DE DILLENBURG: het machtig stamslot DIEST: waar eens een Nassau een burcht bouwde ORANGE: trotse en pure Oranjestad BREDA: 100 jaar residentie der Nassau's MAANDAG 2 SEPTEMBER 1963 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT VIER ORANJESTEDEN greda (110.000 inwoners); het Belgische Diest (10.000 inwo ners); het Franse Orange (25.000 inwoners) en het Duitse Dillenburg (15.000 inwoners) hebben zich verenigd in een Unie van Oranje-steden. Tijdens een plechtige bijeenkomst zaterdag in de Grote Kerk te Breda hebben afgevaardigden van deze vier steden hun handtekening geplaatst onder de protocollen, daar mee de Unie officieel bevestigend. Deze vier steden, in verleden en heden bijzonder verbonden aan het huis van Oranje-Nassau, willen de vriendschappelijke betrek kingen onderling in de Unie bestendigen en bevorderen. Dat laat ste door middel van uitwisselingen, studies en bijeenkomsten. Aan wetenschap, kunst, folklore en toerisme zal bijzondere aandacht worden besteed. Daarnaast wil men de belangstelling voor het Huis van Oranje Nassau levendig houden en tevens een bijdrage leveren tof de bevordering van de Europese gedachte. In een reeks van vier artikelen willen wij deze Oranjesteden bij onze lezers introduceren. Wat zijn dat voor plaatsen en welke banden met het Oranjehuis hebben ze tot het sluiten van deze Unie gebracht? Hierbij treft men het eerste artikel in deze serie aan, gewijd aan de Nederlandse Oranje-stad Breda. ORANGE. „Square Reine Juliana" staat met blauwe letters op het kleine oranje bordje. Het pleintje, dat die naam draagt, ligt op de heuvel, waartegen gedeeltelijk het Zuidfranse Orange is gebouwd. Dezelfde heuvel, waarop eeuwen geleden het kasteel van de prinsen van Oranje stond. En kele imposante ruïnes herinneren aan wat eens een gevreesd fort was. Gro te stenen, delen van toren, en een na genoeg geheel intact gebleven keuken zijn de resten, die het gemeentebe stuur van Orange zorgvuldig voor het nageslacht bewaart. Tussen die stomme getuigen van een roemrijk verleden ligt de square reine Juliana, genoemd naar een levendige vorstin uit het fiere geslacht van Oranje-Nassau. Het pleintje met de naam van onze ko ningin lijkt meer op een natuurpark in een groot park. Met kleine hekjes grintpaadjes, met wat heesters en felgekleurde bloemen. Te midden van de vele cactussen staat een nog jonge, kerngezonde boom. „Hij doet het goed": zeggen de inwoners van Orange tevreden, en ze vertellen erbij, dat hun nakome lingen zullen meemaken, dat die Bijna Hollands, zo netjes en keurig ligt daarnaast de Square Reine Ju liana. Vandaar is het maar een paar stappen naar de rand van de heuvel, waar men een prachtig uitzicht heeft over het voormalige, zelfstandige prinsdom. Men overziet de hele laag vlakte en zelfs een leek op het ge bied van krijgskunde moet inzien, dat zoiets belangrijk was in een tijd, dat oorlogen nog niet met geleide pro jectielen werden gewonnen. Vlak on der zich kijkt men op de stad zelf. Op de grote verzameling rood-gele huizen en daken, op de smalle straat jes en vooral op het prachtige antieke theater pal onder zich aan de voet van de heuvel. Staande op de ruïnes van het Oranjekasteel kan men de voorstellingen in dat magnifieke openluchtheater volgen. Op 3 augustus 1530 sneuvelde bij het beleg van Florence Philibert van Chalon. Hij had geen kinderen, die zijn bezittingen, waaronder het Prins dom Oranje, konden erven. Hij liet het kleine staatje daarom na aan zijn neefje René van Nassau, het enige, in 1519 te Breda geboren kind uit het huwelijk van Philibert's zuster Clau de van Chalon met graaf Hendrik III Romeinse tijd in het hart van de stad nog niet genoeg heeft, deponeer de men op de binnenplaats kleinere vondsten. Er hangen schilderijen, er zijn gebruiksvoorwerpen te zien en vergeelde documenten. Een wonder lijk allegaartje. Interessant, maar niet direct schokkend. Dat is voor de Nederlander, die het museum binnenloopt, wél de eerste de beste zaal. Daar bevinden zich voornamelijk enkele voorwerpen die betrekking hebben op ons koninklijk huis. Pangs alle wanden hangen zwart-wit prenten of olieverfschilde rijen van koningen en koninginnen, prin.en en prinsessen van o....ije. Er hangt een door koningin VVilhelmina ondertekend portret, aan de stad ge schonken ter gelegenheid van de on dertekening van een traktaat in 1928. Zuiver Nederlandse onderschriften doen denken, dat men in een vader lands museum is binnengestapt. In het midden van de zaal staat een grote vitrine met onder meer een fotoreportage van het bezoek van de koningin aan het stadje. Er ligt een nummer van „De Paleispost" van 30 april 1957 en daarnaast een glanzend nieuwe foto, genomen tijdens het zil- boom groot en machtig zal zijn, als een waardig symbool van de Frans- Nederlandse betrekkingen waar het de raakpunten met het vorstenhuis betreft. Op 29 juli 1952 heeft konin gin Juliana Orange bezocht: zij plant te er tussen de ruïnes van het voor malige Oranje-kasteel een boom, die het onder de Provencaalse zon opper best doet. Maar de inwoners van Orange herinneren zich ook wel zon der die boom het bezoek van de Nederlandse vorstin. De oude Romeinen zagen reeds de grote tactische voordelen van die forse verhoging in het vlakke land. Op de funderingen die zij legden bouwden later de prinsen van Oran je hun kasteel. Verder naar achteren ïiggen de ruïnes van het klooster van St. Eutrope. Niettemin staat op nog geen hon derd meter afstand een grote dancing met een royaal terras en een complete speeltuin. Op warme zomer avonden dansen daar onder een sim pele feestverlichting de meisjes en jongens uit Orange. Wie weet, dan sen ze wel op dezelfde plaats waar in het verdwenen kasteel de balzaal was. Als zodanig kan men óók vrede heb ben met deze gang van zaken. De restanten van het oude kasteel zijn imponerend. Veel is nog bewaard gebleven: stukken torens, de oude keuken met de oven, de 60 meter diepe waterput, schietgaten en zelfs een deel van de oude oprit. Om die diepe waterput is een hekje geplaatst; op andere delen woekert het taaie Provineaalse kruid. De gele stenen gaan schuil onder het fletse groen van het ruige struikgewas. van Nassau-Breda. René moest ech ter, indien hij de erfenis accepteerde, tevens de naam en het wapen van Chalon aannemen. Die clausule vorm de geen beletsel. In 1530 noemde hij zich René van Chalon, bij de gratie Gods Prins van Oranje en graaf van Nassau. Door een eenvoudige erfenis procedure kwam het Franse prins dom dus in handen van de Nederland se Nassau's. Sindsdien spreekt men van het huis van Oranje-Nassau. Jaren later herhaalde de geschiedenis zich. René van Chalon stierf, evenals zijn oom, tijdens het beleg van St. Dizier in 1544. Zijn huwelijk met An na van Lotharingen was kinderloos gebleven. Voor de tweede achtereen volgende maal ging het prinsdom over van oom naar neef; in dit geval naar Prins Willem I, de latere „Vadei des Vaderlands". Eigenlijk is het vooral diens oudste zoon geweest, prins Philips Willem, de enige katholiekë Oranje-Prins in Diest begraven die veel voor het prinsdom gedaan heeft. Hij verbleef er jaren en voerde er, evenals over Diest en Breda, een zegenrijk be wind. Ook zijn broer Prins Maurits koesterde warme gevoelens voor het kleine prinsdom. Hij gaf Orange nieuwe vestingwerken en stimuleerde de herbouw van het in 1562 verwoes te kasteel. MUSEUM Stap eens binnen in het gemeente lijk museum van Orange. Het ligt eigenlijk onopvallend, maar uiter mate gastvrij, in de schaduw van de reusachtige achtermuur van het oude Romeinse theater. Alsof men aan de enorme en gave overblijfselen uit de veren huwelijksfeest van het konink lijk paar. Orange is er trots op, dat het als enige Franse stad zulke, bijna intie me, relaties met het Nederlands vor stenhuis heeft. Sinds eeuwen is het afgelopen met de vrijheid en zelfstandigheid van het prinsdom. In 1731 werd het ingelijfd bij de Fransen. De enclave werd een stukje Frankrijk, maar de hunkering naar die vrijheid bleef steeds aanwe zig. Ook de huidige bewoners van Orange zijn nog erfelijk gehecht aan die oude rechten en privileges. Ze zijn stuk voor stuk trots op het prinsdom. Zoals bijvoorbeeld de restaurateur, die zijn hotel aan de gro e invalsweg uit het noorden „De Prinsen van Oranje" noemde; of de heer Agis Ri- gord, de president van het comité „France-Hollande". Hij heeft zich in de afgelopen jaren voor versteviging der vriendschapsbanden zeer verdien stelijk gemaakt, en hij weet werkelijk alles van het Huis van Oranje-Nas sau. Hij was lange tijd conservator van het museum en ontpopte zich meermalen, bij het bezoek van konin gin Julian" als een zeer verdienste lijk tekstdichter. Bij de vrede van Utrecht in 1713 ener zijds tussen Engeland en de Neder landse republiek en anderzijds tussen Frankrijk en Spanje, waardoor er een einde kwam aan de Spaanse succes sie-oorlog, werd vastgelegd, dat de Hollandse vorsten in het vervolg de titel van prins of prinses van Oranje zouden blijven dragen. Voor dat nog steeds geldende besluit is men in het huidige Orange terecht bijzonder er kentelijk. Breda. Brabants meest lachende stad". Dat zegt een grappige "folder, uitgegeven door de V.V.V. te.... Breda. Waarom De folder geeft zelf het antwoord; „Omdai Breda het meest blijde aanschijn heeft van alle Brabantse steden". Ziedaar Maar niettemin dat kan niet ont kend worden en we zouden het niet willen ontkennen is Breda inder daad een blijde stad. Het Bredase car naval is wijd en zijd bekend, de leef wijze van de Bredanaars is zonnig de in het garnizoen gelegerde mi litairen weten er van mee te praten en niet voor niets zetelt juist in Breda een echte biervorst. Breda is voorts verreweg de grootste van de vier Oranjesteden, ruim 110.000 vormt een respectabel aantal inwo ners. Met Eindhoven, Tilburg en Den Bosch is Breda de laatste jaren sterk gegroeid. Er vestigde zich veel indus trie; de werknemers werden gehuis vest in moderne woonwijken. Wie nu Breda binnenrijdt, om het even van welke kant, krijgt een prima indruk: sterk uitbreidend, modern en openge gooid. Grote annexaties voor en tij dens de oorlog, stellen Breda nu in staat, om uit te groeien in het snelle tempo van de tijd. De Bredanaars vinden dat alles prachtig als er maar niet teveel aan de oude binnenstad wordt geknoeid. Een doorbraakje hier of daar kan geen kwaad, evenmin het slopen van oude panden die te zeer verval len zijn of te veel in de weg staan. Maar het wezen van het centrum mag niet veranderen. Het was al erg genoeg dat indertijd het grootste deel van de oude vestingwerken moest worden gesloopt, om zodoende meer ruimte voor woningen, industrie en militaire oefenterreinen te verkrij gen. Het centrum van de Baronie is de de stad van het Turfschip en van de K.M.A., de Koninklijke Mili taire Academie. Maar ook was het de woonplaats van de eerste Nassau in de Nederlanden: graaf Engelbrecht I, die in 1402 met Johanna van Poia- nen trouwde en het daardoor ver worven bezit Breda als woonplaats koos. Niemand kon toen voorzien dat de stad ongeveer een eeuw lang de residentie van de Nederlandse Nas sau's zou zijn. Op het 'moment dat het adellijke paar in Breda ging wonen, had de stad precies honderd jaar tevoren stads rechten gekregen. „Stad" was rond 1300 overigens een groot woord voor de verzameling bouwsels, waaraan men in vijf minuten voorbij kon wan- da, met de oude wallen en de prach tig bewaard gebleven Schaffense poort. Die Warande was vroeger een Lusthof, waar de gasten van de Heer van Diest kwamen jagen en feesten. Nu wandelen er de Diestenaren en de amateur-historici, want de Warande is thans zoiets als het stadspark van Diest geworden. DILLENBURG. Eigenlijk zouden de protocollen van de Unie van de vier Oranjesteden niet in Breda, maar in Dillenburg getekend moeten worden. Want Dillenburg is de oud ste residentie van de Nassau's en heeft daarom in de Unie recht op de eerste en belangrijkste plaats. In de wereldgeschiedenis van nu komt Dil lenburg niet meer voor. Er worden geen conferenties gehouden of ak koorden ondertekend; er wonen géén leidenden poltici en het is op geen stukken na een centrum van interna tionale politiek. Dat is anders geweest, want toen Washington nog niet gebouwd was en Moskou oneindig ver weg lag, schreef deze stad aan de Dill een stuk wereldgeschiedenis. Zeker in de Ne derlandse geschiedenis is het een be langrijke plaats geweest. Holland stond aan het begin van een heroïsche tijd tegen het machtigste land van Europa: Spanje. Juist daarom lette men met meer dan gewone belang stelling op de Dillenburg en bewoner: Prins Willem van Oranje. Hij heette toen nog geen „Vader des Vaderlands", maar hij dacht en han delde wel daarnaar. Wat hij toen deed, zou hem immers later die naam bezorgen. In het rustige land van de provincie Hessen-Nassau kon de prins van Oranje zich volledig op zijn levenstaak voorbereiden: de Spanjolen hoe dan ook uit de Nederlanden verjagen'. Hendrik de Rijke van Nassau bouwde de burcht in 1255. Vele generaties Nassau's hebben er door de eeuwen gewoond. De Vader des Vaderlands, Willem de Zwijger, werd er geboren, evenals zijn zoon prins Maurits die zich later, na de sluipmoord op zijn vader, tot een knap strateeg zou ont wikkelen. Tussen de geboorte van Willem de Zwijger en diens tragische dood ligt een even bewogen als be langrijke periode van onze nationale geschiedenis. Met het oog op de on dertekening van de Unieprotocollen en in het licht van de nationale Her denking 18131963 verdient dit tijd perk juist thans aandacht. De jonge Prins Willem van Oran je deed op zijn twaalfde jaar als keizerlijke page zijn intrede aan het hof van keizer Karei V te Brussel. De knaap, door erfenis reeds prins van Oranje, stond bij de keizer in hoog aanzien, temeer omdat hij zich volledig schikte in zijn katholieke opvoeding. Zijn ouders, graaf Willem van Nas sau en Juliana van Stolberg waren tot het protestantisme overgegaan, en zij zagen met lede ogen aan, dat hun zoon in katholieke sfeer werd grootgebracht. De kentering kwam, toen de loslippige Franse koning Hendrik n de jonge prins het plan onthulde, om alle ketters, speciaal in Frankrijk en de Nederlanden de mond te snoeren. Op dat moment nam de prins het besluit de Span jaarden te verdrijven. Hij leidde de opstandig wordende edelen, terwijl Calvinistische predikanten het volk aanspoorden tot verzet. Tot 1572 woonde de prins noodge dwongen op de Dillenburg. Het mach tige slot van weleer bestaat thans niet meer in zijn oude vorm. De Fransen hebben het in 1760 vrijwel met de grond gelijk gemaakt. Ze moeten er een zware kluif aan gehad hebben. Nog staan op de slotberg de ruïnes, waardoor de bezoeker een indruk krijgt van het eertijds mach tige bouwsel. Bovendien vindt men er een maquette van het slot in al z'n vergane macht en glorie. In het binnenste van de berg en burcht waren versterkingen aange legd die op drie verdiepingen plaats boden aan enige duizenden soldaten! Van 1872 tot 1875 bouwden am bachtslieden van Dillenburg en elders aan de veertig meter hoge Willems toren. Die staat nog fier op de slot berg, naast de ruïnes en bevat een uitgebreid museum, gewijd aan het geslacht van Oranje-Nassau. Op diezelfde heuveltop is nog ae oude linde te vinden, waaronder Willem de Zwijger vele malen sprak met zijn vertrouwelingen uit de on derdrukte Nederlanden. „Als die tak ken eens konden spreken" zou men met een variant op een bekend ge zegde kunnen zeggen. De melodie die nu nog door de bomen ruist, vertelt misschien van de dagen, waarin Prins Willem van Oranje zijn aanval len op de Spaanse bezetters voorbe reidde. Dillenburg is vandaag de dag nog werkelijk een Oranjestad. In heel De Willemstoren. Het veertig meter hoge torenmuseum, gewijd aan de Nassau's. I/WWWWVWWWVWVWWWWWWWWVWW Duitsland weet men dat de stad al van verre te herkennen is aan de ho ge Wilhelmsturm op de slotberg. Dit oranjemonument overheerst het beeld van stad en verre omgeving. Maar ook elders in de stad vindt men tallo ze aanknopingspunten met het ge slacht der Nassau's. Men hoeft daar voor bijvoorbeeld slechts de oude stadskerk binnen te lopen. In het koor en een fraaie zijkapel rusten tal van voorvaderen van het Nederland se, Luxemburgse en voormalige Prui sische vorstenhuis. In de binnenstad, in de afgelopen wereldoorlog voor bombardementen gespaard, proeft men nog de sfeer van vervlogen eeuwen. delen. Maar graaf Engelbrecht pak te de zaken groots aan. Hij kapselde zijn residentie in een cocon van ste nen muren en torens en hij maakte van Breda een vesting. Helaas trekt een vesting soldaten aan als honing bijen; Breda heeft in de loop der jaren heel wat belegeringen en aanvallen moeten doorstaan. Spe ciaal ten tijde van de tachtigjarige oorlog kende de veste weinig rust. Waar eerst de edelen een compromis sloten om de Spanjolen te verdrijven, werd enkele jaren later als voertaal... Spaans gesproken. En Maurits had er een turfschip voor nodig om de stad, maar dan ook zonder bloedver gieten!) te nemen. Het toneel van deze operatie is nagenoeg ongewij zigd gebleven, en nog dagelijks kij ken er mensen met meer dan gewo ne belangstelling naar het historische Spanjaardsgat, tussen de Granaat- en de Duiventoren. Tegenwoordig houden in deze grimmige bouwwer ken de K.M.A.-cadetten hun gods dienstoefeningen. Het kasteel is inmiddels van poli tieke en militaire stormen steeds een centraal punt geweest. Het om streeks 1527 in fraaie laiiaanse re- naissanee-stijl neergezette bouwwerk heeft in de loop der eeuwen vele gro ten binnen de muren gezien. Keizer Karei V en zijn zoon, koning Phi lips II logeerden er. Voorts Karei II van Engeland. Daartussenin voerden er de mannen van de centrale reken kamer de administratie van de uit gestrekte bezittingen van de Nassau's Het was tevens een trefpunt van kun stenaars. Vooral Hendrik III Rei- nier van Chalons, die Nassau met Oranje verbond, droegen daartoe veel bij. Tegenwoordig verblijven er de toe komstige beroepsofficieren van de Nederlandse krijgsmacht. Het is voor een deel te bezichtigen, maar slechts op bepaalde tijden en na schriftelijke aanvraag. De stad zelf biedt, zoals gezegd even eens veel boeiends. De trots is zonder twijfel, naast het Kasteel de Grote Kerk. 15e eeuws, van zuivere Bra bantse gothiek. Men heeft er van 1400 tot 1548 aan gewerkt. De 97 meter hoge toren is een der fraaiste van ons land en herbergt een bei aard van 45 klokken. De kerk is te vens een mausoleum, omdat verschil lende Nassau's en Oranjes hier be- Doorkijkje op de 97 meter hoge toren graven zijn. Beroemd is de tombe van de Bredase Grote Kerk. van Engelbrecht H van Nassau. Een van Italiaans albast gemaakt praal- v, graf, met het beeld van de graaf. Verder liggen in deze kerk de gra- het primaire getuigenis van de ver ven Engelbrecht I en Jan van Pola- bondenheid van de stad met het Huis nen I begraven. Hun aanwezigheid is van Oranje. Iedereen in Diest weet dat er in de grote kerk op de Markt een prins van Oranje begraven ligt. Ze weten wel niet allemaal precies welke Oran je het is, maar ze brengen U zonder mankeren naar zijn graf op het hoog koor van de St. Sulpiciuskerk. Daar, op de voornaamste plaats in de kerk, ligt de grafzerk. De in steen gebeitelde letters zijn bijna wegge sleten door de vele voeten, die er in de loop der eeuwen overheen zijn ge lopen. Maar nog kan men duidelijk lezen, dat hier begraven ligt: Philips Willem van Oranje, heer van Breda en baanderheer van Diest. In Diest weet jong en oud van die band met de Oranjes. Als op de scholen tijdens de geschiedenisles ons vorstenhuis ter sprake komt, maakt elke onder wijzer er meteen een aanschouwelijke les van. Aan het hoofd van zijn klas wandelt hij van de grote kerk naar het Refugiehuis, en van de Warande naar de St. Janskerk. Eindhoven-Leuven-Brussel. Aan die belangrijke weg, precies halver wege Eindhoven en de Belgische hoofdstad, m Belgisch Brabant, ligt Diest. U kunt het niet missen, al pro beert een moderne rondweg U om het grootste deel van Diest heen te lei den. Het is niet alleen veel interres- santer, maar zelfs korter om dwars door de oude stad heen de Leuvense; baan op te zoeken. De weg voert dan over de Grote Markt, het hart van de ze oude stad; men komt in de Leu vensestraat en passant langs „D'n Elysee". Het is een café-dancing, zoals wij die in ons land eigenlijk niet kennen; het Diester Gildebier stroomt er Vrijelijk. De „Elysee" heeft een grote bijzonderheid. Het is namelijk het stamcafé van veel parachutisten die bij Diest hun opleiding krijgen. Waar eens de soldaten van de Bredase Nas sau's gelegerd waren, daar springen nu bijna dagelijks parachutisten; in de smalle, kronkelende straten waar eens de soldaten van Nederlandse graven vertier zochten, daar klinkt nu regelmatig het gezang van de ro de baretten. Diest is er aan gewend soldaten binnen de stadswallen te hebben en men kijkt er niet meer naar om. In de „Elysee" zijn ze kind aan huis. De matrone noemen ze „mammie" en aan de wanden hangen tientallen foto's van afgezwaaide col lega's in vol ornaat. „Als ge para's wilt zien springen, dan moet ge de berg op in de richting Schaffen. Daar vallen ze bijkans elke dag met bosjes uit de wolken. Hij kan er U meer van vertellen". De man wijst naar een militair, die drie barkrukken verder op over de comptoir hangt. En ter wijl hij met „mammie" praat, wrijft hij gedachtenloos met het grootste bewijsstuk over de schone tapkast: zijn rode baret. De Nederlander die in „D'n Elysee" binnenstapt wordt prompt als zo danig herkend. Maar in het luide „Aha, ene .Ollander" schuilt geen greintje spot. Ze praten er graag met hun noorderburen. Ze willen U alles vertellen wat ze weten over de Oran jes en Diest, al verontschuldigen zij zich meermalen niet het fijne van de zaken te weten. Men moet ze dan ook niet vragen wanneer de aldaar begraven Oranjetelg precies gestor ven is, of wanneer Diest nu feitelijk bij de toch al niet geringe bezittingen van de Nassau's kwam. 1831, het jaar waarin de Belgen Leopold op de troon zetten, is geen factor die het gesprek remt. Andere remmingen zijn nauwelijks serieus te noemen, maar niettemin oordelen veel Belgen de Nederlanders daarnaar. De ober-kelner durft het in vertrou wen wel te vertellen. „Kijk eens, me- nier, de meeste 'Ollanders kunnen zo verwaand doen, hé Ze lachen stiekum om onze taal en ze beschou wen het Vlaams als een grappig dia lect. En bovendien, menier, maar da's zuiver persoonlijk, voorbijziend aan het feit dat ze niet zo best voet ballen, zijn de meeste 'Ollanders ook zo zuinig!" Om met betrekking daartoe wat con crete feiten te stellen: Graaf Engel brecht H van Nassau-Breda ruilde de heerlijkheid Diest met de bijbehorende dorpen, goederen en rechten tegen de helft van Millen, Gangelt en Vught. Dat ruiltje kwam in 1499 tot stand. Graaf Hendrik IH van Nassau zag wel iets in het bezit en hij liet er omstreeks 1515 een stevige burcht neerzetten. Daar stierf in 1521 zijn tweede echtgenote Claude van Che- lon. Voordat zij in de St. Janskerk begra ven werd, kwam Keizer Karei V haar persoonlijk de laatste eer bewijzen. In 1602 werd Philips Willem van Oranje als baanderheer van Diest in gehuldigd. Overigens is dat „baan derheer" (of bannerheer) de aandui ding voor edelen, die, als teken van hun zelfstandigheid, een eigen ba nier mochten vieren. Deze Philips Willem, de oudste zoon van Willem de Zwijger, betrok in Diest het Hof van Nassau op de Graanmarkt en aan hem vooral heeft Diest veel te dan ken, zowel, de toenmalige bewoners als de huidige generatie. Hij bevor derde namelijk het onderwijs en voor het nageslacht liet hij een schat aan kunstschatten na. Hij verrijkte de kerken van Diest met fraaie ramen en kunstvoorwerpen. Op 20 februari 1618 overleed hij te Brussel, maar de kerk begraven werd. in het hoogkoor van de St. Sulpicius- Diestenaren zagen erop toe, dat hij Diest leeft weliswaar niet in, maar wel mét het verleden en de Dies tenaren zijn terecht trots op wat ze wel eens noemen „hun openlucht museum". Want onder die Brabantse lucht, gevleid tussen zacht glooiende heuvels, ligt een groot aantal zeer bezienswaardige bouwsels: het Be gijnenhof, de Lakenhal (1346), de oude Kruisherenkerk, de vele oude gevels, en niet te vergeten de Waran- De Nassau's werkten krachtig aan de verdedigingswerken van Diest In de oude wallen van de stad vindt men nog deze stevige Schaffense Poort. Niemand kwam hier zo-maar bin nen

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 7