17 Op deze pagina het vervolg van Visie van vijf het gesprek van vijf burgemeesters, waar bij een onzer redacteuren aantekeningen maakte van de belangrijkste punten uit de discussie. BEWEGING SCHE DING SILHOUET ZOMERPAKKET VERANDER'NG KLEDERDRACHTEN B E Vervolg visie van vijf De vijf burgemeesters, gefoto grafeerd tijdens de discussie: geheel boven D. C. Bouwen- se van Sint-Maartensdijk en vervolgens mr. J. Drijber van Middelburg, mr. F. Th. Dijck- meester van Zierikzee, mr. F. G. A. Huber van Goes en mr. B. Kolff van Vlissingen. \X7at betreft de ontwikkeling van de nieuwe wijk zuid, verklaarde mr. Drijber, dat Middelburg bepaald niet ver wacht, dat zich daar alle Sloe- werkers zullen vestigen. Maar wel had hij hoop, dat zich daar naast mensen uit de binnenstad een deel van de Sloemensen zal settelen. Het nieuwe industrie terrein tussen kanaal en rijks weg (richting Nieuwland) acht te de burgemeester van Middel burg in vele opzichten gunstig gelegen. „Maar we zijn gehandicapt doordat we geen kern zijn", vond mr. Drijber, die onmiddellijk daaraan toevoegde: „De regering vindt de nabijheid van het Sloe een voldoende stimulans. Dit neemt niet weg, dat voor het Middel burgse industrieterrein toch ook in frastructuursubsidies onontbeerlijk zijn". Burgemeester Huber van Goes had op vele fronten iets van de ont wikkeling gemerkt. „Ik heb de indruk, dat de zaak hier 150 jaar heeft stilgestaan, maar nu toch dui delijk in beweging is gekomen". Vol gens deze burgemeester is het goed te merken, dat men anticipeert op wat komt. „De bedrijven houden re kening met de ontwikkeling in het Sloe en de bouw van de Oosterschel- debrug". Hij zag veranderin gen bij handel en industrie, bij recreatie en verkeer. Een voor beeld over verkeer? In Goes is in april een nieuw bodecen trum tot stand gekomen.Nu al veel te klein. Men zoekt het tienvoudige. Burgemeester Hu ber zag voorts de bedrij ven in zijn gemeente „groei en als kool". Ook noem de hij de grootse plannen van Goes zoals de spoorlijn naar het havenindustrieterrein, rondweg en de tunnels onder het spoor en wees hij op het belang dat Goes heeft bij de recreatie. „Wij zoeken een mid denweg tussen industrie en re creatie". In St.-Maartensdijk is elke verandering ingrijpend. „Dat is altijd het geval met een kleine gemeente", zo zei de heer Bouwense, die „het nog iets te vroeg" achtte om te juichen over de resultaten van het kerngemeente zijn, maar die zich niettemin tevreden toonde over het tot nu toe be reikte: diverse industrieën al gevestigd, enkele bezig met bouw van bedrijfspanden. „De kern St.-Maartensdijk slaat aan", constateerde de heer Bouwense. Hij had het verder over een „ontwikkeling, die min of meer spectaculair is". Volgens deze burgemeester verwacht men in St.-Maartens dijk veel van het kern-zijn. „De begeleidende maatregelen van de regering zijn evenwel wat aan de krappe kant". Een punt van belang voor Zierikzees burgemeester mr. Dijckmeester was de verandering van de mentaliteit van de bevolking, die wat de indus trialisatie betreft volgens hem een reëele verandering mogelijk maakt. „De Zeeuwen krijgen het gevoel, dat er mogelijkheden liggen. Dat gevoel alleen al werkt stimulerend om ze te benutten", concludeerde hij. Op Schouwen zag hij een begin van deze reële verandering, welke gedeeltelijk voor rekening komt van de ramp en gedeeltelijk te danken is aan de aan wijzing van Zierikzee als ontwikke lingskern. Een winstpunt noemde hij het, dat de industrialisatie meer eilandelijk is gericht, in tegenstelling tot vroeger, toen de industrie op Schouwen vooral plaatselijk (Zierikzee) was georiën teerd. Recreatie en industrialisatie: ze hebben weinig met elkaar ge meen, maar in Zeeland zijn er vele raakvlakken. In hoeverre zal in de toekomstige verhouding de recreatie zich ontwikkelen? Moet men in Zee land bijvoorbeeld chemische bedrij ven aantrekken, die de lucht veront reiniging en aldus de recreatie moge lijk schade berokkenen? Of is de in dustrie beperkt in zijn mogelijkheden, doordat de Zeeuwen zo'n groot (eco nomisch) belang hebben zij de recrea tie Het waren vragen, die het burge- meesterlijke gezelschap kreeg voor gelegd. Burgemeester Huber: „Alsjeblieft geen Iuchtverontreinigers in het Sloe! Middelburg en Vlissingen merken er niets van, maar wij aan de Beveland- se kant des te meer Mr. Drijber: „De plaats van de Sloe- haven is dus wel heel zorgvuldig ge kozen!" De burgemeester van Goes beschouw de geheel Zeeland mede als recreatie gebied. „Een soort buffer tussen de Randstad Holland en de driehoek Antwerpen-Gent-Terneuzen. Ik zie Zeeland als agrarisch groen". Mr. Drijber: „Ik zie het probleem voor Goes acuter dan voor Middel burg. Over luchtverontreiniging door nieuwe industrieën hebben wij nog niet veel hoeven nadenken. Laten we eerst eens afwachten wie er willen komen. Je gaat de huid toch niet ver kopen voor je de beer geschoten hebt?" Overigens bleek uit het verdere be toog van mr. Drijber, dat er voor Middelburg grote recreatieve belan gen op het spel staan. Zo kan bij voorbeeld worden betreurd, dat het nieuwe „torengebouw" van de Vitrite het sfeervolle silhouet van Middel- Een punt, waarmee burgemeester Kolff zich verheugd toonde, was het feit, dat in zijn gemeente een duidelijke scheiding bestaat tussen woon- en industriegebied. „Men zal nooit bang hoeven te zijn, dat de in dustrie de binnenstad (verder) de boulevard en het strand zal aantas ten", betoogde mr. Kolff. „De recreatieve belangen altijd laten wegen bij industrialisatie", zo gaf mr. Dijckmeester als zfjn oordeel. „Nu men weet, dat zowel de noord- als de zuidkust van Schouwen een belangrij ke recreatieve taak krijgen in de toe komst, daarmee reeds nu rekening houden bij het aantrekken van in dustrieën". En de heer Bouwense van St.-Maar tensdijk maakte de opmerking: „Je vraagt niet aldoor van tevoren of een bedrijf soms lekker ruikt". Waarop mr. Dijckmeester repliceerde: „Wij wel, wij vragen dat!" In dit verband kwam ook nog de sa nering ter sprake van bestaande be drijven. Uit de korte discussie kwam vast te staan, dat dit probleem in vrijwel alle grotere gemeenten speelt. AUerwege wordt gewerkt aan ver plaatsing van deze categorie bedrij ven naar nieuwe industrieterreinen De laatste jaren is de toeristen- stroom naar Zeeland steeds groter geworden. Met duizenden, tienduizen den, ja zelfs honderdduizenden tege lijk vertoeven ze in Zeeland. Onder hen komt langzamerhand ook een burg aantast, maar men heeft dat als onvermijdelijk moeten aanvaarden. Het intact houden van het stadsbeeld is overigens een zorg voor méér Zeeuwse steden, zo bleek uit het ver loop van de discussie. Ook voor Zie rikzee bijvoorbeeld is het silhouet de presentatie van Zierikzee op af stand een belangrijke aangelegen heid, evenals voor Vlissingen. Burge meester Kolff van deze gemeente wees er op, dat men in Vlissingen al sedert 1875 op de verkeerde weg is wat het silhouet betreft. Van andere zijde werd er echter op gewezen, dat het juist de torenhoge kranen zijn, die Vlissingen een bijzonder cachet geven. Wat betreft de verhouding industria lisatie-recreatie merkte mr. Drijber nog op, dat wil Zeeland als recreatie gebied aantrekkelijk blijven en sfeer houden, daar juist afbreuk aan ge daan zal moeten worden hoe pa radoxaal dat ook klinkt door in dustrieën aan te trekken. Hiermede kan men immers de welvaart behou den. „Voorzichtig laveren", gaf hij de raad. groep, die men onder de wat „duurde re categorie" zou kunnen rangschik ken. Vraag: „Is het zomerpakket voor deze mensen niet te eenzijdig en te gering?" Met deze vraag zagen de vijf burgemeesters zich geconfron teerd. Mr. Drijber zei daarop het volgende: „Het is geen probleem om toeristen aan te trekken, maar wel hoe je hen een programma van niveau biedt. In dit opzicht noemde hij het streven van de Exploitatie Maatschappij Scheveningen (Zwolsman) gunstig om de „betere recreatie" op poten te zetten in Zeeland. Voor het evenwicht tussen massa- en overige recreatie, vond mr. Drijber dat van veel (eco nomisch) belang. Mr. Kolff wees er op, dat waar het de E.M.S. betreft, het vooral om dit element gaat, dat de projecten grote investeringen en lange aanlooptijd vragen. Dat een dergelijk lichaam belangstelling heeft voor Zeeland juicht hij toe. „Dat sti muleert weer", aldus mr. Drijber. „Als de E.M.S. wat doet, zegt een an der: „Waarom wij dan niet? Dat moeten we hebben". Burgemeester Huber daarentegen- voelde voor een gi.cu .eeiu „a.K- ket. Hij was overigens niet ge heel gerust op de ontwikkeling op recreatief gebied met betrekking tot de E.M.S. Hij was van mening, dat de provincie meer zélf zou moeten doen. „Het Veerse Meer bijvoorbeeld, daar zie ik nog geen duidelijk beleid", verklaarde hij Hij pleitte verder voor regionaal overleg over zaken de re creatie betreffende, waarvoor ook mr. Drijber wel wat bleek te vóelen. „Het toerisme moet gebundeld wor den. Het V.V.V.-wezen is vakwerk geworden, maar wordt nog altijd ge daan door goedwillenden, die toch al weinig tijd hebben. De karakterverandering van Zeeland (zal men uit het nieuwe Zeeland nog het oude Zeeland kunnen herken nen?), de veranderde mentaliteit van de bevolking leidde tot de vragen: „Zal het nieuwe Zeeland zijn eigen gelaat hebben, het nieuwe Zeeland een eigen karakter, waaraan men de provincie kan herkennen? „Zeer be slist", meende de heer Bouwense en ook burgemeester Kolff was niet pes simistisch. „Ik geloof niet, dat het oude Zeeland verloren gaat. „Het ka rakter van de dorpen zal niet veel veranderen". Een opvatting, zo bleek in het verdere verloop van het ge sprek, die andere collega's niet allen bleken te delen. „Ik wil heel voorzichtig zijn", zo be gon mr. Drijber („ik ben dat niet zo vaak"), „Zeelands mentaliteit is al duidelijk veranderd, zoals de menta liteit van het Nederlandse volk al is veranderd. Onder meer het toerisme heeft voor die verandering gezorgd: in kustdorpen bijvoorbeeld openstel ling van winkels op zondag na de kerkdiensten. „Dat moet toch invloed hebben op de mentaliteit", vroeg mr. Drijber zich af. „Zal men Zeeland als Zeeland kunnen herkennen?" Mr.: Drijber: „Dat weet ik niet. Als men de gehele ontwikke ling op industrieel en recreatief ge bied planologisch in de hand houdt en als het ergste wordt voorkomen, dan is het nog de vraag of het Zeeland zal lukken zijn karakter te behouden. Sprekende over het karakter van Zeeland, dacht mr. Huber met name aan het landschap. Volgens hem zal men in harmonie met het ou de het landschap met zorg moeten behandelen. Op dit terrein is er, al dus burgemeester Huber, nog niet zo'n aantasting in dit gewest. Dat de klederdrachten meer en meer verdwij nen betreurde de Goese burgemeester in hoge mate. „Als daar maar wat op gevonden kon worden", slaakte hij de verzuchting. De gedachten van mr. Huber gingen uit naar een vereen voudiging van de dracht, ,,'t Is een poging waard", zei hij met overtui ging. Wat de mentaliteit betreft, die gaat veranderen. Dat staat vast voor mr. Huber. „Het is uit met de poëzie van het leven. Het zakelijke element gaat overheersen". Ook burgemeester Dijckmeester was de overtuiging toegedaan, dat de kenmerkende Zeeuwse mentaliteit niet behouden kan blijven. De evacuaties na de ramp op Schouwen hebben de mentaliteit van de bevolking daar al doen veranderen. Daar naast is er invloed van televisie, enz. Men ziet de veranderingen ook op het gebied van het dia lect. Minder zorg maakte mr. Dijckmeester zich over de Zeeuwse steden: „Die behouden hun karakter wel", stelde hij eventuele twijfelaars gerust.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 43