Nederlandse orgelkenners vastgeroest in principes NIEUWE MOGELIJKHEDEN VOOR DE STUDIE IN DE THEOLOGIE s.o.s. Op grote instrumenten kansje voor romantiek vcm NIEUWS VAN OVERAL zaterdagnummer Deenser dan de Denen Sybrand Jurgen Zachariassen: Zaterdag 17 augustus 1963 Aan de Valkenisseweg in Rïlland- Bath staat sinds 1957 een nieuwe gereformeerde kerk met ruim ZOO zitplaatsen. Een bedehuis, dat in het zich snel uitbreidende Rilland een royaal karakter heeft gekre gen. Asymmetrisch van opzet heeft het gebouw daar tegenover de be graafplaats een treffende symbo liek meegekregen in de keuze van de tekst „Ik ben de opstanding en het leven..." Aanvankelijk was er in de gemeente nogal wat be zwaar tegen de situering van het nieuwe gebouw. Maar later bleek de kerk op een geschikt punt van de grond te komen: aan de rand van een nieuw uitbreidingsplan. Marcussen Son, Orgelbyggeri, Aabenraa Grundlagt 1806", staat op het briefpapier van Mar cussen en Zoonorgelmakers in het Deense Aabenraa. Dat „opge richt in 1806" lijkt een beetje op timistisch, want Jürgen Marcus sen, begonnen in een meubelma kerij in Westersattrup, kreeg pas in 1811 van de koning zijn con cessie. Maar goed, het eerste orgel kwam in 1806 klaar en dat was voor het tegenwoordige bedrijf voldoende om in 1956 fleurig het 150-jarig bestaan te vieren. In 1830 volgde de verhuizing naar Aabenraa. Het binnenhof, dat toen voor vestiging geschikt werd gevonden, bezit nog altijd de romantiek uit die periode, al groeide de orgelmake rij, later, in 1902, gekocht door Johannes Lassen Zachariassen, als kool. Sybrand Zachariassen, de opvolger van Johannes Lassen, stimuleerde die groei bijzonder sterk. Bovendien bezorgde hij Marcussen en Zoon wereldfaam. Hij was namelijk de man, die de gedachten van de Nieuwe Orgel beweging consequent doorvoerde, zelf prachtige orgels schiep en als wegbereider optrad voor vele or gelbouwers in Europa en daarbui ten. Ook Nederland oriënteerde zich Deens, zodanig, dat het op het ogenblik Deenser is dan de Denen. Eén van onze medewer kers, de eerste Nederlandse ver slaggever die bij de firma aan huis kwam, vroeg Sybrand Jür gen Zachariassen, de tegenwoor dige directeur, wat hij daarvan dacht. Het antwoordt vindt U in bijgaand artikel. Marcussen bouwde in Nederland orgels voor onder meer de NCRV, de Rotter damse Sint Laurenskerkde doopsgezinde kerk van Groningen dijk, de kerk van Nagéle, de dopsgezinde kerk van Groningen en de Nicolai-kerk van Utrecht, terwijl voor de Rotterdamse Lau renskerk nog twee het grootste krijgt negentig stemmen be stellingen liggen. Ook komen er Marcussen-orgels in Den Haag en Zierikzee. Eén van de meest spectaculaire bezigheden van de Denen in Nederland was de res tauratie van het grote Bavo-orgel in Haarlem. vindt directeur Zachariassen. „Wan neer een kerkbestuur over een nieuw orgel gaat praten, moet het ook ta melijk gauw resultaten zien van dat fesprek. Vandaar dat we weinig oen om de export op te vijzelen. Hier in Denemarken is werk zat. Bovendien houden we er een paar typische idealen op na: als wij het goed doen, wat wel blijkt, moet toch eerst de eigen omgeving er van pro fiteren. Niet dat we resoluut de boot af houden. We gaan alleen niet de boer op. Misschien kunnen we op die manier tot wat redelijker lever tijden komen". Het is eigenaardig, maar bij Mar cussen maakt men niet zoveel ophef van buitenlandse hoogstand jes. Over het Utrechtse Nicolai-orgel („eerst was de winddruk, op ver zoek, veel te hoog; nu zit het goed, terwijl ook de tijd wat gaat meewer ken") praat men er wel graag en een foto van het Sweelinckorgel hangt aan de muur, doch het eerste is: „Ga eens naar Sonderborg naar de kerk hiernaast in Aabenraa, (Van een onzer medewerkers) J^at is mijn vader U kent hem welSybrand Jürgen Za- chariassen, een rijzige jongeman van rond de dertig, wijst met een gebaar van eerbied van toewijding naar het portret rechts van het bureau. „Mijn vader was de eerste in Scandinavië, die niet alleen pal achter de ideeën van de Nieuwe Orgelbeweging stond, maar er ook de consequenties uit trok. In Duitsland werd een zwa re boom opgezet hier ging men aan de slag. Ik ben er trots op, dat in dit huis, in deze kamer, een mijlpaal werd geslagen langs de weg, die de Deense, de Scandinavische, de Europese orgelbouw ging Dat zegt Sybrand Jürgen Zachariassen, werktuigbouwkundig ingenieur, de man, die staal verkoos boven hout en orgelmetaal, maar die via een omweg toch weer bij dat hout en dat orgelmetaal terechtkwam. „Vader wilde niet dat ik in het vak ging. Zelf had ik er ook weinig zin in. Het bedrijf is vrij groot. Wij werken met z'n zestigen. Een hoop drukte met het personeel. U kent dat wel. Je kunt beter vrij zijn, dacht ik. Later zei vader: Kom toch deze kant maar op. Er zit wel brood inZo kwam Sybrand Jürgen Zachariassen in Aabenraa een geslepen kiezel in een gouden ring naast de grote Sybrand Zachariassen te staan, drie jaar voor de dood van zijn vader. Toen Sybrand Zachariassen de ogen sloot, legden zijn mensen de laatste hand aan de restauratie van het grote Bavo-orgel in Haarlem. Sybrand Zachariassen voor vijfentwintig procent Fries, want zijn groot moeder was een De Vries en kwam uit Woudsend werd betreurd door velen. Op het internationale orgelimprovisatieconcours in Haarlem, het eerste na de restauratie, was het thema, gemaakt door de Franse organiste Marie Claire Alain, geïnspireerd op zijn naam. Hij leek onvervangbaar. Maar wie is onvervangbaar? Nu zit zoon Sybrand Jürgen in het pijnlijk netjes op geruimde, perfect betimmerde privé-kantoor de firma Marcussen en Zoon te bestieren. Hij doet het met zwier. Hij doet het bescheiden. „Natuurlijk, ik ben nog maar jong....", zegt hij, wanneer een principiële uitspraak moet val len. Niettemin valt die uitspraak dan, beslist, vrij van tactisch gema noeuvreer. Het gaan naar Aabenraa heeft voor de orgelliefhebber iets weg van een gepassioneerde „voetreis naar Ro me". Hij begeeft zich naar een soort „bron van alle goeds", naar de ba kermat van het barok-orgel nieu we stijl. Wanneer hij in de nauwe, drukke Storegade voor het onaan zienlijke poortje, een gat in de muur, staat, koestert hij die romantische, overtrokken gevoelens, wellicht nog en in het binnenhof bruist de histo rie, de romantiek hem tegemoet. Oude, begroeide gevels rijzen rond hem op, het prille geluid van een orgelpijp klinkt ijl in de plotseling gevallen stilte en door de open deur ontwaart hij de kas van wat hij een Sweelinck-orgel zou noemen. Wat steekt achter een beetje idealiseren, wat verwerpelijks is er aan het te rugvinden van een droombeeld? Niets immers, mits men op een ge geven ogenblik maar doorkrijgt, dat een droombeeld de werkelijkheid ra dicaal buiten beschouwing laat. In Aabenraa, in het kantoor op de eerste verdieping van Storegade 24, helpt men de romanticus, de idea list handig van waandenkbeelden af. Voorzichtig beleefd doch resoluut worden de lijnen recht getrokken. Marcussen en Zoon voelt niet voor aanvallige verlakkerij. Het bedrijf le vert de boterhammen voor zestig mensen (één Nederlander, de zoon van orgelkenner dr. H. L. Ousso- ren uit Wassenaar). Dat staat num mer één. Het wenst verder gezond werk te leveren. Gezond en steriel is echter niet hetzelfde. Ook wil het de toon in de orgelbouw mee blij ven aangeven. Op dat punt evenmin illusies. „Wij zitten in de top. De orgelmensen kibbelen daar al niet meer over. Uw dr. Vente zette het zwart op wit. Hoger klimmen dan de top gaat niet. Voor ons dus al leen proberen onze positie te hand haven. Andere orgelbouwers, die van enig belang willen zijn, komen ons opzij. Logisch en gelukkig eigenlijk. Het zich „Deense" oriënteren van goede collega's streelt ons eerder dan dat het ons pijn doet. Maar wees gerust: wij voelen de verplichtingen, die vooral vader ons oplegde aan ons zal het niet liggen, alleen, wij zullen het misschien wel eens an ders doen dan de Nederlanders leuk vinden Weer is het oordeel van Sybrand Jürgen Zachariassen mild, mild met scherpe randjes „Werkelijk, wij, de Nederlanders en de Denen, staan op het gebied van de orgelbouw het dichtst bij elkaar. Onze ideeën lopen een heel stuk parallel, maar wanneer wij er al over denken af te slaan, zetten de Nederlanders nog stug door. In Nederland is het enthousias me voor het orgel enorm. Concour sen, bespelingen, groot publiek. Wij staan er van te staren. En dan denk ik niet alleen aan de orgel commissie van de Nederlandse Her vormde Kerk, die van wanten weet en bijzonder scherp slijpt. Nee, elke Nederlandse orgelkenner wil precies zo en niet anders. Het woord „ro mantiek" klinkt hem als een vloek in de oren. Neem nu bijvoorbeeld de deurtjes die wij voor het borst- werk maken en mechanisch van het pedaal af gesloten kunnen worden. Zij temperen de klank. Uitstekend voor begeleidingen en zo. In Neder land hoef je er niet mee aan te ko men je wordt er finaal uitge lachen. En dat, terwijl het karakter van het orgel geen centje pijn lijdt". Het (uitgebreide) „Sweelinck-orgel" in de werkplaats hééft luikjes.... Zo zitten de Nederlanders met een diep gewortelde orthodoxe instelling. In Scandinavië liggen de kaarten anders. Daar willen de jon ge organisten wel weer eens wat ro mantische muziek op de nieuwe in strumenten kunnen spelen. Zweden is er nogal sterk in, de laatste tijd. Nu geloven we niet, dat we buiten ons boekje gaan, wanneer we op een groot orgel drie manualen zonder compromis maken en het vierde re- sereveren voor meer romantische genoegens (zwelwerk). We doen het op het ogenblik zo in de Dom van Schleswig. Misschien zit ik me nu al een beetje veilig te stellen tegen kritiek, maar ik blijf er bij, dat een dergelijke verdeling geen kwaad kan, mits het „romantische" manuaal maar contact houdt met de rest. Je kunt je orgel natuurlijk niet in percelen verdelen. In Nederland lachen ze om onze luikjes, ze noe men een orgel met romantische mo gelijkheden „compromis" en voor de elektrische registratuur die we bij het grote orgel toepassen, hebben ze, denk ik zo, ook maar weinig waardering. Ik kan er nog wel inko men ook. Zelf zal ik nooit in de rich ting van het compromis adviseren; als men het echter per se wil, kan het, geloof ik, geen kwaad, mits maar drie manualen ongeschonden blijven. Wanneer een organist „te gen" is, behoeft hij het vierde im mers niet te gebruiken". Marcussen en Zoon kan zich veroor loven met de Nederlanders van me ning te verschillen. Het bedrijf hoeft niemand naar de ogen te zien. Op het ogenblik liggen er orders voor over zes jaar in de bovenste bureau la. „We vinden dat een beetje gek", Het door Marcussen en Zoon gebouwde orgel in de Nicolai- kerk te Utrecht, een fraai in strument, dat ook qua uiterlijk een uitstekend geheel vormt met de oude, nog te restaure ren kerk. Hij heeft er voor geleerd". Dat zinnetje wordt nogal eens gehoord wanneer er gesproken wordt over het werk van een predikant. Wat men zich daarbij denkt, weten we niet precies, maar naar alle waarschijnlijkheid zal men wel bedoelen al het werk dat een dominee moet doen of dat van hem verwacht wordt dat hij het zal doen. Hij heeft geleerd te preken en dan begrijpt men het soms niet dat de een of ander het niet beter kan. Hij heeft geleerd catechisatie te houden en dan verstaat men het weer niet dat er soms heibel is bij dit kerkelijk onderricht. Hij heeft geleerd om op alle vragen waarmee mensen kunnen komen een antwoord te geven en dan kijkt men er vreemd van op als hij soms het rechte antwoord niet weet te vinden. We maken deze veronderstellingen, die nog met enige te vermeerderen zijn, om voor ons zelf een mogelijke inhoud te geven aan dat vrij al gemene gezegde: „Hij heeft er voor geleerd". Ja, wat heeft een predikant geleerd? Eerst is hij 6 jaren op het gymnasium of lyceum geweest en hij heeft het diploma gymnasium A moeten halen. Dat is een heel gewoon schoolexamen waarmee men allerlei studierichtingen uit kan. Er is ook de mogelijkheid dit diploma te halen door het z.g. staatsexamen. Daarna moest hij 5 a 6 jaar naar de universiteit om zich te be kwamen in verschillende vakken, Oude Testa ment, Nieuwe Testament, kerkgeschiedenis enz. Om de colleges te kunnen volgen en de examens te kunnen doen is waarlijk die vooropleiding wel nodig. Dit alles is een brok wetenschap en van menige zaak die men onder de knie gekregen heeft, weet men niet of die in de latere praktijk van het leven nog ooit zal worden gebruikt. Doch het is één samenhangend geheel. De direct bij belse vakken zijn natuurlijk de belangrijkste, want de dominee is de man met Het Boek. Dat moet hij op alle mogelijke manieren kunnen han teren. Dat moet hij kunnen lezen en uitleggen en daarvoor is het waarlijk wel nodig (al be grijpen velen dat niet) dat hij de oorspronkelijke talen kent waarin Het Boek geschreven is en dat hij het nodige weet van de Israëlitische we reld en van de wereld rondom de Oude Wereld zee, waar Israël leefde en waar de kerk zich ontplooide. Doch dit zijn ten slotte allemaal hulpmiddelen die een predikant moet leren gé bruiken wanneer hij in zijn eerste gemeente komt. Die eerste gemeente is wat heel bijzon ders en ze zal dit blijven in het leven van de predikant. Daar is hij nog eens gevormd, 't Zal daarom ook wel zijn dat zovele predikanten aan hun eerste gemeente gehecht zijn, omdat ze be seffen dat men aldaar veel geduld heeft moeten opbrengen om voor de rechte begeleiding te zor gen. „Daar heb ik leren lopen", hoorden we eens een collega zeggen. In die eerste gemeente leert een predikant eigenlijk pas wat zo normaal van hem wordt verwacht. En al mag de opleiding de laatste tien jaren iets meer op de praktijk van derdopers en andere geestdrijvende sectariërs) heeft zeer wijs gedaan te eisen dat predikanten de H. Schrift en de kerkvaders in de oorspron kelijke talen konden lezen. Dat was voor haar als vernieuwingsbeweging tussen conservatief traditionalisme en doorbraakachtige nieuwlich terij, de enige weg". Dan stelt hij dat heden ten dage deze eisen nog altijd gelden. Predikanten moeten zich „een verantwoord oordeel kunnen vormen temidden van alles wat hun als theoloog wordt aangeboden". In een tijd als de onze, waarin er zovele oecumenische raakvlakken zijn, is het een eis voor iedere kerk dat zij predikan ten heeft die in staat zijn mee te spreken. Dr. Doeve is dan ook van oordeel dat de eisen in de klassieke talen niet minder kunnen zijn dan die van het diploma gymnasium A. Zij die het genomen besluit toejuichen doen dit, omdat zij hierin toch zien een verruiming van de toelating tot de theologische examens. Zal daardoor het peil van de colleges en van de examens op het huidige niveau kunnen worden gehandhaafd? De theologische studie is, meer dan die van andere faculteiten, telkens weer een onderwerp van discussie geweest. Elke studie richt zich naar de praktijk van het werk dat er in de toekomst moet worden gedaan. Wan neer de praktijk meerdere eisen stelt, zal dat in de studie tot uitdrukking komen. Deze regel is voor de a.s. predikanten slechts betrekkelijk te handhaven wanneer men alleen maar zou zien naar het werk dat zij in een bepaalde ge meente volgens hun beroepstarief moeten doen. Doch, een predikant is niet alleen predikant van een gemeente, maar ook van heel de kerk waar toe hij behoort. Hij wordt geroepen ook daarin mede leiding te geven en dan mogen de eisen waarlijk wel op behoorlijk universitair peil wor den gesteld. We kunnen het ons daarom nog niet indenken dat de theologische faculteiten met dat vóórtentamen en colloquium de hand zullen lichten. Vroeger is meerdere malen de mogelijkheid ge opperd van tweeërlei opleiding tot predikant. Er zijn kerken die deze hebben, een zware opleiding op volledig universitair niveau en een lichtere opleiding. De kerk heeft nodig, zo werd er dan wel geargumenteerd. „Herders en leraars", zoals de oude aanduiding luidt. Wanneer men op dat herder-zijn meer de nadruk legt, zou een lich tere opleiding voldoende wezen en als men het leraar-zijn wil benadrukken, zou dit een zwaar dere opleiding vereisen. We vinden dit een ge vaarlijke onderscheiding, want deze twee woor den zijn niet uiteen te halen. Waar moeten de herders der kerk de kudde weiden? Waar an ders dan in de grazige weiden van het Woord Gods? En daartoe zullen ze juist ten volle Ieraar moeten wezen. Laten we voorzichtig zijn hier enigszins smalend te spreken over zoveel geleerd heid die niet nodig zou wezen voor het kerkelijk pastoraat. H. Zo hebben Paulus en zijn metgezellen tenminste de droom verstaan, die hij had in de nacht, nadat hij aan de kust van Troas had uit gezien over de zee, naar het westen. „Er stond een Macedonisch man, die hem toeriep: Steek over naar Macedonië en help ons." (Handelingen 16 9) Eenmaal gearriveerd in Philippi, de eerste stad van dat deel van Europa, zullen ze zich vermoedelijk hebben afgevraagd of die droom geen gezichtsbedrog was geweest: er stond bij aankomst geen mens op hen te wach ten en na een paar dagen blijkt duidelijk dat deze Westerlingen al lerminst hulpbehoevend zijn. Het ontbreekt hen aan niets en aan godsdienst hebben ze geen behoefte. Wie daar voor voelt, moet het maar buiten de stadspoort zoeken, ergens bij de rivier, daar schij nen soms wat vrouwen aan religie te doen. Niemand let op de vreemdelingen, die sinds 'n paar dagen hun in trek genomen hebben bij Lydia, een zakenvrouw uit Klein-Azië. Er lopen er zoveel over de straten van dit knooppunt van handelswegen. Dat wordt ineens anders na de genezing van een waanzinnige, die naar de stellige overtuiging van velen uit haar waanideeën de toe komst voorspelt. Van het geloof zijn ze niet gediend, maar „helder zienden" en horoscopen kunnen ze niet missen: hoe zouden ze anders weten waar ze aan toe zijn? Het evangelie kwam bij ons in het westen, maar wij hadden er geen oren naar, integendeel: we kunnen onszelf wei redden en wat de toekomst betreft zijn de meesten op een of andere manier de over tuiging van de Philippenzen toegedaan. Het evangelie werd gauw achter slot en grendel gestopt, maar het ging toch zijn gang: waar twee of drie in. de naam van Jezus Christus bijeen zijn, al is het ook mishandeld en gekerkerd, daar is Hij er zelf bij. En door Hem gaan mensen ontdekken hoe ze er werkelijk aan toe zijn. Ons bestaan is geen léven, tenzij wij willen leven van genadebrood, het genadebrood Gods; Jezus, de Christus. Stel uw vertrouwen alléén op Hem. Geef U aan Hem over met heel uw hebben en houwen, zodat gij niets over-hebt en over-houdt van uzelf, maar alles voor eeuwig hebt en houdt in Hem. De gevangenisdirecteur van Philippi, die verre voorvader van ons, heeft daaruit de consequenties getrokken, voor zichzelf en al de zijnen: geen zelfmoord, maar léven, waaraan ook de dood geen afbreuk meer kan doen! Leest U het maar na in het tweede boek van dokter Lucas: Handelingen 16 93j. Dat blijft actueel, ook vandaag, ook voor U! VLISSINGEN Y. VAN DER SCHOOT 0 Er zijn meer dan 73.000.000 lu theranen in de wereld, aldus de door de thans te Helsinki bijeen zijnde lu therse wereldfederatie gepubliceerde gegevens. Van deze 73.000.000 personen staan er 56.091.534 te boek als „gedoopte" lutheranen, terwijl ongeveer 17.000.000 lutheranen zich hebben aangesloten bij gemengde Duitse kerkgemeenschappen. Het aantal lutheranen in de wereld was twee jaar geleden 72.588.559- Het Executief Comité van het In ternationaal Verbond voor Vrijzinnig Christendom en Geloofsvrijheid I.V. V.C. kwam dit jaar in Genève bijeen. Een van de belangrijkste agenda punten was de voorbereiding van het volgende congres dat van 1823 au gustus 1964 in Den Haag gehouden zal worden. Het thema zal zijn „A Religion for the World of To-Morrow". Men ver wacht ongeveer 600 deelnemers. Het bestuur besloot prof. dr. L. J. van Hoik en dr. H. Faber uit te nodigen als officiële I.V.V.C. waarnemers deel te willen nemen aan de komende zit tingsperiode van het He Vaticaans Concilie. Dr. A. W. Cramer, predikant in Lei den, werd benoemd tot uitvoerend se cretaris. Slecht pension, roepen de badgasten, wi| hebben allemaal Van Wijk dekens! En nu? Die ene meneer is de bruinste van allemaal, vrolijk en fit. Dankzij de luchtige Van Wijk wol. LEIDEN De vakkundige verkoper zal ook dit beves tigen: de zachte Van Wijk wol is warm in de winter en heerlijk luchtig In de zomer. De royale Van Wijk dekens van echte 100% zuiver scheerwol (dat is dus verse woll) met al hun onvergelijkbare eigenschappen zijn uniek .in de dekenwereld en in verhouding (hoe gek dat ook klinkt) toch laag In prijs. Het Van Wijk merk biedt u zekerheid voor de echtheid. kHMWMIMMIBMMIIMi naar Varde of naar Aarhus". Ge heimzinnigdoenerij over het werk van andere Denen, dat van Frobenius in Kopenhagen of van Krohn in Hil- leröd, is er bepaald niet bij. „Daar en daar staan goeie...." Typisch Deens misschien sympathiek in ieder geval. Wij zijn gaan kijken. In Varde bijvoorbeeld. Het bleek moeilijk uit de stille, warm aangeklede kerk vandaan te komen. Varde levert het bewijs hoe een modern orgel geen storend element in een oude kerk hoeft te zijn, hoe smaak en vak manschap verschillende stijlen aan een kunnen smeden tot een wonder mooi, boeiend geheel. Aan het uiterlijk van de instrumen ten besteedt Marcussen bijzonder veel zorg. De basis van het succes ligt dan ook voor een deel in het uiterlijk, in de klassieke opstelling van hoofdwerk, bovenwerk, borst- werk en rugwerk. Daar wordt niet aan getornd. In het laatst van de twintiger jaren kwam weer het eer ste orgel met rugpositief uit de werkplaats. Omtrent diezelfde tijd verscheen ook opnieuw het volledig mechanische orgel met sleeplade. Men moet dit, zegt de heer Zacha riassen, als een absoluut keerpunt in de orgelbouw zien. De herintroductie van de sleeplade ging echter niet zomaar vanzelf. Wanneer we het gaan doen, vond de ambitieuze Sy brand Zachariassen, moet het direct goed. Liever niet meer de drukte van vroeger met gevoeligheid voor vocht en hitte, lekkernij en wat dies meer zij. In Aabenraa is er hevig over gepiekerd. Resultaat: het sys teem van toen werd een paar jaar geleden ook in Haarlem toegepast het „direct goed" bleek het fun dament te hebben gelegd voor het doorwerken van Zachariassenss ge dachten. Wat de tractuur betreft, bleef het nog een jaar of tien kwak kelen. Mechanisch en pneumatisch wisselden elkaar af. Na 1940 keerde Marcussen zich echter resoluut van de pneumatiek af. Wel werd nadien bij een aantal zeer grote orgels van elektrische tractuur gebruik ge maakt. Uit de dispositie-ontwerpen van na, laten we zeggen, 1925, komt het werk gericht zijn dan dat vroeger het geval was, het zal wel zo blijven dat de praktijk al doende moet worden geleerd, wanneer een kan didaat een eigen verantwoordelijkheid gaat dra gen als hij in zijn ambt bevestigt is. Nu is er op 13 juni door de Tweede Kamer van de Staten Generaal en op 9 juli door de Eerste Kamer een aantal beslissingen geno men die een verandering brengen in de toelating tot de theologische studie aan een van de rijks universiteiten. Er is een motie aangenomen waardoor het mogelijk wordt dat ook zij, die een diploma gymnasium B hebben (meer de wiskunde kant) worden toegelaten tot de theologische examens. Dit kan zo, zonder meer. Bezitters van een diploma h.b.s. A of B kunnen ook toegelaten worden tot de theologische studie, wanneer zij eerst met goed gevolg een vóórtentamen in Latijn en Grieks hebben afgelegd, dat wordt af genomen door de theologische faculteit waar ze willen gaan studeren. Dat is betrekkelijk ook niet zoveel nieuws. Tot nu toe was er de moge lijkheid in deze twee talen een aanvullend staats examen te doen. Nu echter komt de toelating te liggen voor de theologische faculteiten van de hogescholen, die er zich dus op zullen moeten bezinnen welke eisen zij hier zullen stellen. Zul len die gelijk zijn aan het staatsexamen? Of zal er een mogelijkheid worden geschapen dat de eisen wat lager worden gesteld. Het in onze Kamers aangenomen amendement bevat nog meer. Zij die een diploma h.t.s. en de hoofdakte voor het lager onderwijs hebben, kun nen ook tot de theologische examens worden toegelaten, wanneer zij een „colloquium" hebben afgelegd. Dat woord betekent „samenspreking". Het doel daarvan is dat men zich in een samen spreking van iemands kennis wil vergewissen. Het vervangt dus min of meer een examen. Op het staatsexamen dat vroeger een vereiste was wanneer men geen diploma gymnastium A had, zijn er al heel wat gestrand. Er zijn nu nieuwe mogelijkheden bijgekomen en we zullen moe ten afwachten op welke wijze deze door de theo logische faculteiten worden gehanteerd. Na de gevallen beslissing hebben sommigen ge juicht. Anderen echter hebben een waarschuwen de vinger opgestoken. Zo dr. J. W. Doeve in het „Hervormd Weekblad: De Gereformeerde Kerk". Hij schrijft o.a.: De reformatie die aan de ene kant te maken had met de strijd tegen het be roep op de kerkelijke overlevering, dat de R.-K. Kerk deed en aan de andere kant met allerlei nieuwlichterij (men denke bijvoorbeeld aan we- Advertentie) Wat blijkt? Het is gebrek aan goede nacht rust. 's Nachts ligt hij zwetend te woelen onder een zware, kleffe deken. ook tot uitdrukking hoe langzamer hand het klassieke klankideaal weer terrein won. Stapje voor stapje werd de smaak omgebogen. Op dat punt verrichtte Marcussen een gigantisch stuk pioniersarbeid. Tot puur histo risme leidde dat niet. Men koppelde de zuiverheid van een vergade pe riode aan de mogelijkheden van deze tijd. „Wanneer U een getrouwe ko pie van een historisch orgel wilt hebben, kimt U beter naar Ahrend en Brunzema in Loga bij Leer gaan. (Ahrend en Brunzema enten hun instrumenten overigens meer op de renaissance. Red.). Wij houden het er op, dat vroeger, eenvoudig omdat toen de techniek nog niet zover was gevorderd, onvolkomenheden voor kwamen. Waarom die zwakke steeën weer in te voeren? U is, als bosjes Nederlanders, bang voor het steriel, het te perfect worden van een orgel, voor het verlies van het karakter. Die angst berust waarschijnlijk op de misvatting, dat wij een orgelfa- briek drijven. Vergeet U dat nu maar rustig. De tien tot vijftien orgels, die we per jaar afleveren, krijgen elk hun eigen karakter mee. Ze zijn im mers door mensen met handen ge maakt. Handen hoeven zich niet te vergissen, maar handen denken ook. Te perfect? Dat kan niet, of moeten we ter wille van het sentiment, weer een paar passen terug?" Marcussen en Zoon in Aabenraa trok het orgel meter voor meter uit de kloof, waar het in was gegleden. Het bedrijf maakte zijn instrumenten weer boventoonrijk, het zag het nut in van een lage winddruk, het ijverde voor een verantwoorde dispositie, het onderkende het belang van de orgel kas voor de klank, het kwam weer tot „open" pijpvoet, het streefde naar een ideale windvoorziening, het had oog voor de klassieke opstelling in een moderne vorm, hetHet rukte geleidelijk, bedachtzaam op. Andere orgelbouwers in de wereld volgden. Marcussen is, U heeft het gemerkt, nog niet moe vooraan te gaan. Er heerst geen rust, daar in het stille binnenhofje aan de Store gade, geen rust, want „er is nog zo veel voor de orgelbouw te doen". ZON V/aarom zit die ene meneer zo bleek en bibberend in de zon? vragen de veront ruste badgasten. Ik wil ook in een goed pension met Van Wijk dekens, roept de man woedend.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 8