kan wel enigszins satiriek, als 't maar fijn
blijft".
Enfn, het resultaat staat hierboven. We zitten er echt
een beetje mee.
Nu staan er verschillende wegen open. Wij zouden
bijvoorbeeld de prent tot in alle details kunnen toelich
ten. De aanwezigheid van die huursinterklaas verkla
ren bijvoorbeeld een figuur, die toch wel wat vragen
oproept. Maar dat doen we niet. We kunnen met één
zinnetje volstaan.
Prince is een modern (kunstenaar.
Een man, die van voetballen, laat staan van de cup
sfeer, niet het flauwste benul heeft.
Komt hij terug van die wedstrijd tegen Sparta '25.
„Mistig hoor, ontzettend mistig. Eerst zat ik zo'n beetje
in het midden. Dan zag ik zo nu en dan een hordje spe
lers hijgend voorbijtrekken, maar daar bleef het bij.
Zo nu en dan woei er uit de mist een zwak gejuich
over. Dan wist je dat er weer wat gebeurd was. Eén
fijn heertje was er, helemaal in het grijs, dat keek
dwars door de mist, want als ik al niets meer zag,
riep hij nog „Hup centrefor". Voor de rest veel tech
nische opmerkingen, zoals „Stuur volgende keer je
moeder maar met dat gebrei". Later ben ik achter de
goal van Sparta gaan zitten. Dat laatste doelpunt was
prachtig. Dat maakten ze zelf. En hard. Keihard was
't ie en precies waar ie wezen moest, in het uiterste
hoekje. Een prachtgoal. Die Vlissingse jongens achter
het doel waren gek van vreugde. Ze juichten en juich
ten prachtig was het. Een prettig doelpunt. Later
rent zo'n ventje, 't was niet ouder dan een jaar of tien,
het veld op. Naar Moens. Zegt het „Je doet toch vol
gende week wel weer mee
De aanwezigheid van die twee supportersverenigin
gen is hem uiteraard volkomen ontgaan. Want ze
zijn er. Bij iedere thuiswedstrijd wapperen de vlaggen
van beide organisaties vrolijk van de tribunes. Op
enige afstand, maar voor hetzelfde streven.
Hoe heten ze en hoe konden ze, zo naast elkaar ont
staan
Het zijn „Rood-Wit" de oudste en „Ons Belang".
Laten we volstaan met te zeggen, dat de verstandhou
ding thans goed is. Ach, er zijn in het verleden wat
moeilijkheden geweest, maar het heeft geen zin ouwe
koeien uit de sloot te halen, hoewel de naam „Ons
Belang" zich er wel voor leent: men zou er voor het
zelfde geld in coöperatief verband samenwerkende zui-
velbereiders achter kunnen vermoeden.
Zijn er verschillen?
Nauwelijks. Ze zijn beide erkend door de voetbalver
eniging „Vlissingen". „Rood-Wit" is een tijdje haar
erkenning kwijt geweest, maar later is dat prettig
bijgelegd. In het belang van rood-wit, in het belang
van de rood-witte kleuren, door drie verenigingen ge
stuwd naar de enig begeerde plaats: de eerste.
Zijn er dan geen andere verschillen?
Zeker. Kleine, nauwelijks waarneembare differentia
ties, die alleen maar met veel gevoel voor detail, voor
nuancering, te onderkennen zijn. „Rood-Wit" bijvoor
beeld heeft een voorkeur voor de linkerwing het
Moens-motief terwijl „Ons Belang" een hang ver
toont naar de achterhoede. Zij vinden elkaar echter
in de middenlinie, het spil-compromis.
En zij blazen op dezelfde toertertjes en zwaaien met
dezelfde rood-witte vlaggetjes met een eendracht, die
ontroerend is.
Nee, nu alle gekheid op een stokje: het heeft voor
delen, twee supportersverenigingen. Als het vuur der
aanmoediging in het ene kamp verstomt, neemt men
achter het andere banier over. Zij zijn ook één in her
innering. Herinnering aan oude successen, aan de glo
rie van het rood-wit.
Penningmeester De Rooij bijvoorbeeld voor welke
vereniging hij de centjes beheert doet er hier niet toe
staat nog goed de triomf uit het seizoen 1928-'29 voor
de geest, toen Vlissingen-Middelburg in de laatste minu
ten van het veld veegde. Met de rust was het 02.
Voor Middelburg. Een stampvol veld. Komt er in de
rust iemand van Middelburg naar De Rooij: „Jullie
hebben de centen en wij de eer".
Vertelt De Rooij: „Tot twintig minuten voor tijd bleef
het 0-2. En toen de scheidsrechter voor de laatste keer
floot was het 6-2 voor Vlissingen. Tjonge-jonge, wat een
feest was dat. Ik na afloop natuurlijk naar die Middel
burger toe. En ik hoop dat het zondag weer zo wordt.
Want het blijven toch Vlissingers en het blijven toch
Middelburgers".
Ja, daar helpt geen moedertje-dubbelstadgedachte
aan. Ook daarom is die tekening zo gevaarlijk. Want
de Provinciale Zeeuwse Courant is een Breskense, een
Goese, een Vlissingse, een Middelburgse en ga-zo-maar-
door-courant. En Prince heeft de doelcijfers al ingevuld.
Om Middelburg te stimuleren? Of bij voorbaat een
doem over de ploeg te leggen?
Wij nemen hiervoor geen enkele verantwoor
ding. Wij zijn het er bij voorbaat mee eens, dat
de publikatie van deze tekening beter achter
wege had kunnen blijven. Maar laat men één
ding niet vergeten: Prince is een aardige man
en hij moet óók leven. Dat is zijn belang.