GEMIS
TERUGGANG
WINSTPUNT
BEWEGING
NOODZAAK
9
EKUVINUIADE ZEEUWSE COURANT
Kentering in
het noorden
(Van één onzer redacteuren)
Ï-Iet is voor diegene, die de industrialisatie
van harte is toegedaan een beetje een
trieste zaak, het opmaken van een balans
over de industriële bedrijvigheid in Noord-
Zeeland: Schouwen-Duiveland, Tholen en
St.-Philipsland. Aan activa is er niet veel
om niet te spreken van weinig maar
des te meer aan passivaOf, om het
beeld van de weegschaal te gebruiken: in
de linkerschaal staat een symbolische fa
briek, die het in gewicht lang niet kan ha
len bij zijn vier opponenten rechts: de
uitgaande pendel, de afnemende werkgele
genheid, de vermindering van de beroeps
bevolking en de achteruitgang van het be
volkingscijfer. Jarenlang heeft Noord-Zee
land dit weinig opwekkende beeld getoond.
Pas na 1960 is er een kentering gekomen:
langzaam, niet meer dan stap voor stap,
komt de industrialisatie in dit gebied op
gang. De eerste aanzet ziet men in Zierik-
zee, de Schouwse kern en in St.-Maartens
dijk, de Thoolse kerngemeente. Nóg is er
sprake van een aarzelend begin, maar ge
lukkig gaat het de goede kant op.
Zal deze ontwikkeling zich in versterkte mate
voortzetten en Noord-Zeeland de industriële
betekenis geven, die het eeuwen geleden had?
Het is een vraag, waarop men vooralsnog het
antwoord schuldig moet blijven. Men weet nooit
hoe een dubbeltje rolt of waar een bedrijf zich
zal vestigenVoor Schouwen Duiveland en
voor Zierikzee in het bijzonder zou het herleven
van het industrieel verleden zij het op andere
leest geschoeid een aangename zaak zijn. Im
mers, Zierikzee, dat thans rond 7100 inwoners
telt, was vroeger een stad van betekenis met een
zielental van 12.000. Duizenden inwoners werden
gebrood dank zij de industrie van die dagen: een
honderdtal zoutfabriekjes, de meekrap bedrijven
en de lakennering. Liefst 5 pet. van de totale
bevolking van Nederland woonde toen binnen
de wallen van ZierikzeeStel je voor, dat
het nu 5 pet. zou zijn, dan was Zierikzee een stad
van 600.000 inwoners! Meer dan tweemaal het
inwonertal van de gehele provincie Zeeland. Ge
lukkig maar, dat cijfers ook weer niet alles zeg
gen, anders zou het er bepaald somber uitzien
voor Schouwens grootste stad.
Maar het grootse industrieel- en handelsverleden
van Zierikzee is onherroepelijk voorbij. Het heeft
slechts waarde voor de geschiedenis. Nu vragen
het heden en de toekomst de aandacht. Welnu,
tot voor een paar jaar was Noord-Zeeland be
paald stiefmoederlijk bedeeld met industrie. Dat
begrip „stiefmoederlijk" is re
latief, want tot het eind van
de tweede wereldoorlog werd
in deze toch min of meer ge-
isoleerde streken het gemis 4
aan industrie niet of nauwe
lijks gevoeld, zelfs de seizoen
werkloosheid kon geen veran- -4
dering in deze gedachtengang
brengen. De landbouw hield
over het algemeen de mensen
aan het werk en zelfs was er
sprake van een zeer geringe
toeneming van de werkgele
genheid in de agrarische sec
tor. De bevolking bleef de laat-
ste decennia vóór 1945 vrijwel
stabiel.
In de daarop volgende naoor-
logse jaren heeft zich in de 4
landbouw een ware revolutie
voltrokken, die gepaard ging
met het afstoten van arbeids
krachten. Een direct gevolg
was, dat de werkgelegenheid achteruit ging, de
beroepsbevolking in iets mindere mate terugliep
en de bevolkingscijfers een lichte teruggang be
gonnen te vertonen. Dat varen evenzovele teke
nen aan de wand. In die periode is industrialisatie
een „tophit" geworden in deze streken. En dank
zij de aanwijzing van Zeeland als probleemgebied
met o.m. industriekernen in Zierikzee en St.-
Maartensdijk, is de industrialisatie geen illusie
gebleven. De eerste resultaten zijn zichtbaar.
Zelfs kan van een zeker succes worden gespro
ken, zij het dat men dit succes als men dit
woord dan toch in de mond neemt zeker niet
mag overdrijven.
Immers, nog altijd is het met de werkgelegenheid
niet zo'n beste zaak. De cijfers illustreren dat.
Zo bedroeg de mannelijke beroepsbevolking op
Tholen en St.-Philipsland in 1947: 5900, terwijl
de in- en uitgaande pendel vrijwel gelijk waren.
Met deze 5900 werd dus tevens de werkgelegen
heid aangegeven. In 1960 was de mannelijke be
roepsbevolking teruggelopen tot 5400 met een
negatief pendelsaldo verschil tussen in- en uit
gaande pendel van 800. Op dit moment wordt
de beroepsbevolking globaal geschat op 5250 man
nen, terwijl het negatief pendelsaldo zo'n 1000
man beloopt. Dit houdt in, dat er op Tholen en
St.-Philipsland slechts voor 4250 mannen werk is,
tegen 5900 voor 1947. Een eenvoudige berekening
leert, dat de werkgelegenheid in zestien jaar
met meer dan 25 pet. is afgenomen. Tholen en
St.-Philipsland genieten dan ook de twijfelach
tige eer op dit gebied tot de uitzonderingen te
behoren in ons land.
Op Schouwen ligt de situatie gunstiger, hoewel
ook daar de werkgelegenheid een geduchte
knauw heeft gekregen. De cijfers van de man
nelijke beroepsbevolking belopen resp. 7450 in
1947, circa 6625 in 1960 en ongeveer 6475 in 1963.
Trekt men van dit laatste cijfer nog 200 pen
delaars af, die wel onder het hoofdstuk „manne
lijke beroepsbesvolking" vallen, maar niet onder
het hoofdstuk „werkgelegenheid", dan blijkt, dat
er op Schouwen nu voor 6275 mannen werk is,
tegen 7450 in 1947. In zestien jaar tijd is daar
de werkgelegenheid afgenomen met ruim 15 pet.
Het hoeft geen betoog, dat in gebieden, waar de
werkgelegenheid bij wijze van spreken ach
teruit holt, iets gedaan moet worden. Dit kan men
als achtergrond zien van de kernaanwijzing van
Zierikzee en St.-Maartensdijk, weliswaar een
secondaire kern, maar dat komt voornamelijk
omdat het kleine plaatsen betreft. Tussen een
primaire en een secondaire kern bestaat in feite
weinig verschil, vertelde ons onlangs een functio
naris van het ETI, welk instituut ten nauwste be
trokken is bij de industriële ontwikkeling in
Zeeland-Noord.
Overigens is men nu op het punt aangekomen,
dat de werkgelegenheid stabilisatie begint te ver
tonen. Dat alleen al kan als een winstpunt wor
den beschouwd. De neergaande lijn is al een
weinig omgebogen en beweegt zich thans hori
zontaal. Het gaat er nu om de lijn nog enkele
graadjes te buigen om de opgaande lijn te pak
ken te krijgen. Of het er in zit Bepaald niet on
mogelijk. De industrialisatie komt in elk geval
aardig op gang, zowel in Zierikzee als in St.-
Maartensdijk.
In Noord-Zeeland is nooit veel aan industrie ge
weest. Eén bedrijf is er altijd uitgesprongen, de in
1900 opgerichte N.V. Koninklijke „Zeelandia" te
Zierikzee, een fabriek van bakkerijgrondstoffen,
die momenteel aan 120 mensen werk geeft. Op
Tholen had men ook wat kleine industrietjes, in
hoofdzaak in de verzorgende agrarische sector of
verwant aan de visserij. Uiteraard waren er bij
de momentopname in 1960 ook op de landbouw
geënte bedrijven op Schouwen. Van vóór en kort
na de oorlog dateert bijvoorbeeld ook de vlas
industrie. Zo heeft er tal van jaren een grote
vlasfabriek gestaan in Dreischor, die als gevolg
van de interne structuur in deze bedrijfstak als
industrie verloren is gegaan.
Van 1959 dateert de kernaanwijzing. Zierikzee
kreeg er vrij spoedig een niet onbelangrijk be
drijf bij: Smit-Bolnes met circa 150 arbeids
krachten. Deze vestiging werkt stimulerend op
de werkgelegenheid, zodat wordt gesteld, dat
deze nieuwe industrie werkgelegenheid heeft ge
creëerd voor 250 mensen. Als men weet, dat de
natuurlijke aanwas van de beroepsbevolking op
Schouwen 4 pet. per jaar is, dan is het duidelijk,
welke betekenis men aan een dergelijke vestiging
moet toekennen. Mogelijk binnen afzienbare tijd
zal Zierikzee opnieuw een aardig succesje boeken:
er is namelijk sprake van, dat een tweede groot
bedrijf zal worden aangetrokken, dat aan 50 tot
100 man werk kan geven.
Reeds vóór 1960 zat er op Tholen al enige be
weging in de industrialisatie, zij het, dat deze
ontwikkeling los van kernaanwijzing stond. Zo
heeft een kleermaker een confectie-industrie op
gebouwd, begon een kleine aannemer een tim
merfabriek en kwam een tweetal banketfabrieken
van de grond. Hoewel hierdoor
nieuwe arbeidsplaatsen werden
gecreëerd, kon nog lang geen
halt wordt toegeroepen aan de
teruglopende werkgelegenheid.
Aanvankelijk bracht de kern
aanwijzing weinig soelaas. Men
liep zich, om het eens kras uit
te drukken, het vuur uit de
sloffen, maar de industrieën
bleken niet bereid zich in St.-
Maartensdijk te vestigen. Plot
seling, in 1962, is daar veran
dering in gekomen.. Ineens
was de kerngemeente St.-
Maartensdijk wel in trek. Bin
nen anderhalf jaar meldden
zich vijf bedrijven aan, hetgeen
dus met een frequentie ging
van 1 per drie maanden. Voor
een kleine gemeente als St.-
Maartensdijk echt wel iets bij
zonders. Bij elkaar hebben de
ze nieuwe bedrijven, die zich
op dit moment nog niet alle in St.-Maartensdijk
hebben gevestigd, werk voor circa 250 man, der
halve een welkome aanvulling van de schaarse
werkgelegenheid op dit eiland.
St.-Maartensdijk heeft overigens ook al teleur
stelling moeten ondervinden op dit terrein. Welis
waar is deze gemeente door de regering aange
wezen als industriekern, maar niet uit alle be
slissingen -of juister gezegd uit beslissingen,
die niet worden genomen blijkt, dat zulks een
onaantastbare postie geeft. Nog slechts kort ge
leden zag een belangrijk bedrijf van vestiging af
in St.-Maartensdijk, omdat de rijksgoedkeuring
voor de bouw van een fabriekshal te lang op zich
liet wachten.
Dat zijn zo van die tegenslagen, die een industrie-
gemeente-in-ontwikkeling kan tegenkomen. Maar
ondanks dat kan de eerste aanzet van de indus
trialisatie geslaagd worden genoemd. Niet alleen
op Tholen, maar ook op Schouwen-Duiveland,
twee zuiver agrarische gebieden, waarvoor in
dustrialisatie op bescheiden schaal een econo
mische noodzaak is.
Boven: het grootse industrieel- en han
delsverleden van Zierikzee is onherroepe
lijk voorbij. De bloeiende lakenindustrie,
die de stad eens bezat, riep de tekenaar
op in de gedaante van een wever. Maar
met de kentering in het noorden zijn op
Schouwen-Duiveland en Tholen nieuwe
bedrijven opgebloeid, welke nieuwe
bloei is gesymboliseerd in de tekening
van Sint-Maartensdijks industriële ontwik
keling (onder).