Hulp bij de opsporing IS WINNETOU DIT<IS OU) SHATtERHAND SJORS VAN DE REBELENCLUB Er zaten zeven kikkertjes Fokker optimistisch over bouw van F-2S lekker en gezond Goede kinderboeken bestaan zeer zeker GEEF UW KINDEREN DE GOUDEN JEUGD HERINNERINGEN MEE DIE UZELF HEEFT RIJKSLUCHTVAARTSCHOOL ZET WERKZAAMHEDEN VOORT SA\AIVIY wil naar Durban (X) M' Een kusje of twee Zo moeilijk Datum afkomen regeringssteun niet beslissend we!lafoi*m MAANDAG 28 OKTOBER 1963 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT £^e man overhandigde een kaartje aan mrs. Adams, die het las, haar gezicht even ver trok en het doorgaf aan mrs. Van Imhof. „Predappio, Tebaldo", zei hij met een buiginkje. „Corriere della Republica". „Dat zien we", zei mrs. Adams. „Een journa list". Ze taxeerde hem op een manier die haar tot niets verbond. „Een krantenman", riep mrs. Van Imhoff uit, „oh, we willen geen enkele publiciteit". Ze keek naar haar metgezellin of die dit zou bevestigen, terwijl de man flegmatiek en vrijmoedig stond te wach ten. Een Italiaan, dacht mrs. Adams. En, wat belang rijker was, een journalist. Misschien zou hij kunnen helpen. „Gaat U zitten, mijnheer mijnheer Predap pio", nodigde ze hem uit. „Gebruikt U uw koffie met ons". De ober was een diep-zwarte Zuid-Soedanees; zijn wangen waren versierd met opzettelijk aangebrachte littekens. Handig serveerde hij de koffie en ging weg. „Mrs. Adams", zei Winnie van Imhoff zwakjes. „Denkt U dat dit verstandig is? ik bedoel Ze weifelde onbeholpen. „Laat U dit aan mij over, als U wilt. Ik ben ervan over tuigd, dat mijnheer Predappio alleen maar wil helpen". De Italiaan knikte. „Zeker", zei hij. „Meer niet. Ik kon niet voorkomen, dat ik U hoorde praten. Is uw zoon verdwenen?" „Nee. Luistert U alstublieft", zei mrs. Adams. „Die jongen is mijn neefje Ze gaf een korte opsomming van Sammy's avonturen, zoals ze die had gehoord van mrs. Van Imhoff, die er zeer naar verlangde haar eigen versie van de gebeur tenissen te geven. Maar Jane Adams liet haar niet aan het woord komen en vertelde helemaal alleen de hele geschiedenis, tot grote afkeer van de ander. „Er is geen reden om opgewonden te worden", zei mrs. Adams. „We zijn er zeker van, dat de jongen komt opdagen. Maar één ding moet U beseffen. De jongen moet natuurlijk worden gevonden, maar ik wil niet hebben, dat hij wordt vervolgd door publiciteit. Zover ik kan ontdekken, heeft hij al een aanzienlijke psycho logische schade geleden, die U en uw collega's in on berekenbare mate zouden kunnen vergroten. Begrijpt U?" Predappio keek sip. Mrs. Van Imhoff glimlachte, maar de lach verdween plotseling van haar gelaat, toen ze hoorde wat Jane Adams verder zei. „U moet niet denken, dat ik U wil chanteren, mijnheer Predappio", zei ze op honingzoete toon. „Ik wil U alleen maar aanraden om met terughoudendheid te handelen. Ik zie geen reden waarom U uw verhaal ten slotte toch niet zoudt publiceren en exclusief, mag ik wel zeg gen als mijn neefje eenmaal veilig bij me is en de tijd heeft gehad om wat bij te trekken. Altijd voorop gesteld, dat we hem vinden, natuurlijk". Predappio was opgewonden. „Exclusief, hé?" zei hij met glinsterende ogen. „Maar als we hem niet vinden, wat dan?" „Geen verhaal", zei mrs. Adams met beslistheid. „Okay", zei Predappio. „Ik zal U helpen hem te vin den. Willen de dames een glas likeur met me drinken?" De politie had geen nieuws; de consul had geen nieuws. Ondoerman was uitgekamd en, hoewel de speurtocht heel wat onthulde, dat het hoofd van de politie interesseerde, kwam Sammy niet te voorschijn. Met toestemming van mrs. Adams had Predappio een advertentie geplaatst in een Arabisch dagblad, dat over een groot deel van de Soedan werd verspreid. Op de tweede kerstdag gaf mrs. Adams hem een cheque van tweehonderd pond ter dekking van uitgaven en de volgende middag gaf mrs. Van Imhoff hem vijfhonderd dollar voor hetzelfde doel. Ze vertrok met het avond vliegtuig. Mrs. Van Imhoff gaf Predappio ook haar adres in Nairobi. „U kunt U zeker verlaten op mrs. Adams", zei ze. „Maar als U mij nodig mocht hebben, dan weet U waar U mij kunt bereiken". Er ging een week voorbij zonder nieuws over Sammy. Heel vriendelijk en met grote takt deelde de politie aan mrs. Adams mee, dat nu verondersteld moest worden, dat Sammy dood was. Maar toch zouden ze voortdurend naar hem blijven uitkijken. Mrs. Adams moest zich ech ter geen optimistische voorstelling maken van het resultaat. Op de dag na het vertrek van mrs. Van Imhoff liep Jane Adams door Ondoerman. Net een papegaaie- kooi, dacht ze. Ladaai, lawaai, lawaai! Als ze een ogenblik stilstond stroomde de ziedende, luidruchtige mensenmenigte om haar heen als het water om een rots midden in een rivier. Ze kwam over markten, waar het krioelde van de mensen en waar het luide gesjacher een koortsach tige hoogte had bereikt. Was Sammy hier? vroeg ze zich af, terwijl ze een soort boeman met een tulband opzij duwde, die de hopeloze taak op zich had genomen een stel bougies aan de man te brengen. Ergens in deze krottenbuurt? Jane Adams moest zichzelf toegeven dat ze de reis naar het noorden om Sammy op te halen, nogal met tegenzin had ondernomen; ze kon zich er echter niet toe brengen de reden voor die tegenzin te erkennen. Ze zuchtte. Misschien zou alles nog wel goed aflopen. Drie dagen later rapporteerde Predappio, dat een kleine jongen, die aan de beschrijving van Sammy beant woordde, in de buurt van Kosti door een jonge onder wijzeres was gezien. Hij ging er achteraan. I-Jet was ochtend toen Sammy uit de trein stap te, zijn kaartje afgaf en tussen opgestapelde balen katoen door het station uitliep. Spoedig bevond hij zich opnieuw in een netwerk van be- vloeiïngsgreppels waarin lotusplanten en water lelies dreven. Sammy had veel geslapen op de reis vanaf Kartoem. Er was niet veel anders te doen geweest. Maar hij voelde zich nog moe en daarom ging hij aan de kant van zo'n sloot zitten en staarde zo maar in het kalme water. Toen werd zijn blik getroffen door een beweging. Het was een kleine, groene kikker; Sammy ving hem en zette hem op de palm van zijn hand. Daar bleef de kikker een paar seconden zitten, terwijl zijn keel met ritmische bewegingen opzwol, en sprong toen in het water en was verdwenen, Sammy achterlatend met al leen maar een vluchtige indruk van enorme uitgestrekte poten. Een zilveren flits trof zijn oog en toen nog een en nog Hij volgde de meisjes nog even met zijn ogen; toen liep hij weg. een. Een school kleine visjes was naderbij gekomen, tientallen waren het er, die in en uit de modderige wolken schoten en zich voedden met de micro-organis men, die in het water waren vrijgekomen. Sammy dacht, dat de vissen gekomen waren om naar hem te kijken en hij probeerde er een te vangen, maar dat lukte niet. Hij had ook niet echt zijn best gedaan, zei hij tegen zichzelf. Hij zou er waarschijnlijk wel een hebben kunnen vangen, als hij werkelijk gewild had. Maar hij probeerde het niet verder. Hij dronk een slok water. Het smaakte warm en naar aarde, maar toch slikte hij het door en ingewandswormen in embryonale vorm, bevrijd van hun watervlugge vijanden, kwamen zijn li chaam binnen en begonnen aan de volgende fasen van hu levenscyclus in zijn bloed en blaas. Sammy spuwde in het water, veegde zijn mond af met de rug van zijn hand en trok verder. Hij begon bepaald goed te worden in het spugen. De beste spuger, die hij ooit in zijn hele leven had ge kend was Posto Constantinides geweest, op school. Die spuugde naar hagedissen van zo'n grote afstand nou het moet wel tien meter geweest zijn. Je zag die hage dis stil op de muur zitten, terwijl die Posto naar hem mikte met een grote rochel; en dan, pats! Dan zaten ze niet meer stil, die hagedissen. Soms schrokken ze zo, dat hun staarten er van afvielen. Hij vond eigenlijk, dat het wel schandelijk was, tante Winnie zo maar in de steek te laten, maar hij had wer kelijk gedacht dat hij zijn ezels voorbij had zien gaan aan het einde van de souk, en hij had zo hard en zo ver gelopen, dat hij was verdwaald. Het was een geluk, dat hij al dat geld had in de portefeuille, die aan een touwtje om zijn nek hing. Toen hij eindelijk voor het station stond, was Durban hem te binnen geschoten. Hij kwam nu aan een brug, waar de spoorweg verder ging naar het westen, maar Sammy bleef aan de ooste lijke oever van de rivier. Het was voor hem gewoon the river als hij in het Engels dacht, el bahr als hij toevallig in het Arabisch aan het denken was. De Bahr el Ghazal liet hij rechts liggen en nu volgde hij de Witte Nijl in de richting van de grens van Oeganda, zevenhonderd kilo meter zuidelijker. Het was een land van vogels als pijlen op hun doel afgaande vluchten vogels; kleine groepjes rond vliegende vogels; ze cirkelden, zweefden, schoten over de gele duinen aan de rivieroever, verduisterden de hemel waar ze doorheen vlogen, of streken in dichte massa's neer pelikanen, nachtzwaluwen, kraanvo gels, eenden, ibissen, eksters, ganzen, die door hun zich steeds verplaatsende bewegingen lucht en water sche nen samen te weven tot een gevleugelde en gevederde eenheid. Sammy was er verrukt van. Bij een klein dorp was een gebouw met een plat dak; Sammy hoorde gezang uit het huis komen, terwijl hij naderde. Onder de wolk van vogels hield hij stil en luis terde naar de hoge stemmen, dun en zuiver als de roep van een wulp. Hij kon niemand zien en een paar ogen blikken leek het of de vogels zelf zongen, alsof hun kreten in de lucht door een soort betovering werden ge voegd in het lied. Toen was het lied uit en klonk het vlugge, onderdrukte gesnater van meisjesstemmen. Ze kwamen rustig en netjes de school uit want de onderwijzeres ging bij de deur staan. Sammy stond in het grijze gras aan de kant van het pad, terwijl de meisjes hem voorbij gingen. Ze droegen witte jurken en hun zwarte haar had in het midden een scheiding en vlechten opzij. Sommigen fluisterden en stootten elkaar aan toen ze langs Sammy kwamen, maar het merendeel staarde hem met nietszeggende en nietbegrij- pende blik aan. Toen een klein meisjes dichterbij kwam, stak de jongen een hand uit. Zijn hand streek rakelings langs haar pols, terwijl ze een ogenblik stilhield, waar bij ze zich half omdraaide. Hun ogen ontmoetten elkaar even, maar zonder een boodschap; toen, terwijl ze het hoofd in de nek gooide, liep het meisje verder met de anderen en verdween op hetzelfde moment, waarop een grote vlucht pelikanen ruisend overvloog. De jongen keerde zich met een ruk om om ze te zien en klapte in zijn handen. Hij volgde ze met zijn ogen toen ze in noordwestelijke richting, tussen hem en de zon, verdwenen naar het No Meer toe. Toen liep hij weg, terwijl de onderwijzeres nog in de deuropening stond en haar ogen beschutte met de hand, die ze aan haar madonna-achtige hoofddracht hield; ze was bewegings loos en gracieus als een rustende ibis. (Wordt vervolgd) (Advertentie) ^/VVWWfWW^\/WWWWVWWVWWVWW%^^WWWWWWWWWWW\A/\/\AAAfW^A/\A/»/VWWWWWWWWWIVWVWWW\AAA^AA#\AAAAAA/VlA/WA#W%A#WlAAA#\AA^ Advertentie De Franse nationale vergadering heeft een wetsontwerp goedgekeurd waarbij Franse jongemannen het recht krijgen, op grond van gewetensbezwaren militaire dienst te weige ren. Momenteel gaan principiële dienstwei geraars nog de gevangenis in. De Franse vice-admiraal Baudoin is op gevolgd door zijn landgenoot vice-admiraal Barthelemy als N.A.V.O.-bevelhebber in het westelijke Middellandse-Zeegebied, zo heeft het hoofdkwartier van de N.A.V.O. in Parijs bekendgemaakt. Mr. J. van Aartsen, minister van ver keer en waterstaat heeft, beslist, dat de rijksluchtvaartschool te Eelde (Gronin gen) haar werkzaamheden, zij het voor lopig op bescheiden schaal zal blijven voortzetten. De ambtsvoorganger van de minister had destijds aan het parlement toege zegd het vraagstuk van het voortbe staan der school, in het licht van de verwachte ontwikkeling van de burger luchtvaart, te zullen doen bestuderen. Van doorslaggevende betekenis bij de onderhavige beslissing is geweest de in de toekomst gelegen behoeften van de K.L.M. aan jeugdige piloten. Ook de opleiding van toekomstige verkeerslei ders zal bij de rijksluchtvaartschool plaatsvinden. opperhoofd der Apachen de bloedbroeder van Winnetou Herinnert u zich nog hoe u van deze twee onsterfelijke romanfi guren heeft genoten? Waren uw jongensjaren niet ge vuld met Karl May's avonturen verhalen? Onze tijd, onze jeugd leest niet meer zo verwoed als wij in onze tijd. Dit is de tijd van de beeld roman, de in tekening gebrachte avonturenreeks. Daarom heeft die oude avonturenreeks, fris als toen ze pas geschreven werd, aangepast aan de jeugd van deze tijd en ze laten illustreren door de beste striptekenaar, die in Frankrijk te vinden was. "Sjors van de Rebellenclub" brengt deze nieuwe, briljante serie stripverhalen in volkleuren- druk. Daarnevens: de avonturen van Sjors en Sjimmie en tal van andere spannende, boeiende, in teressante verhalen, puzzels, we tenswaardigheden, geheel bere kend op de jeugd van nu. Een abonnement op dit prachtige, gehee! in kleuren uitgevoerde weekblad kost slechts f 0,25 per week, desgewenst betaling per kwartaal (f 3,25), De eerste twee nummers cadeau... in november een prachtige kleurenplaat van Winnetou, die de hele Neder landse jeugd boven zijn bed zal willen hangen. Stuur nog heden de onderstaande bon in. Op briefkaart plakken. Of in envelop met 4 cents (drukwerk) frankeren m&msFSwa KgggsaflEH ËSTlSSSSa 1 B 3 Aan SJORS VAN DE B 1 L/f 1^,1 REBELLENCLUB p/a De FM jf ïl Spaarnestad Haariem. n V U kunt met ingang van B heden als abonnee op Sjors van de Re- B bellenclub noteren per week f 0,25 Afleveren en per kwartaal f 3,25 rekenen aan dit adres: naam adres woonplaats.... handtekening. be llet Delingnyzwembad, een in de Seine in Parijs drijvend bassin, waarvan de badhokjes voor de ko mende winter zijn opgeborgen, is leeggepompt en doet nu dienst als drijvende parkeerplaats. Uet bad kan dertig auto's bevatten. Foto: een kleine auto rijdt via een hou ten brug het „parkeerbad" binnen op de achtergrond de bekende Pont de la Concorde. JTr zaten zeven kikkertjes"misschien, ot „Naar bed, naar bed, zei Duimelot"of wellicht „Dit is de spin Sebas- tiaan?" Wat het ook is, noch vader en moeder, noch de lieve kindertjes kunnen zich meer beklagen dat er voor hen niets gedicht of geschreven wordt. Integendeel: de boekengidsen puilen uit van de verjesbundels voor kinderen, en wie iets zoekt voor een klein vriendje of vriendinnetje weet haast niet meer wat hij kiezen zal: staande in de kinderafdeling van een boe kenzaak wordt het hem letterlijk groen en geel voor de ogen van alle bandjes en kaftjes die vrolijk op hem af komen dansen. Gelukkig maar. Want het is wel eens heel anders geweest. En om iets te kunnen zeggen over de moderne kin derversjes is het toch wel aardig eens een duik te nemen in de historie, met één sprong een slordige eeuw overslaand. Vóór die tijd werd er helemaal niet „apart" voor kinderen geschre ven of gedicht en niemand vond dat nodig ook. Want in de middeleeu wen las het kind dis het las wat de grote mensen lazen; het hoorde de mondeling overgeleverde verhalen mét hen; het keek mét hen naar de „abele spelen" en hoorde soms de krachtigste taal daarbij aan: niemand vond het vreemd. Of, als men D. L. Daalder citeert: „er was nog niets anders dan lectuur voor kinderen: klein en groot ver maakte zich met hetzelfde". Dat is dan het standpunt van de 20ste- eeuwer. Ook in de I6e eeuw kregen de kin deren gedegen kost voorgezet: als het de Geuzenliederen niet waren dan wel de psalmen, terwijl de Bijbel nooit zo intens als gezmslectuur is gebruikt als toen. (En uit kinder- oogpunt gezien: waar vindt men zulke boeiende verhalen?). Pas in het laatst van de 18e eeuw komt een naam naar voren die velen van onze tijd óf in onbedaarlijk lachen doet uitbarsten, óf de schou ders laat ophalen: ja, het is Hiëro- nymus van Alphen. „Ziedaar, lieve wichtjens, een bun del gedichtjens U kent er toch wel één? „Jantje zag eens pruimen hangen o, als eieren zo groot... 't Scheen dat Jantje zou gaan pluk ken schoon zijn vader 't hem verbood..." U kent het slot wel: Jantje be zwijkt niet, „loopt heen" en kijk, papa heeft hem „stil beluisterd" in zijn deugdzame alleenspraak en nu krijgt Jantje zijn hoed vol prui men. Bijna alle versjes van Van Alphen beginnen of eindigen in deze trant. Ze werden geweldig bewon derd. Niet echter door De Genestet, die in zijn gedicht „Sint-Nikolaas- avond" op Hiëronymus te keer ging (en zich daarmee de woede van een grote menigte op de hals haalde): „Hiëronymus! daar ligt voor mij in dien naam iets deftigs, gemoedelijks, breeds, iets zwaar-op-de-hand, iets, hoe zal ik zeggen, de naarstigheid- die-kinderdeugdachtigs, dat bijzon der overeenstemt met den persoon, beschouwd als vervaardiger van allerlei ouwe-mannetjesgedichtjens en allerlei onaangename, onnatuur lijke Jantjens en Pietjens, kleine Hiëronymusjes. Het voorgeslacht vergeve mijmaar wat moet er worden van zo'n zoet wljsgeertjen a la Van Alphen? Zijn toekomst be zwaart mij. Arm kind, gij hebt uwen eisch niet gehad. Uw spelen wê.s le ren. En dat is de schuld van vader Hiëronymus!". Wij zijn geneigd hem van harte gelijk te geven, als we denken aan de schooljongen die voor zijn braafheid „een kusje of twee" krijgt en „Deez' perzik gaf mijn vader mij omdat ik vlijtig leer" (vraag het een schooljongen nü eens!) maar dat is toch niet helemaal eerlijk. Van Alphen was tenslotte de beste van zijn tijd. Aan de kinderen werd in de litteratuur hoegenaamd geen aandacht besteed. De ouders, die wat godsdienstige op voeding voor hun kinderen met wat prediking van de deugd, voortreffe lijk vonden, wilden dat in een wat beminnelijke vorm aan hun kinderen voorgezet zien: niet te streng, niet te vroom en niet met „de verdorven heid van de mens" er meer in. Dat deed Van Alphen. Of de kinderen het mooi vonden hinderde verder niet. De verhaaltjes van Cornelis, die een glas had gebroken en Jan tje, die tóch pruimen kreeg vertel den toch vriendelijk van de proble men die een mens zoal kon hebben. En wie zegt dat de kinderen het niet mooi vonden? Wie oplet en luistert komt nog helemaal niet zo zelden versjes van Van A. tegen! Op ouderavonden en jaarfeesten; en het schijnt zelfs dat een juf die tussen de moderne kinderversjes er één van Van Alphen liet opzeggen (in Am sterdam) te horen kreeg van het publiek dat men die toch eigenlijk de mooiste vond! Zat er dan toch misschien iets echts, iets aansprekends, in 't gehoor lig- gends,- iets eenvoudigs van taal en stijl, maar ook iets aanschouwe lijks in? Toch zeker meer dan we denken! Van Alphen is daarom wel degelijk de eerste kinderdichter voor Nederland en daarom van grote cultuurhistorische betekenis. Hij schreef zijn versjes voor zijn eigen moederloze kinderen, en hij heeft "op recht zichzelf daarin gegeven. Dit moest men toch ook bedenken, het baanbrekend werk, ook voor onze eeuw, als er wat al te gemakkelijk de draak met hem gestoken wordt. Het heeft na hem een hele tijd ge duurd voor iemand hem overtrof. Wat zijn de kinderen van deze eeuw dan bevoorrecht. Wat is er een heel andere houding tegenover hen, en een heel andere bemoeiing mét hen. Niet meer de respectabele afstand van 's dichters bureaustoel tot „een paar wurmpjens van kinderen, met buisjens aan, wien Z. Ed. uit den armstoel enige papieren overreikt, zeggende, gelijk onder 't printjen staat te lezen: „Ziedaar, lieve wicht jens, etc."" Zie boven. Haast als van kind tot kind is de verhouding. Sprookjes, liedjes, spelen en stoeien klinkt er op uit de moderne kinderversjes. Een veelheid ervan tuimelt voor de voeten van onze kinderen neer, en al moet daar ook wel veel ondeugdelijks bij zijn, en veel navolging van de allergroot sten omdat nog altijd velen den ken dat, als men dan geen romans kan schrijven, men altijd nog wel een kinderboekje kan maken", dat is altijd goed" toch zijn het deze versjes, van Annie M. G. Schmidt, van Han Hoekstra, van Dick Bruna en anderen, die bruisend en tintelend van het leven der kinderen zijn. Vol van oorspronkelijkheid, genialiteit soms, vol frisheid, jeugd, natuurlijk heid. Ze ontwikkelen de fantasie en roe pen „feeën en gratiën" op. Ze zijn naïef en natuurlijk (alweer: de bes ten), fris en waar. De kinderen worden aangesproken vanuit hun eigen wereldje en dat kan alleen maar hij of zij die zelf nog in dat land leeft. Alweer: daarom is het zo moeilijk een kinderboek te schrij ven. Er ligt op deze kindergedichten niet dik en duidelijk de pedagogische en morele beïnvloeding. Misschien is het juist de pretentieloosheid in de zen die hetzelfde bereikt! Er is een haast ondeugende samenzwering gaande tussen dichter en lezertje, over het dikdoenerige en gewichtige van grote mensen, de belachelijk heid van veel van hun aanwensels en leefgewoonten, waar het kind zelf veel scherper doorheen kijkt dan wij wel vermoeden. In Annie Schmidts „Fluitketeltje", en ook in het „Schaap Veronica" vinden we er legio voorbeelden van. Hoe vol humor zijn ze: als het kind. Hoe vol „onverbeterlijke rijmvondsten" die spotten met kleinburgerlijkheid. Maar altijd voor kinderen begrijpe lijk. Hoe heerlijk onpedagogisch soms, want zet het brave Jantje met zijn pruimen nu eens naast de brave Pieter Hendrik Hagelslag, die alles deed wat moest, geen vieze woor den zei en reuze netjes was, en trouwde met juffrouw Balkenbrij: „Zes kinderen hebben ze gekregen -die nimmer hunne voeten vegen, die altijd in de goten slieren, en al tijd razen, schreeuwen, tieren Waarmee ik weer heb aangetoond: de deugd wordt niet altijd beloond... Natuurlijk is juist dit genre gemak kelijk na te maken (ogenschijnlijk). Dat gebeurt danig. En soms hebben ze het bezwaar dat men het gevoel krijgt dat ze geschreven zijn met één oog naar het kind en het andere naar de grote mens: kijk eens hoe geestig? Want niet alle ironie vat een kind. En een versje dat hij prachtig vindt (onzinversjes, verha lende gedichtjes, die heus niet altijd grappig hoeven zijn) lijkt een „groot mens" soms saai, en eindeloos her halend. Daar is dan bij volwassenen niet veel eer mee te behalen. Van daar ook wel eens wat „gewilde" geestigheid in sommige kinderdich ters. Men onderzoeke zelf. Als een dichter vraagt of vooral ook de vaders en moeders de versjes toch goed willen lezen, is daar best iets voor te zeggen maar toch kan men het gevoel krijgen: jamaar, voor wie zijn ze nu? laar „desalniettemin" is er ver blijdend veel voor onze kinde ren te vinden. Een kinderboekengids als „de kleine vuurtoren" bewijst daarbij een grote dienst. En een paar versjes mogen we uit de grote menigte die er is. misschien nog even noemen: Wie heeft in zijn jeugd niet eens iets als het volgende te horen ge kregen als hij geen raapjes of wat ook eten wou, zij het dan met ver vanging van het woord „schaapje" door iets anders: „Bah, zei het schaap Veronica, [alweer gestoofde raapjes Wat bah zeiden de dames Groen, [U eet ze netjes op Denk toch eens aan die vele [haveloze schaapjes die 't zoveel minder hebben. Nou, [die springen er naar op Er is een felkleurig boekje van Dick Bruna „De appel", heel eenvoudig maar, maar door en door voor een kind: ach haan, een kevertje kan lopen [en zo zijn er nog zoveel maar een appel heeft geen beentjes, [alleen een blaadje en een steel ik weet wel dat de hemel blauw is, [geel de zon, het grasveld groen maar nooit heb ik eens kunnen kijken, wat al die grote mensen [doen... en Han G- Hoekstra vertelt in „het verloren schaap" van de kabouters, die immers ieder kind betoveren en fascineren: denk jullie heus, dat ze niet [bestaan, alleen maar, omdat je ze nooit [ziet Ze staan pas op als kinderen slapen [gaan, en daarom zie je ze niet"... En altijd willen kinderen eindeloze vervolgverhaaltjes horen als „het huis dat Japie heeft gebouwd", een van de „gouden boekjes". Grappig hoeft het heus niet altijd te zijn, want van: „Mijn opoe heeft een winkeltje [daar ginder om de hoek Zij heeft drie flessen suikertjes [een hele la met koek", geniet het kind ook Een heerlijke verzameling „versjes die wij nooit vergeten" geeft Jan Wiegman, vanaf „er zaten zeven kikkertjes" tot aan Duimelot. En er is nog zoveel meer. Het voornaamste is de toon, de ver standhouding, die niet meer „ex ca thedra" is, maar als van kind tot kinderen. En zo zijn toch wel veel van de hedendaagse kinderversjes. Ze hebben vrolijke illustraties, te keningen, knipsels, ze hebben pittig rijm, dat de kleintjes op kunnen dreunen dat willen ze tóch ze bevatten onzin en zin. Ze hebben aardige vondsten van klank, woord beeld en ritme als het goed is. Ze verplaatsen zich in de kindergedach ten en fantasie, weten van koningen en elfen, van dieren en voorwerpen die praten en iets doen hoewel dat genre moeilijk en daarom niet altijd geslaagd is. Ze zijn amusant, liggen in het gehoor van de kleuter tjes die ze eindeloos willen horen, opzeggen of lezen. Ze zijn, ja! meer opvoedend en vormend dan men wel zou denken, alweer: als ze goed zijn! Want dan „vormen" ze onopzettelijk en verborgen, esthetisch door hun vorm en uitvoering, en op ander ge bied misschien tóch wel door hun inhoud. GERTIE EVENHUIS. VERTROUWEN IN KANS VAN NIEUW ONTWERP ff (Van een onzer verslaggevers) Ofschoon de Fokkerfabrieken lie ver vandaag dan morgen een rege ringsbeslissing zouden zien over een voorschot van 120 miljoen gul den voor de verdere ontwikkeling van de F-28, een tweemotorig straalvliegtuig voor de korte af stand, staat of valt het F-28-pro- ject beslist niet met het tijdstip, waarop de regering deze beslissing neemt. Aldus heeft een woordvoer der van de Fokkerfabrieken ver klaard. ..Het tijdstip waarop nien kan beginnen speelt namelijk niet uitsluitend een rol hij liet bepalen van het tijdstip van de eerste afleveringen. Wij hebben bij Fok ker wel ervaring bij turboprops, ook wel met straalvoortstuwing in een militair vliegtuig, de straaltrainer S-ll, maar niet in een passagiersvliegtuig. Wij kun nen dus ook niet op een maand nauw keurig zeggen, wanneer wij een eerste proto-type klaar kunnen hebben". .Er komen nieuwe technieken bij en we noeten er nieuwe dingen bij leren. Na- uurlijk hebben we liever vandaag dan norgen een regeringsbeslissing. Maar indien de regering nog enige tijd nodig iieeft om. op grond van verzamelde ge gevens, tot een besluit te komen, dan 'lebben wij daarentegen geen bezwaar. Wij hebben waardering voor die gron- ïigheid en geven de voorkeur aan een uiste beslissing wat later dan een on- 'uiste nu. Het Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling bestudeert nog iteeds ons ontwerp", aldus de zegsman an Fokker. „We hebben vertrouwen in de F-28. Met de F-27 hebben we raak gescho ten en er is een goede kans, dat we ook met de F-28 raak schieten. In dien we morgen zouden kunnen be ginnen, dan kan eind 1965, begin 1966 een prototype in de lucht ko men en kunnen in 1967 de eerste pro- duktiemachines klaar zijn". „Er zijn mensen, die kijken naar de DC-9 en de BAC-U1. In de eerste plaats liggen er ook voor deze machines nog vele onzekerheden, "maar bovendien heeft men tot nu toe de fout gemaakt, de F-28 te vergelijken met de DC-9 en de BAC-111. Dat is niet juist: de F-28 is een veel lichtere machine voor de uitgesproken korte afstand, vijftig pro cent lichter dan elk ander toestel van dit type", zegt de woordvoerder van Fokker. Dit optimisme betekent niet, dat men niet om andere redenen zo spoedig mo gelijk aan het werk wil. Men heeït na melijk ook te maliën met derden, met de leveranciers van verschillende onder delen, de motoren en de instrumenten. Ook zij moeten hun planning maken en hoe eerder men opdrachten kan geven, des te groter zijn de garanties, dat deze toeleveringsbedrijven op tijd hun aan deel leveren. Rolls Royce bijvoorbeeld moet speciaal voor de F-28 de Spey-junior straalmotor leveren, die is afgeleid van de Spey- inotor, welke BAC-111. gebruikt wordt in de Advertentie mɧv ï/-V- ,f a - gjfcfiltemt t" UW HAAR CORRECT IN MODEL HAARCRÈME

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 7