MARECHAUSSEE KAN BOGEN
OP EEN RIJKE HISTORIE
Roeli uit Dieverbrug mag eindelijk voetballen
Redelijke kans
Doodziek
zaterdagnummer
Militair korps
Geen knevels en baarden
Fietsen
Bezetting
Zaterdag 12 oktober 1963
Volgend jaar 26 oktober is het 150
jaar geleden, dat bij besluit van de
souverein vorst van de Vereenigde
Provincies der Nederlanden de
latere Koning Willem I het
Wapen der Koninklijke Mare
chaussee werd opgericht.
Voor de Stichting Tijdschrift „Ons
Wapen" is dit jubileum mede aan
leiding geweest een boek te doen
samenstellen over „De geschiede
nis van het Wapen der Koninklij
ke Marechaussee"De stichting
belastte met deze moeilijke taak
de generaal-majoor b.d. der Kon.
Marechaussee, mr. W. van den
Hoek, oud-commandant van het
Wapen.
Het resultaat van zijn werk is de
zer dagen verschenen: een fors en
indrukwekkend boek van meer
dan vijfhonderd bladzijden, rijk
verlucht met kleuren- en zwart
wit foto's.
De druk er van werd uitstekend
verzorgd door de Koninklijke
Drukkerij en Uitgeverij (S.
Toom) te Apeldoorn, de plaats
waar in 1913 het Depot werd op
gericht, nadat reeds enkele jaren
eerder de bewaking van het paleis
Het Loo aan de zorgen van de Ko
ninklijke Marechaussee was toe
vertrouwd.
Een eervolle opdracht dus voor
een Apeldoorns bedrijf, op even
eervolle wijze uitgevoerd, waarbij
we wel in het bijzonder willen wij
zen op de fraaie kleurenreproduk-
ties van Marechaussees in histori
sche tenues.
In een artikel hierbij ivijden wij
een bespreking aan dit standaard
werk over de geschiedenis van de
Koninklijke Marechaussee.
Fr zal een korps marechaussee worden
n*— opgericht, bestemd om de orde te
handhaven, de uitvoering der wetten te ver
zekeren en te waken voor de veiligheid van
de grenzen en de groote wegen".
Aldus luidt het eerste artikel van het besluit
van „Willem, bij de gratie Gods Prins van
Oranje-Nassau, Souverein Vorst van de
Vereenigde Provincies der Nederlanden
enz. enz. enz", getekend op 26 oktober
1814 te 's-Gravenhage, waarbij „op rap
port van onzen commissaris-generaal van
oorlogwordt besloten tot oprichting van
een korps marechaussee in de Belgische
provincies „om mede te werken bij het
handhaven der wetten, het verzekeren van
de openbare rust en het waken voor de vei
ligheid der inwoners".
In hetzelfde besluit wordt bepaald, dat het korps
marechaussee voor de dienst der Belgische provin
cies uit totaal 961 hoofden zal zijn samengesteld.
Ten minste tweederde der wachtmeesters, brigadiers
en marechaussees zullen bereden zijn; de anderen
zullen dienst doen te voet, zo bepaalde het besluit
verder. Hierin lezen we nog, dat de dienst zal wor
den verricht door brigades, die te zanten zeven com
pagnieën vormen.
Volgend jaar oktober zal de Koninklijke Marechaus
see dus zijn 150-jarig bestaan vieren. Het Wapen
heeft een grote en veelbewogen historie, welke nu
vrijwel volledig is vastgelegd in het boek van de
oud-commandant van het Wapen, de generaal-ma
joor b. d. mr. W. van den Hoek.
De Nederlandse marechaussee is van Franse oor
sprong. Reeds in het begin van de dertiende eeuw
kent men in Frankrijk de maréchals, die in oorlogs
tijd een militaire functie hadden en in het leger met
de rechtspraak waren belast. In de loop der jaren
werden echter aan de marechaussee taken opgedra
gen op het gebied van de openbare orde en veilig
heid. De revolutie van 1789 bracht grote verandering
voor de marechaussee en verschillende malen werd
niet alleen de naam, maar ook de organisatie gewij
zigd.
Na het vredesverdrag van Den Haag op 5 mei 1795.
waarbij de Republiek der Verenigde Nederlanden als
vrije en onafhankelijke mogendheid door de Franse
republiek werd erkend, maar toch nog onderworpen
bleef aan het Franse bestuur, werd op 29 oktober
1795 in België een korps gendarmerie opgericht voor
Limburg en Zeeuwsch-Vlaanderen. Er kwamen in
Zeeuwsch-Vlaanderen, alsook in het Limburgse ver
scheidene brigades. De taken waren als volgt om
schreven: handhaving van orde en rust, het tegen
gaan van ongewenste acties (tegen de bezettende
overheid), medewerking bij het inlijven van dienst
plichtigen, het arresteren en terugbrengen van de
serteurs, het handhaven der belastingwetten enz. De
geheime politie (haut police) was één der middelen
om de gestelde doeleinden te bereiken. De Franse
gendarmerie is ongeveer 18 jaar in de Belgische pro
vincies gebleven en derhalve ook in ons tegenwoor
dige Limburg en Zeeuwsch-Vlaanderen. Behalve de
ze twee gewesten heeft ook Brabant een grote rol
gespeeld in de geschiedenis van de Kon. Marechaus
see.
/"vp 1 oktober 1805 werd bij besluit van de raadpen-
sionaris een korps gens d' armes opgericht. Het
moest een militair korps zijn, zo besliste de raadpen
sionaris, waarvan het personeel onderworpen was
aan de militaire wetten en reglementen. De eerste
commandant was de gepensioneerde ritmeester J. B.
van Wiedenkeller, die ook het plan voor het nieuwe
korps had ontworpen. Zo begon de Nederlandse ma
rechaussee aan haar geschiedenis, die niet los te
maken is van de staatkundige toestand van destijds,
zowel in België als in ons eigen land.
Het boek van mr. Van den Hoek vermeldt dan ook
tal van besluiten en reglementen, waaronder een be
sluit van 27 februari 1814 houdende de oprichting
van een korps marechaussee in het zuiden des lands.
Geleidelijk aan wordt dan het korps uitgebreid en
steeds weer gereorganiseerd. En in 1814 komt dan
het reeds vermelde besluit van de Soeverein Vorst.
Maar ook daarna zijn de veranderingen niet van de
lucht en mei 1840 verschijnt er weer een Koninklijk
Besluit, waarbij de organisatie van het korps op
nieuw wordt vastgesteld, maar in 1843 koestert de
regering het voornemen de marechaussee op te hef
fen. Er kwamen met name uit de provincies Noord-
Brabant en Limburg vele en ernstige protesten tegen
dit voornemen. De gouverneur van het Hertogdom
Limburg schreef toen o.m. aan de ministers van
Justitie, „dat 't hem hoogst onstaatkundig en ge
vaarlijk voorkomt 'n bijna 50 jaar bestaande gewa
pende macht op te heffen." Ook de Ged. Staten van
Limburg protesteren. De opheffingsplannen vonden
hun belangrijkste oorzaak in bezuinigingen, welke
de minister van Oorlog wilde doorvoeren. Dan komt
er een nieuw Kon. Besluit, waarbij de organisatie op
nieuw wordt vastgesteld en het voortbestaan van het
korps, zij het op beperkter voet, wordt verzekerd.
Ook intern is er in het korps veel aan de hand. Er
ontstaat rumoer over een onjuist gebruik van
de marechaussee, de verhouding tot de rechterlijke
autoriteiten komt in het geding, evenals het invoe
ren van een strenger tuchtreglement en in 1844 wei
gert de minister van Oorlog in te gaan op een ver
zoek om knevels en baarden te mogen dragen. Mo
tief: „als kunnende in verscheidene gevallen strijdig
zijn met de belangen van de dienst van het wapen"
De minister had hierbij o.a. het oog op de dienst in
verklede tenue, waarbij men een onderofficier of
marechaussee aan zijn knevel zou kunnen herkennon.
Na 1890 komen er flinke uitbreidingen, o.a. ook voor
de derde divisie in de provincies Gelderland en
Overijsel, terwijl later ook de eerste en tweede divi
sie worden uitgebreid.
In 1894 komt er zelfs een nieuwe vierde divisie bij.
Dan krijgt ook de opleiding grote aandacht. Op 11
april 1908 schreef de inspecteur der cavalerie aan
de minister van Oorlog: „Niet minder dringend is
naar mijn mening de behandeling van het vraagstuk
van een algemeen depot van opleiding voor het ge
hele wapen der marechaussee".
Eerst werd nog overwogen om bij elke divisie een
depot van opleiding te formeren, maar de inspecteur
der cavalerie gaf aan een algemeen depot de voor
keur.
Aanvankelijk viei de keus op Hilversum, maar nadat
tot de oprichting van een wachtbrigade voor de be
waking van het paleis Het Loo was besloten (10 ju
ni 1909 werd met deze bewaking begonnen) was dit
voor de inspecteur der cavalerie aanleiding om voor
te stellen het depot te Apeldoorn te vestigen en de
wachtbrigade van het paleis bij het depot in te delen.
Dit voorstel werd aanvaard en bij Koninklijk Besluit
van 27 maart 1909 werd Apeldoorn als standplaats
van het depot aangewezen. Na tussen de betrokken
autoriteiten gehouden overleg, werd besloten de te
Apeldoorn aanwezige brigade geheel buiten de be
wakingsdiensten van Het Loo te houden en voor die
bewaking een afzonderlijk detachement te bestem
men, waarvan het personeel elke drie maanden voor
de helft zou worden afgelost, „wegens het geestdo
dende en afmattende van de bewaking, en omdat
deze marechausees anders voor hun overige werk
ongeschikt zouden worden".
Alleen de commandant zou permanent met deze
functie worden belast. Het personeel van het bewa
kingsdetachement werd voorlopig in 'n particuliere
woning ondergebracht. De opleidingsbrigade en de
mobiele brigade werden eerst opgericht toen de voor
deze onderdelen bestemde kazerne gereed was. Met
de bouw daarvan werd in 1910 begonnen en hoewel
de kazerne eerst geheel voltooid was omstreeks au
gustus 1914, was toch in 1913 het gebouw zover ge
reed, dat op 1 juni van dat jaar het Depot der Ko
ninklijke Marechaussee kon worden opgericht. Met
de opleiding van jong personeel werd begonnen op 3
november 1913; de eerste cursus bestond uit 14 ma
rechaussees te voet.
De mobiele brigade werd opgericht op 8 november
1913. De te Apeldoorn gevestigde brigade werd in de
mobiele brigade opgenomen, zodat deze kwam te
bestaan uit een commandant en 25 man. Toen het
Depot bij de mobilisatie in 1914 naar Scheveningen
ging, werd de mobiele brigade te Apeldoorn tijdelijk
opgeheven, maar op 3 mei 1916 werd er weer een
brigade van vijf man te Apeldoorn geplaatst voor
de politiedienst. Men bleef deze de mobiele brigade
noemen.
In 1919 werd de mobiele brigade „op papier"
weer in haar geheel opgericht, doch het personeel
werd gedetacheerd op de brigades rond Amsterdam,
tot bij de bezuiniging van 1924 de brigade tot vijf
man werd teruggebracht.
De invoering van fietsen voor het Wapen is een
geschiedenis apart. Ook dit werd uiteindelijk een
geldkwestie tussen de departementen van Oorlog
en Justitie, zoals zovele zaken betreffende de mare
chaussee steeds weer neer kwamen op de vraag „wie
zal dat betalen". De rijksveldwachters kregen wel
fietsen, maar de marechaussee kreeg ze niet van de
minister van Justitie.
Vele onderofficieren en marechaussees schaften zich
uit eigen middelen rijwielen aan, die zij in dienst
mochten gebruiken ingeval de aard van het te berei
ken doel zulks wettigde. Er werd echter geen enkele
vergoeding voor gegeven. In 1906 hakte de minister
van Oorlog de geldknoop door en bracht op zijn be
groting een bedrag van 3500 gulden voor het ver
strekken van rijwielen aan personeel der 4e divisie
En zoals het met de fietsen ging, is het met vele an
dere zaken gegaan, o.a. ook met de politiehonden,
waarvan de inspecteur van het wapen geen voor
stander was, maar de minister van Justitie wel.
Na 1889 komen er voor de marechaussee nog tal van
belangrijke andere zaken aan de orde, zoals de on
derscheidingstekens, de bezoldiging, het onderling
ziekenfonds en ook het huwelijksvraagstuk. Wat dit
laatste betreft heeft majoor Van Haeften, inspecteur
van het Wapen, naar wie de eerste marechaussee
kazerne in Apeldoorn werd genoemd, een grote
vooruitstrevendheid aan de dag heeft gelegd. Ook
de kleding werd herhaalde malen gewijzigd en eerst
in 1890 krijgt het personeel te voet een revolver,
nadat in dat jaar bij een staking in Uden was_ge-
bleken dat de karabijn in een „zeer beknopte ruimte"
niet als vuurwapen kon worden gebruikt.
Foto boven: uniform van de mare-
chaussee, zoals die werd vastgesteld i
bij Koninklijk Besluit van 15 maart
1869.
Foto onder: een afdeling marechaus
see bij de inhuldiging van koning Wil
lem I te Brussel op 21 september
1815.
i WWWWWWWWIAAIWWWWWWWVWWmAiWWWftlWWWWWWWIAIWllWmAAAAAIWUW
In de periode 1914 tot 10 mei 1940 herhaalt zich de
geschiedenis: strijd om verdere uitbreiding, bezui
niging en ten slotte wederom plannen tot reorgani
satie.
In de meidagen van 1940 werd ook de marechaus
see (politietroepen) direct in de oorlogshandelingen
betrokken. Velen hebben daarbij het leven gelaten,
anderen zagen hun moedig optreden beloond met on
derscheidingen. Na het voltrekken van de bezetting
kwam er ook voor de marechaussee een zeer moei
lijke tijd. Velen gingen aan het verzet deelnemen.
26 leden van de marechaussee en 25 van de politie
troepen lieten hun leven voor het vuurpeloton of in
een concentratiekamp. Verscheidenen hunner wer
den na de bevrijding posthuum met onderscheidin
gen geëerd. Een van hen was de luitenant-kolonel
Versteegh, commandant van de 4e divisie, die reeds
op 1 oktober 1940 ontslag nam en chef-staf van de
Ordedienst (O.D.) werd. Verscheidene korpsleden
slaagden er in naar Engeland te komen en na de
landing in Normandië werd actief aan de bevrij-
dingsstrijd om ons land deelgenomen.
Nadat er enige tijd onzekerheid heeft geheerst over
het voortbestaan van het Wapen beslissen de minis
ters van Justitie en Oorlog dat het Wapen der Ko
ninklijke Marechaussee zoveel mogelijk in de oude
vorm moet worden hersteld. De wederopbouw van
het Wapen kan nu eerst goed beginnen!
dat h(j nu eindelijk een volwaardig lid van de voetbalvereniging
mag worden.
Op 13 september 1954 speelde Roeli Grit met zijn vriendjes op het
terrein van de zuivelfabriek. Hij had dorst en dronk uit een
kraan. Maar die kraan was aangesloten op een vat natronloog.
Roeli braakte onmiddellijk maar het kwaad was al geschied,
hoewel het achteraf wel zijn geluk is geweest, dat hij gebraakt
heeft. De vloeistof tastte zijn slokdarm en longen aan en hij werd
naar het ziekenhuis in Meppel gebracht, 't Was veel erger dan
men aanvankelijk had gedacht. Na een paar dagen werd Roeli
doodziek naar het academisch ziekenhuis in Groningen vervoerd
en daar zweefde hij een tijdlang tussen leven en dood. De pro
fessoren deden eraan wat ze konden en hielden Roeli in leven.
Ze brachten een slang door zijn buikje in het lichaam en zo werd
hij gevoed. Ze haalden voortdurend het vocht uit zijn longen.
Roeli leed verschrikkelijk pijn, maar hij bleef leven.
Na een half jaar zeiden de profs, dat hij een redelijke kans
maakte, maar het zou een langdurige zaak worden. Er moest een
nieuwe slokdarm in hem groeien.
Zijn moeder leerde in het ziekenhuis hoe ze hem moest voeden
en toen mocht hij naar huis. Vijf jaar lang heeft ze hem via het
slangetje het voedsel toegediend. Toen hij op de lagere school
ging, moest ze onder schooltijd naar hem toe en in het kamertje
Dolgelukkig in het shirt van de
voetbalclub Diever.
van de hoofdonderwijzer
kreeg Roeli dan zijn
vloeibaar kostje.
Iedere week, later een
maal per zoveel weken,
moesten ze samen naar
Groningen. Dan haalden
de professoren een nieuw
koordje door de neus, via
de slokdarm naar het
gaatje in zijn buik. Dat
koordje diende om te
voorkomen, dat de dar
men zouden dichtgroeien.
En later moest de slok
darm beetje bij beetje
worden opgerekt.
Na vijf jaar mocht Roeli
eindelijk door de mond
eten. Hij mocht alles
hebben wat kinderen
lekker vinden. Hij begon
weer een gewone jongen
te worden. Maar het
koordje bleef. Het kwam
uit zijn neus en verdween
door de kraag van zijn
hemd onder de kleren.
Nu mocht het eruit.
Moeder wist het al, maar
toen het zover was,
raakte ze er toch nog
van overstuur. In de wo
ning van de familie Grit
is het groot feest ge
weest.
DIEVERBRUG. En toen ging de deur van professor Huizinga's
kamer open en kwam Roeli juichend en dansend naar haar toe.
Het koordje was eruit, dat wist ze meteen. „O professor, wat ben
ik blij... Wat ben ik blij...", riep ze. „Mamma, ik mag voetballen",
schreeuwde Roeli. „Kom dan maar gauw mee, dan gaan we een
trainingspak kopen", zei ze. Maar onderweg werd 't haar toch
te veel. Haar benen werden zwaar en ze moest gaan zitten. Het
koordje was eruit, eindelijk... En Roeli was helemaal gezond ver
klaard. Ruim negen jaar nadat de professoren ernstig hadden
gezegd, dat hij slechts een heel kleine kans had.
Mevrouw Grit kan er nog steeds niet over uit. Ze zit in de kamer
tussen het wasgoed met blijde, schitterende ogen, die af en toe
vochtig worden van dankbaarheid. Ze haalt kranten voor de dag,
oude nummers uit de jaren 1955 en '56 met foto's van de toen
vijfjarige Roeli. Foto's waarop Roeli lachend staat afgebeeld,
maar met een gummislangetje in zijn buikje. Een griezelig ge
zicht. Toen werd hij nog kunstmatig gevoed. Dat heeft vijf lange
jaren geduurd. Al die tijd heeft mevrouw Grit haar zoontje zes
maal daags het vloeibare voedsel toegediend. Vijf jaar lang is er
geen hapje eten door Roeli's mond gegaan. Alle kinderen kregen
lekkers, Roeli niet. „Hij heeft niet één keer geklaagd", zei zijn
moeder. „Toen hij terugkwam uit het ziekenhuis wilde hij tijdens
de maaltijd in een hoekje gaan zitten. Maar dat vond ik niet
goed."
Zo was het nog in 1955: Roeli kreeg zijn maaltijd door een slangetje.
Dit is het verhaal van Roeli Grit uit Dieverbrug, nu veertien jaar
oud, leerling van de tweede klas van de ambachtsschool in Mep
pel, afdeling timmeren. Een vrolijk-brutale snuit. En dolgelukkig,