DE DILLENBURG: het machtig stamslot
DIEST: waar eens een Nassau
een burcht bouwde
ORANGE: trotse en pure Oranjestad
BREDA: 100 jaar residentie
der Nassau's
MAANDAG 2 SEPTEMBER 1963
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
VIER ORANJESTEDEN
greda (110.000 inwoners); het Belgische Diest (10.000 inwo
ners); het Franse Orange (25.000 inwoners) en het Duitse
Dillenburg (15.000 inwoners) hebben zich verenigd in een Unie
van Oranje-steden. Tijdens een plechtige bijeenkomst zaterdag
in de Grote Kerk te Breda hebben afgevaardigden van deze vier
steden hun handtekening geplaatst onder de protocollen, daar
mee de Unie officieel bevestigend.
Deze vier steden, in verleden en heden bijzonder verbonden aan
het huis van Oranje-Nassau, willen de vriendschappelijke betrek
kingen onderling in de Unie bestendigen en bevorderen. Dat laat
ste door middel van uitwisselingen, studies en bijeenkomsten. Aan
wetenschap, kunst, folklore en toerisme zal bijzondere aandacht
worden besteed. Daarnaast wil men de belangstelling voor het
Huis van Oranje Nassau levendig houden en tevens een
bijdrage leveren tof de bevordering van de Europese gedachte.
In een reeks van vier artikelen willen wij deze Oranjesteden bij
onze lezers introduceren. Wat zijn dat voor plaatsen en welke
banden met het Oranjehuis hebben ze tot het sluiten van deze
Unie gebracht?
Hierbij treft men het eerste artikel in deze serie aan, gewijd aan
de Nederlandse Oranje-stad Breda.
ORANGE. „Square Reine Juliana"
staat met blauwe letters op het
kleine oranje bordje. Het pleintje, dat
die naam draagt, ligt op de heuvel,
waartegen gedeeltelijk het Zuidfranse
Orange is gebouwd. Dezelfde heuvel,
waarop eeuwen geleden het kasteel
van de prinsen van Oranje stond. En
kele imposante ruïnes herinneren aan
wat eens een gevreesd fort was. Gro
te stenen, delen van toren, en een na
genoeg geheel intact gebleven keuken
zijn de resten, die het gemeentebe
stuur van Orange zorgvuldig voor het
nageslacht bewaart.
Tussen die stomme getuigen van
een roemrijk verleden ligt de
square reine Juliana, genoemd naar
een levendige vorstin uit het fiere
geslacht van Oranje-Nassau. Het
pleintje met de naam van onze ko
ningin lijkt meer op een natuurpark
in een groot park. Met kleine hekjes
grintpaadjes, met wat heesters en
felgekleurde bloemen.
Te midden van de vele cactussen
staat een nog jonge, kerngezonde
boom. „Hij doet het goed": zeggen
de inwoners van Orange tevreden, en
ze vertellen erbij, dat hun nakome
lingen zullen meemaken, dat die
Bijna Hollands, zo netjes en keurig
ligt daarnaast de Square Reine Ju
liana. Vandaar is het maar een paar
stappen naar de rand van de heuvel,
waar men een prachtig uitzicht heeft
over het voormalige, zelfstandige
prinsdom. Men overziet de hele laag
vlakte en zelfs een leek op het ge
bied van krijgskunde moet inzien, dat
zoiets belangrijk was in een tijd, dat
oorlogen nog niet met geleide pro
jectielen werden gewonnen. Vlak on
der zich kijkt men op de stad zelf.
Op de grote verzameling rood-gele
huizen en daken, op de smalle straat
jes en vooral op het prachtige antieke
theater pal onder zich aan de voet
van de heuvel. Staande op de ruïnes
van het Oranjekasteel kan men de
voorstellingen in dat magnifieke
openluchtheater volgen.
Op 3 augustus 1530 sneuvelde bij het
beleg van Florence Philibert van
Chalon. Hij had geen kinderen, die
zijn bezittingen, waaronder het Prins
dom Oranje, konden erven. Hij liet
het kleine staatje daarom na aan zijn
neefje René van Nassau, het enige,
in 1519 te Breda geboren kind uit het
huwelijk van Philibert's zuster Clau
de van Chalon met graaf Hendrik III
Romeinse tijd in het hart van de
stad nog niet genoeg heeft, deponeer
de men op de binnenplaats kleinere
vondsten. Er hangen schilderijen, er
zijn gebruiksvoorwerpen te zien en
vergeelde documenten. Een wonder
lijk allegaartje. Interessant, maar
niet direct schokkend.
Dat is voor de Nederlander, die het
museum binnenloopt, wél de eerste
de beste zaal. Daar bevinden zich
voornamelijk enkele voorwerpen die
betrekking hebben op ons koninklijk
huis. Pangs alle wanden hangen
zwart-wit prenten of olieverfschilde
rijen van koningen en koninginnen,
prin.en en prinsessen van o....ije. Er
hangt een door koningin VVilhelmina
ondertekend portret, aan de stad ge
schonken ter gelegenheid van de on
dertekening van een traktaat in 1928.
Zuiver Nederlandse onderschriften
doen denken, dat men in een vader
lands museum is binnengestapt. In
het midden van de zaal staat een
grote vitrine met onder meer een
fotoreportage van het bezoek van de
koningin aan het stadje. Er ligt een
nummer van „De Paleispost" van 30
april 1957 en daarnaast een glanzend
nieuwe foto, genomen tijdens het zil-
boom groot en machtig zal zijn, als
een waardig symbool van de Frans-
Nederlandse betrekkingen waar het
de raakpunten met het vorstenhuis
betreft. Op 29 juli 1952 heeft konin
gin Juliana Orange bezocht: zij plant
te er tussen de ruïnes van het voor
malige Oranje-kasteel een boom, die
het onder de Provencaalse zon opper
best doet. Maar de inwoners van
Orange herinneren zich ook wel zon
der die boom het bezoek van de
Nederlandse vorstin.
De oude Romeinen zagen reeds de
grote tactische voordelen van die
forse verhoging in het vlakke land.
Op de funderingen die zij legden
bouwden later de prinsen van Oran
je hun kasteel. Verder naar achteren
ïiggen de ruïnes van het klooster van
St. Eutrope.
Niettemin staat op nog geen hon
derd meter afstand een grote
dancing met een royaal terras en een
complete speeltuin. Op warme zomer
avonden dansen daar onder een sim
pele feestverlichting de meisjes en
jongens uit Orange. Wie weet, dan
sen ze wel op dezelfde plaats waar in
het verdwenen kasteel de balzaal was.
Als zodanig kan men óók vrede heb
ben met deze gang van zaken.
De restanten van het oude kasteel
zijn imponerend. Veel is nog bewaard
gebleven: stukken torens, de oude
keuken met de oven, de 60 meter
diepe waterput, schietgaten en zelfs
een deel van de oude oprit. Om die
diepe waterput is een hekje geplaatst;
op andere delen woekert het taaie
Provineaalse kruid. De gele stenen
gaan schuil onder het fletse groen
van het ruige struikgewas.
van Nassau-Breda. René moest ech
ter, indien hij de erfenis accepteerde,
tevens de naam en het wapen van
Chalon aannemen. Die clausule vorm
de geen beletsel. In 1530 noemde hij
zich René van Chalon, bij de gratie
Gods Prins van Oranje en graaf van
Nassau. Door een eenvoudige erfenis
procedure kwam het Franse prins
dom dus in handen van de Nederland
se Nassau's. Sindsdien spreekt men
van het huis van Oranje-Nassau.
Jaren later herhaalde de geschiedenis
zich. René van Chalon stierf, evenals
zijn oom, tijdens het beleg van St.
Dizier in 1544. Zijn huwelijk met An
na van Lotharingen was kinderloos
gebleven. Voor de tweede achtereen
volgende maal ging het prinsdom
over van oom naar neef; in dit geval
naar Prins Willem I, de latere „Vadei
des Vaderlands".
Eigenlijk is het vooral diens oudste
zoon geweest, prins Philips Willem,
de enige katholiekë Oranje-Prins
in Diest begraven die veel voor het
prinsdom gedaan heeft. Hij verbleef
er jaren en voerde er, evenals over
Diest en Breda, een zegenrijk be
wind. Ook zijn broer Prins Maurits
koesterde warme gevoelens voor het
kleine prinsdom. Hij gaf Orange
nieuwe vestingwerken en stimuleerde
de herbouw van het in 1562 verwoes
te kasteel.
MUSEUM
Stap eens binnen in het gemeente
lijk museum van Orange. Het
ligt eigenlijk onopvallend, maar uiter
mate gastvrij, in de schaduw van de
reusachtige achtermuur van het oude
Romeinse theater. Alsof men aan de
enorme en gave overblijfselen uit de
veren huwelijksfeest van het konink
lijk paar.
Orange is er trots op, dat het als
enige Franse stad zulke, bijna intie
me, relaties met het Nederlands vor
stenhuis heeft.
Sinds eeuwen is het afgelopen met de
vrijheid en zelfstandigheid van het
prinsdom. In 1731 werd het ingelijfd
bij de Fransen. De enclave werd een
stukje Frankrijk, maar de hunkering
naar die vrijheid bleef steeds aanwe
zig. Ook de huidige bewoners van
Orange zijn nog erfelijk gehecht aan
die oude rechten en privileges. Ze zijn
stuk voor stuk trots op het prinsdom.
Zoals bijvoorbeeld de restaurateur,
die zijn hotel aan de gro e invalsweg
uit het noorden „De Prinsen van
Oranje" noemde; of de heer Agis Ri-
gord, de president van het comité
„France-Hollande". Hij heeft zich in
de afgelopen jaren voor versteviging
der vriendschapsbanden zeer verdien
stelijk gemaakt, en hij weet werkelijk
alles van het Huis van Oranje-Nas
sau. Hij was lange tijd conservator
van het museum en ontpopte zich
meermalen, bij het bezoek van konin
gin Julian" als een zeer verdienste
lijk tekstdichter.
Bij de vrede van Utrecht in 1713 ener
zijds tussen Engeland en de Neder
landse republiek en anderzijds tussen
Frankrijk en Spanje, waardoor er een
einde kwam aan de Spaanse succes
sie-oorlog, werd vastgelegd, dat de
Hollandse vorsten in het vervolg de
titel van prins of prinses van Oranje
zouden blijven dragen. Voor dat nog
steeds geldende besluit is men in het
huidige Orange terecht bijzonder er
kentelijk.
Breda. Brabants meest lachende
stad". Dat zegt een grappige
"folder, uitgegeven door de V.V.V.
te.... Breda. Waarom De folder
geeft zelf het antwoord; „Omdai
Breda het meest blijde aanschijn heeft
van alle Brabantse steden". Ziedaar
Maar niettemin dat kan niet ont
kend worden en we zouden het niet
willen ontkennen is Breda inder
daad een blijde stad. Het Bredase car
naval is wijd en zijd bekend, de leef
wijze van de Bredanaars is zonnig
de in het garnizoen gelegerde mi
litairen weten er van mee te praten
en niet voor niets zetelt juist in
Breda een echte biervorst. Breda is
voorts verreweg de grootste van de
vier Oranjesteden, ruim 110.000
vormt een respectabel aantal inwo
ners.
Met Eindhoven, Tilburg en Den
Bosch is Breda de laatste jaren sterk
gegroeid. Er vestigde zich veel indus
trie; de werknemers werden gehuis
vest in moderne woonwijken. Wie nu
Breda binnenrijdt, om het even van
welke kant, krijgt een prima indruk:
sterk uitbreidend, modern en openge
gooid. Grote annexaties voor en tij
dens de oorlog, stellen Breda nu in
staat, om uit te groeien in het snelle
tempo van de tijd.
De Bredanaars vinden dat alles
prachtig als er maar niet teveel aan
de oude binnenstad wordt geknoeid.
Een doorbraakje hier of daar kan
geen kwaad, evenmin het slopen
van oude panden die te zeer verval
len zijn of te veel in de weg staan.
Maar het wezen van het centrum
mag niet veranderen. Het was al erg
genoeg dat indertijd het grootste deel
van de oude vestingwerken moest
worden gesloopt, om zodoende meer
ruimte voor woningen, industrie en
militaire oefenterreinen te verkrij
gen.
Het centrum van de Baronie is de
de stad van het Turfschip en
van de K.M.A., de Koninklijke Mili
taire Academie. Maar ook was het de
woonplaats van de eerste Nassau in
de Nederlanden: graaf Engelbrecht
I, die in 1402 met Johanna van Poia-
nen trouwde en het daardoor ver
worven bezit Breda als woonplaats
koos. Niemand kon toen voorzien dat
de stad ongeveer een eeuw lang de
residentie van de Nederlandse Nas
sau's zou zijn.
Op het 'moment dat het adellijke paar
in Breda ging wonen, had de stad
precies honderd jaar tevoren stads
rechten gekregen. „Stad" was rond
1300 overigens een groot woord voor
de verzameling bouwsels, waaraan
men in vijf minuten voorbij kon wan-
da, met de oude wallen en de prach
tig bewaard gebleven Schaffense
poort. Die Warande was vroeger een
Lusthof, waar de gasten van de Heer
van Diest kwamen jagen en feesten.
Nu wandelen er de Diestenaren en de
amateur-historici, want de Warande
is thans zoiets als het stadspark van
Diest geworden.
DILLENBURG. Eigenlijk zouden de
protocollen van de Unie van de
vier Oranjesteden niet in Breda,
maar in Dillenburg getekend moeten
worden. Want Dillenburg is de oud
ste residentie van de Nassau's en
heeft daarom in de Unie recht op de
eerste en belangrijkste plaats. In de
wereldgeschiedenis van nu komt Dil
lenburg niet meer voor. Er worden
geen conferenties gehouden of ak
koorden ondertekend; er wonen géén
leidenden poltici en het is op geen
stukken na een centrum van interna
tionale politiek.
Dat is anders geweest, want toen
Washington nog niet gebouwd
was en Moskou oneindig ver weg lag,
schreef deze stad aan de Dill een stuk
wereldgeschiedenis. Zeker in de Ne
derlandse geschiedenis is het een be
langrijke plaats geweest. Holland
stond aan het begin van een heroïsche
tijd tegen het machtigste land van
Europa: Spanje. Juist daarom lette
men met meer dan gewone belang
stelling op de Dillenburg en bewoner:
Prins Willem van Oranje.
Hij heette toen nog geen „Vader des
Vaderlands", maar hij dacht en han
delde wel daarnaar. Wat hij toen
deed, zou hem immers later die
naam bezorgen. In het rustige land
van de provincie Hessen-Nassau kon
de prins van Oranje zich volledig op
zijn levenstaak voorbereiden: de
Spanjolen hoe dan ook uit de
Nederlanden verjagen'.
Hendrik de Rijke van Nassau bouwde
de burcht in 1255. Vele generaties
Nassau's hebben er door de eeuwen
gewoond. De Vader des Vaderlands,
Willem de Zwijger, werd er geboren,
evenals zijn zoon prins Maurits die
zich later, na de sluipmoord op zijn
vader, tot een knap strateeg zou ont
wikkelen. Tussen de geboorte van
Willem de Zwijger en diens tragische
dood ligt een even bewogen als be
langrijke periode van onze nationale
geschiedenis. Met het oog op de on
dertekening van de Unieprotocollen
en in het licht van de nationale Her
denking 18131963 verdient dit tijd
perk juist thans aandacht.
De jonge Prins Willem van Oran
je deed op zijn twaalfde jaar als
keizerlijke page zijn intrede aan het
hof van keizer Karei V te Brussel.
De knaap, door erfenis reeds prins
van Oranje, stond bij de keizer in
hoog aanzien, temeer omdat hij zich
volledig schikte in zijn katholieke
opvoeding.
Zijn ouders, graaf Willem van Nas
sau en Juliana van Stolberg waren
tot het protestantisme overgegaan,
en zij zagen met lede ogen aan, dat
hun zoon in katholieke sfeer werd
grootgebracht. De kentering kwam,
toen de loslippige Franse koning
Hendrik n de jonge prins het plan
onthulde, om alle ketters, speciaal in
Frankrijk en de Nederlanden de
mond te snoeren. Op dat moment
nam de prins het besluit de Span
jaarden te verdrijven. Hij leidde de
opstandig wordende edelen, terwijl
Calvinistische predikanten het volk
aanspoorden tot verzet.
Tot 1572 woonde de prins noodge
dwongen op de Dillenburg. Het mach
tige slot van weleer bestaat thans
niet meer in zijn oude vorm. De
Fransen hebben het in 1760 vrijwel
met de grond gelijk gemaakt. Ze
moeten er een zware kluif aan gehad
hebben. Nog staan op de slotberg de
ruïnes, waardoor de bezoeker een
indruk krijgt van het eertijds mach
tige bouwsel. Bovendien vindt men
er een maquette van het slot in al z'n
vergane macht en glorie.
In het binnenste van de berg en
burcht waren versterkingen aange
legd die op drie verdiepingen plaats
boden aan enige duizenden soldaten!
Van 1872 tot 1875 bouwden am
bachtslieden van Dillenburg en elders
aan de veertig meter hoge Willems
toren. Die staat nog fier op de slot
berg, naast de ruïnes en bevat een
uitgebreid museum, gewijd aan het
geslacht van Oranje-Nassau.
Op diezelfde heuveltop is nog ae
oude linde te vinden, waaronder
Willem de Zwijger vele malen sprak
met zijn vertrouwelingen uit de on
derdrukte Nederlanden. „Als die tak
ken eens konden spreken" zou men
met een variant op een bekend ge
zegde kunnen zeggen. De melodie die
nu nog door de bomen ruist, vertelt
misschien van de dagen, waarin
Prins Willem van Oranje zijn aanval
len op de Spaanse bezetters voorbe
reidde.
Dillenburg is vandaag de dag nog
werkelijk een Oranjestad. In heel
De Willemstoren. Het veertig meter hoge
torenmuseum, gewijd aan de Nassau's.
I/WWWWVWWWVWVWWWWWWWWVWW
Duitsland weet men dat de stad al
van verre te herkennen is aan de ho
ge Wilhelmsturm op de slotberg. Dit
oranjemonument overheerst het beeld
van stad en verre omgeving. Maar
ook elders in de stad vindt men tallo
ze aanknopingspunten met het ge
slacht der Nassau's. Men hoeft daar
voor bijvoorbeeld slechts de oude
stadskerk binnen te lopen. In het
koor en een fraaie zijkapel rusten tal
van voorvaderen van het Nederland
se, Luxemburgse en voormalige Prui
sische vorstenhuis. In de binnenstad,
in de afgelopen wereldoorlog voor
bombardementen gespaard, proeft
men nog de sfeer van vervlogen
eeuwen.
delen. Maar graaf Engelbrecht pak
te de zaken groots aan. Hij kapselde
zijn residentie in een cocon van ste
nen muren en torens en hij maakte
van Breda een vesting.
Helaas trekt een vesting soldaten aan
als honing bijen; Breda heeft in de
loop der jaren heel wat belegeringen
en aanvallen moeten doorstaan. Spe
ciaal ten tijde van de tachtigjarige
oorlog kende de veste weinig rust.
Waar eerst de edelen een compromis
sloten om de Spanjolen te verdrijven,
werd enkele jaren later als voertaal...
Spaans gesproken. En Maurits had
er een turfschip voor nodig om de
stad, maar dan ook zonder bloedver
gieten!) te nemen. Het toneel van
deze operatie is nagenoeg ongewij
zigd gebleven, en nog dagelijks kij
ken er mensen met meer dan gewo
ne belangstelling naar het historische
Spanjaardsgat, tussen de Granaat-
en de Duiventoren. Tegenwoordig
houden in deze grimmige bouwwer
ken de K.M.A.-cadetten hun gods
dienstoefeningen.
Het kasteel is inmiddels van poli
tieke en militaire stormen steeds
een centraal punt geweest. Het om
streeks 1527 in fraaie laiiaanse re-
naissanee-stijl neergezette bouwwerk
heeft in de loop der eeuwen vele gro
ten binnen de muren gezien. Keizer
Karei V en zijn zoon, koning Phi
lips II logeerden er. Voorts Karei II
van Engeland. Daartussenin voerden
er de mannen van de centrale reken
kamer de administratie van de uit
gestrekte bezittingen van de Nassau's
Het was tevens een trefpunt van kun
stenaars. Vooral Hendrik III Rei-
nier van Chalons, die Nassau met
Oranje verbond, droegen daartoe veel
bij.
Tegenwoordig verblijven er de toe
komstige beroepsofficieren van de
Nederlandse krijgsmacht. Het is voor
een deel te bezichtigen, maar slechts
op bepaalde tijden en na schriftelijke
aanvraag.
De stad zelf biedt, zoals gezegd even
eens veel boeiends. De trots is zonder
twijfel, naast het Kasteel de Grote
Kerk. 15e eeuws, van zuivere Bra
bantse gothiek. Men heeft er van
1400 tot 1548 aan gewerkt. De 97
meter hoge toren is een der fraaiste
van ons land en herbergt een bei
aard van 45 klokken. De kerk is te
vens een mausoleum, omdat verschil
lende Nassau's en Oranjes hier be- Doorkijkje op de 97 meter hoge toren
graven zijn. Beroemd is de tombe van de Bredase Grote Kerk.
van Engelbrecht H van Nassau. Een
van Italiaans albast gemaakt praal- v,
graf, met het beeld van de graaf.
Verder liggen in deze kerk de gra- het primaire getuigenis van de ver
ven Engelbrecht I en Jan van Pola- bondenheid van de stad met het Huis
nen I begraven. Hun aanwezigheid is van Oranje.
Iedereen in Diest weet dat er in de
grote kerk op de Markt een prins
van Oranje begraven ligt. Ze weten
wel niet allemaal precies welke Oran
je het is, maar ze brengen U zonder
mankeren naar zijn graf op het hoog
koor van de St. Sulpiciuskerk.
Daar, op de voornaamste plaats in
de kerk, ligt de grafzerk. De in steen
gebeitelde letters zijn bijna wegge
sleten door de vele voeten, die er in
de loop der eeuwen overheen zijn ge
lopen. Maar nog kan men duidelijk
lezen, dat hier begraven ligt: Philips
Willem van Oranje, heer van Breda
en baanderheer van Diest. In Diest
weet jong en oud van die band met
de Oranjes. Als op de scholen tijdens
de geschiedenisles ons vorstenhuis
ter sprake komt, maakt elke onder
wijzer er meteen een aanschouwelijke
les van. Aan het hoofd van zijn klas
wandelt hij van de grote kerk naar
het Refugiehuis, en van de Warande
naar de St. Janskerk.
Eindhoven-Leuven-Brussel. Aan die
belangrijke weg, precies halver
wege Eindhoven en de Belgische
hoofdstad, m Belgisch Brabant, ligt
Diest. U kunt het niet missen, al pro
beert een moderne rondweg U om het
grootste deel van Diest heen te lei
den. Het is niet alleen veel interres-
santer, maar zelfs korter om dwars
door de oude stad heen de Leuvense;
baan op te zoeken. De weg voert dan
over de Grote Markt, het hart van de
ze oude stad; men komt in de Leu
vensestraat en passant langs „D'n
Elysee".
Het is een café-dancing, zoals wij
die in ons land eigenlijk niet kennen;
het Diester Gildebier stroomt er
Vrijelijk. De „Elysee" heeft een grote
bijzonderheid. Het is namelijk het
stamcafé van veel parachutisten die
bij Diest hun opleiding krijgen. Waar
eens de soldaten van de Bredase Nas
sau's gelegerd waren, daar springen
nu bijna dagelijks parachutisten; in
de smalle, kronkelende straten waar
eens de soldaten van Nederlandse
graven vertier zochten, daar klinkt
nu regelmatig het gezang van de ro
de baretten. Diest is er aan gewend
soldaten binnen de stadswallen te
hebben en men kijkt er niet meer
naar om. In de „Elysee" zijn ze kind
aan huis. De matrone noemen ze
„mammie" en aan de wanden hangen
tientallen foto's van afgezwaaide col
lega's in vol ornaat. „Als ge para's
wilt zien springen, dan moet ge de
berg op in de richting Schaffen. Daar
vallen ze bijkans elke dag met bosjes
uit de wolken. Hij kan er U meer
van vertellen". De man wijst naar een
militair, die drie barkrukken verder
op over de comptoir hangt. En ter
wijl hij met „mammie" praat, wrijft
hij gedachtenloos met het grootste
bewijsstuk over de schone tapkast:
zijn rode baret.
De Nederlander die in „D'n Elysee"
binnenstapt wordt prompt als zo
danig herkend. Maar in het luide
„Aha, ene .Ollander" schuilt geen
greintje spot. Ze praten er graag met
hun noorderburen. Ze willen U alles
vertellen wat ze weten over de Oran
jes en Diest, al verontschuldigen zij
zich meermalen niet het fijne van de
zaken te weten. Men moet ze dan
ook niet vragen wanneer de aldaar
begraven Oranjetelg precies gestor
ven is, of wanneer Diest nu feitelijk
bij de toch al niet geringe bezittingen
van de Nassau's kwam. 1831, het jaar
waarin de Belgen Leopold op de
troon zetten, is geen factor die het
gesprek remt. Andere remmingen
zijn nauwelijks serieus te noemen,
maar niettemin oordelen veel Belgen
de Nederlanders daarnaar.
De ober-kelner durft het in vertrou
wen wel te vertellen. „Kijk eens, me-
nier, de meeste 'Ollanders kunnen zo
verwaand doen, hé Ze lachen
stiekum om onze taal en ze beschou
wen het Vlaams als een grappig dia
lect. En bovendien, menier, maar
da's zuiver persoonlijk, voorbijziend
aan het feit dat ze niet zo best voet
ballen, zijn de meeste 'Ollanders ook
zo zuinig!"
Om met betrekking daartoe wat con
crete feiten te stellen: Graaf Engel
brecht H van Nassau-Breda ruilde de
heerlijkheid Diest met de bijbehorende
dorpen, goederen en rechten tegen
de helft van Millen, Gangelt en
Vught. Dat ruiltje kwam in 1499 tot
stand. Graaf Hendrik IH van Nassau
zag wel iets in het bezit en hij liet
er omstreeks 1515 een stevige burcht
neerzetten. Daar stierf in 1521 zijn
tweede echtgenote Claude van Che-
lon.
Voordat zij in de St. Janskerk begra
ven werd, kwam Keizer Karei V haar
persoonlijk de laatste eer bewijzen.
In 1602 werd Philips Willem van
Oranje als baanderheer van Diest in
gehuldigd. Overigens is dat „baan
derheer" (of bannerheer) de aandui
ding voor edelen, die, als teken van
hun zelfstandigheid, een eigen ba
nier mochten vieren. Deze Philips
Willem, de oudste zoon van Willem de
Zwijger, betrok in Diest het Hof van
Nassau op de Graanmarkt en aan
hem vooral heeft Diest veel te dan
ken, zowel, de toenmalige bewoners
als de huidige generatie. Hij bevor
derde namelijk het onderwijs en voor
het nageslacht liet hij een schat aan
kunstschatten na. Hij verrijkte de
kerken van Diest met fraaie ramen
en kunstvoorwerpen. Op 20 februari
1618 overleed hij te Brussel, maar de
kerk begraven werd.
in het hoogkoor van de St. Sulpicius-
Diestenaren zagen erop toe, dat hij
Diest leeft weliswaar niet in, maar
wel mét het verleden en de Dies
tenaren zijn terecht trots op wat ze
wel eens noemen „hun openlucht
museum". Want onder die Brabantse
lucht, gevleid tussen zacht glooiende
heuvels, ligt een groot aantal zeer
bezienswaardige bouwsels: het Be
gijnenhof, de Lakenhal (1346), de
oude Kruisherenkerk, de vele oude
gevels, en niet te vergeten de Waran-
De Nassau's werkten krachtig aan de
verdedigingswerken van Diest In de
oude wallen van de stad vindt men
nog deze stevige Schaffense Poort.
Niemand kwam hier zo-maar bin
nen