WALCHEREN - EEN WELKOME TEGENSTELLING 5 de stad Loftinge. Het is een afzijdige stad in een afzijdig land. Een stad op een heel andere wijze provinciaal dan andere plaatsen die ver van de bezige stedengemeenschap gelegen zijn van het midden des lands. Want deze plaats mist de band van het continent. Zij ligt op een eiland tussen stromen en zanden, achter zeeën en horizonten, ze is bereikbaar alleen over het water, waar an achronistische stoomboten en ponten, die niet bij machte zijn om auto's van groot kaliber te dragen, haar aandoen. Het ware leven van Loftinge was zijn verlorenheid in zijn verdwenen verleden van stemgerechtigde stad, verleden dat het kon op houden, omdat er de zee was tussen hem en het heden PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT en nabij veertig jaar gele- den boetseerde de schrijver dr. P. H. Ritter jr. dit wat trieste beeld van gezapigheid en slaperigheid in zijn novelle. „Het welkom schandaal". Een geraffineerde camouflage weef de dr. Ritter beslist niet door deze novelle, want al in de twin tiger jaren was het zeker voor iedere Zeeuwse lezer duidelijk, dat hij achter de naam Loftinge Middelburg verborgen hield. En wat later bekende hij het zelf ook:waarin men Middelburg herkent". Heeft dit alles nu iets te maken met Walcheren en zijn industrie van anno 1963? Wis en waarachtig! Zo langzamerhand kan men de wran ge fragmenten uit „Het welkom schandaal" als een schrille tegenstel ling gebruiken voor de realiteit van het heden. Wie even denkt aan Ne derlands machtigste veerboten (45 personenauto's en 28 vrachtwagens ineens mee) die tussen Vlissingen en Breskens over de Westerschelde kruisen, zal even stokken bij Ritters zin: anarchronistische stoombo ten en ponten, die niet bij machte zijn om auto's van groot kaliber te dra gen". Want is er een duidelijker be wijs van de vooruitgang te vinden? Ergens in zijn novelle dwaalt Ritter ook met zijn lezers „langs de patrici sche paleizen van een uitstervende stad, waar de bevolking jaarlijks af neemt en de ruimte jaarlijks groter wordt".... Weer die schrille tegenstel ling. Nu met het heden van lange rijen flats en eengezinswoningen in de Middelburgse Stromenwijk, die zich al lichtelijk de allure van een voorstad heeft aangemeten. En ook het heden van het plan zuid, dat reikt naar Walcherens sterkste industriële troef: het Sloeplan. Een troef overigens, die vooral uit- Het vergeten schandaal gespeeld wordt door Vlissingen, want als Walcheren eindelijk zijn nieuwe gemeentegrenzen krijgt, zal heel het Sloeplan (circa 475 hectare industrie- grond) tot deze plaats behoren. Maar natuurlijk: Middelburg en het nog dichterbij gelegen Souburg willen in nieuwe woningen de bedjes ook wel spreiden voor de toekomstige wer kers in de Sloe-industrieën. Dr. P. H. Ritter jr. wist het meer dan veertig jaar geleden al: „Wat zou Loftinge (lees Middelburg) zijn als het Schel linghaven (lees: Vlissingen) niet had?", zo vraagt hij vriendelijk in „Het welkom schandaal". Misschien heeft Ritter en dan was hij de eer ste al vaag de dubbelstadgedachte (Middelburg-Vlissingen) voor ogen gehad. Over Vlissingen blijft Ritter in zijn novelle, die ergens in het begin van deze eeuw moet spelen, overi gens ook vaag. Hij komt niet verder dan: „De dichtbij gelegen badplaats, een kleine oorlogshaven, waar marineofficieren op het plan kier van het Kurhaus (wellicht het vroegere Britannia) een paar malen in de zomer dansten met de verlan gende dochters van Loftinge". Meer niet. Nog geen woord over Vlissin- gens eerste kostwinner, de N.V. Ko ninklijke Maatschappij „De Schelde". En ook geen woord over een ander visitekaartje: de buitenhaven, die Vlissingen tot de derde havenplaats van heel Nederland heeft gemaakt. Nou ja, het ging Ritter dan ook niet zoals ons wel om het etaleren van zaken waarin een niet zo grote stad tóch groot kan zijn. En dr. P. H. Ritter jr. wie herin nert zich zijn stem niet van de zon dagmiddagboekbespreking voor de radio? had toch niet helemaal on- felijk. Want er is een tijd geweest, at het ware leven van „Loftinge" en „Schellinghaven" was „hun verloren heid in hun verdwenen verleden". Men doezelde langzaam in slaap in de kentering van twee grote getijden. De welvaart, over het eiland ge strooid door de Oost- en West-Indi sche compagnie, stierf een zachte dood. En de robuuste jongeling, luis terend naar de naam industrie, keur de Zeeland nog met geen blik waar dig. Integendeel: de charmes van de ze jong'eling waren elders zo groot, dat de bescheiden (ambachtelijke) in dustrie, die Walcheren in die tijd had, ook grotendeels wegvloeiden naar dat „elders". Daar is bijvoorbeeld de zaak van de chocolade-industrie. Zelfs Ni- colaas Beets, alias Hildebrand, wist er van. In zijn Camera Obscura laat hij in „De Familie Kegge" een zin als gemaakt voor een cryptogram uit zijn ganzeveer vloeien:een mooie partij Zeeuwse chocolade van duizend A's"Ra, ra, hoe kan dat? Het zit zo: de gebrande cacaobonen werden gemalen, tot stroop gemaakt, in ta- bletvorm gegoten en voorzien van een merk A tot AAAAA. Hoe meer A's hoe betere kwaliteit. Weet dus, dat daar bij de familie Kegge een goed kopje Zeeuwse chocolade ge dronken werd. Een zekere Everwijn heeft in 1912 precies uitgezocht hoe het wel kwam, dat alleen in Middelburg en Vlissin gen zo rond 1820 circa 70 procent van de hele Nederlandse chocoladeïndus- trie was gevestigd: „....het was de Zeeuwsche admiraal Crynsen, die Su riname veroverde en Zeeland daar door een overwicht in die kolonie verschafte, terwijl Aersen van Som- melsdijk en Van de Perre aanzienlij ke Zeeuwsche plantagebezitters wa ren, die door de cultuur van cacao en een vrij sterk monopolie van recht- streekschen handel op Zeeland, in dat gewest de chocoladenijverheid in het leven riepen". Maar het was pre-historische choco lade helaas. Enkele jaren geleden zei drs. M. C. Verburg, directeur van he<t E.T.I. voor Zeeland, er nog dit van: „de tabletten (voor chocolademelk) en de zoete consumptiechocolade had den beide het euvel, dat het grote vet gehalte (ongeveer de helft was vet) voor veler magen bezwaarlijk was". Maar in 1828 kreeg Coenraad Johan nes van Houten een pientere inval, die gedeeltelijke ontvetting van cho cola mogelijk maakte. Het was tege lijkertijd de eerste slag van een reeks waardoor de Walcherse chocoladenij verheid volslagen knock-out zou gaan. Er waren plotseling veel meer men sen, die chocola lustten. De afzetmo gelijkheden werden snel groter. En wat dan nog was er dan niet meer werk aan de winkel voor de Walcher se fabrieken? Neen, want ongeveer in dezelfde tijd kwam de stoomma chine industrieel in gebruik. De mas- saproduktie begon, eerst nog beschei den. En door de excentrische ligging ten opzichte van de grote bevolkings centra konden de bedrijven de con currentie tegen de elders opkomende grootindustrie niet meer volhouden. Ze verdwenen als sneeuw voor de zon. Het is een voorbeeld. Ook voor an dere Walcherse fabriekjes was de ge mechaniseerde Industrie elders een te sterke jongeling. Misschien wat bit ter gestemd zegt drs. Verburg er veel later (in 1960) dit van: „Onge twijfeld heeft het aan initiatief en dy namische insteling in de 19e eeuw ontbroken, waardoor de ongunstige positie nog is verergerd". Harde woorden, die in feite hetzelf de zeggen als die van Ritter: „het ware leven van Loftinge is zijn verlorenheid in zijn verdwenen ver leden". Steeds kleiner werden de er fenisjes van dat verdwenen verleden. Zo ook de katoennijverheid. Eveneens ontstaan dank zij de koloniale han del. Bij wijze van werkverschaffing voor armlastigen verrezen die ka toenfabriekjes in Middelburg, Arne- muiden, Vlissingen, Westkapelle, Veere en Domburg. Werk voor 318 mannen en 155 vrouwen. Toen kwa men de stoomweverijen. Niet op Wal cheren, maar in Twente. En „de zwakke Walcherse kasplanten stier ven af in de kille wind van het vrije economische stelsel". Het bijna verdwenen (koloniale) verleden sudderde ook nog wat na in de tabaks- en sigarenindustrie: in 1857 6 bedrijven in Middelburg, waar bij een fabriek met 120 arbeiders. Enkele tientallen jaren later moest gemeld worden, dat „elders" de in dustriëlen de tekenen des tijds wél verstonden en zich grote investerin gen getroostten om moderne fabrie ken te verkrijgen. Zelfs de margari ne-industrie heeft in Middelburg nog even gebloeid, maar ook deze kunst- bot ernij verheid legde het hoofd in de schoot. En dan die bijna romantische indus trie die vroeger kijkers trok op de plaats waar de Vitrite Works nu heel zakelijk en efficiënt lampevoetjes van de lopende band laat vloeien. Daar werden in vervlogen tijden de koene Oost-Indiëvaarders op stapel gezet: fregatten en barken. Twee werven waren het: die van de voor malige „Commercie-compagnie" en de „Volharding". Bij nader inzien was die laatste naam toch niet hele maal goed gekozen: de werven ver dwenen tegen het einde van de vorige eeuw. En zo verdwenen er meer in dustrieën. Om met het ergste verlies te beginnen: drie bierbrouwerijen en vervolgens onder meer een fabriek voor bedden en matrassen, voor gloei lampen en elektrische toestellen, voor meubels, voor bessenwijn, voor piano's, voor glas. Zijt gij het nu eens met de uitspraak van Ritter: het ware leven van Loftinge was zijn verlorenheid in zijn verdwenen verleden"Maar zoals altijd: er waren sprankelende uitzon deringen, ook op Walcheren. Voor één daarvan beslissend voor de huidige levenskracht van Vlissingen zorgde Arie Smit senior uit Siik- keveer, een doortastend man met een vooruitziende blik. Want wat deed Arie Smit Hij nam in 1875 een rijks marinewerf, die zich sinds 1705 in Vlissingen bevond, over en zette het bedrijf voort onder de nu wereldbe- faamde naam N.V. Koninklijke Maat schappij „De Schelde". De expansiedrang van deze werf (circa 3500 man personeel) werd zo groot, dat Vlissingen bijkans letterlijk in zijn voegen ging kraken. Steeds groter werd dit fel kloppende hart van deze stad. Zelfs stadswijken wer den door deze industriemoloch ver anderd in werkplaatsen. Nu moet zelfs het stadsbestuur wijken uit het oude gemeentehuis.... Ten slotte kon het niet langer binnen de stadsmu ren. Over het Walcherense land heen sprong „De Schelde" naar het Zuid- Sloe waar 115 hectare industrieel „in cultuur" is gebracht voor deze werf: twee reusachtige dokken (in een van de bouwputten kon het Fey- enoordstadion verzinken) worden èr gebouwd. Maar niet aleen Arie Smit uit Slik- keveer zorgde voor een i' ten dering. Ook Th. Mace uit het verre New York deed dat in 1889. Hij pachtte grond in Middelburg en richt te er op een fabriek voor „vitrite en andere procédés ten behoeve van elektrische verlichting". De laatste decennia heeft dit bedrijf alleen maar uitbreiding gekend en nu is het één van de drie grootste ter wereld. En toch: het waren uitzonderingen, „in cidentele, toevallige vestigingen", zo als drs. Verburg zegt, al is voor „De Schelde" natuurlijk niet alleen van toeval sprake. Of men moet stellen dat toevallig de zee in de nabijheid ligt Zelfs de aanleg van de Zeeuwse spoorlijn in 1872, waardoor Walche ren in zekere zin aansluiting kreeg bij de Nederlandse economie, bracht niet veel meer industrieel leven in de brouwerij. En bij nader inzien werd zelfs van de gelijktijdige aanleg van het Kanaal door Walcheren te veel verwacht. Het was toen niet weg te vagen: de geografische ligging bleef een nadeel. Walcheren had zijn spoorlijn, maar bleef Ritter niet lan ge tijd meer of minder gelijk hou den: „een plaats op een heel andere wijze provinciaal dan andere plaat sen die ver van de bezige stedenge meenschap gelegen zijn. Want deze plaats mist de band met het conti nent" Maar nu anno 1963 heeft dr. Ritter junior dan toch eindelijk en heel dui delijk het grootste ongelijk van de wereld. Van een band met het con tinent is nu geen sprake meer: Wal cheren is déél van het continent, ligt zelfs op een industrieel strategisch gunstig punt in dat continent. Nog luttele tijd en de Oosterscheldebrug zal de „bezige stedengemeenschap" nu bekend als de Randstad Hol land kilometers „dichter" bij Wal cheren en het Zuid-Sloe trekken. Een industrie als „Bijkers Aannemings bedrijf N.V." staalconstructies, montage, reparatie binnenvaartsche pen ontdekte de mogelijkheid van Walcheren in de vijftiger jaren en opende in Vlissingen in 1956 een af deling, waar nu 100 man werk vin den. En inmiddels hebben in combi natie het Britse Woolcombers Brad ford en de Amsterdamse wolmaat schappij Hart het Sloe ontdekt: zij stichten aan het Zuid-Sloe de „Wool combers Zeeland N.V.", een wolkam- merij, in eerste instantie voor 200 ar beidskrachten. Het eerste wolschaap is over de dam. Nog liggen er tientallen hectare gron den in het Zuid-Sloe op nieuwe be drijven te wachten. Maar achter de schermen zwaait drs. Verburg van het Economisch Technologische in stituut reeds met zijn „toverstaf" naar andere industrieën. En ze zullen komen. Misschien wel als bij tover slag.... Want in een gunstige krui sing van het zee- en wegverkeer ligt daar na Walcheren. „Het ware leren van Loftinge en Schellinghaven was hun verlorenheid in hun verdwenen verleden".... Kom kom, dat is nu al lang een vergeten schandaal! Tekeningen: in vervlogen tij den had Middelburg ook zijn scheepswerven, een roman tisch bedrijf, waar barken en fregatten voor de vaart op Oost-lndië werden gebouwd (links). Rechts een impressie van de werken in het Zuid- Sloe.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 31