Twee Deense ingenieurs vonden geluidsfilm uit Arabische landen A zon^m er niet 2raa8 ons hoofd onder durven ver- wedden, dat iedereen in Nederland weet, wat de U.N.E.S.C.O. is. Eaat ons dan maar meteen met de deur in huis vallen. U.N.E.S.C.O. is de afkorting van „United Na tions Educational, Scientific and Cultural Organisation', dus een onderafdeling van de Verenigde Volken voor onderwijs, Wetenschap en Cultuur. Veel geestdrift en goede wil, maar een tekort aan mensen en materiaa V.S. voorspelden Europa een warm hart" HONDERDJARIGE ARCHEOLOGE IS AAN NIEUW BOEK BEZIG Mammoet-zaak voor Unesco Over de U.N.E.S.C.O. zijn sedert 1946, het jaar van oprichting, al honderden boeken geschreven, miljoenen brochures en pamfletten uitgedeeld. Het is geen populaire lectuur, ook d omdat de U.N.E.S.C.O. zelf niet van popula- risatie houdt. Wat er bij de U.N.E.S.C.O. uit de bus komt is wetenschappelijk verantwoord, met zorg door deskundigen doordacht en met evenveel zorg door deskundigen uitgevoerd. Parlementsopfeiding Primit eve memoden Vee! belangstelling Eerste voorstelling 40 jaar geleden VRIJDAG 11 OKTOBER 1963 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 13 AXEL PETERSEN EN ARNOLD POULSEN (Van onze Parijse correspondent) Meem, als voorbeeld, het on derwijs aan kinderen in achtergebleven landen. Kinde ren op de lagere school in Ne derland leren gemakkelijk „aap-noot-mies". Waarom gaat dat zo gemakkelijk? Vader en moeder kunnen zonder uitzonde ring lezen en schrijven, hebben beschaving, wonen in een land met beschaving en, ook al zijn ze niet rijk, arm zijn ze ook niet. In de Arabische landen van Noord-Afrika en het Midden- Oosten liggen de verhoudingen anders. Daar heeft de grote meerderheid van het volk aan de beschaving gëen deel. Hoe brengt men daar de kinderen de elementaire voorwaarden van be schaving bij? Wij hebben er op de zesde verdieping van het monumen tale U.N.E.S.C.O.-gebouw in Parijs lang over gepraat met onze landge noot Van Vliet. Hij is uitermate des kundig voor Onderwijszaken in het Nabije Oosten. Wat de U.N.E.S.C.O. voor deze achtergebleven landen doet is even indrukwekkend als boeiend. Men moet, tot goed begrip, terug gaan tot de jaren 1959-'60. Twee mannen stapten in een vliegtuig: een vroegere minister van onderwijs uit Jordanië en een Belgische inspecteur van onderwijs, de heer Coulon. Zij maakten samen een lange rondreis door Arabische landen als de Liba non, Irak, Koeweit, Saoedi-Arabië, Jordanië, de Verenigde Arabische Re publiek, de Soedan, Lybië, Tunesië en Marokko. Algerije als onafhankelij ke staat bestond in die jaren nog niet. Doel van de reis was na te gaan, wat de belangrijkste behoeften en noden waren van al deze landen voor verdere ontwikkeling op het ge bied van onderwijs en opvoeding. Zij kwamen bij de U.N.E.S.C.O. in Pa rijs terug met een rapport, waarvan de conclusies ongeveer als volgt luidden: gedurende de laatste tien jaar 1950-'60 hebben al deze landen een enorme vooruitgang ge maakt wat betreft het aantal leerlin gen bij lager, middelbaar en hoger onderwijs. Dat aantal was in 1960 driemaal zo groot als in 1950. U.N.E.S.C.O. vond dat begrijpelijker wijs prachtig. Maar de deskundigen in Parijs begrepen best, hoe onder die De grote hall voor de gedele- j! geerden van de U.N.É.S.C.O. j met op de achtergrond de fel- i| 11 omstreden muurschildering van 11 Picasso. (U.N.E.S.C.O.-foto) j! kwantiteit de kwaliteit van het on derwijs sterk had geleden. Al die scholieren waren opgeleid door on derwijzers en leraren, die geen of zeer weinig ervaring hadden, die meestal de bevoegdheid misten om les te geven. Vaak werd onderwijs gegeven in door de regering of de stedelijke autoriteiten gehuurde hui zen, in kleine kamers, die voor de naam school nauwelijks in aanmer king kwamen. Er was niet alleen een ontstellend gebrek aan leerkrachten en aan scholen, maar ook aan leermiddelen. Voor aardrijkskunde heeft men nu eenmaal landkaarten en voor natuur kunde instrumenten en apparaten no dig. Hetzelfde geldt voor het tech nisch onderwijs, dat wel kan inpak ken zonder werkplaatsen en eenvou dige machines- In die snelle ontwik keling van de Arabische landen was bovendien nog groot gebrek aan evenwicht. Vooral het technische on derwijs was sterk verwaarloosd ten bate van het middelbaar onderwijs. Bij middelbaar onderwijs kan men 30 tot 40 leerlingen bij een leraar in de klas zetten, maar bij technisch onderwijs kan één leraar niet meer dan vijftien jongens of meisjes aan. Het eerste wat de U.N.E.S.C.O. na lezing van dat rapport deed, was het bijeenroepen van een vergadering van de ministers van onderwijs van alle Arabische landen. Die is in 1960 in Beyrouth gehouden.- U.N.E.S.C.O. zei: „zó liggen jullie verhoudingen op het gebied van het onderwijs, zo als jullie ons dat zelf verteld heb ben. Zijn jullie het met de conclusies van dat rapport eens?" Niemand van de ministers kon die vraag ontken nend beantwoorden. Zij gaven de U.N.E.S.C.O. bijgevolg de vrije hand om met het allernodigste te begin nen: de vorming van hoog onderwijs- kader in de ministeries van onderwijs en opvoeding. Tussen twee haakjes mag worden gezegd: al die ministers waren hoogst bekwame en intelligen te lieden, allen afgestudeerd aan Franse, Engelse of Amerikaanse uni versiteiten. Knappe mannen, bijge staan door bekwame medewerkers. De top was voortreffelijk, maar hoe lager men aan de basis kwam, des te slechter. Hun grote handicap was: gebrek aan lager personeel. Een be hoorlijke typiste of secretaresse was nauwelijks te vinden. TOEN IS IN Beyrouth een instituut opgericht tot opleiding van hoger on derwijspersoneel bij de ministeries van cursussen gegeven: een lange 1962). Daar worden twee soorten van curssussen gegeven: een lange zomercursus van zeven tot acht maanden voor jonge mensen die de universiteit achter de rug hebben en zich verder willen bekwamen in on derwijszaken, en een korte zomer cursus van twee tot drie maanden voor hen, die al op hoge posten in de ministeries werkzaam zijn. Directeur van het opleidingsinstituut is een Egyptenaar, bekend psycho loog, bijgestaan door buitenlandse hoogleraren. Voor de economie van het onderwijs is o.m. een beroep ge daan op de Nederlandse hoogleraren Tinbergen en Brandt. De voertalen van het instituut zijn Arabisch, Frans en Engels. Voor wie van de Arabi sche studenten geen Engels of Frans verstaat zijn tolken nodig, maar die zijn er bijna niet. Voorts moeten de buitenlandse leer krachten zo snel mogelijk worden vervangen door eigen Arabische leer meesters. In landen als Tunesië, Al gerije en Marokko zijn bijna alle le raren op de middelbare scholen nog Fransen, in de Soedan nog Engelsen. Vele afgestudeerde Arabieren worden (net als in Europa) weggekocht door handel en industrie, die veel meer be talen dan de overheid. Om dit gebrek aan te vullen leiden kweekscholen in samenwerking met universiteiten eigen Arabische leraren voor het middelbaar en technisch onderwijs op. Jammer genoeg kan de U.N.E.S.C.O. nog weinig doen aan scholenbouw, hoofdzakelijk vanwege de kosten. De bouw van scholen zeer veel zijn er nodig in het Midden-Oosten vraagt 20 tot 25 procent van de Ara bische begrotingen. Bovendien bouwt men er door con servatisme niet alleen oneconomisch, te monumentaal maar ook on organisatorisch gebrek aan plan nen zodat op een gegeven ogen blik de timmerman niet verder kan omdat er niet op tijd spijkers zijn besteld. Men zit nog met allerlei on opgeloste problemen. Zijn de lange en dure balken uit de Scandinavische landen wel nodig? Zou het ook niet kunnen met kleinere balken die ter plaatse te krijgen zijn? Is cement ook niet te mengen met lokale klei? Is een geprefabriceerde school niet goedkoper dan een kostbare hyper moderne school? Vaak is het goedkoper een geprefa briceerde school kant en klaar uit Engeland te laten komen dan zelf een school te bouwen in het zuiden van de Soedan, waar ze bitter nodig zijn. HEEFT MEN in de Arabische landen de moeilijkheden gehad met de vor ming van het hogere kader, de eigen leerkrachten en de eigen schoolge bouwen, dan stuit met op het schrik barende gebrek aan leermiddelen, voornamelijk aan boeken. Wil men het onderwijs werkelijk uitbreiden en nationaal maken, dan moeten al die boeken gedrukt zijn in de moeder taal, in het Arabisch. Op het terrein van het technische on derwijs bestaat in dat opzicht zo goed als niets. Maar zelfs mét die boeken op de kweekscholen voor onderwij zers en leraren is men er nog lang niet. Men stuit dan op de moeilijk heid, dat Arabische kinderen gewoon zijn alles van buiten te leren en min of meer op te dreunen. Een paar voorbeelden. In een boek over natuurkunde komt een bladzijde voor over de huid. De onderwijzer leest die bladzijde voor. Dan schrijft hij de hele tekst nog eens precies 'op het schoolbord. De kinderen schrij ven het na. Lezen de tekst weer op, alléén of samen. Vraag van de onder wijzer: waar dient de huid voor? Antwoord van de kinderen: de huid dient voor... (volgt de letterlijke tekst). Precies zoals de Koran van buiten wordt geleerd. Een vraag, of dieren of planten ook een huid heb ben komt in niemands hoofd op, noch in dat van de leraar, noch in dat van de kinderen. Vragen over soor telijk gewicht worden feilloos be antwoord. Maar alles wat buiten die definitie van het soortelijk gewicht omgaat lijkt naar niets. Op het eindexamen van een kweek school sloeg een jongen met natuur kunde een prachtig figuur. De aarde draait om de zon. Dat wist hij pre cies. En hij wist het met zijn mede scholieren ook nog aanschouwelijk voor te stellen. Ik sta in het midden. Ik ben de zon. En jij bent de aarde. Jij de maan. Het klopte allemaal prachtig en hij kreeg een compliment op zijn diploma. Maar toen hem werd gevraagd: doe je dat nu straks ook op school, wees hij op ziin hoofd. Hij dacht er niet aan, want iedereen zou hem uitlachen! Wat aan het Ara bische onderwijs ontbreekt is, dat het niet is ingesteld op de praktijk van het dagelijkse leven. IS ER VOOR onderwijs in al die lan den belangstelling? Enorm! Iedereen begrijpt, dat er zonder onderwijs van de economische ontwikkeling niets terecht komt. Alle ouders, ook al zijn ze nog zo arm, willen hun kinderen naar de lagere of middelbare school sturen. Zij zien, dat afgestudeerde kinderen veel beter vooruitkomen dan kinderen, die niets hebben ge leerd. Voorheen werkten deze ouders op het land. Met lezen en schrijven kon den ze timmerman of taxichauffeur worden al een hele vooruitgang. Met middelbaar onderwijs kunnen hun kinderen nóg hoger op de maat schappelijke ladder. Onderwijs in de Arabische wereld heeft het dubbele voordeel van én traditie én van eco nomische noodzaak. De traditie wil, dat alle kinderen de Koran kunnen lezen, althans van buiten kennen. De noodzaak dwingt tot onderwijs ook buiten de godsdienst. De regeringen zijn zich daarvan bewust. Ze volgen die ontwikkeling en stimuleren tege lijk. Zijn met al die moeilijkheden de man nen in de U.N.E.S.C.O. die het onder wijs in de Arabische landen voor hun Toen echter het doek was opengegaan, beleefde dit publiek de eerste echte geluidsfilm, een korte film, gemaakt in een cabaret. Het publiek applaudi- seerde hartstochtelijk en de pers was de volgende dag vol lof over de uitvinding. Overigens uitten de kran ten zich alle zeer voorzichtig over de toekomstmogelijkheden van de geluidsfilm. Zelfs een invloedrijk en intelligent blad als „Politiken" was ervan overtuigd, dat het nieuwe ge luidsfilmsysteem nauwelijks enige betekenis zou hebben voor de stomme film. Men kon er hoogstens een soort toneeleffect mee bereiken, zo schreef men, dat echter nooit ernstig zou kunnen concurreren met het echte toneel. Geld ontbrak Slechts de beide jonge uitvinders wa ren er vast van overtuigd, dat de ge luidsfilm de stomme film volledig zou verdringen. In Denemarken zelf was het echter niet mogelijk voor een verdere ontwikkeling het nodige kapitaal op te brengen. Petersen en Poulsen, die een vermogen in hun experiment hadden geïnvesteerd, bleef niets anders over, dan hun uit vinding te verkopen. Tobis Klangfilm kocht de patenten. Niettemin heeft de wereld het aan de beide jonge Deense ingenieurs te danken, dat met de geluidsfilm een nieuwe periode in de geschiedenis van de filmkunst werd ingeluid. Ook niet betrouwbaar, (Van onze weerkundige medewerker). Een standpunt als.... „laten ze zich maar met hun eigen land bemoeien", huldigen wij niet want ook al zouden de weervoorspellingen ook uit Japan of Zuid-Afrika moeten komen, wanneer ze betrouwbaar zijn mag dit geen bezwaar worden genoemd. In de afgelopen jaren deden vooral de Duitse meteorologen als dr. Hoffmann en dr. Dinies van het Duitse instituut te Offenbach veel van zich spreken en er is een periode geweest dat zij zelfs „maandvoorspeliingen" gaven voor Ne derland. Het was geen succes. Toenvrij plot seling verscheen Piet Flink, maar zijn ster verdween ook vrij snel aan de. avondhemel en de laatste tijd zijn het voornamelijk de meteorologen van de Amerikaanse meteorologische dienst te Washington die Europa maandelijks van een weersverwachting voorzien. HARTVORMIG GEBIED Wij hebben deze maand verwachtingen al enige tijd getoetst aan het werke lijke weesverloop in Europa maar de resultaten menen wij teleurstellend te rekening hebben, toch nog optimis tisch? Ongetwijfeld. Ook al weten zij, dat ondanks alle geestdrift en goede wil van de Arabische ministers van onderwijs de ontwikkeling er langzaam zal gaan. Lezen en schrij ven is voor de eenvoudige Arabier al moeilijk genoeg. Het kind op school is verplicht klassiek Arabisch telle ren, een geheel ander Arabisch dan het thuis hoort spreken. Een Arabier in Lybië en een Arabier in Tunesië verstaan elkaar alleen maar in het klassieke Arabisch, niet in hun eigen Arabisch dialect. Op school moeten de kinderen een Arabische taal le ren, die hun volkomen vreemd is. Aan klassiek Arabisch moet bijgevolg zeer veel tijd worden besteed. Vaak gaat aan dat klassieke Arabisch en aan godsdienstonderwijs meer dan de helft van de tijd weg. Dan moeten de kinderen ook nog leren rekenen, er komen vakken bij als natuurkunde, wiskunde, geschiedenis en aardrijks kunde en op de middelbare scholen ook nog eens een vreemde taal, Engels of Frans. Heel veel Nederlandse toeristen be kijken tegenwoordig in Parijs niet alleen maar het Louvre, de Notre Dame of de Eiffeltoren, maar ook het gebouw van de U.N.E.S.C.O. De gidsen vertellen, hoeveel ton cement èr voor het gebouw gebruikt is, hoe veel vierkante meter glas. Zij hebben geen tijd om ook nog eens uit te leggen, wat er achter ieder raam van die meer dan 1100 bureaus gebeurt. Dat is genoeg om voor het werk van de U.N.E.S.C.O. groot respect op te roepen. In dit hartvormige gebied zou het deze maand lekker warm nazomer moeten zijnvolgens Amerika. Helaas....! „Mijn recept om geluk kig te zijn", zei de ou de dame met heldere, vaste stem, „luidt: nooit omkijken. Men heeft of gelukkig of on gelukkig geleefd. Maar men moet niet aan het verleden blijven vast houden. Gelooft men tot de oudste generatie te zijn gaan behoren, dan is het de hoogste tijd, daar wat tegen te doen. En het beste mid del: meer werk". Sen gezonde filosofie, lie men echter niet vaak bij oude mensen aantreft. Deze spreek ster is dan ook een hoogst ongewone vrouw: de bekende ar cheologe dr. Margaret Murray, die in juli haar honderdste verjaardag vierde. Precies op deze dag verscheen haar au tobiografie onder de ti tel „My first hundred years" (Mijn eerste honderd jaar). Dat is dan het jongste van meer dan 25 werken, die reeds uit haar p°n vloeiden en waarvan de onderwerpen variëren van opgravingen in Egypte, Palestina, Mal ta en Minorca tot een geschiedenis van de heksencultus in West- Europa. Als expert voor hiërogliefenschrift heeft dr. Murray man nen les gegeven, die la ter beroemde Egypto logen werden en reeds verscheidenen van haar leerlingen heeft zij overleefd. Deze vrouw, die niet alleen een vooraan staand anthropologe is, doch ook een ijverig voorvechtster voor de vrouwenrechten en de rassengelijkheid, inte resseert zich als grote Victoriaanse evenzeer voor het heden als voor het verleden. Toen ik haar kort voor haar honderdste verjaardag opzocht, sprak zij op gewonden met mij over de ruimtevaart en ver raste mij door haar kennis ervan. Dr. Murray bezocht nooit een school of een universiteit en legde nooit een examen af, tot zij op grond van haar publikaties to; doctor in de filologie promoveerde. Haar leermeesteres was haar moeder, die de kunst verstond, bij haar kinderen belangstelling op te wekken. Boven dien reisde de familie veel. Dr. Murrays kennis making met de Egyp- tologie was zuiver toe vallig. Op voorstel van haar zuster ging zij naar Londen om daal de voordrachten van de grote professor Pe- trie over Egyptisch hiërogliefen te beluiste ren. Hij vond in Marga ret Murrey een zo bril jante leerlinge, dat hij haar na korte tijd tot zijn plaatsvervangster benoemde en haar de leiding van het Egyp- tologisch Instituut "toe vertrouwde, terwijl hii zelf in Egypte opgra vingen verrichtte. Spoedig nam ook zij aan opgravingen deel. het eerst in het Egyp tische Abydos, waar zij een Osiristempel bloot legde, daarna in het voormalige Palestina. Tussen opgravingen en lezingen door schreef zij het ene boek na het andere. Op het ogenblik is de honderdjarige al weer bezig aan een nieuw boek. Daar zij thans te slecht ter been is om zo als zij twee .jaar gele den nog deed dage lijks naar de universi teit te rijden, stapelen zich rond haar stoel de naslagwerken op. „Er blijft nog genoeg te doen", meent zij, „zelfs wanneer men honderd is". moeten noemen. Zo verscheen er op het telexnet van United Press van 17 sep tember (vorige maand) het volgende bericht: ,,De Amerikaanse meteorologische dienst voorspelt vandaag (17 september) in haar weervoorspellingen voor dertig dagen (dus half september-half okto ber) temperaturen boven normaal in een hartvormig gebied, waaronder En geland, Schotland, Zuid Noorwegen, Zweden, de- lage landen, Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk en noordoost Frankrijk. Binnen dit gebied zullen de temperaturen o.a. in de lange landen ver boven normaal liggen". Tot zover deze maandverwachting. Zo op het oog hoopgevend. Temperaturen ver boven normaal dus een „oudwijven- zomert je". Mogelijk hebben zij zich een jaar ver gist want verleden jaar was de eerste decade van oktober bij ons bijzonder warm. De afgelopen weken was het herfstachtig kachelweer, ook in de lan den die de Amerikaanse weerkundigen een „warm hart" hadden toegedacht. WEL ROMANTISCH. Nu mogen wij niet op één voorspelling afgaan, maar zoals al opgemerkt heb ben wij al enige maanden deze maand voorspeliingen getoetst aan de werkelijk heid en dan is het resultaat weinig hoopvol. Er is veel voor te zeggen dat niet ieder land (je) zich druk maakt met verwach tingen op lange termijn. Het zou wense lijk zijn dat alle Europese meteorolo gische diensten (wanneer dit nog niet gebeurd mocht zijn) de koppen eens hij elkaar steken en gezamenlijk deze tak van wetenschap verder uitwerken. Het zou ons ook heel best zijn wanneer Amerika dit voor ons zou doen. maar toch hebben wij het vermoeden dat men in Europa wat omzichtiger te werk zou gaan. Om bij een maandvoorspelling van eenhartvormig gebied met hoge temperaturen te spreken lijkt ons meer romantisch dan wetenschappelijk ver antwoord. Wij zullen echter de komende maanden deze Amerikaanse verwachtin gen blijven volgen. Blijven de verwach tingen bedroevend dan zouden wij. als tegenprestatie van de „kippenoorlog" een „depressieoorlog" willen voorstel len. Achter deze voorgevel van het monumentale U.N.E.S.C.O.-ge bouw aan de Place Fontenoy te Parijs huist een aantal van de elfhonderd bureaus die zich ■met onderwijs, wetenschappen en cultuur van de Verenigde Naties bezighouden. In de or ganisatie zijn 113 landen ver tegenwoordigd. (U.N.E.S.C.O.-foto) (Van een speciale correspondent) Op 13 oktober 1923 werden in het Ko- penhaagse Palast Theater voor een aantal gasten de eerste meters ge luidsfilm van de beide Deense Inge nieurs Axel Petersen en Arnold Poul sen vertoond. Het was geen toeval dat het juist twee Denen gelukte een technisch bruikbare methode voor geluidsweergave te ontwikkelen, waarop nog steeds de geluidsfilm van onze dagen berust, want Dene marken behoorde in de twintiger ja ren tot de leidende filmlanden. Dat Petersen en Poulsen niettemin als de uitvinders van de geluidsfilm kun nen worden beschouwd, houdt ver band met het feit, dat nog talrijke andere vindingen gepatenteerd moes ten worden, voor eigenlijk in 1928 de celluloidband-met-geluid geperfectio neerd was. Natuurlijk mankeerde het ook voor 1923 niet aan pogingen, films met mecha nische muziek te begeleiden. Maar de film met pianobegeleiding was werkelijk niet slechter dan de pa rallel met de film mechanisch weer gegeven muziek of zelfs de door en kele bioscopen zelf geproduceerde ge luidseffecten. De eerste pogingen met grammofoonplaten Wérden mees tal overstemd door de lachsalvo's van het publiek, omdat het praktisch onmogelijk bleek de juiste scène van de film van de bijbehorende muziek, spraak of geluidseffecten te voor zien. De beide ingenieurs Petersen en Poul sen behoorden tot de eerste zwak stroomingenieurs van Denemarken. Hun hartstocht gold geheel de film en zijn mogelijkheden, waarbij er voor hen geen twijfel aan bestond dat de basis voor de geluidsfilm een gelijktijdige opname en weergave van beeld en geluid moest zijn. Na lang experimenteren gelukte het hen dan ook, samen met het beeld het geluid op te nemen, dat in elektri sche trillingen werd omgezet en op een speciale filmstrook werd vastge legd. De beide Denen waren echter niet de enigen, die naar de oplossing van het probleem zochten. In 1922 had den de Duitsers Josef Marsalle, Joe Engel en Hans Vogts in Berlijn hun geluidsfilmsysteem gedemonstreerd, dat echter nog vele tekortkomingen had. Toen daarom in het Kopenhaag- se theater op 13 oktober 1923 een publiek van genodigden uit toneel kringen en de litteraire wereld samen met vertegenwoordigers van de pers, filmmensen en autoriteiten, bijeen kwam om Petersen en Poulsens ge luidsfilm te zien en te horen, waren de verwachtingen begrijpelijkerwijs niet erg hoog gespannen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 13