Australië-rjjk land, maar het moet vechten voor zijn markten Aan vakbekwaamheid van de r - i immigrant hoge eisen gesteld i; Australië onderweg (V) Industrie is sterk in opkomst Leerlinggenstelsel Kwestie van moeten Hoge eisen voor vakbekwaamheid CIJFERS OVER A.0.W, PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT MAANDAG 19 AUGUSTUS 196S Italië, begint zyn tweede oorlog tegen de vliegen. De eerste werd gestreden door Benito Mussolini, „en hij ver loor", zoals de Italiaanse volksmond zegt. De tweede oorlog is de Italiaanse vlieg verklaard door de geleerden van het instituut voor parasitologie van de universiteit van Rome. Hun wapen is een chemisch preparaat dat de vlieg zijn vruchtbaarheid en vermogen tot vermeerderen ontneemt. Het preparaat, „Aphoxide", is ontwik keld onder leiding van de directeur van het instituut, prof. Guiseppe Sacca. Aan het eind van deze maand zullen de geleerden hun theorieën aan de praktijk gaan toetsen. Ze hebben daarvoor uitgekozen het dorp Bassiano ten zuiden van Ro me, en hebben er drie maanden voor uitgetrokken. Rondom Bassiano zal eetwaar dat de vliegen graag hebben met „Aphoxi de" worden gedoseerd. Het prepa raat is ongevaarlijk voor de mens en andere dieren dan vliegen. Volgens Sacca zal de vlieg die „Apho xide" heeft binnengekregen de daar uit voortvloeiende steriliteit doorge ven aan andere vliegen. Die zullen dan een natuurlijke dood sterven, maar geen nakomelingschap ach terlaten om mens en dier van Bas siano het leven zuur te maken. (Vart onze speciale verslaggever Link van Bruggen) ^ustralië is niet een land, maar een werelddeel, waarvan de economische ontwikkeling zich nog slechts in de beginfase bevindt. Dank zij de grote mineralenrijkdom onder meer ijzer, koper, lood, uranium en bauxiet kan van een grote toekomst worden gesproken. Terwijl het levenspeil al bijna zo hoog is als in de Verenigde Staten, moet het huidige stadium van de twintigste eeuw worden vergeleken met dat van Canada zo'n twintig, dertig jaar geleden. Dit althans is de mening van insiders, die de buitenlandse investeringsmogelijkheden in Au stralië hebben bestudeerd. Hoewel Australië een overwegend agrarisch land is, en de economie voornamelijk drijft op de export van landbouwprodukten (80 procent van de totale uitvoer)is de industrie sinds de tweede wereldoorlog niette min sterk gegroeid. In 1939 waren er 565.000 arbeidskrachten in de in dustrie werkzaam; op het ogenblik al meer dan 1,3 miljoen. Tussen 1950 en 1960 nam het aantal fabrie ken van 43.000 tot 57.000 toe, terwijl in diezelfde periode de industriële produktie zich verdubbelde. Ten dienste van een evenwichtig beeld moet er echter wel op gewezen worden dat de expansie- en met na me de exportmogelijkheden van de Australische industrie door de aard van het land natuurlijke begrenzin gen hebben. Door zijn bodemgesteld heid, zijn klimaat en zijn geringe be volkingsdichtheid zal Australië voor wat betreft zijn export nog geruime tijd goeddeels aangewezen blijven op traditionele agrarische produkten, zoals wol (30 procent van het we reldaanbod), granen, vlees en zuivel- produkten. Een vergroting van de uitvoer van grondstoffen, halffabrikaten en niet-arbeidsintensieve eindfabrikaten is zeker te verwachten, doch niet één van arbeidsintensieve produkten. Hiervoor is het levens- en kostenpeil te hoog, met andere woorden: het zal moeilijk zijn te concurreren met het Japanse of het Chinese fabrikaat, waar nogal wat arbeid in geïnves teerd wordt. Dat de Verenigde Sta ten, die een nóg hoger welvaartspeil hebben, wel op de wereldmarkten kunnen concurreren, is een gevolg van massaproduktie op zeer grote schaal, waar Australië voorlopig nog niet aan toe is. De nieuwe afzetgebieden, welke Australië hard bezig is te explore ren, zijn Azië, de Verenigde Staten en Europa. Het gaat hierbij om de export van die goederen, waarin de voordelen van goedkope grondstoffen zijn verwerkt, om exclusieve fabri katen, zomede om de plaatsing van produkten tegen de additionele kost prijs. Japan en China zijn op deze gebieden reeds grote afnemers. Pe king koopt zelfs het grootste deel van de Australische wolopbrengst Door Barend Zwerfmans De minister van financiën heeft de uit gifte voor 1964 van landbouwbedrijven in oostelijk Flevoland vastgesteld op 104 bedrijven met een gezamenlijke op pervlakte van 3435 ha. Hierin zijn begrepen 73 gemengde en akkerbouwbedrijven van het oorspron kelijke aantal van 200 bedrijven dat in 1963 zou worden uitgegeven. In verband met de ontstane achterstand in de bouw van woningen en bedrijfsgebouwen kon den dit jaar slechts 127 bedrijven wor den uitgegeven. Van de uitgifte in 1964 zullen vier bedrijven in eigen be heer en exploitatie genomen worden. Het resterende deel (100) zal aan par ticulieren worden toegewezen, waarvan 62 in pacht en 38 in erfpacht. Een nieuwe oproep voor gegadigden zal niet worden gedaan. Er zal een keuze worden gemaakt uit de gegadigden die in 1963 al naar een bedrijf hadden ge solliciteerd. Zo mogelijk zullen in het voorjaar van 1964 de pachters en erf pachters van deze uitgifte worden aan gewezen. de staten, welker besluiten en uit spraken wettelijk bindend zijn. Ie dere volwassen werknemer moet ten minste het minimumbasisloon ont vangen. Voor de hoofdsteden der zes staten bedraagt dit basisloon gemid deld £14.08.00 per week, of ruim 115,Werkende vrouwen krijgen ongeveer 75 procent van het. salaris der mannen. Extra betaling, de zogenaamde diffe rentiatie, is voorgeschreven voor werknemers in beroepen, waarvoor vakkennis is vereist. Het bedrag van deze differentiatie wordt bepaald door het vak, dat wordt uitgeoefend, zomede door de graad van vakken nis. Zo ontvangt een bankwerker 156,40 per week, een gereedschapsmaker 168,een metselaar 178,een timmerman 181,30, een loodgieter 182,76, een landarbeider tussen de 130,en 135,een slager 155,80 en een schoenmaker 151,20. De voorgeschreven lonen zijn minimumlonen. De werkgevers mogen meer betalen en doen dit ook vaak. De inkomstenbelasting en de sociale bijdragen dragen een progressief ka rakter. Iemand, die een hoog inko men heeft, betaalt veel; een laag in komen wordt slechts matig belast. Duidelijk is dat de hierboven gedane men purperreigers overtrekken, van er gens neerstrijken of verongelukken hoort men praktisch nooit, zodat de vo gels zelfs voor vele Zeeuwse vogellief hebbers onbekend zal zijn. Zo goed en kwaad als het ging maakten we een schetsje van de kop, waarin de zwarte voorhoofdkuif, de donkerbruine voort zetting en van de lichtbruine nekveer- tjes goed uitkomen. Dank zij de welwil lendheid van de heer Van Dijke te Nisse waren we in de gelegenheid de schets ter plaatse te maken. Augustus is dus ook een der eerste maanden van de trek, de verplaatsingen over grote afstand van de vogels. Niet alleen de mensen doen er aan mee. Een van de zoogdieren, die zich veel (en dan meest 's nachts) verplaatsen, zjj het over korter afstanden is de egel. drijf. In deze instructie worden al leen vakopleidingen, die door Beme- tel, het Leerlingstelsel voor Amster dam C.O. en de V.A.M. (eerste en tweede monteur) zijn gegeven, ac ceptabel geacht voor het afgeven van een zogenaamde vakerkenning. Een vakopleiding, welke niet onder toezicht van deze organisaties heeft plaatsgevonden, doch zonder meer in het bedrijf werd gevolgd, wordt in de praktijk echter ook erkend. Een Een ander punt, dat de nodige aan dacht dient te krijgen, is het leerlingenstelsel, dat in Australië al gemeen is ingevoerd. De periode van het leerlingschap is gewoonlijk vier of vijf jaar. Bij vakken, waarvoor de leerlingen verplicht zijn geduren de zekere perioden een technische schoolopleiding te volgen, geeft de werkgever hiervoor gewoonlijk vrij af met vol loon. In sommige staten echter moet de leerling gedeeltelijk in z'n eigen tijd een cursus volgen. AI naar gelang het betrokken vak vereist een cursus van vier tot acht uur per week gedurende drie tot vijf jaar. In plattelandsgebieden, waar feen technische scholen kunnen wor- en bezocht, worden corresponden- tielessen gevolgd. Het loon van een leerling wordt be rekend als een percentage van het basisloon, of van het loon van een vakman. Dit percentage loopt nogal uiteen, maar hier is een voorbeeld van de toepassing van de industriële besluiten van de metaalhandel voor een leerlingschap van vijf jaar: eer ste jaar 41 procent van het basis loon voor volwassenen, tweede jaar 531/2 procent, derde jaar 61l/2 pro cent, vierde jaar 921/2 procent en vijfde jaar 100 procent plus £1.16.00. loongrens niets zegt van de koop kracht van het Australische pond en van het kostenpeil. In het alge meen kan echter gesteld worden dat zowel de geschoolde als de onge schoolde werknemer in Australië meer kan doen en beter kan leven dan in Nederland. Er zijn nog speciale tarieven voor overwerk (boven de veertig uren dus, die men per week geacht wordt te werken), voor arbeid tijdens de weekends en op feestdagen. Voor ploegenwerk zijn eveneens extra be talingen vastgesteld, welke gewoon lijk uiteenlopen van 10 tot 25 pro cent. In gevallen, waar betaling voor stukwerk is toegestaan, moet het ta rief gewoonlijk zo hoog zijn dat een werknemer van gemiddelde be kwaamheid tenminste 10 procent meer dan het normale loon ontvangt. onderscheid wordt voorts gemaakt tussen arbeiders, die een vakoplei ding vóór het bereiken van de 23- jarige leeftijd hebben gevolgd, en ar beiders, die geen vakopleiding heb ben genoten, maar gedurende zes jaar als vakman hebben gewerkt en als zodanig zijn beloond. De laatste categorie dient namelijk een vak- proef te ondergaan. Zaak is dat de man, die naar Austra lië wil emigreren, zich op het punt van de vakerkenning uitvoerig laat voorlichten. Teleurstellingen die er in vele gevallen zijn geweest kunnen hierdoor worden voorkomen. In de Noordfranse stad Rijssel konden dezer dagen de aardappelen van de straat worden opgeraapt. Honderden vrouwen ver drongen zich op het grootste plein, waar de monstrerende boeren vijf ton aardappelen hadden gestort uit protest tegen de lage prijzen. De boeren stelden nog vijf ton beschikbaar voor ouden van dagen. Voor vijf kilo aardappelen zouden de boeren, naar hun zeggen, een bedrag hebben gekre gen dat gelijk staat met drie sigaretten. In 1963 zal de jaaruitkering 2414, bedragen en niet 2450,In 1959 be taalde een gepensioneerde, die naast zijn A.O.W een bedrijfspensioen van 1424,genoot, 41,aan inkomsten belasting. In 1963 betaalt een gepen sioneerde met hetzelfde bedrijfspen sioen 79,inkomstenbelasting. Van vermindering van belastingdruk was dus geen sprake Onder het laatste kabinet Drees is de belasting van de werknemers met een inkomen van 5000,(gehuwden ta rief) verlaagd van 508,— tot 465, De verlaging in de daaraan vooraf gaande 4 jaar bedroeg voor deze groep 115,per jaar. Het kabinet de Quay verlaagde de belas ting voor deze groep van 465,tot 358,—. Uit bovenstaande blijkt m.i. duidelijk dat van een reële koopkrachtvermeer dering voor de kleine man geen sprake is geweest en dat m.n. de A.O.W-er niet gebaat is met belastingverlaging, doch met een werkelijk flinke verho ging van de A.O.W .-uitkering. Ik hoop mijnheer X, dat U in den ver volge eerst beter informeert; dan kan U uw ingezonden stukken voortaan on dertekenen. H. Gillissen. Middelburg, Nederstr. 1 c. het misschien de g'ewoonte om te zeggen wij lope. Hier in Zeeland (en verder in het grootste deel van het Nederlandse taalgebied) spreekt men die n daar wel degelijk uit; geschiedkundig en zelfs fonetisch is het dus onverantwoord deze n weg te laten. Toch willen de heren het Over het woord deur hebben ze het ook niet, hoewel de eu beslist anders uitge sproken wordt dan in reuk; eigenlijk moesten ze dus dur schrijven, maar hun aangeboren neiging tot inconsequentie belet hen dat! 2. NIET-NEDERLANDSE WOORDEN Die spellen de heren ook zoals men ze uitspreekt. Wat moeten we daarvan zeggen a. Franse woorden. Deze worden al heel vaak vernederlandst geschreven: entoe- siasme, krant, konsekwent enz. Maar ook antoeraazje? b. Duitse woorden. Deze worden meest al letterlijk vertaald in het Nederlands gebruikt, weinig worden ze „Duits" ge laten. Dat is niet erg, daar Nederlands en Duits sterk aan elkaar verwant zijn. Hoewel men het overnemen van Duitse woorden véél erger vindt dan dat van Franse of Engelse woorden. Dat is jam mer! c. Engelse woorden. Deze worden de laatste jaren ontstellend en verbijsterend veel en vaak gebruikt. De uitspraak van Engelse woorden is ontzettend inconse quent: de uitgang -ough kan op acht wijzen uitgesproken worden Thans zo ook in ons land Ze wor den dus nooit vernederlandst: geen men- nedzjur, dzjoekboks en plenning. Genoemde heren schrijven dus wél men- nudzjur enzHet wordt dus een hoogst bespottelijke zaak, maar ergens hebben ze toch wel gelijk. Want schrij ven we ook niet produktie met een k, wat evenmin Frans is als mennudzjur Engels. Consequent zou het dus zeer wel zijn Maar dat woord kennen de heren niet. De door genoemde commissie voorge stane spelling verwerpen we dus. Dat wil niet zeggen, dat ondergetekende geen afdoende spellingshervorming voor zou staan, die maar weinig om het lijf heeft: weg met de C, Q, X en Y! Maar en hier komen we op een voornaam puntdit betreft alleen- niet oorspron kelijk Nederlandse woorden, want in zuiver Nederlands komen genoemde me deklinkers niet voor. Een rechtgeaard Nederlander gebruikt deze woorden niet, dus komen déze spellingsmoeilijkheden niet meer voor. Maar hier schort het bij ons meestentijds aan. We veramerikani seren op een reuzemanier, schrijven de ficit voor tekort, loudspeaker voor luid spreker enz. enz. Met andere woorden: laten we niet over de spelling zaniken, dat is eigenlijk niet zo belangrijk. Wat wél belangrijk is, zien we over het hoofd. Niet over hoe we schrijven, maar wat we schrijven moeten we het hebben, niet of we loudspeaker dan wel lautspiekur zullen schrijven, maar of we loudspeaker dan wel luidspreker schrijven, daar gaat het om!! Ontkent U dat, dan wordt mijn geliefde moedertaal uw stiefmoeder- taal St.-Laurens. H. E. C. Lefèvre. Noordweg 159. Het is begrijpelijk dat veel immi granten, die in het land van her komst als vakman werken, niet al tijd blijken te voldoen aan de Austra lische voorwaarden voor erkenning als vakman, omdat de vakopleiding onder zeer streng overheidstoezicht staat. Door de Australische minister van arbeid werd in 1951 een com missie benoemd met de opdracht in verschillende emigratielanden een onderzoek in te stellen naar de vak opleiding en de graad van het vak manschap in Europa. Deze commis sie, die onder leiding stond van de heer E. P- Eltham, bracht van 17 de cember 1951 tot 5 januari 1952 een bezoek aan Nederland, waarbij o.m. ambachtsscholen en bedrijven werden bezocht. Na terugkeer in Australië bracht de heer Eltham en zijn medewerkers een uitgebreid rapport uit, dat in ambtelijke kringen bekend staat als het zogenaamde Eltham-rapport. Een van de belangrijkste punten was wel dat de herscho'lingscursussen in de rijkswerkplaatsen verworpen werden als basis van vergelijking met de Au stralische opleiding tot vakman. Naar aanleiding van het Eltham- rapport heeft Canberra in 1954 een instructie doen uitgaan ten dienste van de selectie van vaklieden in de diverse takken van het metaalbe Met verbijstering heb ik de Kantlijn van 13 augustus in de P.Z.C. gelezen, waar van een geheel nieuwe spelling van onze moedertaal sprake is. Verbijsterend, want de heren van die commissie willen iets invoeren, dat met de geschiedkun dige, logische, consequente en nog an dere spellingsregels in strijd is. 1. ZUIVER NEDERLANDSE WOOR DEN Genoemde heren staan dus i.h.a. een lou ter fonetische spelling voor. Daar is wat voor te zeggen. Ten slotte is het schrift een weergeving op papier van wat wij zeggen (Grieks fonè is geluid, vandaar fonetisch). Nu is het echter zo, dat er in Nederland de eeuwen door niet altijd precies dezelfde taal gesproken is; de uitspraak is zeker wat veranderd. Zo doende is de spelling van bv. het jaar 1300 anders dan nu. Maar ook omdat toentertijd iedereen een eigen spelling had; bovendien schreef iedere streek in zijn dialect. Uit al deze spellingen in ruimte en tijd onderling verschillend is het Nederlands van 1963 ontstaan. Verschillende thans niet meer voor komende gevallen zijn blijven hangen: wetenschappelijk bv. Genoemde heren willen dit veranderen, zelfs medeklinkers. Maar ze doen dat hier zus en daar zo, volkomen onstelsel matig en inconsequent: het woord een schrijven ze als un: een stomme e wordt dus een u. Ja, dat dacht U, zo niet in deze. Wel in het, dat wordt ut. O ja? De heren schrijven het echter ook als het en ut, dus op drie manieren. Moeten we zó uit de huidige spellingsjanboel geraken? Wilt U nog iets bespottelijks? Hier dan: de heren schrijven weten- schappeleke, de ij wordt dus hier een stomme e, die we zagen het reeds op twee manieren geschreven kan wor den Het meervond van leek wordt leke, maar men spreekt dat heel anders uit dan wetenschappeleke! Handig, nietwaar? We bezitten ook nog het fraaie woord namelijk; de ij wordt hier niet door een stomme e vervan gen, maar door een ,i; terwijl de he ren elders beweren, dat die gerust als di geschreven kan worden, want één i spre ken we als een ie uit. We krijgen dus iets als nameliek Helemaal treurig wordt het, als men schrijft: de op een hoog peil staande peilenschieter uit Houwerzeil kwam met zijn zeilschip een bei en een Beier in de Groningse en Friese zeilen tegen (zijl is sluis, pijl is niet peil enz.). In plaats dat de heren nu een „wetenschappelijke" en stelsel matige spelling invoeren ze beweren toch zulks? -maken ze de heersende ellende en onzekerheid nog groter Verder: sneeuw spreekt men uit als sniw (de korte i wat langer aanhouden, a.u. b.)zo spreekt men heer uit als hir (de zelfde opmerking)de genoemde heren schrijven deze woorden als heer (dus niet fonetisch, wat ze wel beweren) en sneeuw Wat ook helemaal niet klopt, is, dat de heren willen schrijven hij vint; welk werkwoord is dit? Wel, het woord vinnen; of moet het vinten zijn! In achterbuurten in de randstad Holland en op overige minder fraaie plaatsen is In tegenstelling, m'neer X, tot uw (overi gens met genoegen gelezen) reactie in de P Z.C. van 10 aug. 1963 op mijn ingezonden stukje betreffende de deel name van de V.V.D. aan de regering zou ik onderstaand graag in uw her innering willen oproepen. Ie. dat de V.V.D. nooit heeft staan dringen om de positie van de bejaarden grondig te verbeteren. Altijd was de be perking van de overheidsuitgaven het idool. De pas afgetreden leider van de V.V.D., mr. Oud, heeft hiervoor in het steenrijke Nederland van voor de oor log als minister van financiën ruimschoots de gelegenheid gehad! 2e. dat het de toenmalige minister van sociale zaken, de socialist Drees is ge weest, die voor het eerst een recht voor de bejaarden heeft geshapen in het arme naoorlogse Nederland met proef. Lieftink (P.v.d.A.) op financiën met een basisuitkering van niet 9,mijn heer X-, doch het dubbele ofwel 18, per week. Niet voor niets noemden de bejaarden hem „Vader Drees". 3e. dat de P.v.d.A. al ruim twee jaar geleden bij de behandeling van de be groting van sociale zaken, bij monde van Berger, heeft aangedrongen op een drastische verhoging van de A.O.W.- uitkering met 50 Het antwoord van de regering was, dat eerste een S.E.R.- rapport moest worden afgewacht en daar wachten ze nog op! 4e. dat bij de laatste kabinetsformatie wederom duidelijk is gebleken dat o.a. de bejaarden werkelijk de vergeten groep zijn, want verhoging van de A.O.W.-uitkering (m.n. uit de algemene middelen) heeft volgens de woordvoer der van de V.V.D. mr. Geertsema, een lage prioriteit. Tegen de komende verkiezingen (over 4 jaar?), zal er misschien wel iets uit de bus komen. En wat te denken van de houding van de V.V.D. met betrekking tot de waar devastheid van de overheidspensioenen? Vandaar mijnheer X mijn wantrouwen met betrekking tot de sociale gezind heid van dit kabinet. M. P. van Splunter. Roggeveenstraat 10, Middelburg.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 10