NIEW BELEID BEVOLKINGSGROEI INFRASTRUCTUUR 1960=1870? 25 „Keerpunt der tijden' noemde drs. M. C. Verburg; de directeur van het Economisch Technologisch Instituut voor Zeeland zijn op deze pagina ge publiceerde bijdrage en bij dat keerpunt der tijden wierp hij de vraag op: is 1960 gelijk aan 1870? Het jaar 1870 beoogde een keerpunt te zijn. Men was er in Nederland van overtuigd, dat er een eind was gekomen aan het economische verval van Zeeland. Men hief de glazen maar die toast leverde alleen een kater op. „Wij durven nu wel toasten stelt drs. Verburg in zijn artikel. En wie de twee foto's op deze pagina vergelijkt boven: middagpauze bij de A.K.F. in Goes, links onder: landarbeiders omstreeks de jongste eeuwwisseling zal het met hem eens zijn. De industrialisatie zou ook op het platteland grote verbeteringen brengen. PBOVIMOIABB MXMVWSM G. O V B A K 9. profeteren is een gemakkelijke bezigheid, tenzij men de bewijs voering ernstig neemt. Een ernsti ge bewijsvoering vervolgens heeft iets tragisch, tenminste in de we reld der maatschappelijke ver schijnselen, omdat zij in het gun stige geval een krappe meerder heid overtuigt en in het ongunstige geval alleen jezelf. Laten wij het ons dus moeilijk maken. KEERPUNT 1870 en 1960. In 1870 is heel Nederland er van overtuigd, dat er een einde is gekomen aan het economische verval van Zeeland. De juist aangelegde spoor lijn zal de knooppunten Middelburg en Vlissingen, waaraan de eerste stad het dok op de Dam en de tweede een com plex binnen- en buitenhavens heeft toe gevoegd, wederom tot bloei brengen. En dan het gereedgekomen Kanaal door Walcheren! Helaas hebben de toasts weinig anders dan katers opgeleverd. Met name de haven van Vlissingen is niet geworden wat men er van had ver wacht. Het befaamde boek van Kautz, Jena, Weltwirtsehaftliches Archiv, 1933! (401 grondige Duitse bladzijden), stelt vast dat er geen voldoende „Angliede- rung mit dem Hinterland" is en dat er geen havenindustrie gekomen is, dat de haven geen voorhaven van Antwerpen is geworden 1). Voor Terneuzen be schikken wij niet over zulk een diagnose op afstand. Omstreeks 1870 zijn de spoorwegen naar Mechelen en Gent tot stand gekomen, maar de belofte ook hier door tegenwerking van België; van Rotterdam had althans Terneuzen min der last, als U begrijpt wat wij bedoelen de belofte dus, is ook hier niet in gelost. Wel is het complex havens Sluis kil, Terneuzen, Sas van Gent goed voor het aandoen van binnenschepen met een 2,4 miljoen ton laadvermogen en Vlis singen voor 400.000 ton en van zee schepen met een bruto-registertonnage van 1,7 miljoen en 5,9 miljoen, waarvan in Vlissingen slechts 0,4 miljoen ladend of lossend. Dit verschil is vooral toe te schrijven aan de industriële vestigingen langs het kanaal Terneuzen-Gent, waar in echter na 1930 weinig expansie valt waar te nemen. Volgt 1960. Zullen wij ons nu weer ver kijken of zal de pomp voorgoed aan gezwengeld worden? Intussen is Neder land in tal en last aan het vastgroeien, en beginnen onze vaders te klagen. Om de vergelijking nog wat vast te houden: in zuidwest Nederland staan nog twee bijna onbevolkte weeshuizen ter beschik king om een deel van onze zesjaarlijkse groei met een miljoen inwoners op te vangen. Dat is dan ook een stuk natio naal beleid geworden, enige jaren gele den op papier, thans ook zichtbaar aan de horizon. Eerst de papieren. In 1958 vermeldde de zesde industrialisatienota, dat alle kustprovincies beschouwd wor den als toekomstige vestigingsplaatsen voor aan zeeverkeer gebonden indus trieën. Met name wordt genoemd het gebied ten zuidwesten van Rotterdam, met verwijzing naar de komende delta verbindingen. In 1960 verschijnt de ze vende nota, waarin de uitvoering van de eerste fase van het havenplan in het Zuidsloe wordt aangekondigd en verant woording wordt afgelegd van de eerste infrastructuurprogramma's. In hetzelfde jaar wordt het verdrag over de vergro ting van het kanaal Gent-Terneuzen ge sloten. In 1963 komt de achtste indus trialisatienota, die een stap verder gaat en constateert dat beide zeehavens, Ter neuzen en de Sloehaven, met die van Delfzijl, de eerste prioriteit krijgen toe gewezen in de uitbouw van het Neder landse zeehavengebied. Er zijn hier reeds zoveel investeringen van algemene aard gedaan, zo wordt gesteld, dat het nationaal-economische rendement ervan eerst dient te worden verwezenlijkt, voordat aan andere plannen wordt ge dacht 2). De term Westerscheldebekken is in de nota voor het eerst officieel in gebruik genomen, ten bewijze dat hier een belangrijk stuk nationaal beleid ligt. De reden is evident. Er wordt gestreefd naar vestigingsplaatsen die de overloop van het aardig volle weeshuis wezen zijn toch ook mensenkinderen die ge speend dreigen te geraken van moeder natuur Randstad Holland kunnen op vangen. Dit is een doelwit op lange ter mijn, dat op korte termijn in het oog dient te worden gevat. Vandaar de in frastructuurprogramma's met departe mentale bijstand en met omvangrijke posten voor weg- en spoorontsluitingen, voor de zoet- en afvalwatervoorzienin gen. 1960 is dus 1870 niet, maar voor wie het niet gelooft volgt nog een dosis adstructie. In september 1963 is een herziening van het regionaal-economische beleid aangekondigd. Tot nu toe worden spe ciale vestigingsfaciliteiten alleen toege kend in probleemgebieden, met het oog op het feit dat de jaarlijkse aanwas van de beroepsbevolking er 'de groei van het aantal arbeidsplaatsen sterk overtreft. Het nieuwe beleid zal zich ook uitstrek ken tot die gebieden, buiten de Rand stad Holland, die beschikken over voor het gehele land en internationaal zo gun stige vestigingsfactoren dat de arbeids voorziening er tekort schiet. Het is nog niet bekend of Zeeland of beter: het Westerscheldebekken tot deze gebieden zal behoren, maar uit het voorgaande zal gebleken zijn dat weinig gebieden in Nederland daarvoor meer in aanmer king komen. Het bewijs dat het er anders uitziet dan ten tijde van onze overgroot vaders is nu alleen nog in gebreke ten opzichte van professionele zwartkijkers. Misschien kan het argument dat de zes miljoen inwoners die wij in het jaar onzes Heren 2000 binnen de Nederlandse staatsgrens moeten herbergen iets op een kroeg zal het wel lijken dat dus die zes miljoen toch ergens moeten wonen, onder die zwartkijkers nog en kele bekeerlingen werven. De industriële groei van Zeeland ligt nu al boven het nationale gemiddelde. Als Zeeland slechts zijn percentage van 2% van de Nederlandse bevolking behoudt, en alles wijst er op dat het hoger zal zijn, dan zal Zeeland met 150.000 groeien. De uit breidingsplannen van Middelburg, waar Zwolsman niet voor niets goed geld in stopt, gaan uit van een stijging met 700 per jaar. Dit zou in de komende 37 jaar tot 2000 '26.000 inwoners zijn of 17 pro cent van die 150.000. Er blijft dan voor waar nog ruimte voor Vlissingen, Sou burg, Goes of Terneuzen en ook voor verschillende gunstig gelegen dorpen. Het is belangwekkend te zien hoe intel ligent verschillende gemeentebesturen op de perspectieven reageren. Voor de prognose van de waterbehoeften in Zee land heeft het E.T.I. een werkhypothese opgesteld die een bevolkingstoeneming tot 1980 met 76.000 voorziet, dat is dus de helft van 150.000 in de helft van het aantal jaren tot aan 2000. Er zal dan een klein vestigingsoverschot nodig zijn, van een omvang die Drente in 1962 al heeft verwerkelijkt. De belangrijkste groei valt dan in de drie kanaalgemeen ten op Walcheren, met 30.000; in de ge meenten in de Zeeuws-Vlaamse kanaal zone, met 23.000 en in Goes met 10.000. Verschillende plattelandsdorpen zullen, wellicht na nog enig aanvankelijk ter- reinverlies, mee profiteren, evenals en kele belangrijke streekcentra. Er ligt een interessante competitie te wachten voor onze gemeentebesturen. Van 1958 tot 1963 zullen er voor on geveer 20 miljoen aan infrastruc tuurwerken zijn uitgevoerd met een rijkssubsidie van rond 15 miljoen. Voor de jaren 1964 tot en met 1968 staan er weer werken te worden uitge voerd. Het laat zich aanzien dat de nadruk daarbij sterk op de grote zee havens zal vallen. In de eerste periode waren zeer belangrijke posten, die voor de water- en afvalwatervoorziening in de kanaalzone, de industrieweg te Sluis kil, de weg- en spoorwegontsluiting van de Sloehaven en de spoorlijn naar de ha ven van Goes. Ook de ontwikkelings kernen Zierikzee en Sint-Maartensdijk ontvingen bijdragen. Voor de komende periode vragen het nieuwe haven- en in dustriegebied in Terneuzen, de industrie weg Axel-Hoogoven Zelzate, het indus trieterrein van Middelburg, de zoetwa tervoorziening in Zeeuwsch-Vlaanderen en Midden-Zeeland, verbindingen naar de Oosterscheldebrug en een versnelde uitvoering van de rijksweg Vlissingen- Bergen op Zoom de aandacht, naast en kele noodzakelijke voorzieningen in de ontwikkelingskernen. Hierover is nog weinig meer mee te delen dan reeds is meegedeeld in de dagbladen. Het gaat hier echter niet om een keuze, maar om de „filosofie" en de illustratie daarvan. Tot die „filosofie" behoort ook de vaste verbinding over de Westerschelde, een kluif voor technicus en econoom, waar over ook buiten Zeeland men meer en meer overtuigd raakt van een spoedige rentabiliteit. En dan is er nog de nood zakelijke uitstalling van een ruim assor timent industrieterreinen met een prijs- uitgifte, overeenkomstig hun waarde. Het nieuwe regionale beleid zal zich daarop gaan instellen, waarmee in prin cipe ook buiten de ontwikkelingskernen steun mogelijk wordt. Er dient als het ware een hiërarchie van terreinen te ontstaan met, ter illustratie, aan de top de kanaalzone en de Sloehaven, daar onder Middelburg, dan bijvoorbeeld Breskens, Walsoorden, Goes en Zierik zee, ten slotte weer als bomen uit het bos gekozen Duiveland, Sint- Maartensdijk, Heinkenszand, Aarden burg, Vogelwaarde en Hulst. Er zijn regionen waar de proble men zo moeilijk liggen dat voor het programmeren elektronische re kenmachines worden gebruikt. Ge lukkig is hier de zaak simpel en overzichtelijk en kunnen wij het nog zonder robots stellen. Trou wens het kompas niet alleen van de econoom, maar ook van de wa terstaatsman, de maatschappelijk deskundige en de planoloog wordt voortdurend scherper gesteld, met in een democratie gelukkig de overheid aan het roer. Wij dur ven nu wel toasten, al zal de pessi mist zeggendat kan je makkelijk doen als je niet achter het stuur moet. Vlissingen, zegt Kautz, dreigt concurrentie te ondervinden van het streven van Bergen op Zoom, het Moerdijkkanaal te benutten voor de aanleg van een overslaghaven, „und damit dem Scheldehafen einen Teil seiner Lebensfahigkeit zu neh- men". Wij zullen niet in de verleiding vervallen verder te citeren. Het is dan 1933 en al leen op dit punt zullen wij maar geen parallel trekken met 1963. De betrokken ministers hebben kennelijk aan noot 1) gedacht, maar dat is voor hun excellen te rekening en niet voor die van een provinciaal beambte.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 51