GELD VOOR KANKERBESTRIJDING BLIJFT UITERST NOODZAKELIJK Kip met compote Kinderen groeien snel Textieletiketten Laarsjes van plastic? I4,w pagina KINDERKRANT KOFFIE: Loutering voor de ziel en bezieling voor het hart Modieuze mogelijkheden voor de komende winter Goede plaats voor Zeeland stretch breeches -\ Wetenschappelijk werk Voorlichting Haardrogen met zout HiCOZCtitV Grijs-cognac Ivef Aaasjé Ziaterdag 21 sept. 1963 (Van onze redactrice) |n de meeste plaatsen en steden van ons land, dus ook in Zeeland is zaterdag jl. de collectebus rondgegaan voor het Koningin Wil- helmina Fonds voor de kankerbestrijding. Over het werk van het Koningin Wilhelmina Fonds en over wat daarmee samenhangt hebben wij een gesprek gehad met dr. J. J. Okker in Middelburg. Het Koningin Wilhelmina Fonds heeft als enige taak, zo leerden wij van hem, geld bijeen te brengen ten bate van de kankerbestrijding. Het doet dat door middel van collectes, door gelden, die binnenkomen van donateurs en vaste leden, via schenkingen en legaten en dan zijn er ook nog in tal van fabrieken de zogenaamde centenacties, die een goed percentage vormen van de vaste inkomsten van het K.W.F. Deze centenacties houden in, dat van de deelnemende fabrieken alle werknemers per week een cent van hun salaris afstaan. Naast het Koningin Wilhelmina Fonds staat de Landelijke Orga nisatie voor de Kankerbestrijding, de L.O.K. De heer Okker maakt deel uit van het bestuur van de L.O.K., dat tot taak heeft de gelden van het Konin- ging Wilhelmina Fonds te verdelen. De L.O.K. wordt in deze taak bijge staan door adviserende verenigingen en instanties. Men zal zich kunnen voorstellen, dat de apparatuur, die nodig is voor de bestrijding van kanker, ongelooflijk kostbaar is. Er komt binnenkort een nieuw kankerinstituut in Amsterdam en in Rotterdam is het kankerinsti tuut bijna gereed. Ze vergen miljoe- Ook de bestralingsapparatuur in zie kenhuizen vraagt enorm veel geld. Zo vertelde dr. Okker, dat het Gasthuis in Middelburg, dat een centrumposi tie in de provincie inneemt, een meer uitgebreide bestralingsapparatuur dringend nodig heeft. Het probleem is echter, dat het geld van het Koningin Wilhelmina Fonds voor een goed deel ten goede moet komen aan wetenschappelijk Advertentie werk ten behoeve van de kankerbe strijding. Op dit terrein moet nog zo oneindig veel gebeuren. Voor zieken- huisapparatuur dienen voornamelijk andere bronnen te worden aange boord. En het zijn zelden of nooit kleine bedragen, waar het hier om draait. Natuurlijk draagt de overheid in het gehele werk van de kankerbestrijding bij. Toch blijven de collectes van het Koningin Wilhelmina Fonds nodig. Het is geboren uit particulier initia tief en met zaken als deze is het be langrijk, dat het werk ten dele ge stoeld blijft op particulier initiatief. Wij gezamenlijk dragen verantwoor ding voor de volksgezondheid op zo breed mogelijke basis. En zo nu en dan moeten wij daartoe bepaald wor den en dat gebeurt dan via de jaar lijkse collecte tenminste. Een van de stokpaardjes van dr. Okker is de voorlichting omtrent kanker. „Door te vertellen wat kan ker is, door lezingen te houden, is er een mogelijkheid het publiek in te lichten en voor te lichten over het vroeg ontdekken van kanker. Dat is nodig en nuttig", aldus de heer Ok ker. Leeft in Zeeland het idee van de kan kerbestrijding was onze vraag. Dat werd spontaan bevestigend beant woord door dr. Okker. Zeeland neemt een bijzonder goede plaats in op de landelijke ranglijst", zo zei hjj tevre den, maar hij voegde hier onmiddel lijk aan toe: „Laat dit echter vooral geen reden zijn de financiële mede werking te verminderen. Geld is er nodig, heel hard nodig, zowel voor wetenschappelijk onderzoek ten bate van de kankerbestrijding als voor het directe werk. „Bestrijdt het leed, dat kanker heet" is nog steeds een ur gente leus, die veel en directe honore ring vraagt, ja zelfs eist!" Bent U voornemens om dezer dagen gebraden kip te etenMaak er dan een compote bij van vers fruit dat in deze septembermaand nog te koop is: pruimenperziken, mischien zijn er ook nog wat bramen te krijgen. Het smaakt allemaal heerlijk met lucifer-aardappeltjes of voor de ongeduldi- gen met gewone (maar wel een beetje fijn gesneden als het kan) patates frites. Kinderen groeien snel maar hóe snel, dat zal zelfs de meest toegewijde moeder niet uit haar hoofd in cijfers kunnen uitdrukken. Wie het door middel van maatlat en weegschaal regelmatig controleert kan ontdekken dat kinderen in hun lagere school-periode in zes jaar tijds 34 centimeter langer en 16 kilo zwaarder worden. Natuurlijk zijn er uitzonderingen niet alleen Dik Trom was „een bijzonder kind!" Ter aanvulling van dit (Hollandse) cijfermateriaal melden Russische geleer den nog het volgende: de mens wordt langer; vijfentwintig jaar geleden was de gemiddelde jongen van dertien jaar nog 143,9 centimeter lang, nu is hij 149,7 centimeter. Meisjes groeiden in diezelfde periode van 145,6 tot 151,4 centimeter. Als oorzaak ziet men in Rusland de betere voeding van tegen woordig. Ook wordt de mens zwaarder: het volume van zijn longen groeit, zijn borstkas wordt breder en in Rusland meent men dat de kledingindustrie aan de hand van deze ontdekking haar maten zal moeten veranderen. En niet alleen in Rusland maar ook in Amerika groeit men: zestig jaar geleden kwamen van iedere honderd mannen er slechts vijf boven de 1.80 meter, nu zijn het er al ruim twintig. Het is bijna niet te geloven, maar een Italiaanse kapper heeft een middel gevonden om het haar van zijn clientèle snel te drogen zonder dat de dames hiervoor onder de warme droogkap moeten gaan zitten. Deze Figaro heeft een bepaald soort tabletten gefabriceerd uit sterk-vochtaantrekkend zout. Deze tabletten worden aangebracht in de krulspelden die voor het rollen van kort haar gebruikt worden. Voor langer haar ontwierp de kapper een muts die „gevoerd" is met het vochtaantrekkend zout. De tabletten en het zout nemen niet alleen het vocht van het waswater, maar ook dat van een eventuele verstevigingslotion op. De tabletten zijn meer dan eens te gebrui ken als men ze in de oven droogt.... Uitvinder van dit wondermiddel is de heer F. Scotti die in Genua woont. De Textieletikettering voor was- en strijkbehandeling is weer een stap verder op de weg naar een „totale" toepassing van etiketten met unifor me codetekens. Sinds kort bestaat er een Internationaal Symposium voor de textiel-etikettering, een instituut dat streeft naar een steeds nauwere inter nationale samenwerking inzake het begrip textieletikettering. Het omvat een raad van uitvoering (waarin ook de Nederlandse vereniging Textieletikette ring Was- en Strijkbehandeling vertegenwoordigd is), alsmede een technische en een juridische commissie. Organisaties die een toepassing van de textiel etikettering nastreven en bevorderen, bestaan thans h; Nederland, Zwitser land, België, Duitsland, Frankrijk en Italië; de Nederlai.dse V.T.W.S. zetelt (nog altijd) in het gebouw Scheveningseweg 62, Den Haag. De grote populariteit van laarzen en laarsjes in de najaarsmode heeft niet alleen de Europese vrouw maar ook de schoenenindustrie verrust. Welis waar was het laarsje mede dank zij de koude winter van vorig jaar al een vertrouwde verschijning geworden, maar op de bizarre lange modellen had toch niet iedereen gerekend. Men verwacht dat de plastic-industrie zich wel op het mode-verschijnsel van de laars zal storten. In plastic zullen de hoge laarzen veel goedkoper zijn dan hun soortgenoten van zuiver leer; ze worden dan bereikbaar voor veel meer beurzen en mocht de laarzenmode maar een kortstondig leven hebben, dan is de „miskoop" minder groot dan bij een kostbaarpaar laarzen van echt leer Een model voor de dame, die thuis gasten heeft. Het is een ontwerp van Eleonora Garnett, het oriëntale en semble is vervaardigd van een nieuw soort zwarte jersey. Het vestjasje is van rode linnen, afgezet met goud kleurige noppen en zwarte franje. Advertentie (Van onze medewerker) Koffie zetten: het is een routinehandeling die in honderdduizenden huis houdens meermalen per dag wordt verricht. De een doet het misschien met wat meer aandacht dan de ander, vrouwen met gevoel voor decorum makeh van het inschenken en serveren wat meer werk maar over het algemeen is het malen en zetten van koffie maar een prozaïsche bezigheid. En toch heeft een beroemd dichter, meer dan een eeuw geleden, aan deze „profane" handeling lyrische woorden gewijd. Het was Heinrich Heine die de koffie als volgt bezong: „Een loutering voor de ziel, een bezieling voor het hart"Wie zich op die dichterlijke woorden bezint voelt zich haast zedelijk verplicht om de koffieboon met wat meer égards te behandelen! Daartoe hoeft men niet met de koffiemolen in de hand tot hooggestemde mijmeringen te vervallen nuttiger is het om eens wat praktische koffiewenken in de praktijk te brengen en dan het resultaat te proeven. Kleine voorraadjes vormen de goe de basis voor een goede koffie. Neem niet meer bonen in huis dan voor een hele week nodig zijn, want versgebrande koffie smaakt het lek kerst en een voorraadje in huis heeft nu eenmaal niet zo'n snelle „door stroming" als in het winkelbedrijf. Mocht er toch eens een oudbakken pakje bonen overblijven, rooster ze dan met wat boter in een volkomen schone pan dat verbetert de zaak, volgens koffiekenners, altijd nog enigszins. Een „rein innerlijk" moet de koffie molen hebben. Restjes gemalen kof fie moeten er regelmatig uit verwij derd worden want alweer volgens koffiekenners de bonen geven een olie-achtige substantie af die in de loop van de tijd ranzig wordt. Ook dient de koffiemolen uitsluitend voor het malen van koffie te worden ge bruikt. ff Cr kantslips panty girdle .HELANCA- Sanitized 4* super elastisch volledig geminderd Voorgewarmd water", uit boiler of geyser, spaart tijd bij het koffiezetten. Het is echter een tijdbesparing die ten koste van de kwaliteit gaat, want écht lekkere koffie zet men alleen met water dat fris en koud zó uit de kraan in de waterketel gelopen is. Zodra het wa ter kookt wordt met het opgieten van de koffie begonnen - lang doorko ken van het water is (alweer!) uit den boze. Dat geldt ook voor het op warmen van een restje koffie. Koud- feworden koffie kan men beter door e gootsteen laten verdwijnen, maar wie dit niet over het (spaarzaam) hart kan verkrijgen moet in geen ge val de koffie op direct vuur opwar men. Een waterbad, de „au bain ma rie" methode dus, is het aangewezen middel. Er zijn diverse manieren van koffie zetten en het gezegde van de smaak waarover niet valt te twisten, gaat wel heel sterk op bij een eventuele discussie over de juiste methode!! Maar naast deze basis-recepten voor het koffiezetten zijn er nog allerlei variaties en fantasietjes op het door- mee kopje koffie te bedenken. Een ervan is de koffie-met-het-snuf- je-zout-en-cacao. Doe vóór het filte ren een beetje zout en cacao in de koffiekan, roer het mengsel na het zetten even om, breng de drank gloeiend heet ter tafel. Stof-fijn moe ten de bonen gemalen worden voor Turkse koffie: men giet dit uiterst fijne maalsel in kokend water waar in al de nodige suiker is opgelost en laat de drank nog even opbruisen alvorens ze in (kleine) kopjes te schenken. Cacao komt ook te pas aan een Weense chocoladekoffie: gelijke hoeveelheden chocolademelk en koffie worden bij elkaar gegoten en „afgemaakt" met wat zout en een scheut sherry. Uit Parijs komt de „Café Royal": een half kopje sterke zoete koffie wordt tot de rand met cognac bijgevuld en met een rozetje slagroom bekroond. En nóg sterker moet de koffie zijn die als basis dient voor de cocktail „Kozakken- bloed": zeer sterk gezoete koffie wordt met dezelfde hoeveelheid rode wijn vermengd, per kopje wordt hier bij een glas wodka toegevoegd en als de massa nog een keer heeft „ge bruist" wordt ze meteen geserveerd. Nog meer koffie-ideeën: Een ijskoffie die ook als dessert kan dienen en bestaat uit een schep va nille ijs in een hoog glas, aangevuld met koude, licht-gezoete koffie en 'n torentje slagroom. Of een eveneens koude „London Fog": gelijke hoe veelheden whiskey worden vermengd met sterke koude koffie en vanille- ijs. Koffie kan ook met rum gemengd worden, half-om-half in een koffie kopje: beide ingrediënten worden verhit (maar niet gezoet) en met slagroom gegarneerd. En misschien zijn er ook wel liefhebbers voor een „zomerbriesje" dat gecomponeerd wordt uit een kopje koffie, een half glas sinaasappelsap, een eierdooier en twee theelepels suiker. Wie in haar jeugdjaren naar school is gehuppeld in een blazer blijft altijd een voorlief de houden voor dit plezierige en sportieve kledingstuk dat bij goed materiaal en goede coupe boven dien een alleszins correct kleding stuk kan zijn. De laatste jaren kon die voorliefde volop worden uitge leefd, want de blazer was terugge keerd in de mode: in effen blauwe tinten zoals weleer, maar ook in streepdessins in diverse opgewekte kleuren. Waarbij de klassieke don kerblauwe blazer, vervaardigd uit soepele wollen stof en soms fanta sierijk met knopen gegarneerd, het in populariteit dikwijls won ook al dankzij z'n combinatiemogelijkhe den. De blazer van de najaarsmode 1963 wordt behalve in de traditionele kleuren ook in zwart gemaakt. Versierd met glimmende knopen of met een sportief embleem, soms voorzien van zijsplitten en gecombi neerd met een hoog op het hoofd staand amazonehoedje dat laatste hoeft er niet bij is de blazer van zwart wollen Shetland te zien in de sportcollecties van het modehuis Leeser (Amsterdam-Den Haag). Leeser-Sport combineert de zwarte blazer met geruite rokken, van fijn pied-de-poule tot grote opvallende ruit, en met jumpers die een hoge col hebben. De combinatie hééft iets wie op de conventionele blazer is uitgekeken moet beslist eens letten op de zwarte exemplaren. In hetzelfde sportieve genre brengt Leeser-Sport attractieve geruite pak je met mouwloze spencer en col, soms ook met mouwtjes en laagge plaatste knoopceintuurtjes. De collectie van Leeser is een goed voorbeeld van de manier waarop men modieuze kleding kan ma ken waarin de nieuwe internationale modedetails duidelijk aanspreken, zonder dat ze het totaal gaan over heersen. Zo ontstaat bijvoorbeeld een camelkleurige tweedmantel met klokkende rug, met van voren rechte ingezette stukken die in de zakken verlopen en een idee van Balenciaga verraden. Typerend zijn in de man telsector voorts de wijde, tot op de heup vallende jassen van een grove tweed, met een afstaande kraag en een verborgen sluiting. Het allerwege opduikend kleurenduo grijs-cognac is in deze collectie uiter mate praktisch en flatteus verwerkt: tot een geruit pakje dat met een don kergrijs bloesje kan worden gedra gen', maar waarvan het jasje ook weer een combinatie vormt met een glad mouwloos donkergrijs jurkje. Op dezelfde manier worden blauw groene ruiten met effen blauw ge combineerd, zwart-witte stoffen met effen zwart. Onder tweedelige wollen pakjes kun nen suède vestjes gedragen worden, van suède is ook het lijfje van som mige jurkjes en in de V-vormige halsuitsnijding van dat suède wordt dan weer een col gedragen. Lange rokken ziet men bij glanzende en glinsterende avondtoilettenechte fala-kleding. Maar lange rokken zijn eze winter ook gemaakt uit grof- geruite wollen stoffen die in behaag lijke plooien vallen en met mouwloze suède blouses worden gedragen. Niet om uit te gaan, integendeel: om thuis te zitten, bij t.v. of haard vuur jllllllUIIIIIIIUIIIlllllllllllllllllllHUIIIMlllllllllllllllllllllUllllllllllin De blazer van najaar 1963: 1 zwart wollen Shetland, gedra- 1 1 gen op een ruiten rokje, ge- I I completeerd door een hoogge- I kraagde pullover en even- I tueel een amazonehoedje en I rijglaarsjes. (Modellen „Lee- I ser-Sport"). (Advertentie) Ik geloof er niets van. Geen woord!", riep Rikkie, het haasje en hij keek de kring van vriendjes rond die allemaal met open bekje hadden geluisterd naar wat de oude eekhoorn verteld had. De vriendjes knikten met hun kopjes, maar toch niet zp zeker als Rikkie dat deed. Per slot van rekening was de eekhoorn heel oud en wist hij meer van het bos dan alle haasjes bij elkaar. Maar Rikkie hield vol. „Kijk dan eens om je heen, oude Pluimstaart!", riep hij brutaal. ,Jlet bos is nog nooit zo mooi geweest als nu. Goud, groen en geel waar je maar kijkt, de nootjes vallen je zomaar in je bekje als je onder de bomen door loopt. Heb je dorst dan zijn er bramen en besjes. Wou jij ons nou wijs maken dat dat over een poosje afgelo pen is? Je bent niet goed wijs! Over een poosje zal het nog mooier zijn met nóg meer nootjes en besjes! Je weet er niets van oude pluimstaart. Je zegt dat al leen maar omdat je jaloers bent op onze vlugge pootjes en de malle spelletjes die wij kennen. Daarom wil je ons wijs maken dat er niets van overblijft! Kniesoor, druilstaart „Oooooozei de kring haasjes in koor, want al wa ren ze ook niet zo dol op de oude Pluimstaart met zijn sombere verhalen, een oud dier mocht je niet uitschel den, vonden ze. Ze schoven een beetje bij Rikkie van daan, maar die trok zich niets aan van zijn vriendjes of Pluimstaart, die treurig wegkroop in zijn boom. „Je zult het allemaal zelf wel zien", mompelde Pluim staart, „en ik hoop voor jou dat het goed afloopt". „Nou, dat zullen we zien!", lachte Rikkie en met grote sprongen schoot hij weg tussen de varens die nog al tijd groen waren en over het mos waarop nog niet veel blaadjes gevallen waren. Hij wachtte ook niet op zijn vriendjes, want hij vond dat ze hem maar lelijk in de steek hadden gelaten toen hij de oude Pluimstaart de waarheid zei. „Nee", zei Rikkie al hollend, „ik denk dat ik maar eens een heel ander soort vriend jes ga zoeken. Gezellige die ren die niet geloven in kale bomen, in regen die alles weg-regent en in wind die niets van de fijne dingen overlaat". Hij ging er op een klein heuveltje voor zit ten en dacht na wie hij nu eens als vriendje kon ne men. „Geen eekhoorns, die als dollen aan het zoeken gingen naar wintervoor- raadjes, geen haasjes ook die zich bang lieten maken. Nee, het zouden vrolijke dieren moeten zijn die niet geloofden dat het heerlijke leventje voorbij ging. Op dat ogenblik hoorde hij een vogel fluiten. „Precies!", zei Rikkie hardop. Vogels! Vogels zijn altijd vrolijk en geloven niet aan de winter. Vast niet. Ik zal me een vo gel tot vriendje kiezen. „Hé, hallo!", riep hij omhoog naar de fluitende vogel, „wil jij misschien mijn vriendje zijn?" „O, ja best!" zei Moens de Merel, die zijn kopje tevoor schijn stak uit een gouden bladerhuisje. „Mooi zo", zei Rikkie, „weet jij een spelletje?" „Een spelletje?" vroeg de merel. „Maar Rikkie, daar hebben we nu toch geen tijd voor. Zeg me liever of jij nog ergens een lijsterbes met bessen eraan hebt ge zien! Vriendjes zijn er om mekaar te helpen, niet waar?" „Een lijsterbes met bessen eraan?" vroeg Rikkie, „die zijn er toch zeker genoeg?" „Dat dacht je maar", zei Moens, „ik heb straks wel een kwartier moeten vlie gen voor ik er eentje vond". „Nou, dan wacht je tot er nieuwe bessen aan de boom zijn", lachte Rikkie, „en on dertussen doen wij spelle tjes". De merel keek hem met open snavel aan. „Ik wist niet dat hazen zó dom wa ren", zei hij. „Weet je dan niet dat het bijna afgelopen is? Er komen geen boom pjes met bessen meer. Ja, volgend jaar, als we de win ter tenminste goed doorko men". „Hé, wat een zeur ben je", zei Rikkie en haastig schoot hij weg, want zijn nieuwe vriendje beviel hem hele maal niet. Maar het planne tje om een vogel tot vriend te nemen had hij toch niet opgegeven en daarom liep hij tot aan de rand van het bos, waar het eiland begon en waar hij vaak grote zwermen vogels bij elkaar had gezien. En jawel, zie je wel, er wéren nog vrolijke vogels in de wereld. Wel met duizend tegelijk deden de zwaluwen gekke spelle tjes boven het weiland. Ze stegen roetstallemaal tegelijk op, landden weer, draaiden hun kopje naar links en naar rechts en wachtten dan op een teken van een grote zwaluw en dan begon het spelletje op nieuw: opstijgen, cirkelen, dalen, rondkijken enzo voorts. Rikkie zat er in z'n eentje van te genieten en toen de hele wolk vogels weer een keer was neergestreken en een klein zwaluwtje met op gewonden glinsteroogjes vlak bij hem landde, sprong hij er op af en vroeg: „Zeg, kan ik niet meespelen?" Het kleine zwaluwtje keek hem verontwaardigd aan. „Spelen?" tsilpte het, „wat denk je wel? wij óefenen!" „Hoe je het noemt doet er niet toe", lachte Rikkie, „maar jullie hebben tenmin ste pret en in het bos is nie mand meer vrolijk en denkt niemand meer aan pret ma ken". „Wij ook niet", zei het zwa luwtje uit de hoogte, „wij maken ons klaar voor de grote reis". „De grote reis?" vroeg Rik kie, „maar dat is toch énig! Ik heb best ook zin in een grote reis naar een land waar de dieren niet zo ern stig zijn als hier". „Je begrijpt er niets van", zei het zwaluwtje, „wij gaan weg omdat we moe ten. We zouden de ver schrikkelijke winter niet overleven. Daarom gaan we en heus niet omdat we het zo leuk vinden". Meteen steeg het zwaluwtje op een teken van een grote zwaluw weer op en oefende in de lucht. „Oefzei Rikkie met een zucht, „al weer van die zwartkijkers. Gauw weg wezen!" Omdat hij in het bos toch niets vinden zou, ging hij verder het weiland in. Ter wijl hij zich tegoed deed aan wat sprietjes hoorde hij naast zich iemand zachtjes lachen. „Nee maar", zei Rikkie, „daar hoor ik ge lukkig weer eens iemand lachen. Eindelijk een ver standig dier". Hij moest wel even zoeken voor hjj het dier vond, want het was zó groot, dat hjj onder haar vier poten door keek en eventjes het hele dier kwijt was. Maar toen boog Roosje, de koe, haar kop naar de grond en vroeg met haar zware stem wat hij zocht. „Iemand die nog lachen kan en mijn vriendje wil zijn", zei Rikkie meteen. „O, wat dat lachen betreft kun je bij mij terecht", zei Roosje, „je bent alleen wat klein voor een vriendje, maar ach, we zijn allemaal klein begonnen". „Graag", zei Rikkie, „laat me dan met je meelachen". „Ik lach", zei Roosje en weer kwam er een brede grijns op haar domme ge zicht, „omdat ik dacht dat ik niet meer tellen kon". „Vind jij het om te lachen als je niet meer tellen kunt?", vroeg Rikkie ver baasd. Nu loeide Roosje van het lachen. „Nee, natuurlijk niet, dom dier...", zei ze, „ik lach juist omdat ik goed geteld heb". „Kijk, in het weiland hier naast hebben de hele zo mer elf koeien gestaan, al lemaal vriendinnen van me. Daarstraks telde ik er op eens nog maar vier. Ik dacht: wat is dat nou? Vier? Kun je niet verder meer tellen dan vier? Maar het kón niet zie je, omdat er nog maar vier wéren". Ze lachte weer. „Is dat zo grappig", vroeg Rikkie, „als er zeven van je vrien dinnen opeens verdwijnen?" „Nee", zei Roosje, „maar die vier zijn pinken, zie je, die kunnen nog wel even tegen de koude nachten, maar de andere zeven zijn naar de stal. En omdat ik zelf geen pink meer ben en elke nacht sta te bibbe ren van kou, weet ik dat ze mij nu ook gauw komen halen voor de stal. En daarom lach ik zie je". Rikkie schudde zijn kop. „Ik weet niet waar jullie het allemaal over hebben", zei hij, „ik merk niks van koude nachten. Jullie ver beelden het je maar". „Poeh...", zei Roosje, „dan moet je hier vannacht maar eens blijven. Kijk maar naar de sloot, je ziet nu de koude nevel al boven het water". Rikkie schudde zijn kop. „Allemaal kletspraat", zei hij tegen het grote dier boven hem, „ik ga een vriendje zoeken wat er ook niet in gelooft. Het beste met je stal". „Het beste in de kou!", loeide Roosje. Met een rimpel van kwaad heid tussen zijn ogen draaf de Rikkie door en hij was zo diep in gedachten dat hij niet eens merkte dat hij tot vlak bij de boerderij was gekomen. Hij schrok pas op toen hij vlakbij zwa re slagen hoorde en de klompen van een jongetje zag. Maar toen was het al te laat, want het jongetje maakte een snelle zwaai met zijn arm en had Rikkie in zijn nekvel beet. „Zo", zei hij, „jij komt zeker je plekje in het koolland op zoeken omdat er binnen kort in het bos niks meer te vinden is- Nou, vriendje, je hebt gelijk. De zomer is om; ik hak al hout voor de kachel, zie je wel?" Rikkie kromp in elkaar, niet alleen omdat hij ge vangen was, maar ook om dat het jongetje zei dat de zomer om was. Want al was het maar een jonge tje, het wés een mens en wat mensen zeggen, dat ge beurt, omdat ze nou één keer slimmer dan de haas jes zijn. Hij spartelde zó, dat het jongetje hem niet kon hou den en Rikkie onder zijn arm door weggleed. En toen ging het op een draf terug naar het bos, naar de gevallen blaadjes en de le ge bessenboompjes, maar óók terug naar zijn vriend jes, die wijzer waren dan hij en met wie hij nu samen de storm en regen afwacht in een bos, waar het élke dag leger en stiller wordt...

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 17