Twee Deense ingenieurs
vonden geluidsfilm uit
Arabische
landen
A zon^m er niet 2raa8 ons hoofd onder durven ver-
wedden, dat iedereen in Nederland weet, wat de
U.N.E.S.C.O. is. Eaat ons dan maar meteen met de deur in
huis vallen. U.N.E.S.C.O. is de afkorting van „United Na
tions Educational, Scientific and Cultural Organisation', dus
een onderafdeling van de Verenigde Volken voor onderwijs,
Wetenschap en Cultuur.
Veel geestdrift en goede wil, maar
een tekort aan mensen en materiaa
V.S. voorspelden
Europa een
warm hart"
HONDERDJARIGE ARCHEOLOGE
IS AAN NIEUW BOEK BEZIG
Mammoet-zaak
voor Unesco
Over de U.N.E.S.C.O. zijn sedert 1946, het jaar van
oprichting, al honderden boeken geschreven, miljoenen
brochures en pamfletten uitgedeeld. Het is geen populaire
lectuur, ook d omdat de U.N.E.S.C.O. zelf niet van popula-
risatie houdt. Wat er bij de U.N.E.S.C.O. uit de bus komt is
wetenschappelijk verantwoord, met zorg door deskundigen
doordacht en met evenveel zorg door deskundigen uitgevoerd.
Parlementsopfeiding
Primit eve memoden
Vee! belangstelling
Eerste voorstelling
40 jaar geleden
VRIJDAG 11 OKTOBER 1963
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
13
AXEL PETERSEN EN ARNOLD POULSEN
(Van onze Parijse correspondent)
Meem, als voorbeeld, het on
derwijs aan kinderen in
achtergebleven landen. Kinde
ren op de lagere school in Ne
derland leren gemakkelijk
„aap-noot-mies". Waarom gaat
dat zo gemakkelijk? Vader en
moeder kunnen zonder uitzonde
ring lezen en schrijven, hebben
beschaving, wonen in een land
met beschaving en, ook al zijn
ze niet rijk, arm zijn ze ook niet.
In de Arabische landen van
Noord-Afrika en het Midden-
Oosten liggen de verhoudingen
anders.
Daar heeft de grote meerderheid van
het volk aan de beschaving gëen deel.
Hoe brengt men daar de kinderen de
elementaire voorwaarden van be
schaving bij? Wij hebben er op de
zesde verdieping van het monumen
tale U.N.E.S.C.O.-gebouw in Parijs
lang over gepraat met onze landge
noot Van Vliet. Hij is uitermate des
kundig voor Onderwijszaken in het
Nabije Oosten. Wat de U.N.E.S.C.O.
voor deze achtergebleven landen
doet is even indrukwekkend als
boeiend.
Men moet, tot goed begrip, terug
gaan tot de jaren 1959-'60. Twee
mannen stapten in een vliegtuig: een
vroegere minister van onderwijs uit
Jordanië en een Belgische inspecteur
van onderwijs, de heer Coulon. Zij
maakten samen een lange rondreis
door Arabische landen als de Liba
non, Irak, Koeweit, Saoedi-Arabië,
Jordanië, de Verenigde Arabische Re
publiek, de Soedan, Lybië, Tunesië en
Marokko. Algerije als onafhankelij
ke staat bestond in die jaren nog
niet. Doel van de reis was na te
gaan, wat de belangrijkste behoeften
en noden waren van al deze landen
voor verdere ontwikkeling op het ge
bied van onderwijs en opvoeding. Zij
kwamen bij de U.N.E.S.C.O. in Pa
rijs terug met een rapport, waarvan
de conclusies ongeveer als volgt
luidden: gedurende de laatste tien
jaar 1950-'60 hebben al deze
landen een enorme vooruitgang ge
maakt wat betreft het aantal leerlin
gen bij lager, middelbaar en hoger
onderwijs. Dat aantal was in 1960
driemaal zo groot als in 1950.
U.N.E.S.C.O. vond dat begrijpelijker
wijs prachtig. Maar de deskundigen
in Parijs begrepen best, hoe onder die
De grote hall voor de gedele- j!
geerden van de U.N.É.S.C.O. j
met op de achtergrond de fel- i|
11 omstreden muurschildering van
11 Picasso.
(U.N.E.S.C.O.-foto) j!
kwantiteit de kwaliteit van het on
derwijs sterk had geleden. Al die
scholieren waren opgeleid door on
derwijzers en leraren, die geen of
zeer weinig ervaring hadden, die
meestal de bevoegdheid misten om
les te geven. Vaak werd onderwijs
gegeven in door de regering of de
stedelijke autoriteiten gehuurde hui
zen, in kleine kamers, die voor de
naam school nauwelijks in aanmer
king kwamen.
Er was niet alleen een ontstellend
gebrek aan leerkrachten en aan
scholen, maar ook aan leermiddelen.
Voor aardrijkskunde heeft men nu
eenmaal landkaarten en voor natuur
kunde instrumenten en apparaten no
dig. Hetzelfde geldt voor het tech
nisch onderwijs, dat wel kan inpak
ken zonder werkplaatsen en eenvou
dige machines- In die snelle ontwik
keling van de Arabische landen was
bovendien nog groot gebrek aan
evenwicht. Vooral het technische on
derwijs was sterk verwaarloosd ten
bate van het middelbaar onderwijs.
Bij middelbaar onderwijs kan men
30 tot 40 leerlingen bij een leraar in
de klas zetten, maar bij technisch
onderwijs kan één leraar niet meer
dan vijftien jongens of meisjes aan.
Het eerste wat de U.N.E.S.C.O. na
lezing van dat rapport deed, was het
bijeenroepen van een vergadering
van de ministers van onderwijs van
alle Arabische landen. Die is in 1960
in Beyrouth gehouden.- U.N.E.S.C.O.
zei: „zó liggen jullie verhoudingen
op het gebied van het onderwijs, zo
als jullie ons dat zelf verteld heb
ben. Zijn jullie het met de conclusies
van dat rapport eens?" Niemand van
de ministers kon die vraag ontken
nend beantwoorden. Zij gaven de
U.N.E.S.C.O. bijgevolg de vrije hand
om met het allernodigste te begin
nen: de vorming van hoog onderwijs-
kader in de ministeries van onderwijs
en opvoeding. Tussen twee haakjes
mag worden gezegd: al die ministers
waren hoogst bekwame en intelligen
te lieden, allen afgestudeerd aan
Franse, Engelse of Amerikaanse uni
versiteiten. Knappe mannen, bijge
staan door bekwame medewerkers.
De top was voortreffelijk, maar hoe
lager men aan de basis kwam, des te
slechter. Hun grote handicap was:
gebrek aan lager personeel. Een be
hoorlijke typiste of secretaresse was
nauwelijks te vinden.
TOEN IS IN Beyrouth een instituut
opgericht tot opleiding van hoger on
derwijspersoneel bij de ministeries
van cursussen gegeven: een lange
1962). Daar worden twee soorten
van curssussen gegeven: een lange
zomercursus van zeven tot acht
maanden voor jonge mensen die de
universiteit achter de rug hebben en
zich verder willen bekwamen in on
derwijszaken, en een korte zomer
cursus van twee tot drie maanden
voor hen, die al op hoge posten in de
ministeries werkzaam zijn.
Directeur van het opleidingsinstituut
is een Egyptenaar, bekend psycho
loog, bijgestaan door buitenlandse
hoogleraren. Voor de economie van
het onderwijs is o.m. een beroep ge
daan op de Nederlandse hoogleraren
Tinbergen en Brandt. De voertalen
van het instituut zijn Arabisch, Frans
en Engels. Voor wie van de Arabi
sche studenten geen Engels of Frans
verstaat zijn tolken nodig, maar die
zijn er bijna niet.
Voorts moeten de buitenlandse leer
krachten zo snel mogelijk worden
vervangen door eigen Arabische leer
meesters. In landen als Tunesië, Al
gerije en Marokko zijn bijna alle le
raren op de middelbare scholen nog
Fransen, in de Soedan nog Engelsen.
Vele afgestudeerde Arabieren worden
(net als in Europa) weggekocht door
handel en industrie, die veel meer be
talen dan de overheid. Om dit gebrek
aan te vullen leiden kweekscholen in
samenwerking met universiteiten
eigen Arabische leraren voor het
middelbaar en technisch onderwijs op.
Jammer genoeg kan de U.N.E.S.C.O.
nog weinig doen aan scholenbouw,
hoofdzakelijk vanwege de kosten. De
bouw van scholen zeer veel zijn
er nodig in het Midden-Oosten
vraagt 20 tot 25 procent van de Ara
bische begrotingen.
Bovendien bouwt men er door con
servatisme niet alleen oneconomisch,
te monumentaal maar ook on
organisatorisch gebrek aan plan
nen zodat op een gegeven ogen
blik de timmerman niet verder kan
omdat er niet op tijd spijkers zijn
besteld. Men zit nog met allerlei on
opgeloste problemen. Zijn de lange
en dure balken uit de Scandinavische
landen wel nodig? Zou het ook niet
kunnen met kleinere balken die ter
plaatse te krijgen zijn? Is cement
ook niet te mengen met lokale klei?
Is een geprefabriceerde school niet
goedkoper dan een kostbare hyper
moderne school?
Vaak is het goedkoper een geprefa
briceerde school kant en klaar uit
Engeland te laten komen dan zelf een
school te bouwen in het zuiden van
de Soedan, waar ze bitter nodig zijn.
HEEFT MEN in de Arabische landen
de moeilijkheden gehad met de vor
ming van het hogere kader, de eigen
leerkrachten en de eigen schoolge
bouwen, dan stuit met op het schrik
barende gebrek aan leermiddelen,
voornamelijk aan boeken. Wil men
het onderwijs werkelijk uitbreiden
en nationaal maken, dan moeten al
die boeken gedrukt zijn in de moeder
taal, in het Arabisch.
Op het terrein van het technische on
derwijs bestaat in dat opzicht zo goed
als niets. Maar zelfs mét die boeken
op de kweekscholen voor onderwij
zers en leraren is men er nog lang
niet. Men stuit dan op de moeilijk
heid, dat Arabische kinderen gewoon
zijn alles van buiten te leren en min
of meer op te dreunen.
Een paar voorbeelden. In een boek
over natuurkunde komt een bladzijde
voor over de huid. De onderwijzer
leest die bladzijde voor. Dan schrijft
hij de hele tekst nog eens precies 'op
het schoolbord. De kinderen schrij
ven het na. Lezen de tekst weer op,
alléén of samen. Vraag van de onder
wijzer: waar dient de huid voor?
Antwoord van de kinderen: de huid
dient voor... (volgt de letterlijke
tekst). Precies zoals de Koran van
buiten wordt geleerd. Een vraag, of
dieren of planten ook een huid heb
ben komt in niemands hoofd op, noch
in dat van de leraar, noch in dat
van de kinderen. Vragen over soor
telijk gewicht worden feilloos be
antwoord. Maar alles wat buiten die
definitie van het soortelijk gewicht
omgaat lijkt naar niets.
Op het eindexamen van een kweek
school sloeg een jongen met natuur
kunde een prachtig figuur. De aarde
draait om de zon. Dat wist hij pre
cies. En hij wist het met zijn mede
scholieren ook nog aanschouwelijk
voor te stellen. Ik sta in het midden.
Ik ben de zon. En jij bent de aarde.
Jij de maan. Het klopte allemaal
prachtig en hij kreeg een compliment
op zijn diploma. Maar toen hem werd
gevraagd: doe je dat nu straks ook
op school, wees hij op ziin hoofd. Hij
dacht er niet aan, want iedereen zou
hem uitlachen! Wat aan het Ara
bische onderwijs ontbreekt is, dat het
niet is ingesteld op de praktijk van
het dagelijkse leven.
IS ER VOOR onderwijs in al die lan
den belangstelling? Enorm! Iedereen
begrijpt, dat er zonder onderwijs van
de economische ontwikkeling niets
terecht komt. Alle ouders, ook al zijn
ze nog zo arm, willen hun kinderen
naar de lagere of middelbare school
sturen. Zij zien, dat afgestudeerde
kinderen veel beter vooruitkomen
dan kinderen, die niets hebben ge
leerd.
Voorheen werkten deze ouders op
het land. Met lezen en schrijven kon
den ze timmerman of taxichauffeur
worden al een hele vooruitgang.
Met middelbaar onderwijs kunnen
hun kinderen nóg hoger op de maat
schappelijke ladder. Onderwijs in de
Arabische wereld heeft het dubbele
voordeel van én traditie én van eco
nomische noodzaak. De traditie wil,
dat alle kinderen de Koran kunnen
lezen, althans van buiten kennen. De
noodzaak dwingt tot onderwijs ook
buiten de godsdienst. De regeringen
zijn zich daarvan bewust. Ze volgen
die ontwikkeling en stimuleren tege
lijk.
Zijn met al die moeilijkheden de man
nen in de U.N.E.S.C.O. die het onder
wijs in de Arabische landen voor hun
Toen echter het doek was opengegaan,
beleefde dit publiek de eerste echte
geluidsfilm, een korte film, gemaakt
in een cabaret. Het publiek applaudi-
seerde hartstochtelijk en de pers
was de volgende dag vol lof over de
uitvinding. Overigens uitten de kran
ten zich alle zeer voorzichtig over
de toekomstmogelijkheden van de
geluidsfilm. Zelfs een invloedrijk en
intelligent blad als „Politiken" was
ervan overtuigd, dat het nieuwe ge
luidsfilmsysteem nauwelijks enige
betekenis zou hebben voor de stomme
film. Men kon er hoogstens een soort
toneeleffect mee bereiken, zo schreef
men, dat echter nooit ernstig zou
kunnen concurreren met het echte
toneel.
Geld ontbrak
Slechts de beide jonge uitvinders wa
ren er vast van overtuigd, dat de ge
luidsfilm de stomme film volledig
zou verdringen. In Denemarken zelf
was het echter niet mogelijk voor
een verdere ontwikkeling het nodige
kapitaal op te brengen. Petersen en
Poulsen, die een vermogen in hun
experiment hadden geïnvesteerd,
bleef niets anders over, dan hun uit
vinding te verkopen.
Tobis Klangfilm kocht de patenten.
Niettemin heeft de wereld het aan
de beide jonge Deense ingenieurs te
danken, dat met de geluidsfilm een
nieuwe periode in de geschiedenis
van de filmkunst werd ingeluid.
Ook niet betrouwbaar,
(Van onze weerkundige medewerker).
Een standpunt als.... „laten ze zich
maar met hun eigen land bemoeien",
huldigen wij niet want ook al zouden
de weervoorspellingen ook uit Japan of
Zuid-Afrika moeten komen, wanneer ze
betrouwbaar zijn mag dit geen bezwaar
worden genoemd.
In de afgelopen jaren deden vooral de
Duitse meteorologen als dr. Hoffmann
en dr. Dinies van het Duitse instituut
te Offenbach veel van zich spreken en
er is een periode geweest dat zij zelfs
„maandvoorspeliingen" gaven voor Ne
derland.
Het was geen succes. Toenvrij plot
seling verscheen Piet Flink, maar zijn
ster verdween ook vrij snel aan de.
avondhemel en de laatste tijd zijn het
voornamelijk de meteorologen van de
Amerikaanse meteorologische dienst te
Washington die Europa maandelijks van
een weersverwachting voorzien.
HARTVORMIG GEBIED
Wij hebben deze maand verwachtingen
al enige tijd getoetst aan het werke
lijke weesverloop in Europa maar de
resultaten menen wij teleurstellend te
rekening hebben, toch nog optimis
tisch? Ongetwijfeld. Ook al weten
zij, dat ondanks alle geestdrift en
goede wil van de Arabische ministers
van onderwijs de ontwikkeling er
langzaam zal gaan. Lezen en schrij
ven is voor de eenvoudige Arabier al
moeilijk genoeg. Het kind op school
is verplicht klassiek Arabisch telle
ren, een geheel ander Arabisch dan
het thuis hoort spreken. Een Arabier
in Lybië en een Arabier in Tunesië
verstaan elkaar alleen maar in het
klassieke Arabisch, niet in hun eigen
Arabisch dialect. Op school moeten
de kinderen een Arabische taal le
ren, die hun volkomen vreemd is. Aan
klassiek Arabisch moet bijgevolg zeer
veel tijd worden besteed. Vaak gaat
aan dat klassieke Arabisch en aan
godsdienstonderwijs meer dan de
helft van de tijd weg. Dan moeten de
kinderen ook nog leren rekenen, er
komen vakken bij als natuurkunde,
wiskunde, geschiedenis en aardrijks
kunde en op de middelbare scholen
ook nog eens een vreemde taal,
Engels of Frans.
Heel veel Nederlandse toeristen be
kijken tegenwoordig in Parijs niet
alleen maar het Louvre, de Notre
Dame of de Eiffeltoren, maar ook
het gebouw van de U.N.E.S.C.O. De
gidsen vertellen, hoeveel ton cement
èr voor het gebouw gebruikt is, hoe
veel vierkante meter glas. Zij hebben
geen tijd om ook nog eens uit te
leggen, wat er achter ieder raam van
die meer dan 1100 bureaus gebeurt.
Dat is genoeg om voor het werk van
de U.N.E.S.C.O. groot respect op te
roepen.
In dit hartvormige gebied zou het deze
maand lekker warm nazomer moeten
zijnvolgens Amerika. Helaas....!
„Mijn recept om geluk
kig te zijn", zei de ou
de dame met heldere,
vaste stem, „luidt:
nooit omkijken. Men
heeft of gelukkig of on
gelukkig geleefd. Maar
men moet niet aan het
verleden blijven vast
houden. Gelooft men
tot de oudste generatie
te zijn gaan behoren,
dan is het de hoogste
tijd, daar wat tegen te
doen. En het beste mid
del: meer werk".
Sen gezonde filosofie,
lie men echter niet
vaak bij oude mensen
aantreft. Deze spreek
ster is dan ook een
hoogst ongewone
vrouw: de bekende ar
cheologe dr. Margaret
Murray, die in juli haar
honderdste verjaardag
vierde. Precies op deze
dag verscheen haar au
tobiografie onder de ti
tel „My first hundred
years" (Mijn eerste
honderd jaar). Dat is
dan het jongste van
meer dan 25 werken,
die reeds uit haar p°n
vloeiden en waarvan de
onderwerpen variëren
van opgravingen in
Egypte, Palestina, Mal
ta en Minorca tot een
geschiedenis van de
heksencultus in West-
Europa. Als expert
voor hiërogliefenschrift
heeft dr. Murray man
nen les gegeven, die la
ter beroemde Egypto
logen werden en reeds
verscheidenen van haar
leerlingen heeft zij
overleefd.
Deze vrouw, die niet
alleen een vooraan
staand anthropologe is,
doch ook een ijverig
voorvechtster voor de
vrouwenrechten en de
rassengelijkheid, inte
resseert zich als grote
Victoriaanse evenzeer
voor het heden als voor
het verleden. Toen ik
haar kort voor haar
honderdste verjaardag
opzocht, sprak zij op
gewonden met mij over
de ruimtevaart en ver
raste mij door haar
kennis ervan.
Dr. Murray bezocht
nooit een school of een
universiteit en legde
nooit een examen af,
tot zij op grond van
haar publikaties to;
doctor in de filologie
promoveerde.
Haar leermeesteres was
haar moeder, die de
kunst verstond, bij haar
kinderen belangstelling
op te wekken. Boven
dien reisde de familie
veel.
Dr. Murrays kennis
making met de Egyp-
tologie was zuiver toe
vallig. Op voorstel van
haar zuster ging zij
naar Londen om daal
de voordrachten van
de grote professor Pe-
trie over Egyptisch
hiërogliefen te beluiste
ren. Hij vond in Marga
ret Murrey een zo bril
jante leerlinge, dat hij
haar na korte tijd tot
zijn plaatsvervangster
benoemde en haar de
leiding van het Egyp-
tologisch Instituut "toe
vertrouwde, terwijl hii
zelf in Egypte opgra
vingen verrichtte.
Spoedig nam ook zij
aan opgravingen deel.
het eerst in het Egyp
tische Abydos, waar zij
een Osiristempel bloot
legde, daarna in het
voormalige Palestina.
Tussen opgravingen en
lezingen door schreef
zij het ene boek na het
andere. Op het ogenblik
is de honderdjarige al
weer bezig aan een
nieuw boek.
Daar zij thans te slecht
ter been is om zo
als zij twee .jaar gele
den nog deed dage
lijks naar de universi
teit te rijden, stapelen
zich rond haar stoel de
naslagwerken op. „Er
blijft nog genoeg te
doen", meent zij, „zelfs
wanneer men honderd
is".
moeten noemen. Zo verscheen er op het
telexnet van United Press van 17 sep
tember (vorige maand) het volgende
bericht:
,,De Amerikaanse meteorologische dienst
voorspelt vandaag (17 september) in
haar weervoorspellingen voor dertig
dagen (dus half september-half okto
ber) temperaturen boven normaal in
een hartvormig gebied, waaronder En
geland, Schotland, Zuid Noorwegen,
Zweden, de- lage landen, Duitsland,
Zwitserland, Oostenrijk en noordoost
Frankrijk. Binnen dit gebied zullen de
temperaturen o.a. in de lange landen
ver boven normaal liggen".
Tot zover deze maandverwachting. Zo
op het oog hoopgevend. Temperaturen
ver boven normaal dus een „oudwijven-
zomert je".
Mogelijk hebben zij zich een jaar ver
gist want verleden jaar was de eerste
decade van oktober bij ons bijzonder
warm. De afgelopen weken was het
herfstachtig kachelweer, ook in de lan
den die de Amerikaanse weerkundigen
een „warm hart" hadden toegedacht.
WEL ROMANTISCH.
Nu mogen wij niet op één voorspelling
afgaan, maar zoals al opgemerkt heb
ben wij al enige maanden deze maand
voorspeliingen getoetst aan de werkelijk
heid en dan is het resultaat weinig
hoopvol.
Er is veel voor te zeggen dat niet ieder
land (je) zich druk maakt met verwach
tingen op lange termijn. Het zou wense
lijk zijn dat alle Europese meteorolo
gische diensten (wanneer dit nog niet
gebeurd mocht zijn) de koppen eens hij
elkaar steken en gezamenlijk deze
tak van wetenschap verder uitwerken.
Het zou ons ook heel best zijn wanneer
Amerika dit voor ons zou doen. maar
toch hebben wij het vermoeden dat men
in Europa wat omzichtiger te werk zou
gaan. Om bij een maandvoorspelling
van eenhartvormig gebied met hoge
temperaturen te spreken lijkt ons meer
romantisch dan wetenschappelijk ver
antwoord. Wij zullen echter de komende
maanden deze Amerikaanse verwachtin
gen blijven volgen. Blijven de verwach
tingen bedroevend dan zouden wij. als
tegenprestatie van de „kippenoorlog"
een „depressieoorlog" willen voorstel
len.
Achter deze voorgevel van het
monumentale U.N.E.S.C.O.-ge
bouw aan de Place Fontenoy te
Parijs huist een aantal van de
elfhonderd bureaus die zich
■met onderwijs, wetenschappen
en cultuur van de Verenigde
Naties bezighouden. In de or
ganisatie zijn 113 landen ver
tegenwoordigd.
(U.N.E.S.C.O.-foto)
(Van een speciale correspondent)
Op 13 oktober 1923 werden in het Ko-
penhaagse Palast Theater voor een
aantal gasten de eerste meters ge
luidsfilm van de beide Deense Inge
nieurs Axel Petersen en Arnold Poul
sen vertoond. Het was geen toeval
dat het juist twee Denen gelukte een
technisch bruikbare methode voor
geluidsweergave te ontwikkelen,
waarop nog steeds de geluidsfilm
van onze dagen berust, want Dene
marken behoorde in de twintiger ja
ren tot de leidende filmlanden. Dat
Petersen en Poulsen niettemin als de
uitvinders van de geluidsfilm kun
nen worden beschouwd, houdt ver
band met het feit, dat nog talrijke
andere vindingen gepatenteerd moes
ten worden, voor eigenlijk in 1928 de
celluloidband-met-geluid geperfectio
neerd was.
Natuurlijk mankeerde het ook voor 1923
niet aan pogingen, films met mecha
nische muziek te begeleiden. Maar
de film met pianobegeleiding was
werkelijk niet slechter dan de pa
rallel met de film mechanisch weer
gegeven muziek of zelfs de door en
kele bioscopen zelf geproduceerde ge
luidseffecten. De eerste pogingen
met grammofoonplaten Wérden mees
tal overstemd door de lachsalvo's
van het publiek, omdat het praktisch
onmogelijk bleek de juiste scène van
de film van de bijbehorende muziek,
spraak of geluidseffecten te voor
zien.
De beide ingenieurs Petersen en Poul
sen behoorden tot de eerste zwak
stroomingenieurs van Denemarken.
Hun hartstocht gold geheel de film
en zijn mogelijkheden, waarbij er
voor hen geen twijfel aan bestond
dat de basis voor de geluidsfilm een
gelijktijdige opname en weergave
van beeld en geluid moest zijn. Na
lang experimenteren gelukte het hen
dan ook, samen met het beeld het
geluid op te nemen, dat in elektri
sche trillingen werd omgezet en op
een speciale filmstrook werd vastge
legd.
De beide Denen waren echter niet de
enigen, die naar de oplossing van
het probleem zochten. In 1922 had
den de Duitsers Josef Marsalle, Joe
Engel en Hans Vogts in Berlijn hun
geluidsfilmsysteem gedemonstreerd,
dat echter nog vele tekortkomingen
had. Toen daarom in het Kopenhaag-
se theater op 13 oktober 1923 een
publiek van genodigden uit toneel
kringen en de litteraire wereld samen
met vertegenwoordigers van de pers,
filmmensen en autoriteiten, bijeen
kwam om Petersen en Poulsens ge
luidsfilm te zien en te horen, waren
de verwachtingen begrijpelijkerwijs
niet erg hoog gespannen.