ZEELAND: EEN ERVARING Op deze pagina twee korte interviews met twee directeuren: de Keer J. W. Hupkes, president-directeur van de Kon.Maatschappij ,,De Schelde" - foto links - en de heer J. P. Benschop, directeur van de Apparaten- en Ketelfabriek te Goes (foto rechts). Het eerste bedrijf is een typisch Zeeuwse instelling: scheepswerf in de vorige eeuw in de letterlijke zin van het woord uitgebouwd op de fundamenten van een marinewerf. Het tweede is een „nieuwkomer" in Zeeland. Dank zij de industrialisatie- politiek van de regering kon dit bedrijf een nieuwe vestiging in deze provincie opbouwen. De ervaringen van beide industriëlen over Zeeland als werk- en woonprovincie zijn belangrijk. Die ervaringen nu vallen niet tegen. De heer Hupkes stelt met waardering vast, dat het industrieel klimaat van dit gewest vergeleken bij vroeger steeds verbetert. Voor hem een gelukkig teken. En de A.K.F.-directeur zegt - na enkele jaren hier te hebben gewerkt - „Onze keuze van vestigingsplaats is juist geweest". Een provincie kan slechtere kritieken hebben ----- - ly ustrieel klimaat verbetert Er verandert iets in Zeeland, zegt de heer J. W. Hupkes, voorzitter van de directie der Koninklijke Maatschappij ,,De Schelde". Dat is de opmerking, die men iedere keer weer opnieuw hoort als men in Zeeland mensen spreekt, die de vinger op de pols van het maatschappelijk leven in dit gewest hebben: er verandert iets. Het zijn soms kleine, soms grote verschillen en ze hebben alle te maken met de wijzigingen, die zich thans in Zee land voltrekken. Heel globaal gezegd: agra risch Zeeland wordt industrieel Zeeland. Het is een weinig verfijnde formulering en sta tistici zullen er vermoedelijk het wijze hoofd over schudden, maar zij maakt in elk geval duidelijk wat er mee wordt bedoelt. Presi dent-directeur Hupkes gebruikt in het ge sprek met hem over Zeeland enige malen dat ene zinnetje: er verandert iets. De econoom noemt dit verschijnsel: schaal vergroting. De ondernemer wil zo'n woord ook wel gebruiken, maar praktisch man als is vertaalt hij het direct in concrete beelden. „Meer mensen, meer bedrijven, meer moge lijkheden", een thema dat hij in enkele lijnen nader uitwerkt. „Tot dusver is het pakket van mogelijkheden, dat Zeeland aan de wer kers in de bedrijven kan bieden, niet neel uit gebreid. Er zijn bepaalde tekorten, waarbij ik vooral aan de sport denk. Geen overdekt zwembad, om maar een voorbeeld te noemen. Ik erken dat deze situatie mede te maken heeft met het verleden. Een agrarische pro vincie, weinig industriële bedrijven, een ge ring bevolkingsaantal. Er zijn dus, vergeleken met dichterbevolkte gebieden, hiaten ontstaan, hiaten waarvan we mogen aannemen dat ze in de toekomst zullen worden opgevuld. Immers, komen er meer bedrijven naar Zee land, dan komen er meer mensen, en komen er meer mogelijkheden, de vicieuse cirkel wordt doorbroken." De heer Hupkes gelooft stellig in dit proces en acht het zijn taak mede aan deze „door braak" mee te werken. Dat geldt vooral voor het Sloehavenproject. Men weet, dat dit plan tot uitvoering is gekomen mede dank zij de vitale steun van de Koninkiijke Maatschap pij „De Schelde" Zodra er nog maar ergens in Nederland het woord „Sloeplan" was geval len, had bij wijze van spreken „De Schelde" al meegedeeld dat zij in dit gebied een reparatie- werf wilde stichten. De bouw van dit project schiet flink op, „maar wij hopen dat er spoedig meer komen", aldus de Scheldepresident. „De vestiging van de wolkammers heeft niet alleen onze volle instemming, maar we hebben zelfs al het onze er aan gedaan om deze mensen proberen te krijgen. Heus, wij zitten niet graag alleen in het Sloe." Waarom niet graag alleen? „Psychologisch is het niet goed dat een bedrijf ergens op z'n eentje zit. Daarnaast zijn er diverse factoren, die eenvoudig te maken hebben met het industriële klimaat. Dat klimaat behoort goed te zijn: daarvan hebben ook de geves tigde industriën de voordelen. Oók weer de voordelen van de schaalvergroting. En zoals ik U zeg: het gaat de goede richting op in de ze provincie." Overigens wil de heer Hupkes geen kwaad horen van wat men zou kun nen noemen de agrarische achtergrond van dit gewest. „Ik kan U verzekeren dat deze achtergrond onmiskenbare voordelen met zich meebrengt. Hier is nog de kans van verstandig overleg, hier worden de argumenten nog ge toetst op een rustige manier zonder dat men zich het hoofd op hol laat brengen." De heer Hupkes twijfelt er dus niet aan dat het industriële klimaat verbetert. Dat blijkt naar zijn mening ook uit de verhouding over- heid-industrie. In het verleden kon men bij de overheid helaas niet altijd het juiste begrip aantreffen voor specifieke verlangens van de industrie, maar juist op dit gebied is er veel verbeterd. „Wat ons bedrijf betreft kan ik zeggen dat de verhouding uitstekend is." Toch zijn er ten aanzien van het „klimaat" nog wen sen. „Die wensen zie ik vooral vanuit de sfeerv an ons eigen bedrijf uiteraard. Wij be ginnen nu in het Sloe met een reparatiebedrijf, hetgeen echter zeer speciale eisen stelt in wat ik zou willen noemen de „secundaire" sfeer. De reder laat een schip graag repareren, waar hij nog wat kan halen. Vandaar, dat ik hier graag andere bedrijven zie. Daar ligt ook voor ons een kans. Dan moeten er ontspannings mogelijkheden voor een bemanning zijn, de verbindingen dienen honderd procent te zijn. Zo zou een vliegveld van grote betekenis zijn: een snelle verbinding met Londen bijvoorbeeld kan voor surveyors van groot belang zijn. Maar ik heb het vertrouwen, dat ook deze dingen in orde komen." De conclusie van het gesprek: de oude in dustrie en „De Schelde" mag men daaronder toch wel rekenen is verheugd over de nieuwe industriële ontwikkeling van Zeeland. Deze ontwikkeling geeft óók moge lijkheden aan de gevestigde bedrijven. Bete kent dit nu tegelijkertijd, dat bij het aantrek ken van bedrijven rond het Zeeuwse zeeha vengebied geen enkele selectie moet worden toegepast, dat een politiek van „trek-maar- aan wat komen wil" moet worden gevoerd' De heer Hupkes schrikt van de vraag. „Geen sprake van! Selectie is wel degelijk nodig. In de eerste plaats moet men in Nederland zuinig zijn met zeehavengebieden, zodat de gronden rond het Sloe zeker niet moeten worden uit gegeven aan bedrijven, die niet aan diep vaar water moeten liggen. En in de tweede plaats is Zeeland nu nog een heel aantrekkelijk woongebied. Dat is een groot goed, waarmee men niet lichtvaardig mag omspringen. Dat wil zeggen dat men bedrijven, die de waarde van dit woongebied zouden aantasten door luchtverontreiniging bijvoorbeeld niet zo maar zonder meer mag toelaten. Ook dat be hoort tot het industriële klimaat: een goed woongebied. Laat men dat vooral niet verge ten." Zeeland is voor de heer J. P. Benschop, directeur van de Apparaten- en Ketel- fabriek (A.K.F.) te Goes, een ervaring. Hij plantte zijn hele bedrijf over vanuit de Randstad naar Zeeland, bracht de beste mensen van daaruit mee en trok hier nieuwe krachten aan. Een omschakeling op allerlei niveaus: van een oude op een nieuwe bedrijfsorganisatie, van Holland naar Zeeland, van een vaste groep naar een uitgebreidere en gemengde arbei dersbezetting. Zulk een omschakeling geeft spanningen en eist van de bedrijfs leiding aan de ene kant een straffe orga nisatie, aan de andere kant een soepel beleid met een zekere ruimte voor impro visatie. Deze hele serie van problemen en probleempjes wordt door de heer Ben schop samengevat als „de verhuizing naar Zeeland". TVTu staat dan het bedrijf al weer een paar jaar in Goes, een gigantische hal, die nog allerlei mogelijkheden voor uitbrei ding heeft, een gezond bedrijf ook, dat in Zeeland en m Goes speciaal niet mak kelijk meer valt weg te denken. Maar de vraag is: denkt de bedrijfsleiding van de A.K.F. er óók zo over? Met andere woor den: is de keuze van de vestigingsplaats teraf bekeken juist geweest. Deze vraag nu hebben we aan de heer Ben schop voorgelegd. En zijn antwoord werd zonder aarzeling gegeven: „We hebben er geen spijt van!" De heer Benschop heeft ons in enkele glo bale lijnen een aantal van zijn indrukken geschetst, indrukken die samen zijn „erva ring Zeeland" uitmaken. Het is duidelijk, dat het ene facet van deze ervaring hem enthousiaster heeft gemaakt dan het ande re: het is welhaast ondenkbaar, dat een di recteur van zulk een bedrijf alleen maar plussen zou hebben genoteerd zonder één min. Het gaat echter om het verschil tus sen de plussen en de minnen. En wij hebben begrepen, dat de heer Benschop in dit ver band een voordelig saldo ziet. Tve ervaring Zeeland valt dus in een aan- tal elementen uiteen. De minder plezie rige zijn eigenlijk welbekend: er is de laatste jaren wel meer aandacht aan ge schonken en zij hebben vrijwel stuk voor stuk te maken met het ontbreken van een spoorlijn naar het A.K.F.-terrein. In de toe komst zal dit gebrek echter worden opge heven, zoals men weet. Het heeft overigens de produktie van het bedrijf wel beïnvloed, maar de heer Benschop heeft getracht van de nood zoveel mogelijk een deugd te ma ken. Overigens valt het op wanneer men spreekt met deze A.K.F.-directeur dat het aantal negatieve elementen van zijn er varing-Zeeland gering is, ook al is zijn po sitieve waardering van sommige zaken ge nuanceerd. De Zeeuwse werker in de industrie bijvoor beeld: de prestaties van de „meegebrachte" mensen en die van de Zeeuwse vakmensen zijn gelijkwaardig. Bovendien, de Zeeuwen erkennen de noodzakelijkheid van gezag en discipline. Ook is de samenwerking tussen de „nieuwe" en de „oude" groep in het be drijf meegevallen. De mensen, die van het Haagse bedrijf meekwamen, keken min stens zo argwanend naar de nieuwe Zeeuw se werkers als omgekeerd, maar het is alle maal redelijk goed met de samenwerking gegaan. Vraag: „Hebt U de indruk, dat de uit Den Haag afkomstige mensen 't in Zeeland wel naar hun zin hebben?" Antwoord: „Eerlijk gezegd, we hebben nog al wat moeite gehad om de mensen mee te krijgen. Ze spraken weliswaar niet van naar-de-rimboe-gaan, maar hadden het over „de polder". Maar behoudens een enkele uitzondering hebben ze het hier naar de zin. Het ple zierige van de Zeeuwse ge meenschap is, dat zij de nieuwe mensen opneemt en niet als buitenstaander be schouwt. Ook dat is een stuk van mijn Zeeuwse er varing: men accepteert de ander". Voor de heer Benschop zelf is Zeeland een pret tige woonprovincie. „Het klinkt misschien wat over dreven v/at ik nu zeg, maar ik meen het: ik zie hier de zon weer ondergaan" De A.K.F.-directeur is name lijk in 's-Gravenpolder gaan wonen en heeft daar een sfeer en omgeving aange troffen, die hem bijzonder boeien. Als stadsmens heeft hij de ruimte herontdekt, de zon weer zien ondergaan. „En ook in zo'n kleine ge meente als 's-Gravenpolder is het opvallend hoe vriendelijk men de nieuweling tegemoet komt. Dat geldt bij voorbeeld ook voor de lokale winkelmensen. Er ontstaat zo een persoonlijke relatie". Voor de heer Benschop is Zeeland dus geen mislukt avontuur gebleken, maar een boeiende ervaring. „Ik kan U verzekeren, men van intermenselijke verhoudingen in een jong en zich uitbreidend bedrijf als het onze van enorm belang zijn. En wanneer daar nu nog eens bijkomt, dat dit bedrijf zich vestigt in een agrarisch georiënteerde provincie, dat mensen uit dit gewest moeten gaan samenwerken met uit grote bevol kingsagglomeraties afkomstige industrie arbeiders, dan worden deze problemen nog weer eens verzwaard Maar ik kan U zeg gen, we hebben in dit opzicht allerminst te klagen". Tot zover dit gesprek met de directeur van een bedrijf, dat de grote stap aan durfde: nieuw beginnen in Zeeland. Dat nieuwe beginnen kwam op een goed mo ment, op een keerpunt ln de tijd. Want de situatie in Zeeland verandert sterk, veran dert door de andere instelling van de over heid, verandert door verbindingen, het in dustrieel klimaat verbetert, zoals ook elders op deze pagina wordt vastgesteld. Onze aantekeningen over dit gesprek met A.K. F.-directeur Benschop nog eens overziende, geloven wij zonder al te grote vrijmoedig heid de conclusie te mogen trekken: Zee land is voor de heer Benschop niet alleen een boeiende, maar tevens een gunstige er varing geworden.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 45