LOONKOSTEN IN TOTAAL MOGEN OVER ZES PROCENT 1964 MET STIJGEN C.A.O.-lonen kunnen met gemiddeld vier procent omhoog Eén miljard meer belasting in 1964 EESE1 Stijgende welvaart betekent ook hoger wordende overheidsuitgaven Voor de landbouw 117 miljoen meer UITGAVEN EN O VAN DE DEPARTEMENTEN MAMuf i Hogere prijzen zullen subsidies UITGAVEN VOOR HET ONDERWIJS ZIJN VRIJ STERK GESTEGEN Looneisen plaatsen begroting nu reeds op losse schroeven Nadelig saldo L.E.F. gestegen Centraal Planbureau in nota: (Van onze parlementaire redacteur) Het Centraal Planbureau is van mening, dat voor 1964 mag wor den uitgegaan van een totale loonkostenstijging van 6 procent. In dit cijfer is een eventuele compensatie van 0.5 procent begre pen voor wijzigingen in de sociale verzekeringspremies. Met een huurverhoging is vooralsnog geen rekening gehouden. Vooruitzichten zijn gunstig Overheid meer Hogere raming Produktie-expansie Investeringen DE MILJOENENNOTA VOOR 1964 DEFENSIE WEER „DUURDER" ll/mrtc nomnrirtoj} VOOR KROTOPRUIMING ER SANERING STADSKERNEN DERTIEN MILJOEN Voorlichting E.E.G Hogere prijzen Wensen Tekort Belasting GEBOORTEGOLF BEREIKT UNIVERSITEITEN EN HOGESCHOLEN Kijkgeld geheel beschikbaar voor uitzendingen Nijverheidsonderwijs Radio en tv. Hoger onderwijs Lonen WOENSDAG 18 SEPTEMBER 1963 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT Na aftrek van 0.7 procent zgn. over loop (de doorwerking van de loonsver hogingen, die niet aan het begin, maar in de loop van 1963 zijn ingegaan) en van 2.5 procent incidentele loonstijging (zwarte lonen, schijnpromoties en deni vellering), blijft er voor verhoging van de c.a.o.-lonen 2.8 procent over. Daar echter de gemiddelde ingangsdatum van de vernieuwde contracten medio april valt, zodat elk procent (gemiddelde) loonstijging een toeneming van de loon som per werknemer met circa 0.7 pro cent tengevolge heeft, zou de gemiddel de loonsverhoging bjj de vernieuwing van de contracten 4 procent kunnen be dragen. Voor 1963 wordt de totale stij ging van de lonen en sociale lasten per werknemer geschat op 7 procent. Een en ander wordt medegedeeld in de nota van het Centraal Planbureau over de macro-economische ramingen voor 1963 en 1964, die tegelijk met de miljoenen nota bij de Staten-Generaal is ingediend. Met een eventuele arbeidstijdverkorting heeft de nota geen rekening gehouden. Opgemerkt wordt, dat in de laatste tijd over de arbeidsduur verschillende wen sen naar voren zijn gebracht, maar dat een duidelijke communis opinio zich nog niet heeft afgetekend, zodat men er van heeft afgezien om op dit punt een ra ming te maken. Wel wordt eraan her innerd dat één dag vakantieverlenging per jaar een vermindering van het aan tal arbeidsuren per jaar met circa 0.4 procent tot gevolg heeft en één uur werktijdverkorting per week een ver mindering met circa 2.2 procent. De loonstijging bij het overheidsper soneel is in verband met de denivel lering en de pensioenmaatregelen belangrijk groter dan bij het bedrijfs leven. De loonveronderstelling van 6 procent bij het bedrijfsleven impli ceert derhalve voor de overheid een percentage van 9.5 procent. Wat betreft de ontwikkeling van de pro- duktiecapaciteit wordt opgemerkt, dat de natuurlijke groei van de beroepsbe volking in verband met de naoorlogse geboortegolf zeer groot zal blijven, zo dat wederom ten minste 70.000 mensen voor het bedrijfsleven beschikbaar zul len komen. Voorts zullen de produktie- en arbeids capaciteit in 1964 bij normale weers omstandigheden na het ongunstige jaar 1963 een herstel vertonen. In de landbouw bedraagt de extra produktie- stijging uit deze hoofde naar schatting 2 pet, bij de nieuwbouw zelfs 7 pet. In de industrie en de dienstensector is het effect moeilijker te schatten, maar niet- DE VERWACHTING VOOR 1964 vrijwel alle c.a.o. 1 yd.werknemeis zullen worden vernieuwd een gem. loonsver hoging van4°/o de prijzen stijgen mei 2-3% er zullen 40.000 werklozen zijn de uitvoer stijgt de invoer stijgt met 8 temin waarschijnlijk aanwezig. Verder wordt medegedeeld, dat het aantal werkdagen in 1964 circa 1 procent gro ter is dan in het voorafgaande jaar. Wanneer in eerste instantie zou wor den uitgegaan van de trendmatige stijging van de macro-economische produktiviteit, dan zou volgens de nota de loonkostenstijging op circa 3 procent dienen te worden gesteld. Een hogere raming lijkt echter vol gens het planbureau, gezien de uit komsten, die dan voor de investerin gen, de betalingsbalans en de con currentiepositie ten opzichte van het buitenland worden verkregen, niet onrealistisch. Ondanks het feit, dat hierdoor een verdere opwaartse druk op de prijzen zal ontstaan, is derhal ve van een hoger percentage, in casu 6, uitgegaan. Na een drietal jaren van matige pro- duktiestijging lijkt een belangrijk ac cres van de produktie in 1964 waar schijnlijk, aldus de nota van het plan bureau. De expansie zal het grootst (Van onze parlementaire redacteur) Blijkens de miljoenennota raamt de regering de middelen van het rijk voor 1964 - dat zijn de staatsinkomsten - op 11.476 miljoen. Het grootste deel daarvan wordt gevormd door de op brengst van de belastingen. Wat de belastingmiddelen aangaat heeft de regering er o.a. rekening mee gehouden, dat eind augustus 1963 de vervroegde afschrijving voor bouw werken is opgeschort en dat de vrijstelling van omzetbelasting voor sigaren op 31 december 1963 afloopt. Voorts heeft de regering aangenomen, dat de budgettaire gevolgen van de wijzigingen in de E.E.G.-douanetarieven op 1 juli 1963 per saldo kun nen worden verwaarloosd. Geraamd zijn de volgende opbrengsten van de belastingen in miljoenen guldens raming oorspr. vermoede- 1964 raming lijxe uit- 1963 komst 1963 Kostprijsverhogende belastingen: Motorrijtuigenbelasting 230 210 210 Invoerrechten 1300 1250 1165 Accijns op wijn 18 17 16 Accijns op gedistilleerd 215 200 205 Accijns op bier 62 60 58 Accijns op suiker 96 94 94 Accijns op tabak 580 510 535 Omzetbelasting 2300 2250 2100 Rechten van zegel 75 75 70 Rechten van registratie 170 165 185 Grondbelasting (rijksopcenten) 38 38 38 Belastingen op inkomen, winst en vermogen: Inkomstenbelasting 2675 2450 2400 Vermogensbelasting 190 160 175 Vennootschapsbelasting 1325 1300 1300 Loonbelasting 2325 2150 2050 Dividendbelasting 150 120 145 Commissarissenbelasting 26 30 25 Rechten van successie 185 170 18C Loterijbelasting 3 3 3 Het aandeel voor het gemeentefonds in de voor 1964 geraamde belasting opbrengst bedraagt f 1.495 miljoen en voor het provinciefonds f 92 miljoen, te zamen dus f 1.587 miljoen, over welk bedrag het rijk dus niet zal kun nen beschikken. De stijging van de belastingraming van 1963 op 1964 bedraagt ruim één miljard gulden. WIN STAANDELEN De baten van het staatsbedrijf der P.T.T. zijn voor 1964 geraamd op f45,4 miljoen. De uitkering van de door de Nederlandsche Bank N.V. behaalde winst is geschat op f 8 miljoen. De baten van de bedrijven in de particuliere sector betreffen onder meer de aandelen van het rijk in de Nationale Investeringsbank HerstelbankN.V. ad 13 miljoen, de Ko ninklijke Nederlandse Hoogovens en Staalfabrieken N.V. f7 miljoen, de Breedband N.V. f 15,1 miljoen, de N.V. Nederlandse Aardoliemaatschappij f 3,3 miljoen, de N.V. Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie f 1,5 miljoen, Koninklijke Zout-Ketjen N.V. f0,3 miljoen en enkele andere bedrijven f 3,3 miljoen. Het aandeel van het rijk in de opbrengst van de luisterbijdragen is vooi 1964 geraamd op f 32,4 miljoen en dat in de opbrengst van het kijkgeld op f 57,5 miljoen. kunnen zijn in de sector, die de laatste jaren relatief is achtergebleven: de bouwnijverheid. De nota meent, dat o.a. bij een belangrijk groter aantal werk bare uren de produktie in de nieuwbouw met 10 tot 15 procent zal kunnen stij gen. Daarbij is nog geen rekening ge houden met maatregelen, die door de re gering in samenwerking met het be drijfsleven vermoedelijk zullen worden genomen in het kader van het aange kondigde expansieve bouwbeleid. Deze ontwikkeling heeft belangrijke con sequenties voor de investeringen van bedrijven in vaste activa. De sterke groei van de bouwproduktie alleen al doet de totale investeringen met circa 5 procent stijgen. Een toeneming van de investeringen in bedrijfsoutillage van 5 tot 10 procent wordt verondersteld, om dat de investeringen van de openbare nutsbedrijven aanzienlijk zullen stijgen en omdat het grote tekort aan bedrijfs gebouwen van de laatste jaren een nega tieve invloed op de investeringen in outillage heeft gehad. De totale investeringen van bedrijven in vaste activa zullen in volume met circa 7 procent toenemen. Aangezien de bin nenlandse vraag naar consumptiegoe deren ook een toeneming blijft verto nen en de buitenlandse vraag sneller stijgt dan in 1963, kan op een aanzien- Zie slot pag. 11 kol. 3) (Van onze parlementaire redacteur) In de miljoenennota is opgenomen een staatje van raming der uitgaven en middelen over het jaar 1964 op de verschillende be grotingshoofdstukken, voor een belangrijk deel overeenkomende met de departementen. Het ziet er in miljoenen guldens als volgt uit: Huis der Koningin Hoge colleges van Staat en kabinet der Koningin Algemene zaken Kabinet van de vice-minister-president Buitenlandse zaken Justitie Binnenlandse zaken Onderwijs, kunsten en wetenschappen Nationale schuld Financiën Defensie Volkshuisvesting en bouwnijverheid Verkeer en waterstaat Economische zaken Landbouw en visserij Sociale zaken en volksgezondheid Maatschappelijk werk Onvoorziene uitgaven Totaal Nadelig saldo uitgaven middelen 4 14 7 60 4 392 3 352 36 1114 2 2648 111 1238 191 486 10.630 2340 23 1342 40 1232 312 230 38 725 24 687 29 186 6 20 13.077 11.449 1628 Kostprijs- verhogende belastingen (omzetbeL accijns etc) _4430_ Belastingen opinkomen, winsten vermogen 5946 Winsten etc v. bedrijven 87 Opbrengst van rente 190 Inkomsten v. Ned.-Duits finarc ver- dra981 Luistergelder kijkeden 90 Domeinen •53 Diversen 599 Cijfers in miljoenen guldens Begrotingstekort 1380 miljoen (ind.addihposlen wondt hetle- kort 1628miljoen) Volkshuis* Nation. schuld 1185 .11.43)5 Whterst. en verkeer 1179 SocZaken Uolksgez 1297 besuur 51.8 •Justitie Politie 654 Landbouw visserij' 691 Bujtenl. betrekk. 288 Diversen 1 497 (Door onze economische medewerker) In een dynamische maatschappij waarin de overheid een sociaal-eco nomisch beleid voert, moeten de uitgaven van de overheid nauw sa menhangen met de ontwikkeling en de groei van de volkshuishouding. In gewoon Nederlands wil dit zeggen, dat in de begroting de uitgaven steeds verder zullen oplopen. Dat is niet een kwestie van geld smijten maar louter een gevolg van de uitbreiding van de bevolking en van het stijgen van de welvaart. Sociale voorzieningen moeten gelijke tred met die welvaartsstijging houden, het voortgezet en wetenschappelijk on derwijs moet uitgebreid worden, er moe ten meer woningen, bedrijfsgebouwen en (Van onze parlementaire redacteur) De militaire uitgaven zullen in 1964 waarschijnlijk een bedrag opslokken van f 2330,3 miljoen. Dit bedrag is althans in de mil joenennota geraamd. De begro ting voor 1963 vermeldde een bedrag van f 2240,4 miljoen, terwijl de uitkomsten over 1963 vermoedelijk zullen zijn f 2250 miljoen. Van het voor 1964 geschatte bedrag is uitgetrokken voor algemene uitgaven 28,9 miljoen, voor de '.andmacht 1051 miljoen, voor de luchtmacht 604 miljoen, voor de marine 511,5 miljoen en voor militaire pensioenen en wachtgelden f 114,2 miljoen. De Koninklijke Marine gaat voort met de aanbouw van vier fregatten, twee conventionele onderzeeboten en een tankvoorraadschip. Ct (Van onze parlementaire redacteur) Met het oog op de maatregelen die de regering zal nemen ter verbete ring van de huidige situatie in de landbouw, zullen de bijdragen van het landbouw-egalisatiefonds en de uitgaven ivoor de cultuur-techni sche werken worden verhoogd. Voor de totale uitgaven voor land bouw, tuinbouw en veeteelt wordt in de ontwerp-begroting bijna f 117 miljoen meer uitgetrokken dan in het voorafgaande jaar. Dit is hoofdzakelijk het gevolg van een stijging met bijna f 102 mil joen van de raming voor het nade- (Van onze parlementaire redacteur) In 1964 zal circa 13 miljoen worden besteed aan krotopruiming en sanering van stadekernen. Voor de financiering van de woningwetbouw met voorschot ten is voor 1964 f 925 miljoen in de begroting opgenomen tegen650 mil joen in de vermoedelijke uitkomsten 1963. De voornaamste posten die op de ge wone dienst in 1964 voor huursubsidies zijn uitgetrokken zijn: Bijdragen in de exploitatiekosten van woningwetwoningen 142 miljoen. Premie- en bijdrageregeling gesub sidieerde particuliere woningbouw 73 miljoen. Kosten van woningverbetering en -splitsing 4,5 miljoen. lig saldo van het landbouw-egali satiefonds. Het sedert november 1962 door het vorige kabinet gevoerde ruimere melk- prijsbeleid zal een zwaarder accent krij gen, waarvoor in de ontwerpbegroting van het L.E.F. een bedrag van 115 miljoen meer is opgenomen dan het vorige jaar. Hiermede beoogt de rege ring om samen met de voortzetting van het valorisatiebeleid een verbete ring van de inkomenspositie van de rundveehouders te verwezenlijken. Voor het voeren van een marktordenend be leid in de rundvleessector is 4 miljoen opgenomen. De ontwikkeling in de landbouw brengt mee, dat hoge eisen worden gesteld aan de opleiding van voor lichtingspersoneel en aan de voor lichtingsmethodiek. In het patroon van de landbouwvoorlichting zal de sociaal-economische voorlichting een grotere rol gaan spelen, aldus de miljoenennota. Voor uitbreiding van cultuurtechnische werken is in de ontwerpbegroting 23,8 miljoen meer uitgetrokken dan in 1963. Bij de ruilverkaveling zal meer dan tot dusverre rekening worden gehouden met niet-agrarische belangen. Ten aanzien van de uitgaven voor de landbouw bestaat een concrete band met een Europese organisatie. Het ge meenschappelijk landbouwprijsbeleid zal geleidelijk in de plaats treden van het nationale prijs- (en heffingen-) beleid. De invloed on andere onderdelen van de landbouwbegroting als onderwijs en onderzoek zal vermoedelijk niet van grote omvang zijn. Reeds nu be ïnvloeden in E.E.G.-verband gemaakte afspraken de L.E.F.-begroting sterk, met name voor wat betreft graan. Bij het begin van de E.E.G. stond Ne derland voor veel agrarische produkten onderaan wat, consumentenprijs betreft en beneden het gemiddelde wat betreft de producentenprijs. Een tendens bestaat tot toenadering van de verschillende nationale prijzen. Daarna zal vermoe delijk geleidelijk een zekere vervanging van bijdragen uit de schatkist door ho gere verbruikersprijzen optreden. laboratoria komen, de motorisering dwingt tot meer en betere wegen, de inpoldering moet verder gaan, meer wa terstaatswerken moeten worden uitge voerd, investeringen in staatsbedrijven moeten worden opgevoerd, de ambtena rensalarissen moeten in gelijke mate met de salarissen in het particuliere bedrijf stijgen, door de technische ont wikkeling is het nodig voor defensie moderne wapens aan te schaffen. Dit zijn dan extra uitgaven die lo gisch voortvloeien uit de groei van onze bevolking, de technische ont wikkeling en de stijging van de welvaart. Maar dan hebben wij nog met geen woord gerept over afzon derlijke verlangens en wensen. Wij noemen voor de vuist weg extra woningen, verlaging van belasting, steun aan de landbouw, hulp voor ven gaat, betalen wij automatisch meer belasting. Door de progressie stijgt de belasting sterker dan het inkomen. Deze invloed wordt onbillijk geacht en de minister van financiën wil hem dan ook neutraliseren. Echter nog niet in 1964, omdat hierdoor de koop kracht te veel versterkt zou worden waardoor de conjunctuur in te sterke mate zou worden opgedreven en het risico van overbesteding te groot wordt. Hier komt dus in 1964 niets van. Wel is er een kleine belastingverlaging, die echter voortvloeit uit de reeds inge diende voorstellen tot een algemene be lastingherziening. Op de prioriteitenlijst staan ook de hulp aan de minder ontwikkelde gebieden, de sociale zorg, de extra uitgaven voor onderwijs en waterstaat. Alleen tegenover deze achtergrond kan de begroting voor 1964 duidelijk wor den en kunnen wij begrijpen dat de uit gaven in vergelijking met de ontwerp begroting 1963 als volgt zijn opgelopen: voor onderwijs en cultuur met 362 miljoen tot 3064 miljoen; voor defensie met 158 miljoen tot 2330 miljoen: voor volkshuisvesting met 179 miljoen tot 1185 miljoen; voor verkeer en water staat met 116 miljoen tot 1180 miljoen; voor sociale zaken met 42 miljoen tot 1174 miljoen; voor landbouw en visse rij met 170 miljoen tot 691 miljoen; voor buitenlandse betrekkingen met 76 miljoen tot 288 miljoen. De sterke vergroting van de uitgaven kan niet opgevangen worden door een even sterke groei van de middelen. Er minder ontwikkelde gebieden, betere ontstond daardoor een tekort op de be- sociale voorzieningen. Het is echter onmogelijk voor al die extra uitgaven te zamen geld op tafel te brengen. Dat kunnen wij eenvou dig niet opbrengen. Op wetenschappelij ke wijze wordt dit alles in de nieuwe begroting geanalyseerd. De slotsom is dat in de jaren 1964 t.m. 1967 gemiddeld 600 miljoen per jaar voor extra uitgaven beschikbaar is. Daar die uitgaven met elkaar echter veel meer geld vergen, moest er een rang orde opgesteld worden, een lijst van prioriteiten. Bovenaan staat de oplossing van de woningnood. Daarna komt de landbouw. Velen zien reikhalzend uit naar verlaging van de belastingta rieven. Als ons inkomen naar bo- ...wv. woning wet bouw (Van onze parlementaire redacteur) De kosten voor het lager onder wijs, waarvoor op de begroting voor 1964 f 1211,6 miljoen is uitgetrokken, zijn f 105,8 mil joen hoger geraamd dan in 1963. De belangrijkste uitgaven voor het lager onderwijs hebben betrekking op: De uitgaven van ruim J 132 mil joen voor salarissen van ruim 12.700 kleuterleidsters en de ove rige kosten voor het kleuteronder wijs aan circa 436.000 kinderen, wijs aan circa 436.000 kinderen. De salariskosten van de 54.000 leerkrachten bij het gewoon en uitgebreid lager onderwijs met 1.800.000 leerlingen die 671 miljoen belopen. De uitgaven van ruim 6b mil joen voor de salarissen van de ruim 4500 leerkrachten bij het buitengewoon lager onderwijs (aantal leerlingen 63.000). Voorts is öijna 5 miljoen nodig voor bijzondere uitgaven in het belang van het onderwijs aan kinderen van ouders die een trekkend be staan leiden. De uitkering aan gemeenten van 315 miljoen voor de vergoeding voor schoolgebouwen en de mate riële kosten van het lager onder wijs. De subsidies van ruim 8 miljoen voor de vormingsinstituten voor leerplichtvrije jeugd. Ook ten aanzien van het voorberei dend hoger en middelbaar onderwijs aan circa 213.000 leerlingen, is in de begroting 1964 rekening gehouden met een stijging van de uitgaven met f 38,3 miljoen tot f 309,3 mil joen. Dit bedrag is m hoofdzaak bestemd: voor de rijksscholen voor middelbaar onderwijs 27 miljoen, voor de ge meentelijke scholen voor voorberei dend hoger en middelbaar onderwijs 70 miljoen, voor de bijzondere scho len voor voorbereidend hoger en mid delbaar onderwijs 196 miljoen, voor handelsavondscholen 6 miljoen en voor de avondlycea 3 miljoen. Voor net nijverheidsonderwijs zet de stijging van de uitgaven zich voort met 40 miljoen tot 489,3 miljoen. Dit bedrag is onder meer verdeeld over het lager en het middelbaar nij verheidsonderwijs voor jongens respectievelijk ruim 240 miljoen en bijna f 47 miljoen het scheep vaart- en luchtvaartnijverheidsonder- V U M f) wijs 14,5 miljoen) en het nijver- T .11.111.U. heidsonüerwijs voor meisjes (ruim 161 miljoen). Aan deze vormen van onderwijs nemen in het geheel 500.000 leerlingen deel. Verder is 14,5 miljoen bestemd voor de leer lingenstelsels. van de geboortegolf en de gestegen belangstelling voor het wetenschap pelijk onderwijs moet in de komende tien jaren een uitzonderlijk grote toe neming van het aantal studenten worden verwacht. Aan de technische rijkshogeschool in Enschede zullen in 1964 de eerste honderdtallen studenten worden toe gelaten en de Vrije Universiteit te Amsterdam zal in 1964 een gedeelte van het nieuwe academische zieken huis in gebruik nemen. De kosten van het wetenschappelijk onderwijs zijn in de begroting 1964 op 588,6 miljoen gesteld, tegenover 485,4 miljoen in 1963. Ais gevolg De uitgaven voor de radio zijn ge raamd op 39,9 miljoen, hiervoor is f 32,3 miljoen beschikbaar uit de luistergelden. Het aantal televisietoe stellen zal vermoedelijk verder toe nemen, zodat de opbrengst van de kijkgelden in 1964 aanzienlijk hoger zal liggen. Aangezien in 1963 de laat ste aflossing ad 4 miljoen van door het rijk voorgeschoten gelden plaatsvindt is voor 1964 vrijwel het gehele bedrag aan kijkgelden ad 57,5 miljoen voor de televisie- uitzendingen beschikbaar. groting van niet minder dan 1628 mil joen. Belangrijker is echter het kaste kort, het werkelijk bij te betalen bedrag ter grootte van 1700 miljoen. Waar komt dit geld vandaan? Voor 750 miljoen zorgen hier de sociale en rijksfondsen voor in de vorm van een lening, zodat er voor 950 miljoen op de kapitaalmarkt geleend moet worden. Het is een groot bedrag (dit jaar werd tot nu toe voor 600 miljoen aan le ningen op de kapitaalmarkt geplaatst, maar de minister van financiën acht het mogelijk dit bedrag binnen te krijgen. Tot zover de achtergrond van de be groting van 1964. Een begroting waarvan de uitgaven zorgvuldig zijn gebaseerd op de te verwachten economische ontwikkeling: het na tionale inkomen zal met 4 pet. in 1964 stijgen, waardoor de rijksmid delen met 5 1/3 pet. kunnen oplopen. Maar in deze opzet ligt tegelijkertijd haar zwakte. Een goede week geleden is het loonfront in beweging gekomen. Waar dit op uit zal draaien, is nog niet te overzien. Zeker lijkt echter wel, dat de lonen meer zullen stijgen dan door de regering en het Centraal Planbureau bij haar berekeningen is aangenomen. Weliswaar stijgen door die hogere lonen ook weer de loon- en inkomstenbelasting maar hier staat tegenover dat de uitga ven van het rijk eveneens sterk omhoog zullen gaan (o.a. door nieuwe stijging van de ambtenarensalarissen), terwijl bovendien de winstens van de bedrijven onder druk komen en onze concurrentie positie slechter wordt. Tal van bere keningen zullen hierdoor herzien moe ten worden. Het is thans echter nog veel te vroeg om die berekeningen op te zetten, om dat helemaal niet bekend is hoever de loonstijging zal doorschieten. De con sequentie is wel zo komt ons voor dat de met zoveel zorg opgestelde be groting, waarin aan het slot met nadruk wordt gezegd, dat strikt de hand moet worden gehouden aan de grens die voor de uitgavenstijging is gesteld, door de loonexplosie op losse schroeven zal ko men te staan. Met veel interesse wach ten wij de mening van de minister van financiën af. HOE DE STAAT 1 GULDEN ONTVANGT (JpEJ HOE DE STAAT 1 GULDEN UITGEEFT

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 9