Op deze pagina geeft drs. C. de
Schipper, sociaal econoom bij
het Economisch Technologisch
Instituut voor Zeeland zijn visie
op de taken van de oude steden
in een nieuwe tijd, waarbij hij
vooral aandacht besteedt aan het
extra accent, dat de stedelijke
functies krijgen in een tijd van
economische expansie.
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
Oude steden
in nieuwe
tijd
J_Joewel Zeeland geleidelijk meer in de
greep van de industrialisatie komt,
heeft de provincie toch nog veel landelij
ke karakteristieken. De meeste woon
kernen zijn klein. Er zijn slechts vier
steden met meer dan 10.000 inwoners,
waarvan de grootste, Vlissingen, niet
verder komt dan 29.000. Zeeland heeft,
evenals Drente, geen echte grote stad;
wel is er een stedelijke concentratie
VlissingenSouburgMiddelburg van
60.000 zielen.
Verschillende Zeeuwse steden hebben in
een ver verleden een periode gekend,
waarin hun bestaan met meer glans om
geven was dan in het huidig tijdsge
wricht. Middelburg thans 23.000 in
woners heeft bij voorbeeld in de 17e
eeuw als handelsstad van internationale
allure 30.000 zielen geteld. En het stadje
Veere, dat in 1962 zijn bevolking zag
teruglopen van 1015 tot 984, had in de
15e en 16e eeuw een veelvoud van het
tegenwoordige zielental.
Mogen de steden thans van bescheiden
omvang zijn, hun betekenis als streek-
verzorgende centra is niettemin groot.
De verzorgende taken zullen nog sterk
toenemen nu een snellere groei van de
provinciale economie en van de provin
ciale bevolking wordt verwacht onder
invloed van de industrialisatie, de ha
venontwikkeling en het toerisme.
Op de foto's: boven het oude, tegelijk
nieuwe hart van Middelburg, links onder
Vlissingen, Bellamypark en omgeving en
rechts onder de Oude Haven van Zierik-
zee met omgeving.
De dienstverlening van de stad op sociaal,
opvoedkundig, administratief, financieel,
medisch en ander gebied strekt zich niet alleen
uit tot de eigen gemeenteleden, maar ook tot
de streekbewoners. In een tijd van economi
sche expansie krijgen vele stedelijke functies
daarbij een extra accent. Het middenstands
apparaat bijvoorbeeld moet zich aanpassen
aan de veranderingen in de koop- en ver-
bruiksgewoonten en tegemoet komen aan de
gedifferentieerde wensen van een kritische
consumentengeneratie. Er moeten nieuwe
scholen worden gesticht om te kunnen voor
zien in de stijgende behoeften aan algemeen
vormend en gespecialiseerd onderwijs. Naar
mate het welvaartspeil en het ontwikkelings
niveau van de plattelands- en stadsbewoners
omhoog gaan, moeten de steden ook nieuwe
mogelijkheden creëren in de sector cultuur en
ontspanning.
De groeiende taken vergen uiteraard veel van
het aanpassingsvermogen van de oude steden,
die wat verkeerstechnische situatie, stede-
bouwkundige indeling en algemene structuur
betreft wortelen in een ver verleden. Dit ver
leden uit zich vaak in vervallen stadsgedeel
ten, nauwe verkeersstraten en onvoldoende
parkeerruimte. De sanerings- en reconstructie
plannen, die dan moeten worden uitgevoerd,
kosten de gemeenschap veel geld en de stads
bestuurders veel zorg. Voorbeelden zijn hier:
Goes-Noord, Middelburg-Korte Geere, Vlissin-
gen-Lange Zelke. Het verleden uit zich echter
ook in een schat van architectonische schoon
heid: de kerken, de raadhuizen, de poorten,
de statige patriciërshuizen, de schilderachtige
grachten en wallen. De kunsthistorische bouw
werken geven sfeer en karakter aan de bin
nensteden. Helaas bouwden ook de vermaarde
bouwmeesters uit vroeger tijden niet voor de
eeuwigheid; vroeg of laat komen hun creaties
soms mede als gevolg van geleden oorlogs
schade in een stadium, waarin een grondige
restauratie noodzakelijk is. Restauratiewerken
als de Kloveniersdoelen te Middelburg, de
„Bomvrije" toren te Vlissingen en de poorten
te Zierikzee vragen enorm veel geld. Menig
magistraat is er echter van overtuigd, dat de
offers van de huidige generatie in het niet
vallen bij de vreugde, die komende geslachten
van het behouden stadsschoon zullen beleven.
Een aantrekkelijke, sfeervolle binnenstad zal
ook de toeristen weten te boeien. Tot nu toe
hebben de steden zich voornamelijk met dag
toeristen en passanten tevreden moeten stel
len. Het echte verblijfstoerisme heeft zich in
hoofdzaak op de dorpen aan de kust geconcen
treerd. Verwacht wordt, dat de recreatietrek
naar de Zeeuws-Vlaamse, Walcherse en
Schouwse stranden in de komende jaren nog
sterk zal toenemen. Daardoor zal ook de toe
ristische functie van de steden in het achter
land belangrijker worden. De gasten aan de
kust wijken immers op regenachtige dagen
of tijdens dagtrips graag uit naar de stad.
Daarnaast zullen ook de dagtoeristen in steeds
grotere stromen via Westerscheldeveren,
Kreekrakdam en vanaf 1965 Grevelin-
gendam en Oosterscheldebrug blijven toe
vloeien.
Een en ander houdt goede beloften in voor de
stedelijke middenstand. Na een periode van
een zekere stagnatie in de algemene bedrijvig
heid en in de bevolkingsgroei kan het midden
standsapparaat thans, mede door de ontwikke
ling van het toerisme, de toekomst met een
groter vertrouwen tegemoet zien.
Het profijt van de toeristische bestedingen
is wat ongelijkmatig over de provincie ver
deeld. Voor grensplaatsen als Hulst en Sluis
is het Belgische kooptoerisme van grote bete
kenis. In Midden-Zeeland trekt Midddelburg
enorme belangstelling. Tijdens de spitsuren
kan men daar op drukke donderdagen in het
seizoen vaak meer dan 100 autobussen, gro
tendeels afkomstig van de Belgische kust,
aantreffen. Onder de honderden buitenlandse
auto's domineren de Duitse nummerborden.
De Vlissingse middenstand richt zich o.a. op
de eigen badgasten en op de passagiers van
de Flandria-plezierboten.
Juist de buitenlandse toeristen worden ge
waardeerd, omdat zij naast de dagelijkse le
vensbenodigdheden ook duurzame consump
tiegoederen, zoals textielartikelen en schoenen,
kopen. Overigens hoort men wel de vrees uit
spreken, dat de geleidelijke onderlinge aan
passing van de prijsniveaus van de E.E.G.-
landen de ontwikkeling van het kooptoerisme
zal afremmen.
Moderne steden wilen groeien. Daartoe is
naast een goed werkklimaat een goed woon
klimaat nodig. Door verbetering van de eco
nomische infrastructuur (industrieterreinen,
havenaccommodatie, openbare nutsvoorzienin
gen, ontsluitingswegen, technisch onderwijs)
moeten de primaire welvaartsbronnen worden
geactiveerd. Door verbetering van de sociaal-
culturele en recreatieve infrastructuur moet
de „leefbaarheid" op een hoger peil worden
gebracht. In dit verband zij o.a. verwezen naar
de projecten voor schouwburgen( Terneuzen,
Middelburg), zwembaden (Goes, Terneuzen),
jachthavens (Zierikzee) en recreatiecomplexen
(Vlissingen, Hulst).
De stichtings- en exploitatiekosten van derge
lijke projecten drukken zwaar op de stede
lijke schatkist, zelfs indien de rijksoverheid
met subsidies bijspringt. De stijging der fi
nanciële lasten voor de centrale voorzieningen
doet de steden met verlangen uitzien naar een
snelle groei van het inwonertal. Langs deze
weg kan immers een hogere uitkering uit het
gemeentefonds worden verkregen. Vaak ziet
men echter, dat het inwonertal van een stad
niet evenredig toeneemt met de gecreëerde
werkgelegenheid. Er is namelijk een zekere
voorkeur merkbaar voor het wonen in een
rustige, landelijke omgeving, ook bij mensen,
die, wat hun werk en hun sociaal-culturele
behoeften betreft, op de stad zijn georiënteerd.
Deze tendentie bevordert de groei van de
randgemeenten van de stad. Dit houdt voor de
steden weer een prikkel in om moderne nieu
we woonwijken met bungalowstroken te pro
jecteren met het doel zoveel mogelijk aan de
uiteenlopende woonwensen tegemoet te komen.
De voortekenen wijzen er op, dat de meeste
Zeeuwse steden in de komende jaren in
grijpende veranderingen zullen ondergaan.
Daarbij zullen hoge eisen gesteld worden aan
de bestuurskracht van de stedelijke autoritei
ten. Wanneer de steden hun nieuwe taken
doeltreffend weten te verrichten, zal dit de
gehele provincie ten goede komen. Een hoog
peil van stedelijke dienstverlening bevordert
onder de huidige omstandigheden ook de leef
baarheid op het omringende platteland.