Privy Council, eigenlijke drager van uitvoerende macht Herinneringen van Thijs Booy aan koningin Wilhelmina Profumo's uitsluiting: zeldzame uitzondering Let op uw brievenbus TRADITIONEEL ORGAAN IN ENGELAND Raadgevers Ook zonder hogerhuis Vertegenwoordiger Kon. Familie DE BOEKENPLANK Troika U krijgt een boodschap van MARGRIET Een fleurige folder die geld waard is WOENSDAG 4 SEPTEMBER 1963 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT „Het is stil op Het Loo" M 809 (Van een speciale medewerker). TVe zaak-Profumo heeft onder meer even de aandacht gevestigd op het belangrijke orgaan van het Britse bestuur, de Geheime Staatsraad „Privy Council". Normaal worden de leden van de Privy Council voor het leven benoemd. De uitsluiting van Profumo, die in 1960 ter gelegenheid van zijn benoeming tot minister voor het leger ook Geheime Staatsraad werd, betekent een heel zeldzame uitzon dering in de geschiedenis van dit staatsrechtelijk belangrijke en traditionele orgaan van het Britse staatsbestel. Wat is nu deze Geheime Staatsraad en wat is zijn functie? Het is het oudste uitvoerende orgaan in Groot- Brittannië en het is zelfs de vraag of het van de bestuursorganen in de christelijke westelijke wereld niet het alleroudste is ouder nog dan het College van Kardinalen. Zijn geschie denis gaat terug tot in het jaar 895, toen Alfred de Grote een raad van twaalf leden benoemde die de staats functie moest waarnemen. In de mid deleeuwen vormden de opperste raad gevers van de koning, die zich steeds in zijn naaste omgeving bevonden, de Geheime Staatsraad, „om de souve- rein in belangrijke zaken van raad te dienen". Deze functie leeft heden nog voort in het gebruik, dat elke minister in de Privy Council wordt opgenomen en daarmee behoort tot de kring van raadgevers van de monarch. Staats rechtelijk bezien is de raad het enige orgaan via hetwelk de souverein van zijn prerogatieven gebruik kan ma ken. Theoretisch is het kabinet slechts een commissie van de Privy Council, die steeds de kern heeft ge vormd in de constitutionele ontwikke ling van Groot-Brittannië. Het parlement zelf ontwikkelde zich uit een uitbreiding van de raad wan neer daar een bepaalde aanleiding voor was bijvoorbeeld als een zaak van buitengewoon gewicht door de monarch tezamen met zijn hovelingen besproken moest worden. Dat was in de dagen, dat de souverein nog actief aan het politieke leven van het land deelnam. Ten einde te verhinderen dat de monarch en zijn kleine kring van raadgevers van hun macht mis bruik zouden maken zoals nu en dan gebeurde besloot men de raad in zijn uitgebreide vorm tot het be langrijkste orgaan van de staat te maken, terwijl men de souverein bleef zien als de „voorzitter". Zo ontwikkelde zich het huidige par lement. Maar theoretisch ligt de uitoefening van de staatsmacht ook heden nog in handen van de Gehei me Staatsraad, die een grote autori teit bezit, ja zelfs de belangrijkste van alle uitvoerende organen van Groot-Brittannië is. In de praktijk worden zijn regeringsfuncties uitslui tend door die commissie uit zijn leden waargenomen, die zich in vroeger tij den in de privévertrekken of in het kabinet des konings placht op te hou den en daardoor ook de naam „kabi net" kreeg. Vele door het parlement aangenomen wetten machtigen de regering „by order in Council" „op gezag van de Geheime Raad" dus te hande len. Dat betekent dat in situaties, die snelle beslissingen vereisen, bijvoor beeld tijdens een noodtoestand, de zaak niet in het Lagerhuis behandeld behoeft te worden. Behalve de kabinetministers beho ren tot de raad persoonlijkheden uit de meest uiteenlopende kringen, die een bijzondere betekenis hebben voor het openbare leven van Engeland of het Gemenebest. Een benoeming is slechts mogelijk met toestemming van de Kroon. De voorzitter van de raad is een der voornaamste hoog waardigheidsbekleders van het land en als zodanig ook alijd een promi nent kabinetsminister. Op het ogen blik oefent Lord Hailsham deze func tie uit. Ook de koninklijke familie is met de Hertog van Edinburgh en de Hertog van Gloucester in de raad ver tegenwoordigd. Het oudste lid is op het moment Sir Winston Churchill, die reeds in 1907 tot Geheim Staats raad werd benoemd. Slechts weinig staatsraden hebben de smaad moeten ondergaan, dat hun naam van de lijst van leden werd ge schrapt. Het laatste geval vóór Pro fumo vond plaats in 1921, toen Sir Edgar Speyer, financier en filantroop, zijn titel aflegde, nadat men hem ver weten had, dat hij zich te sterk iden tificeerde met de belangen der Duit sers. Koning George V weigerde het ontslag in te willigen en eerste minis ter Asquith sprak in een brief aan Sir Edgar over „ongefundeerde en boosaardige aanvallen op uw eer". Het gerecht, waarvoor Sir Edgar zich moest verantwoorden kon niets be wijzen. Niettemin trok hij zich terug uit al zijn ambten en ging hij later buitenslands leven. De leden van de Geheime Staatsraad dragen geen speciale orden of erete kenen en ontvangen geen salaris. Zij hebben echter het recht, de titel „Right Honourable" te voeren. Met hun eed verplichten zij zich, de sou verein „naar beste weten en kunnen" raad te geven en hun plicht te doen, zonder zich door „vooroordeel, nood, twijfel of vrees" te laten beïnvloeden. Advertentie ~öan Wilhelmina ver van huis het dichtst bij ons stond. Neen, de heer Booy wil het accent elders in het boek laten vallen of beter gezegd: hij wil het anders zien. Hij pakt het manuscript en leest ons voor: „Ineens overvalt mij de gedachte: zij was niet alleen zo sterk als een eik, zij was een eik. Niet óm te krij gen door politieke zagertjes. Die bleven altijd in de schors steken. Niet óm te krijgen door oorlogsstor men. Alleen de twijgen bogen zich daaronder, de takken bleven stram en roerloos. Niet óm te krijgen door diep verdriet dat knaagde in de stam, verdriet en ontgoocheling. Altijd weer overwon de levenskracht en genas de zere plek. Alleen de ouderdom kon deze eik doden. Een eik schuilplaats biedend aan heel een volk tegen de regen en de stormen der tijden. Maar zelf zonder bescherming onder de luchten. En eenzaam. Eiken leven staande. Zo leefde ook Wilhelmina. Zij knielde of kroop voor geen mens, groep of belang. Rechtop was haar houding, altijd en overal. Eiken sterven ook staande. Zo ook zjj Het aan alle kanten ingesnoerde huis- tuin-en-keuken-leven, dat diplomaten en hun gezinnen in een stad als Moskou leiden is soms nog veel gecompliceerder dan het „officiële bestaan" van deze buitenposten in dictatoriaal geregeerde landen Achter het ijzeren gordijn komt door nog bij, dat de geheime politie buitensporig veel belangstelling toont voor het privéleven van het ambassade personeel. Aantrekkelijke Russische meisjes wor den gebruikt om deze inlichtingen via intieme relaties los te krijgen, in vele gevallen een succesvolle methode. Maar zij gaat onmiddellijk mank, wanneer de verhouding tussen beide partners serieus „dreigt" te worden. Er ontstaan dan geweldige spanningen, waarin de geheime politie haar laatste troef probeert uit te spelen: de verte genwoordiger van de buitenlandse am- Op de proefboerderij „Schevicho- ven" in Leersum heeft Wammes, de anderhalf oude boxer van de direc teur, vriendschap gesloten met de zevenjarige schimmel Marius. Links: Marius, hoe smaakt dat hooi nouJij eet het net als de honden leverworst! Rechts: Proef maar Wammes, maar ik betwijfel of je het fijn zult vinden.... een beetje be-„schim- meld" denk ik... bassade overhalen de Russische nationa liteit aan te nemen. Alle propagandis tische waarde inbegrepen. Hoe subtiel en geraffineerd dit alles in zijn werk gaat kan eigenlijk alleen worden beschreven door iemand, die dit soort controles van nabij heeft meege maakt. De Amerikaanse journalist Eddy Gilmore twaalf jaar Moskou-„erva- ring" is zo iemand. Hij heeft er elf jaar over gedaan om zijn Russische vrouw naar Engeland te krijgen. In zijn door de N.V. Arbeiderspers uitge geven ABC-pocket „Troika" vertelt hij een liefdesgeschiedenis tussen oost en west. Daarin legt hij even schokkende als boeiende details bloot van een situ atie, die schuttingen en hekken, al zijn ze van prikkeldraad en terreur, feitelijk verloochent, althans niet gedoogt. Een opmerkelijk beklemmende beschrijving. J Het koninklijk paleis Het Loo S in de dagen dat er rouw ging l| S over Nederland rouw'in het I] 5 wit. Foto hoffotograaf Stokhuyzen) wwwuwwwwwwwvwwwwwwwv 1 macht het ene uur haar particulier secretaris te zijn en het andere uur kroniekschrijver, reportageschrijver van haar leven. Het stuitte mij ook tegen de borst om, haar gezicht nog telkens ziend, haar stem nog dage lijks horend, de necrologie op te stel len". Hij wilde de herinneringen die hij noteerde op zijn wandeling door het paleis, op die zondag van 9 december, beschouwen als het eigendom van hem en zijn vrouw en om, zoals hij zegt: „een boordevol hart te ontlas ten en weg te komen uit de magische ban van haar persoonlijkheid". Maar de druk van hen, die ook an deren wilden laten delen in de herinnering, werd groter. Koningin Juliana had in haar kerstrede van 1962 gezegd, dat zij het aan anderen overliet een beeld te schetsen van haar moeder. Wie zou beter in staat zijn die schets te maken? „Ik heb toen beslo ten de notities uit te werken om ze in de openbaarheid te brengen", zegt de heer Booy. Hij vertelt dat met een zekere opluchting. Hij kon er in die tijd vrede mee hebben. Later heeft het besluit hem grote voldoening ge schonken. Zo is „Het is stil op Het Loo" tot stand gekomen: het boeiende aangrij pende verhaal van een wandeling door een verstild paleis. Eind februari van dit jaar kwamen in het Oostenrijkse wintersportplaatsje Kitzbühel, waar de heêr Booy dagen achtereen schreef, de laatste bladzijden van zijn manuscript gereed. Toen wij de heer Booy dezer dagen spraken, la gen de stapeltjes, met de hand ge schreven notities op het bureau. Klei ne velletjes papier met een hand schrift dat beslist niet doet denken aan het manuscript van een necro logie-schrijver. Geen doorhalingen een vaste hand Letterlijk, de herin neringen vloeiden hem uit de pen als één groot In Memoriam. De velletjes liggen klaar. Het wach ten is op de drukproef voor de cor rectie. Een ieder, die met de heer Booy zal spreken over al hetgeen hem bewoog tot het maken van die eerste notities in het stille paleis, zal enige ontroering bespeuren bij de man, die niet alleen maar een kroniek schreef of hooguit belevenissen vertelt uit een periode van twaalf jaren samen werking met een koningin maar die weer eens helemaal als ware het de dag van gisteren de ge schiedenis heeft beleefd. De vijf jaren van de tweede wereldoorlog heeft de schrijver niet geput uit de kronieken van anderen; hij heeft ze niet van horen zeggen. Toen de koningin de strijd tegen Duitsland vanuit Londen leidde, was de heer Booy in Neder land. Vóóraan in de gevechtslinie van het verzet. Dat begon al in 1940 in Alphen aan de Rijn. Hij beleefde ar restaties, opsluitingen, ontvluchtin gen, putte met al die anderen in het verzet moed uit de koninklijke woor den van overzee. Wie kan het beter zeggen en schrij ven dan de oud-verzetsman Thijs Booy, wat de koningin voor de goe de Nederlander is geweest: „Zij was waarlijk niet alleen nominaal en titu lair het hoofd der Nederlandse strijd krachten in oorlogstijd. Zij was de echte aanvoerster van onze troepen, de maarschalk onder de generaals, de klokkenist der illegalen". Die tijd al omvat hij maar vijf jaren vijf van de vele jaren in het leven van de koningin komt in het boek van de heer Booy steeds weer terug. „Verscheurd was haar ziel", zegt de heer Booy, „als zij de be richten over gesneuvelden en geëxe cuteerden uit Nederland vernam. Dan kookte haar bloed en dat kón koken. Dat hebben de Duitsers ver nomen. Zij zijn in eeuwen niet zó door een staatshoofd uitgeraasd als in de veertiger jaren door de konin gin der Nederlanden". Elke auteur zal in zijn manuscript, als hij het bij de correctie nog eens doorleest, een hoofdstuk vinden, een bladzijde misschien of een passa ge, waarvan hij denkt: ja, dat is het; dat is mijn beste stuk; dat is het treffendst; die woorden zijn het héle boek. Wij hebben de heer Booy er naar gevraagd. Wij hadden verwacht: één van die ontroerende anekdotes uit het verzet, een paar woorden uit de boei ende strijd, één van die mooie ge dachten uit een tijd, waarin koningin telefoon met het paleis, waaruit hij kon het zich toen nauwelijks voor stellen niet meer de stem van Wil helmina zou klinken. Ja, Wilhelmina, zo noemt de heer Booy in zijn boek de koningin. „Dat moet men niet zien als een uiting van een tekort aan eerbied", zegt hij vooral tot de ouderen onder ons die straks het boek zullen lezen. Het steeds vermelden van de titel konin gin zou de leesbaarheid kunnen scha den, vindt de auteur. Dat zal zeker zo zijn. Hij kan zich voorstellen, dat er mensen zijn, die in zijn schrijven een tekort aan distantie zien. „Maar", zegt de heer Booy er bij, „misschien wordt dit vergoed door het feit, dat de herinneringen in het boek zijn neergeschreven in het huis van de ontslapene, terwijl dit nog in het teken stond van het niet kunnen vat ten, dat de slotvrouwe niet zou terug keren". Die herinneringen werden ge schreven terwijl de schrijver de stem van koningin Wilhelmina nog in de oren klonk. De heer Booy vertelt ons daar niet veel over. Maar een ieder zal zich kunnen indenken, wat er is om gegaan in de gedachten van een man, die zo lang met de koningin samen werkte; die in de tien dagen tussen het overlijden van koningin Wilhelmi na en de bijzetting van het stoffelijk overschot nauwelijks meer tot rust is gekomen en toen plotseling rust kreeg in ëen onwezenlijke stilte. Ve len kennen dit: het thuis komen na een begrafenis als de drukte, die de overpeinzing geen gelegenheid biedt, inééns wegvalt. „Wij hebben in een roes geleefd", zegt de heer Booy, „de ene impressie kwam over de an dere heen". De dag na de bijzetting in Delft zondag 9 december 1962, toen de rust eerst in volle zwaarte ging drukken is de secretaris vanuit de witte villa aan de Waldeck Pyrmontlaan naar het paleis gegaan. „Ik had een ontzettende behoefte om alles eens even rustig te zien". Hij is daar rond gegaan. Eerst de Paleislaan. De koningin zei steeds met nadruk: Loolaan! Die begint vol gens haar niet bij de Naald, zoals de gemeente meent, maar bij de hekken van het paleis. Dan de basse-cour, tot waar op de avond van het afscheid op 4 decem ber de klanken van Apeldoorns klok ken in de stilte doordrongen. En zo is de heer Booy verder ge gaan elke stap een herinne ring, elke gang en elke zaal een over weldigende vloed: in de imponerende Empiregang met de lange loper uit één stuk en de hertegeweien aan de lange wanden: in de marmer-gezuilde Colonnade en in de kapel, waar nóg de witte punaises de plaats wijzen waar de dodenwacht stond en duizen den uit den lande defileerden. De heer Booy zegt zijn gedachten in een voor ons treffend beeld: .niet te ge loven, dat hier een opmars plaats vond van de wereldpers, terwijl wij tien jaar bijna geen verslaggever za gen Van de kapel naar het Spiegelkwar- tier met het plafond van spiegels in mozaïek. En dan weer de blik op de basse-cour, die zoals de heer Booy zegt, „als de stenen spreken konden, ons in honderd taferelen de levens gang zou laten zien van koningin en prinses. Dolend als het ware onverzadig baar in de herinnering ging hij verder het paleis door: naar de Grote eetzaal, de abicatiezaal het hart van Het Loo de vestibule, het groothertoginnekwartier, de admira- lengang en ten slotte het park met de bomen en planten in wintertooi, de paden en vijvers, strak en stijf. Voor zichzelf en voor zijn echtgeno te wilde de secretaris die dag de reportageschrijver zijn. Voor niemand anders. „Ik besloot voorlopig over haar te zwijgen voorlopig, maar misschien wel voor altijd. De geno teerde herinneringen waren voor ons zelf. Dat doe ik wel eens vaker. Daarin hebben velen het de parti culier secretaris lastig gemaakt. Vaak is hem gevraagd een boek te schrijven, opdat het leven van de koningin zou zijn neergeschreven als zij zou komen te overlijden. De heer Booy heeft dit altijd afge wezen. „Het ging mij boven mijn Cen immens dak van bladeren ontneemt ons het uitzicht over de paleisgronden, als wij in zijn studeerkamer aan de Waldeck Pyrmontlaan met de heer Th. Booy, particulier secretaris van wij len koningin Wilhelmina, spreken over zijn boek „Het is stil op Het Loo". Straks, als uit het zware hout van de majestueuze beu- kenallee het dak in miljoenen goudgetinte stukjes uiteendwarrelt, kunnen we van hier het witte paleis weer zien het huis, dat toch eigenlijk ook een beetje van Apeldoorn is. Voor ons, hier op de Veluwe, en voor vele anderen elders, zal het grote witte gebouw, groengeluikt en in alle jaargetijden omzoomd door een prachtige natuur, weer helder voor de geest komen nog vóórdat de herfst er weer een ruimere blik op geeft. In september verschijnt in Nederland een nieuw boek: Thijs Booy Het is stil op Het Loo. Dan beleven we weer even die witte maanden van een barre winter en we zien weer hoe de rouw in het wit ging de nooit te vergeten uitvaart uit Apeldoorn. Sinds die koude avond van 4 decem ber 1962, toen Apeldoorn haar plaats- genote de laatste groet bracht, is het stil geworden op Het Loo. Voor velen die op het paleis of in de omgeving werken en wonen, is het nog steeds een onwezenlijke stilte. Terwijl de vele herinneringen aan die achtentwintigste november 1962, de dagen er voor en er na, terugstro men in onze gedachten, vertelt de heer Booy op ons verzoek over zijn nieuwe boek. Over enkele weken zal het verschijnen. Twee boeken kort na elkaar van de pers een autobiografie en een necrologie. Nóg gaat het „Eenzaam maar niet alleen" de wereld rond - in het Nederlands, Deens, Zweeds, Noors, Fins, Duits en Engels. In het Frans heeft de koningin het boek niet meer gezien. De editie verscheen in december van het vorige jaar. In Nederland is het boek door bijna 200.000 mensen gekocht. Over een paar weken staan we dan ineens wéér voor het witte pa leis verstild achter de nu nog uit bundige loverpracht van de oprijlaan. Over de schouders van onze gastheer aan zijn bureau zien we het wit weer in gedachten. Het is als stonden we er gisteren nog te wachten met onze collegae op de dingen die zou den gaan komen; op iemand die ons iets zou willen vertellen van wat er gebeurde achter de witte muren. „Ik ben blij, dat ik het boek ge schreven heb", zegt de heer Booy. „Als secretaris van de koningin heb ik een klein monumentje willen op richten. Als laatste particulier secre taris heb ik het gevoel, dat ik het verplicht was". Als de heer Booy ons vertelt over de totstandkoming van „Het is stil op Het Loo", zullen zijn gedachten, boor devol herinneringen té vol mis schien nog zeker weer even terug gaan naar die dag, jaren geleden, waarop de koningin met hem sprak over de toekomst, als zij er niet meer zou zijn. Het zullen woorden zijn om nooit te vergeten: .Als U over mij schrijft, doet U het dan eerlijk Koningin Wilhelmina kon verwach ten, dat de man, die sinds 1951 met haar samenwerkte aan het boek „Eenzaam maar niet alleen" en sinds april 1953 haar particuliere secretaris was, nog eens beter dan wie ook het portret zou schilderen. Het por tret van de slotvrouwe. Dat is nu gebeurd. In de late avond van de achtste december 1962", vertelde de heer Booy ons, „kwam ik terug uit Delft naar Apeldoorn. En dan analyseert hij voor ons de dagen heel vluchtig, maar bijna uur voor uur in de oude vertrouwde omgeving van het paleis, dat voor hem een lege plek in het bos was geworden. Op zijn bu reau lagen nog wat brieven, er lag correspondentie in bewerking, kran ten en tijdschriften voor de koningin kwamen nog binnen en daar stond de De schrijver van „Het is stil op Het Loo", de heer Th Booy.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 9