LOONKOSTEN
IN TOTAAL
MOGEN OVER
ZES PROCENT
1964 MET
STIJGEN
C.A.O.-lonen kunnen
met gemiddeld vier
procent omhoog
Eén miljard meer
belasting in 1964
EESE1
Stijgende welvaart betekent ook
hoger wordende overheidsuitgaven
Voor de landbouw
117 miljoen meer
UITGAVEN EN O
VAN DE DEPARTEMENTEN
MAMuf i
Hogere prijzen
zullen subsidies
UITGAVEN VOOR HET ONDERWIJS ZIJN VRIJ STERK GESTEGEN
Looneisen plaatsen begroting nu
reeds op losse schroeven
Nadelig saldo L.E.F. gestegen
Centraal Planbureau in nota:
(Van onze parlementaire redacteur)
Het Centraal Planbureau is van mening, dat voor 1964 mag wor
den uitgegaan van een totale loonkostenstijging van 6 procent.
In dit cijfer is een eventuele compensatie van 0.5 procent begre
pen voor wijzigingen in de sociale verzekeringspremies. Met een
huurverhoging is vooralsnog geen rekening gehouden.
Vooruitzichten
zijn gunstig
Overheid meer
Hogere raming
Produktie-expansie
Investeringen
DE MILJOENENNOTA VOOR 1964
DEFENSIE WEER
„DUURDER"
ll/mrtc nomnrirtoj}
VOOR KROTOPRUIMING ER
SANERING STADSKERNEN
DERTIEN MILJOEN
Voorlichting
E.E.G
Hogere prijzen
Wensen
Tekort
Belasting
GEBOORTEGOLF BEREIKT UNIVERSITEITEN EN HOGESCHOLEN
Kijkgeld geheel
beschikbaar voor
uitzendingen
Nijverheidsonderwijs
Radio en tv.
Hoger onderwijs
Lonen
WOENSDAG 18 SEPTEMBER 1963
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
Na aftrek van 0.7 procent zgn. over
loop (de doorwerking van de loonsver
hogingen, die niet aan het begin, maar
in de loop van 1963 zijn ingegaan) en
van 2.5 procent incidentele loonstijging
(zwarte lonen, schijnpromoties en deni
vellering), blijft er voor verhoging van
de c.a.o.-lonen 2.8 procent over. Daar
echter de gemiddelde ingangsdatum van
de vernieuwde contracten medio april
valt, zodat elk procent (gemiddelde)
loonstijging een toeneming van de loon
som per werknemer met circa 0.7 pro
cent tengevolge heeft, zou de gemiddel
de loonsverhoging bjj de vernieuwing
van de contracten 4 procent kunnen be
dragen. Voor 1963 wordt de totale stij
ging van de lonen en sociale lasten per
werknemer geschat op 7 procent. Een
en ander wordt medegedeeld in de nota
van het Centraal Planbureau over de
macro-economische ramingen voor 1963
en 1964, die tegelijk met de miljoenen
nota bij de Staten-Generaal is ingediend.
Met een eventuele arbeidstijdverkorting
heeft de nota geen rekening gehouden.
Opgemerkt wordt, dat in de laatste tijd
over de arbeidsduur verschillende wen
sen naar voren zijn gebracht, maar dat
een duidelijke communis opinio zich nog
niet heeft afgetekend, zodat men er van
heeft afgezien om op dit punt een ra
ming te maken. Wel wordt eraan her
innerd dat één dag vakantieverlenging
per jaar een vermindering van het aan
tal arbeidsuren per jaar met circa 0.4
procent tot gevolg heeft en één uur
werktijdverkorting per week een ver
mindering met circa 2.2 procent.
De loonstijging bij het overheidsper
soneel is in verband met de denivel
lering en de pensioenmaatregelen
belangrijk groter dan bij het bedrijfs
leven. De loonveronderstelling van 6
procent bij het bedrijfsleven impli
ceert derhalve voor de overheid een
percentage van 9.5 procent.
Wat betreft de ontwikkeling van de pro-
duktiecapaciteit wordt opgemerkt, dat
de natuurlijke groei van de beroepsbe
volking in verband met de naoorlogse
geboortegolf zeer groot zal blijven, zo
dat wederom ten minste 70.000 mensen
voor het bedrijfsleven beschikbaar zul
len komen.
Voorts zullen de produktie- en arbeids
capaciteit in 1964 bij normale weers
omstandigheden na het ongunstige
jaar 1963 een herstel vertonen. In de
landbouw bedraagt de extra produktie-
stijging uit deze hoofde naar schatting
2 pet, bij de nieuwbouw zelfs 7 pet. In
de industrie en de dienstensector is het
effect moeilijker te schatten, maar niet-
DE VERWACHTING VOOR 1964
vrijwel alle c.a.o.
1 yd.werknemeis
zullen worden
vernieuwd
een gem. loonsver
hoging van4°/o
de prijzen stijgen
mei 2-3%
er zullen
40.000
werklozen
zijn
de uitvoer stijgt
de invoer stijgt
met 8
temin waarschijnlijk aanwezig. Verder
wordt medegedeeld, dat het aantal
werkdagen in 1964 circa 1 procent gro
ter is dan in het voorafgaande jaar.
Wanneer in eerste instantie zou wor
den uitgegaan van de trendmatige
stijging van de macro-economische
produktiviteit, dan zou volgens de
nota de loonkostenstijging op circa
3 procent dienen te worden gesteld.
Een hogere raming lijkt echter vol
gens het planbureau, gezien de uit
komsten, die dan voor de investerin
gen, de betalingsbalans en de con
currentiepositie ten opzichte van het
buitenland worden verkregen, niet
onrealistisch. Ondanks het feit, dat
hierdoor een verdere opwaartse druk
op de prijzen zal ontstaan, is derhal
ve van een hoger percentage, in casu
6, uitgegaan.
Na een drietal jaren van matige pro-
duktiestijging lijkt een belangrijk ac
cres van de produktie in 1964 waar
schijnlijk, aldus de nota van het plan
bureau. De expansie zal het grootst
(Van onze parlementaire redacteur)
Blijkens de miljoenennota raamt de regering de middelen van
het rijk voor 1964 - dat zijn de staatsinkomsten - op 11.476
miljoen. Het grootste deel daarvan wordt gevormd door de op
brengst van de belastingen.
Wat de belastingmiddelen aangaat heeft de regering er o.a. rekening mee
gehouden, dat eind augustus 1963 de vervroegde afschrijving voor bouw
werken is opgeschort en dat de vrijstelling van omzetbelasting voor
sigaren op 31 december 1963 afloopt.
Voorts heeft de regering aangenomen, dat de budgettaire gevolgen van
de wijzigingen in de E.E.G.-douanetarieven op 1 juli 1963 per saldo kun
nen worden verwaarloosd.
Geraamd zijn de volgende opbrengsten van de belastingen in miljoenen
guldens
raming oorspr. vermoede-
1964 raming lijxe uit-
1963 komst 1963
Kostprijsverhogende belastingen:
Motorrijtuigenbelasting 230 210 210
Invoerrechten 1300 1250 1165
Accijns op wijn 18 17 16
Accijns op gedistilleerd 215 200 205
Accijns op bier 62 60 58
Accijns op suiker 96 94 94
Accijns op tabak 580 510 535
Omzetbelasting 2300 2250 2100
Rechten van zegel 75 75 70
Rechten van registratie 170 165 185
Grondbelasting (rijksopcenten) 38 38 38
Belastingen op inkomen, winst en vermogen:
Inkomstenbelasting 2675 2450 2400
Vermogensbelasting 190 160 175
Vennootschapsbelasting 1325 1300 1300
Loonbelasting 2325 2150 2050
Dividendbelasting 150 120 145
Commissarissenbelasting 26 30 25
Rechten van successie 185 170 18C
Loterijbelasting 3 3 3
Het aandeel voor het gemeentefonds in de voor 1964 geraamde belasting
opbrengst bedraagt f 1.495 miljoen en voor het provinciefonds f 92 miljoen,
te zamen dus f 1.587 miljoen, over welk bedrag het rijk dus niet zal kun
nen beschikken.
De stijging van de belastingraming van 1963 op 1964 bedraagt ruim één
miljard gulden.
WIN STAANDELEN
De baten van het staatsbedrijf der P.T.T. zijn voor 1964 geraamd op
f45,4 miljoen. De uitkering van de door de Nederlandsche Bank N.V.
behaalde winst is geschat op f 8 miljoen. De baten van de bedrijven in de
particuliere sector betreffen onder meer de aandelen van het rijk in de
Nationale Investeringsbank HerstelbankN.V. ad 13 miljoen, de Ko
ninklijke Nederlandse Hoogovens en Staalfabrieken N.V. f7 miljoen, de
Breedband N.V. f 15,1 miljoen, de N.V. Nederlandse Aardoliemaatschappij
f 3,3 miljoen, de N.V. Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie f 1,5 miljoen,
Koninklijke Zout-Ketjen N.V. f0,3 miljoen en enkele andere bedrijven
f 3,3 miljoen.
Het aandeel van het rijk in de opbrengst van de luisterbijdragen is vooi
1964 geraamd op f 32,4 miljoen en dat in de opbrengst van het kijkgeld
op f 57,5 miljoen.
kunnen zijn in de sector, die de laatste
jaren relatief is achtergebleven: de
bouwnijverheid. De nota meent, dat o.a.
bij een belangrijk groter aantal werk
bare uren de produktie in de nieuwbouw
met 10 tot 15 procent zal kunnen stij
gen. Daarbij is nog geen rekening ge
houden met maatregelen, die door de re
gering in samenwerking met het be
drijfsleven vermoedelijk zullen worden
genomen in het kader van het aange
kondigde expansieve bouwbeleid.
Deze ontwikkeling heeft belangrijke con
sequenties voor de investeringen van
bedrijven in vaste activa. De sterke
groei van de bouwproduktie alleen al
doet de totale investeringen met circa
5 procent stijgen. Een toeneming van de
investeringen in bedrijfsoutillage van 5
tot 10 procent wordt verondersteld, om
dat de investeringen van de openbare
nutsbedrijven aanzienlijk zullen stijgen
en omdat het grote tekort aan bedrijfs
gebouwen van de laatste jaren een nega
tieve invloed op de investeringen in
outillage heeft gehad.
De totale investeringen van bedrijven in
vaste activa zullen in volume met circa
7 procent toenemen. Aangezien de bin
nenlandse vraag naar consumptiegoe
deren ook een toeneming blijft verto
nen en de buitenlandse vraag sneller
stijgt dan in 1963, kan op een aanzien-
Zie slot pag. 11 kol. 3)
(Van onze parlementaire redacteur)
In de miljoenennota is opgenomen een staatje van raming der
uitgaven en middelen over het jaar 1964 op de verschillende be
grotingshoofdstukken, voor een belangrijk deel overeenkomende
met de departementen. Het ziet er in miljoenen guldens als volgt
uit:
Huis der Koningin
Hoge colleges van Staat en kabinet der Koningin
Algemene zaken
Kabinet van de vice-minister-president
Buitenlandse zaken
Justitie
Binnenlandse zaken
Onderwijs, kunsten en wetenschappen
Nationale schuld
Financiën
Defensie
Volkshuisvesting en bouwnijverheid
Verkeer en waterstaat
Economische zaken
Landbouw en visserij
Sociale zaken en volksgezondheid
Maatschappelijk werk
Onvoorziene uitgaven
Totaal
Nadelig saldo
uitgaven
middelen
4
14
7
60
4
392
3
352
36
1114
2
2648
111
1238
191
486
10.630
2340
23
1342
40
1232
312
230
38
725
24
687
29
186
6
20
13.077
11.449
1628
Kostprijs-
verhogende
belastingen
(omzetbeL
accijns etc)
_4430_
Belastingen
opinkomen,
winsten
vermogen
5946
Winsten etc
v. bedrijven
87
Opbrengst
van rente
190
Inkomsten v.
Ned.-Duits
finarc ver-
dra981
Luistergelder
kijkeden
90
Domeinen
•53
Diversen
599
Cijfers in miljoenen guldens
Begrotingstekort 1380 miljoen
(ind.addihposlen wondt hetle-
kort 1628miljoen)
Volkshuis* Nation.
schuld
1185 .11.43)5
Whterst.
en verkeer
1179
SocZaken
Uolksgez
1297
besuur
51.8
•Justitie
Politie
654
Landbouw
visserij'
691
Bujtenl.
betrekk.
288
Diversen 1
497
(Door onze economische medewerker)
In een dynamische maatschappij waarin de overheid een sociaal-eco
nomisch beleid voert, moeten de uitgaven van de overheid nauw sa
menhangen met de ontwikkeling en de groei van de volkshuishouding.
In gewoon Nederlands wil dit zeggen, dat in de begroting de uitgaven
steeds verder zullen oplopen. Dat is niet een kwestie van geld smijten
maar louter een gevolg van de uitbreiding van de bevolking en van het
stijgen van de welvaart.
Sociale voorzieningen moeten gelijke
tred met die welvaartsstijging houden,
het voortgezet en wetenschappelijk on
derwijs moet uitgebreid worden, er moe
ten meer woningen, bedrijfsgebouwen en
(Van onze parlementaire redacteur)
De militaire uitgaven zullen in
1964 waarschijnlijk een bedrag
opslokken van f 2330,3 miljoen.
Dit bedrag is althans in de mil
joenennota geraamd. De begro
ting voor 1963 vermeldde een
bedrag van f 2240,4 miljoen,
terwijl de uitkomsten over 1963
vermoedelijk zullen zijn f 2250
miljoen.
Van het voor 1964 geschatte bedrag is
uitgetrokken voor algemene uitgaven
28,9 miljoen, voor de '.andmacht
1051 miljoen, voor de luchtmacht
604 miljoen, voor de marine 511,5
miljoen en voor militaire pensioenen
en wachtgelden f 114,2 miljoen.
De Koninklijke Marine gaat voort met
de aanbouw van vier fregatten, twee
conventionele onderzeeboten en een
tankvoorraadschip.
Ct
(Van onze parlementaire redacteur)
Met het oog op de maatregelen die
de regering zal nemen ter verbete
ring van de huidige situatie in de
landbouw, zullen de bijdragen van
het landbouw-egalisatiefonds en de
uitgaven ivoor de cultuur-techni
sche werken worden verhoogd.
Voor de totale uitgaven voor land
bouw, tuinbouw en veeteelt wordt
in de ontwerp-begroting bijna
f 117 miljoen meer uitgetrokken
dan in het voorafgaande jaar. Dit
is hoofdzakelijk het gevolg van
een stijging met bijna f 102 mil
joen van de raming voor het nade-
(Van onze parlementaire redacteur)
In 1964 zal circa 13 miljoen worden
besteed aan krotopruiming en sanering
van stadekernen. Voor de financiering
van de woningwetbouw met voorschot
ten is voor 1964 f 925 miljoen in de
begroting opgenomen tegen650 mil
joen in de vermoedelijke uitkomsten
1963.
De voornaamste posten die op de ge
wone dienst in 1964 voor huursubsidies
zijn uitgetrokken zijn:
Bijdragen in de exploitatiekosten van
woningwetwoningen 142 miljoen.
Premie- en bijdrageregeling gesub
sidieerde particuliere woningbouw
73 miljoen.
Kosten van woningverbetering en
-splitsing 4,5 miljoen.
lig saldo van het landbouw-egali
satiefonds.
Het sedert november 1962 door het
vorige kabinet gevoerde ruimere melk-
prijsbeleid zal een zwaarder accent krij
gen, waarvoor in de ontwerpbegroting
van het L.E.F. een bedrag van 115
miljoen meer is opgenomen dan het
vorige jaar. Hiermede beoogt de rege
ring om samen met de voortzetting
van het valorisatiebeleid een verbete
ring van de inkomenspositie van de
rundveehouders te verwezenlijken. Voor
het voeren van een marktordenend be
leid in de rundvleessector is 4 miljoen
opgenomen.
De ontwikkeling in de landbouw
brengt mee, dat hoge eisen worden
gesteld aan de opleiding van voor
lichtingspersoneel en aan de voor
lichtingsmethodiek. In het patroon
van de landbouwvoorlichting zal de
sociaal-economische voorlichting een
grotere rol gaan spelen, aldus de
miljoenennota.
Voor uitbreiding van cultuurtechnische
werken is in de ontwerpbegroting 23,8
miljoen meer uitgetrokken dan in 1963.
Bij de ruilverkaveling zal meer dan tot
dusverre rekening worden gehouden met
niet-agrarische belangen.
Ten aanzien van de uitgaven voor de
landbouw bestaat een concrete band
met een Europese organisatie. Het ge
meenschappelijk landbouwprijsbeleid zal
geleidelijk in de plaats treden van het
nationale prijs- (en heffingen-) beleid.
De invloed on andere onderdelen van de
landbouwbegroting als onderwijs
en onderzoek zal vermoedelijk niet
van grote omvang zijn. Reeds nu be
ïnvloeden in E.E.G.-verband gemaakte
afspraken de L.E.F.-begroting sterk,
met name voor wat betreft graan.
Bij het begin van de E.E.G. stond Ne
derland voor veel agrarische produkten
onderaan wat, consumentenprijs betreft
en beneden het gemiddelde wat betreft
de producentenprijs. Een tendens bestaat
tot toenadering van de verschillende
nationale prijzen. Daarna zal vermoe
delijk geleidelijk een zekere vervanging
van bijdragen uit de schatkist door ho
gere verbruikersprijzen optreden.
laboratoria komen, de motorisering
dwingt tot meer en betere wegen, de
inpoldering moet verder gaan, meer wa
terstaatswerken moeten worden uitge
voerd, investeringen in staatsbedrijven
moeten worden opgevoerd, de ambtena
rensalarissen moeten in gelijke mate
met de salarissen in het particuliere
bedrijf stijgen, door de technische ont
wikkeling is het nodig voor defensie
moderne wapens aan te schaffen.
Dit zijn dan extra uitgaven die lo
gisch voortvloeien uit de groei van
onze bevolking, de technische ont
wikkeling en de stijging van de
welvaart. Maar dan hebben wij nog
met geen woord gerept over afzon
derlijke verlangens en wensen.
Wij noemen voor de vuist weg extra
woningen, verlaging van belasting,
steun aan de landbouw, hulp voor
ven gaat, betalen wij automatisch
meer belasting. Door de progressie
stijgt de belasting sterker dan het
inkomen.
Deze invloed wordt onbillijk geacht
en de minister van financiën wil hem
dan ook neutraliseren. Echter nog
niet in 1964, omdat hierdoor de koop
kracht te veel versterkt zou worden
waardoor de conjunctuur in te sterke
mate zou worden opgedreven en het
risico van overbesteding te groot
wordt.
Hier komt dus in 1964 niets van. Wel
is er een kleine belastingverlaging, die
echter voortvloeit uit de reeds inge
diende voorstellen tot een algemene be
lastingherziening.
Op de prioriteitenlijst staan ook de hulp
aan de minder ontwikkelde gebieden,
de sociale zorg, de extra uitgaven voor
onderwijs en waterstaat.
Alleen tegenover deze achtergrond kan
de begroting voor 1964 duidelijk wor
den en kunnen wij begrijpen dat de uit
gaven in vergelijking met de ontwerp
begroting 1963 als volgt zijn opgelopen:
voor onderwijs en cultuur met 362
miljoen tot 3064 miljoen; voor defensie
met 158 miljoen tot 2330 miljoen: voor
volkshuisvesting met 179 miljoen tot
1185 miljoen; voor verkeer en water
staat met 116 miljoen tot 1180 miljoen;
voor sociale zaken met 42 miljoen tot
1174 miljoen; voor landbouw en visse
rij met 170 miljoen tot 691 miljoen;
voor buitenlandse betrekkingen met 76
miljoen tot 288 miljoen.
De sterke vergroting van de uitgaven
kan niet opgevangen worden door een
even sterke groei van de middelen. Er
minder ontwikkelde gebieden, betere ontstond daardoor een tekort op de be-
sociale voorzieningen.
Het is echter onmogelijk voor al die
extra uitgaven te zamen geld op tafel
te brengen. Dat kunnen wij eenvou
dig niet opbrengen. Op wetenschappelij
ke wijze wordt dit alles in de nieuwe
begroting geanalyseerd.
De slotsom is dat in de jaren 1964 t.m.
1967 gemiddeld 600 miljoen per jaar
voor extra uitgaven beschikbaar is. Daar
die uitgaven met elkaar echter veel
meer geld vergen, moest er een rang
orde opgesteld worden, een lijst van
prioriteiten.
Bovenaan staat de oplossing van
de woningnood. Daarna komt de
landbouw. Velen zien reikhalzend uit
naar verlaging van de belastingta
rieven. Als ons inkomen naar bo-
...wv. woning
wet bouw
(Van onze parlementaire redacteur)
De kosten voor het lager onder
wijs, waarvoor op de begroting
voor 1964 f 1211,6 miljoen is
uitgetrokken, zijn f 105,8 mil
joen hoger geraamd dan in
1963. De belangrijkste uitgaven
voor het lager onderwijs hebben
betrekking op:
De uitgaven van ruim J 132 mil
joen voor salarissen van ruim
12.700 kleuterleidsters en de ove
rige kosten voor het kleuteronder
wijs aan circa 436.000 kinderen,
wijs aan circa 436.000 kinderen.
De salariskosten van de 54.000
leerkrachten bij het gewoon en
uitgebreid lager onderwijs met
1.800.000 leerlingen die 671
miljoen belopen.
De uitgaven van ruim 6b mil
joen voor de salarissen van de
ruim 4500 leerkrachten bij het
buitengewoon lager onderwijs
(aantal leerlingen 63.000). Voorts
is öijna 5 miljoen nodig voor
bijzondere uitgaven in het belang
van het onderwijs aan kinderen
van ouders die een trekkend be
staan leiden.
De uitkering aan gemeenten van
315 miljoen voor de vergoeding
voor schoolgebouwen en de mate
riële kosten van het lager onder
wijs.
De subsidies van ruim 8 miljoen
voor de vormingsinstituten voor
leerplichtvrije jeugd.
Ook ten aanzien van het voorberei
dend hoger en middelbaar onderwijs
aan circa 213.000 leerlingen, is in de
begroting 1964 rekening gehouden
met een stijging van de uitgaven
met f 38,3 miljoen tot f 309,3 mil
joen.
Dit bedrag is m hoofdzaak bestemd:
voor de rijksscholen voor middelbaar
onderwijs 27 miljoen, voor de ge
meentelijke scholen voor voorberei
dend hoger en middelbaar onderwijs
70 miljoen, voor de bijzondere scho
len voor voorbereidend hoger en mid
delbaar onderwijs 196 miljoen, voor
handelsavondscholen 6 miljoen en
voor de avondlycea 3 miljoen.
Voor net nijverheidsonderwijs zet de
stijging van de uitgaven zich voort
met 40 miljoen tot 489,3 miljoen.
Dit bedrag is onder meer verdeeld
over het lager en het middelbaar nij
verheidsonderwijs voor jongens
respectievelijk ruim 240 miljoen en
bijna f 47 miljoen het scheep
vaart- en luchtvaartnijverheidsonder-
V U M f) wijs 14,5 miljoen) en het nijver-
T .11.111.U. heidsonüerwijs voor meisjes (ruim
161 miljoen). Aan deze vormen
van onderwijs nemen in het geheel
500.000 leerlingen deel. Verder is
14,5 miljoen bestemd voor de leer
lingenstelsels.
van de geboortegolf en de gestegen
belangstelling voor het wetenschap
pelijk onderwijs moet in de komende
tien jaren een uitzonderlijk grote toe
neming van het aantal studenten
worden verwacht.
Aan de technische rijkshogeschool in
Enschede zullen in 1964 de eerste
honderdtallen studenten worden toe
gelaten en de Vrije Universiteit te
Amsterdam zal in 1964 een gedeelte
van het nieuwe academische zieken
huis in gebruik nemen.
De kosten van het wetenschappelijk
onderwijs zijn in de begroting 1964
op 588,6 miljoen gesteld, tegenover
485,4 miljoen in 1963. Ais gevolg
De uitgaven voor de radio zijn ge
raamd op 39,9 miljoen, hiervoor is
f 32,3 miljoen beschikbaar uit de
luistergelden. Het aantal televisietoe
stellen zal vermoedelijk verder toe
nemen, zodat de opbrengst van de
kijkgelden in 1964 aanzienlijk hoger
zal liggen. Aangezien in 1963 de laat
ste aflossing ad 4 miljoen van
door het rijk voorgeschoten gelden
plaatsvindt is voor 1964 vrijwel het
gehele bedrag aan kijkgelden ad
57,5 miljoen voor de televisie-
uitzendingen beschikbaar.
groting van niet minder dan 1628 mil
joen. Belangrijker is echter het kaste
kort, het werkelijk bij te betalen bedrag
ter grootte van 1700 miljoen.
Waar komt dit geld vandaan? Voor
750 miljoen zorgen hier de sociale en
rijksfondsen voor in de vorm van een
lening, zodat er voor 950 miljoen op
de kapitaalmarkt geleend moet worden.
Het is een groot bedrag (dit jaar werd
tot nu toe voor 600 miljoen aan le
ningen op de kapitaalmarkt geplaatst,
maar de minister van financiën acht het
mogelijk dit bedrag binnen te krijgen.
Tot zover de achtergrond van de be
groting van 1964. Een begroting
waarvan de uitgaven zorgvuldig zijn
gebaseerd op de te verwachten
economische ontwikkeling: het na
tionale inkomen zal met 4 pet. in
1964 stijgen, waardoor de rijksmid
delen met 5 1/3 pet. kunnen oplopen.
Maar in deze opzet ligt tegelijkertijd
haar zwakte. Een goede week geleden
is het loonfront in beweging gekomen.
Waar dit op uit zal draaien, is nog niet
te overzien. Zeker lijkt echter wel, dat
de lonen meer zullen stijgen dan door
de regering en het Centraal Planbureau
bij haar berekeningen is aangenomen.
Weliswaar stijgen door die hogere lonen
ook weer de loon- en inkomstenbelasting
maar hier staat tegenover dat de uitga
ven van het rijk eveneens sterk omhoog
zullen gaan (o.a. door nieuwe stijging
van de ambtenarensalarissen), terwijl
bovendien de winstens van de bedrijven
onder druk komen en onze concurrentie
positie slechter wordt. Tal van bere
keningen zullen hierdoor herzien moe
ten worden.
Het is thans echter nog veel te vroeg
om die berekeningen op te zetten, om
dat helemaal niet bekend is hoever de
loonstijging zal doorschieten. De con
sequentie is wel zo komt ons voor
dat de met zoveel zorg opgestelde be
groting, waarin aan het slot met nadruk
wordt gezegd, dat strikt de hand moet
worden gehouden aan de grens die voor
de uitgavenstijging is gesteld, door de
loonexplosie op losse schroeven zal ko
men te staan. Met veel interesse wach
ten wij de mening van de minister van
financiën af.
HOE DE STAAT 1 GULDEN ONTVANGT
(JpEJ
HOE DE STAAT 1 GULDEN UITGEEFT