Nederlandse orgelkenners
vastgeroest in principes
NIEUWE MOGELIJKHEDEN VOOR
DE STUDIE IN DE THEOLOGIE
s.o.s.
Op grote instrumenten
kansje voor romantiek
vcm
NIEUWS VAN
OVERAL
zaterdagnummer
Deenser dan
de Denen
Sybrand Jurgen Zachariassen:
Zaterdag 17 augustus 1963
Aan de Valkenisseweg in Rïlland-
Bath staat sinds 1957 een nieuwe
gereformeerde kerk met ruim ZOO
zitplaatsen. Een bedehuis, dat in
het zich snel uitbreidende Rilland
een royaal karakter heeft gekre
gen.
Asymmetrisch van opzet heeft
het gebouw daar tegenover de be
graafplaats een treffende symbo
liek meegekregen in de keuze van
de tekst „Ik ben de opstanding en
het leven..." Aanvankelijk was er
in de gemeente nogal wat be
zwaar tegen de situering van het
nieuwe gebouw. Maar later bleek
de kerk op een geschikt punt van
de grond te komen: aan de rand
van een nieuw uitbreidingsplan.
Marcussen Son, Orgelbyggeri,
Aabenraa Grundlagt 1806",
staat op het briefpapier van Mar
cussen en Zoonorgelmakers in
het Deense Aabenraa. Dat „opge
richt in 1806" lijkt een beetje op
timistisch, want Jürgen Marcus
sen, begonnen in een meubelma
kerij in Westersattrup, kreeg pas
in 1811 van de koning zijn con
cessie.
Maar goed, het eerste orgel kwam
in 1806 klaar en dat was voor het
tegenwoordige bedrijf voldoende
om in 1956 fleurig het 150-jarig
bestaan te vieren. In 1830 volgde
de verhuizing naar Aabenraa. Het
binnenhof, dat toen voor vestiging
geschikt werd gevonden, bezit
nog altijd de romantiek uit die
periode, al groeide de orgelmake
rij, later, in 1902, gekocht door
Johannes Lassen Zachariassen, als
kool. Sybrand Zachariassen, de
opvolger van Johannes Lassen,
stimuleerde die groei bijzonder
sterk. Bovendien bezorgde hij
Marcussen en Zoon wereldfaam.
Hij was namelijk de man, die de
gedachten van de Nieuwe Orgel
beweging consequent doorvoerde,
zelf prachtige orgels schiep en als
wegbereider optrad voor vele or
gelbouwers in Europa en daarbui
ten. Ook Nederland oriënteerde
zich Deens, zodanig, dat het op
het ogenblik Deenser is dan de
Denen. Eén van onze medewer
kers, de eerste Nederlandse ver
slaggever die bij de firma aan
huis kwam, vroeg Sybrand Jür
gen Zachariassen, de tegenwoor
dige directeur, wat hij daarvan
dacht. Het antwoordt vindt U
in bijgaand artikel. Marcussen
bouwde in Nederland orgels voor
onder meer de NCRV, de Rotter
damse Sint Laurenskerkde
doopsgezinde kerk van Groningen
dijk, de kerk van Nagéle, de
dopsgezinde kerk van Groningen
en de Nicolai-kerk van Utrecht,
terwijl voor de Rotterdamse Lau
renskerk nog twee het grootste
krijgt negentig stemmen be
stellingen liggen. Ook komen er
Marcussen-orgels in Den Haag
en Zierikzee. Eén van de meest
spectaculaire bezigheden van de
Denen in Nederland was de res
tauratie van het grote Bavo-orgel
in Haarlem.
vindt directeur Zachariassen. „Wan
neer een kerkbestuur over een nieuw
orgel gaat praten, moet het ook ta
melijk gauw resultaten zien van dat
fesprek. Vandaar dat we weinig
oen om de export op te vijzelen.
Hier in Denemarken is werk zat.
Bovendien houden we er een paar
typische idealen op na: als wij het
goed doen, wat wel blijkt, moet toch
eerst de eigen omgeving er van pro
fiteren. Niet dat we resoluut de
boot af houden. We gaan alleen niet
de boer op. Misschien kunnen we op
die manier tot wat redelijker lever
tijden komen".
Het is eigenaardig, maar bij Mar
cussen maakt men niet zoveel
ophef van buitenlandse hoogstand
jes. Over het Utrechtse Nicolai-orgel
(„eerst was de winddruk, op ver
zoek, veel te hoog; nu zit het goed,
terwijl ook de tijd wat gaat meewer
ken") praat men er wel graag en
een foto van het Sweelinckorgel
hangt aan de muur, doch het eerste
is: „Ga eens naar Sonderborg naar
de kerk hiernaast in Aabenraa,
(Van een onzer medewerkers)
J^at is mijn vader U kent hem welSybrand Jürgen Za-
chariassen, een rijzige jongeman van rond de dertig, wijst
met een gebaar van eerbied van toewijding naar het portret rechts
van het bureau. „Mijn vader was de eerste in Scandinavië, die niet
alleen pal achter de ideeën van de Nieuwe Orgelbeweging stond,
maar er ook de consequenties uit trok. In Duitsland werd een zwa
re boom opgezet hier ging men aan de slag. Ik ben er trots op,
dat in dit huis, in deze kamer, een mijlpaal werd geslagen langs de
weg, die de Deense, de Scandinavische, de Europese orgelbouw
ging
Dat zegt Sybrand Jürgen Zachariassen, werktuigbouwkundig ingenieur, de
man, die staal verkoos boven hout en orgelmetaal, maar die via een omweg
toch weer bij dat hout en dat orgelmetaal terechtkwam. „Vader wilde niet
dat ik in het vak ging. Zelf had ik er ook weinig zin in. Het bedrijf is vrij
groot. Wij werken met z'n zestigen. Een hoop drukte met het personeel. U
kent dat wel. Je kunt beter vrij zijn, dacht ik. Later zei vader: Kom toch
deze kant maar op. Er zit wel brood inZo kwam Sybrand Jürgen
Zachariassen in Aabenraa een geslepen kiezel in een gouden ring
naast de grote Sybrand Zachariassen te staan, drie jaar voor de dood van
zijn vader. Toen Sybrand Zachariassen de ogen sloot, legden zijn mensen
de laatste hand aan de restauratie van het grote Bavo-orgel in Haarlem.
Sybrand Zachariassen voor vijfentwintig procent Fries, want zijn groot
moeder was een De Vries en kwam uit Woudsend werd betreurd door
velen. Op het internationale orgelimprovisatieconcours in Haarlem, het
eerste na de restauratie, was het thema, gemaakt door de Franse organiste
Marie Claire Alain, geïnspireerd op zijn naam. Hij leek onvervangbaar. Maar
wie is onvervangbaar? Nu zit zoon Sybrand Jürgen in het pijnlijk netjes op
geruimde, perfect betimmerde privé-kantoor de firma Marcussen en Zoon
te bestieren. Hij doet het met zwier. Hij doet het bescheiden. „Natuurlijk, ik
ben nog maar jong....", zegt hij, wanneer een principiële uitspraak moet val
len. Niettemin valt die uitspraak dan, beslist, vrij van tactisch gema
noeuvreer.
Het gaan naar Aabenraa heeft voor
de orgelliefhebber iets weg van een
gepassioneerde „voetreis naar Ro
me". Hij begeeft zich naar een soort
„bron van alle goeds", naar de ba
kermat van het barok-orgel nieu
we stijl. Wanneer hij in de nauwe,
drukke Storegade voor het onaan
zienlijke poortje, een gat in de muur,
staat, koestert hij die romantische,
overtrokken gevoelens, wellicht nog
en in het binnenhof bruist de histo
rie, de romantiek hem tegemoet.
Oude, begroeide gevels rijzen rond
hem op, het prille geluid van een
orgelpijp klinkt ijl in de plotseling
gevallen stilte en door de open deur
ontwaart hij de kas van wat hij een
Sweelinck-orgel zou noemen. Wat
steekt achter een beetje idealiseren,
wat verwerpelijks is er aan het te
rugvinden van een droombeeld?
Niets immers, mits men op een ge
geven ogenblik maar doorkrijgt, dat
een droombeeld de werkelijkheid ra
dicaal buiten beschouwing laat.
In Aabenraa, in het kantoor op de
eerste verdieping van Storegade
24, helpt men de romanticus, de idea
list handig van waandenkbeelden af.
Voorzichtig beleefd doch resoluut
worden de lijnen recht getrokken.
Marcussen en Zoon voelt niet voor
aanvallige verlakkerij. Het bedrijf le
vert de boterhammen voor zestig
mensen (één Nederlander, de zoon
van orgelkenner dr. H. L. Ousso-
ren uit Wassenaar). Dat staat num
mer één. Het wenst verder gezond
werk te leveren. Gezond en steriel is
echter niet hetzelfde. Ook wil het
de toon in de orgelbouw mee blij
ven aangeven. Op dat punt evenmin
illusies. „Wij zitten in de top. De
orgelmensen kibbelen daar al niet
meer over. Uw dr. Vente zette het
zwart op wit. Hoger klimmen dan
de top gaat niet. Voor ons dus al
leen proberen onze positie te hand
haven. Andere orgelbouwers, die van
enig belang willen zijn, komen ons
opzij. Logisch en gelukkig eigenlijk.
Het zich „Deense" oriënteren van
goede collega's streelt ons eerder
dan dat het ons pijn doet. Maar wees
gerust: wij voelen de verplichtingen,
die vooral vader ons oplegde aan
ons zal het niet liggen, alleen, wij
zullen het misschien wel eens an
ders doen dan de Nederlanders leuk
vinden
Weer is het oordeel van Sybrand
Jürgen Zachariassen mild, mild met
scherpe randjes „Werkelijk, wij, de
Nederlanders en de Denen, staan op
het gebied van de orgelbouw het
dichtst bij elkaar. Onze ideeën lopen
een heel stuk parallel, maar wanneer
wij er al over denken af te slaan,
zetten de Nederlanders nog stug
door. In Nederland is het enthousias
me voor het orgel enorm. Concour
sen, bespelingen, groot publiek. Wij
staan er van te staren. En dan
denk ik niet alleen aan de orgel
commissie van de Nederlandse Her
vormde Kerk, die van wanten weet
en bijzonder scherp slijpt. Nee, elke
Nederlandse orgelkenner wil precies
zo en niet anders. Het woord „ro
mantiek" klinkt hem als een vloek
in de oren. Neem nu bijvoorbeeld
de deurtjes die wij voor het borst-
werk maken en mechanisch van het
pedaal af gesloten kunnen worden.
Zij temperen de klank. Uitstekend
voor begeleidingen en zo. In Neder
land hoef je er niet mee aan te ko
men je wordt er finaal uitge
lachen. En dat, terwijl het karakter
van het orgel geen centje pijn lijdt".
Het (uitgebreide) „Sweelinck-orgel"
in de werkplaats hééft luikjes....
Zo zitten de Nederlanders met
een diep gewortelde orthodoxe
instelling. In Scandinavië liggen de
kaarten anders. Daar willen de jon
ge organisten wel weer eens wat ro
mantische muziek op de nieuwe in
strumenten kunnen spelen. Zweden
is er nogal sterk in, de laatste tijd.
Nu geloven we niet, dat we buiten
ons boekje gaan, wanneer we op
een groot orgel drie manualen zonder
compromis maken en het vierde re-
sereveren voor meer romantische
genoegens (zwelwerk). We doen het
op het ogenblik zo in de Dom van
Schleswig. Misschien zit ik me nu
al een beetje veilig te stellen tegen
kritiek, maar ik blijf er bij, dat een
dergelijke verdeling geen kwaad kan,
mits het „romantische" manuaal
maar contact houdt met de rest.
Je kunt je orgel natuurlijk niet in
percelen verdelen. In Nederland
lachen ze om onze luikjes, ze noe
men een orgel met romantische mo
gelijkheden „compromis" en voor de
elektrische registratuur die we bij
het grote orgel toepassen, hebben
ze, denk ik zo, ook maar weinig
waardering. Ik kan er nog wel inko
men ook. Zelf zal ik nooit in de rich
ting van het compromis adviseren;
als men het echter per se wil, kan
het, geloof ik, geen kwaad, mits
maar drie manualen ongeschonden
blijven. Wanneer een organist „te
gen" is, behoeft hij het vierde im
mers niet te gebruiken".
Marcussen en Zoon kan zich veroor
loven met de Nederlanders van me
ning te verschillen. Het bedrijf hoeft
niemand naar de ogen te zien. Op
het ogenblik liggen er orders voor
over zes jaar in de bovenste bureau
la. „We vinden dat een beetje gek",
Het door Marcussen en Zoon
gebouwde orgel in de Nicolai-
kerk te Utrecht, een fraai in
strument, dat ook qua uiterlijk
een uitstekend geheel vormt
met de oude, nog te restaure
ren kerk.
Hij heeft er voor geleerd". Dat zinnetje wordt
nogal eens gehoord wanneer er gesproken
wordt over het werk van een predikant. Wat
men zich daarbij denkt, weten we niet precies,
maar naar alle waarschijnlijkheid zal men wel
bedoelen al het werk dat een dominee moet
doen of dat van hem verwacht wordt dat hij
het zal doen. Hij heeft geleerd te preken en dan
begrijpt men het soms niet dat de een of ander
het niet beter kan. Hij heeft geleerd catechisatie
te houden en dan verstaat men het weer niet
dat er soms heibel is bij dit kerkelijk onderricht.
Hij heeft geleerd om op alle vragen waarmee
mensen kunnen komen een antwoord te geven
en dan kijkt men er vreemd van op als hij soms
het rechte antwoord niet weet te vinden. We
maken deze veronderstellingen, die nog met
enige te vermeerderen zijn, om voor ons zelf
een mogelijke inhoud te geven aan dat vrij al
gemene gezegde: „Hij heeft er voor geleerd".
Ja, wat heeft een predikant geleerd? Eerst is hij
6 jaren op het gymnasium of lyceum geweest
en hij heeft het diploma gymnasium A moeten
halen. Dat is een heel gewoon schoolexamen
waarmee men allerlei studierichtingen uit kan.
Er is ook de mogelijkheid dit diploma te halen
door het z.g. staatsexamen. Daarna moest hij
5 a 6 jaar naar de universiteit om zich te be
kwamen in verschillende vakken, Oude Testa
ment, Nieuwe Testament, kerkgeschiedenis enz.
Om de colleges te kunnen volgen en de examens
te kunnen doen is waarlijk die vooropleiding wel
nodig. Dit alles is een brok wetenschap en van
menige zaak die men onder de knie gekregen
heeft, weet men niet of die in de latere praktijk
van het leven nog ooit zal worden gebruikt. Doch
het is één samenhangend geheel. De direct bij
belse vakken zijn natuurlijk de belangrijkste,
want de dominee is de man met Het Boek. Dat
moet hij op alle mogelijke manieren kunnen han
teren. Dat moet hij kunnen lezen en uitleggen
en daarvoor is het waarlijk wel nodig (al be
grijpen velen dat niet) dat hij de oorspronkelijke
talen kent waarin Het Boek geschreven is en
dat hij het nodige weet van de Israëlitische we
reld en van de wereld rondom de Oude Wereld
zee, waar Israël leefde en waar de kerk zich
ontplooide. Doch dit zijn ten slotte allemaal
hulpmiddelen die een predikant moet leren gé
bruiken wanneer hij in zijn eerste gemeente
komt. Die eerste gemeente is wat heel bijzon
ders en ze zal dit blijven in het leven van de
predikant. Daar is hij nog eens gevormd, 't Zal
daarom ook wel zijn dat zovele predikanten aan
hun eerste gemeente gehecht zijn, omdat ze be
seffen dat men aldaar veel geduld heeft moeten
opbrengen om voor de rechte begeleiding te zor
gen. „Daar heb ik leren lopen", hoorden we eens
een collega zeggen. In die eerste gemeente leert
een predikant eigenlijk pas wat zo normaal van
hem wordt verwacht. En al mag de opleiding de
laatste tien jaren iets meer op de praktijk van
derdopers en andere geestdrijvende sectariërs)
heeft zeer wijs gedaan te eisen dat predikanten
de H. Schrift en de kerkvaders in de oorspron
kelijke talen konden lezen. Dat was voor haar
als vernieuwingsbeweging tussen conservatief
traditionalisme en doorbraakachtige nieuwlich
terij, de enige weg". Dan stelt hij dat heden ten
dage deze eisen nog altijd gelden. Predikanten
moeten zich „een verantwoord oordeel kunnen
vormen temidden van alles wat hun als theoloog
wordt aangeboden". In een tijd als de onze,
waarin er zovele oecumenische raakvlakken zijn,
is het een eis voor iedere kerk dat zij predikan
ten heeft die in staat zijn mee te spreken. Dr.
Doeve is dan ook van oordeel dat de eisen in de
klassieke talen niet minder kunnen zijn dan die
van het diploma gymnasium A.
Zij die het genomen besluit toejuichen doen dit,
omdat zij hierin toch zien een verruiming
van de toelating tot de theologische examens.
Zal daardoor het peil van de colleges en van de
examens op het huidige niveau kunnen worden
gehandhaafd? De theologische studie is, meer
dan die van andere faculteiten, telkens weer een
onderwerp van discussie geweest. Elke studie
richt zich naar de praktijk van het werk dat
er in de toekomst moet worden gedaan. Wan
neer de praktijk meerdere eisen stelt, zal dat in
de studie tot uitdrukking komen. Deze regel
is voor de a.s. predikanten slechts betrekkelijk
te handhaven wanneer men alleen maar zou
zien naar het werk dat zij in een bepaalde ge
meente volgens hun beroepstarief moeten doen.
Doch, een predikant is niet alleen predikant van
een gemeente, maar ook van heel de kerk waar
toe hij behoort. Hij wordt geroepen ook daarin
mede leiding te geven en dan mogen de eisen
waarlijk wel op behoorlijk universitair peil wor
den gesteld. We kunnen het ons daarom nog
niet indenken dat de theologische faculteiten
met dat vóórtentamen en colloquium de hand
zullen lichten.
Vroeger is meerdere malen de mogelijkheid ge
opperd van tweeërlei opleiding tot predikant. Er
zijn kerken die deze hebben, een zware opleiding
op volledig universitair niveau en een lichtere
opleiding. De kerk heeft nodig, zo werd er dan
wel geargumenteerd. „Herders en leraars", zoals
de oude aanduiding luidt. Wanneer men op dat
herder-zijn meer de nadruk legt, zou een lich
tere opleiding voldoende wezen en als men het
leraar-zijn wil benadrukken, zou dit een zwaar
dere opleiding vereisen. We vinden dit een ge
vaarlijke onderscheiding, want deze twee woor
den zijn niet uiteen te halen. Waar moeten de
herders der kerk de kudde weiden? Waar an
ders dan in de grazige weiden van het Woord
Gods? En daartoe zullen ze juist ten volle Ieraar
moeten wezen. Laten we voorzichtig zijn hier
enigszins smalend te spreken over zoveel geleerd
heid die niet nodig zou wezen voor het kerkelijk
pastoraat. H.
Zo hebben Paulus en zijn metgezellen tenminste de droom verstaan,
die hij had in de nacht, nadat hij aan de kust van Troas had uit
gezien over de zee, naar het westen.
„Er stond een Macedonisch man, die hem toeriep: Steek over naar
Macedonië en help ons." (Handelingen 16 9) Eenmaal gearriveerd
in Philippi, de eerste stad van dat deel van Europa, zullen ze zich
vermoedelijk hebben afgevraagd of die droom geen gezichtsbedrog
was geweest: er stond bij aankomst geen mens op hen te wach
ten en na een paar dagen blijkt duidelijk dat deze Westerlingen al
lerminst hulpbehoevend zijn. Het ontbreekt hen aan niets en aan
godsdienst hebben ze geen behoefte. Wie daar voor voelt, moet het
maar buiten de stadspoort zoeken, ergens bij de rivier, daar schij
nen soms wat vrouwen aan religie te doen.
Niemand let op de vreemdelingen, die sinds 'n paar dagen hun in
trek genomen hebben bij Lydia, een zakenvrouw uit Klein-Azië. Er
lopen er zoveel over de straten van dit knooppunt van handelswegen.
Dat wordt ineens anders na de genezing van een waanzinnige, die
naar de stellige overtuiging van velen uit haar waanideeën de toe
komst voorspelt. Van het geloof zijn ze niet gediend, maar „helder
zienden" en horoscopen kunnen ze niet missen: hoe zouden ze anders
weten waar ze aan toe zijn?
Het evangelie kwam bij ons in het westen, maar wij hadden er geen
oren naar, integendeel: we kunnen onszelf wei redden en wat de
toekomst betreft zijn de meesten op een of andere manier de over
tuiging van de Philippenzen toegedaan. Het evangelie werd gauw
achter slot en grendel gestopt, maar het ging toch zijn gang: waar
twee of drie in. de naam van Jezus Christus bijeen zijn, al is het
ook mishandeld en gekerkerd, daar is Hij er zelf bij. En door Hem
gaan mensen ontdekken hoe ze er werkelijk aan toe zijn.
Ons bestaan is geen léven, tenzij wij willen leven van genadebrood,
het genadebrood Gods; Jezus, de Christus.
Stel uw vertrouwen alléén op Hem. Geef U aan Hem over met heel
uw hebben en houwen, zodat gij niets over-hebt en over-houdt van
uzelf, maar alles voor eeuwig hebt en houdt in Hem.
De gevangenisdirecteur van Philippi, die verre voorvader van ons,
heeft daaruit de consequenties getrokken, voor zichzelf en al de
zijnen: geen zelfmoord, maar léven, waaraan ook de dood geen
afbreuk meer kan doen! Leest U het maar na in het tweede boek
van dokter Lucas: Handelingen 16 93j. Dat blijft actueel, ook
vandaag, ook voor U!
VLISSINGEN Y. VAN DER SCHOOT
0 Er zijn meer dan 73.000.000 lu
theranen in de wereld, aldus de door
de thans te Helsinki bijeen zijnde lu
therse wereldfederatie gepubliceerde
gegevens.
Van deze 73.000.000 personen staan
er 56.091.534 te boek als „gedoopte"
lutheranen, terwijl ongeveer
17.000.000 lutheranen zich hebben
aangesloten bij gemengde Duitse
kerkgemeenschappen.
Het aantal lutheranen in de wereld
was twee jaar geleden 72.588.559-
Het Executief Comité van het In
ternationaal Verbond voor Vrijzinnig
Christendom en Geloofsvrijheid I.V.
V.C. kwam dit jaar in Genève bijeen.
Een van de belangrijkste agenda
punten was de voorbereiding van het
volgende congres dat van 1823 au
gustus 1964 in Den Haag gehouden
zal worden.
Het thema zal zijn „A Religion for
the World of To-Morrow". Men ver
wacht ongeveer 600 deelnemers.
Het bestuur besloot prof. dr. L. J. van
Hoik en dr. H. Faber uit te nodigen
als officiële I.V.V.C. waarnemers deel
te willen nemen aan de komende zit
tingsperiode van het He Vaticaans
Concilie.
Dr. A. W. Cramer, predikant in Lei
den, werd benoemd tot uitvoerend se
cretaris.
Slecht pension, roepen de badgasten, wi|
hebben allemaal Van Wijk dekens!
En nu? Die ene meneer is de bruinste van
allemaal, vrolijk en fit. Dankzij de luchtige
Van Wijk wol.
LEIDEN
De vakkundige verkoper zal ook dit beves
tigen: de zachte Van Wijk wol is warm in de
winter en heerlijk luchtig In de zomer.
De royale Van Wijk dekens van echte 100%
zuiver scheerwol (dat is dus verse woll) met
al hun onvergelijkbare eigenschappen zijn
uniek .in de dekenwereld en in verhouding
(hoe gek dat ook klinkt) toch laag In prijs.
Het Van Wijk merk biedt u zekerheid voor
de echtheid.
kHMWMIMMIBMMIIMi
naar Varde of naar Aarhus". Ge
heimzinnigdoenerij over het werk
van andere Denen, dat van Frobenius
in Kopenhagen of van Krohn in Hil-
leröd, is er bepaald niet bij. „Daar en
daar staan goeie...." Typisch Deens
misschien sympathiek in ieder
geval. Wij zijn gaan kijken. In Varde
bijvoorbeeld. Het bleek moeilijk uit
de stille, warm aangeklede kerk
vandaan te komen. Varde levert het
bewijs hoe een modern orgel geen
storend element in een oude kerk
hoeft te zijn, hoe smaak en vak
manschap verschillende stijlen aan
een kunnen smeden tot een wonder
mooi, boeiend geheel.
Aan het uiterlijk van de instrumen
ten besteedt Marcussen bijzonder
veel zorg. De basis van het succes
ligt dan ook voor een deel in het
uiterlijk, in de klassieke opstelling
van hoofdwerk, bovenwerk, borst-
werk en rugwerk. Daar wordt niet
aan getornd. In het laatst van de
twintiger jaren kwam weer het eer
ste orgel met rugpositief uit de
werkplaats. Omtrent diezelfde tijd
verscheen ook opnieuw het volledig
mechanische orgel met sleeplade.
Men moet dit, zegt de heer Zacha
riassen, als een absoluut keerpunt in
de orgelbouw zien. De herintroductie
van de sleeplade ging echter niet
zomaar vanzelf. Wanneer we het
gaan doen, vond de ambitieuze Sy
brand Zachariassen, moet het direct
goed. Liever niet meer de drukte
van vroeger met gevoeligheid voor
vocht en hitte, lekkernij en wat dies
meer zij. In Aabenraa is er hevig
over gepiekerd. Resultaat: het sys
teem van toen werd een paar jaar
geleden ook in Haarlem toegepast
het „direct goed" bleek het fun
dament te hebben gelegd voor het
doorwerken van Zachariassenss ge
dachten. Wat de tractuur betreft,
bleef het nog een jaar of tien kwak
kelen. Mechanisch en pneumatisch
wisselden elkaar af. Na 1940 keerde
Marcussen zich echter resoluut van
de pneumatiek af. Wel werd nadien
bij een aantal zeer grote orgels van
elektrische tractuur gebruik ge
maakt.
Uit de dispositie-ontwerpen van
na, laten we zeggen, 1925, komt
het werk gericht zijn dan dat vroeger het geval
was, het zal wel zo blijven dat de praktijk al
doende moet worden geleerd, wanneer een kan
didaat een eigen verantwoordelijkheid gaat dra
gen als hij in zijn ambt bevestigt is.
Nu is er op 13 juni door de Tweede Kamer
van de Staten Generaal en op 9 juli door
de Eerste Kamer een aantal beslissingen geno
men die een verandering brengen in de toelating
tot de theologische studie aan een van de rijks
universiteiten.
Er is een motie aangenomen waardoor
het mogelijk wordt dat ook zij, die een diploma
gymnasium B hebben (meer de wiskunde kant)
worden toegelaten tot de theologische examens.
Dit kan zo, zonder meer. Bezitters van een
diploma h.b.s. A of B kunnen ook toegelaten
worden tot de theologische studie, wanneer zij
eerst met goed gevolg een vóórtentamen in
Latijn en Grieks hebben afgelegd, dat wordt af
genomen door de theologische faculteit waar ze
willen gaan studeren. Dat is betrekkelijk ook
niet zoveel nieuws. Tot nu toe was er de moge
lijkheid in deze twee talen een aanvullend staats
examen te doen. Nu echter komt de toelating te
liggen voor de theologische faculteiten van de
hogescholen, die er zich dus op zullen moeten
bezinnen welke eisen zij hier zullen stellen. Zul
len die gelijk zijn aan het staatsexamen? Of
zal er een mogelijkheid worden geschapen dat
de eisen wat lager worden gesteld.
Het in onze Kamers aangenomen amendement
bevat nog meer. Zij die een diploma h.t.s. en de
hoofdakte voor het lager onderwijs hebben, kun
nen ook tot de theologische examens worden
toegelaten, wanneer zij een „colloquium" hebben
afgelegd. Dat woord betekent „samenspreking".
Het doel daarvan is dat men zich in een samen
spreking van iemands kennis wil vergewissen.
Het vervangt dus min of meer een examen. Op
het staatsexamen dat vroeger een vereiste was
wanneer men geen diploma gymnastium A had,
zijn er al heel wat gestrand. Er zijn nu nieuwe
mogelijkheden bijgekomen en we zullen moe
ten afwachten op welke wijze deze door de theo
logische faculteiten worden gehanteerd.
Na de gevallen beslissing hebben sommigen ge
juicht. Anderen echter hebben een waarschuwen
de vinger opgestoken. Zo dr. J. W. Doeve in het
„Hervormd Weekblad: De Gereformeerde Kerk".
Hij schrijft o.a.: De reformatie die aan de ene
kant te maken had met de strijd tegen het be
roep op de kerkelijke overlevering, dat de R.-K.
Kerk deed en aan de andere kant met allerlei
nieuwlichterij (men denke bijvoorbeeld aan we-
Advertentie)
Wat blijkt? Het is gebrek aan goede nacht
rust. 's Nachts ligt hij zwetend te woelen
onder een zware, kleffe deken.
ook tot uitdrukking hoe langzamer
hand het klassieke klankideaal weer
terrein won. Stapje voor stapje werd
de smaak omgebogen. Op dat punt
verrichtte Marcussen een gigantisch
stuk pioniersarbeid. Tot puur histo
risme leidde dat niet. Men koppelde
de zuiverheid van een vergade pe
riode aan de mogelijkheden van deze
tijd. „Wanneer U een getrouwe ko
pie van een historisch orgel wilt
hebben, kimt U beter naar Ahrend
en Brunzema in Loga bij Leer gaan.
(Ahrend en Brunzema enten hun
instrumenten overigens meer op de
renaissance. Red.). Wij houden het
er op, dat vroeger, eenvoudig omdat
toen de techniek nog niet zover was
gevorderd, onvolkomenheden voor
kwamen. Waarom die zwakke steeën
weer in te voeren? U is, als bosjes
Nederlanders, bang voor het steriel,
het te perfect worden van een orgel,
voor het verlies van het karakter.
Die angst berust waarschijnlijk op
de misvatting, dat wij een orgelfa-
briek drijven. Vergeet U dat nu maar
rustig. De tien tot vijftien orgels, die
we per jaar afleveren, krijgen elk
hun eigen karakter mee. Ze zijn im
mers door mensen met handen ge
maakt. Handen hoeven zich niet te
vergissen, maar handen denken ook.
Te perfect? Dat kan niet, of moeten
we ter wille van het sentiment, weer
een paar passen terug?"
Marcussen en Zoon in Aabenraa
trok het orgel meter voor meter uit
de kloof, waar het in was gegleden.
Het bedrijf maakte zijn instrumenten
weer boventoonrijk, het zag het nut
in van een lage winddruk, het ijverde
voor een verantwoorde dispositie, het
onderkende het belang van de orgel
kas voor de klank, het kwam weer
tot „open" pijpvoet, het streefde
naar een ideale windvoorziening, het
had oog voor de klassieke opstelling
in een moderne vorm, hetHet
rukte geleidelijk, bedachtzaam op.
Andere orgelbouwers in de wereld
volgden. Marcussen is, U heeft het
gemerkt, nog niet moe vooraan te
gaan. Er heerst geen rust, daar in
het stille binnenhofje aan de Store
gade, geen rust, want „er is nog zo
veel voor de orgelbouw te doen".
ZON
V/aarom zit die ene meneer zo bleek en
bibberend in de zon? vragen de veront
ruste badgasten.
Ik wil ook in een goed pension met Van
Wijk dekens, roept de man woedend.