Honderd gedichten van
Konstantin Kavafis
ZADKINE-EXPOSITIE IN
KNOKKES CASINO
Fedde Schurer
65 jaar
Wijlen Jacques Villon, eens
„uitvinder" van kubisme
zaterdagnummer
T
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
Eerste maal
Zaterdag 20 juli 1963
UONDERD JAAR GELEDEN, in
1863, werd in de grote Griekse
kolonie van de Egyptische handels
stad Alexandrië Konstantin Kavafis
geboren, het negende kind van een
rijke koopman. De vader stierf, toen
Konstantin zeven jaar oud was. Als
jongen heeft hij zeven jaar in Enge
land vertoefd, als jonge man woonde
hij enkele jaren in Konstantinopel,
waar zijn moeder, aan wie hij bijzon
der gehecht was, vandaan kwam. In
Griekenland kwam deze toch zo sterk
Grieks-voelende man zelden. Hij werd
ambtenaar aan een ministerie in zijn
vaderstad en verliet Alexandrië na
1903 nog slechts bij uitzondering. Hij
is er in 1933, dus 70 jaar oud, gestor
ven. Een rustig, onopvallend leven
lijkt dat zo.
In zijn jeugd heeft Kavafis wat gedichten
in totaal een goede dertig, in dagbladen
en tijdschriften gepubliceerd, verzen die hij
later evenwel heeft verloochend en die dan
ook nimmer in boekvorm zijn herdrukt. Pas
tegen zijn veertigste, zo omstreeks 1900,
heeft hij als dichter zijn eigen weg gevon
den, en in de dertig laatste jaren van zijn
leven heeft Hij in totaal 154 verzen ge
schreven. Weinig of veel, al naar men wil.
Gebundeld heeft hij die nimmer. Was een
gedicht voltooid, dan liet Kavafis het druk
ken op een los blaadje, dat hij aan vrien
den en belangstellenden toezond. Pas twee
jaar na zijn dood, in 1935, verschenen zijn
154 verzen gebundeld. Roem tijdens zijn le
ven heeft hij niet gekend, erkenning nau
welijks. Slechts enkelen waardeerden zijn
werk. Eigenlijk pas na de tweede wereld
oorlog is zijn roem zich gaan verbreiden.
Dit is gedeeltelijk wel toe te schrijven aan
het beperkte taalgebied van het nieuw-
Grieks; had Kavafis b.v. in het Engels ge
schreven, dan zou hij waarschijnlijk reeds
lang als een belangrijk dichter erkend zijn.
Thans is hij niet alleen in Griekenland,
maar ook daarbuiten vermaard als een der
grote dichters van deze eeuw. Zowel in en
gels als frans bestaan twee verschillende
integrale vertalingen van zijn werk, in het
Italiaans één. Meer dan de helft is in het
Spaans, Catalaans en Zweeds. Ook de Ne
derlandse lezer kan uitstekend kennis ma
ken met deze dichter door de nauwgezette
ijver, durende belangstelling en vertalers
begaafdheid van prof. dr. G. H. Blanken,
die in 1934(1) reeds 25 gedichten in gecy-
clostyleerde uitgave verspreidde. Zeven
jaar geleden konden we op deze plaats de
aandacht vragen voor de publikatie „Vijftig
gedichten van Kavafis" (uitgave van „De
Beuk)", thans verschenen deze vijftig, deels
iets gewijzigd en verbeterd, en aangevuld
met nogmaals vijftig nieuwe vertalingen als
„Honderd gedichten" in de belangwekkende
literaire reeks „Kartons" van Moussault.
Hiermede is dus tweederde van Kavafis'
werk (proza schreef hij niet) in onze taal
De Friese schrijver, dichter, strijder en
politicus Fedde Schurer wordt donder
dag 25 juli 65 jaar. Fedde Schurer wordt in
de encyclopedie van Friesland genoemd als
een van de belangrijkste Friese dichters,
aanvankelijk onder invloed van de jongfrie
zen, later moderner en soberder van toon.
Fedde Schurer, die in Drachten is geboren,
werd aanvankelijk opgeleid tot timmerman.
In 1919 werd hij door zelfstudie onderwij
zer. Hij werkte, bij het christelijk onderwijs
tot 1930, toen hij, omdat hij socialist vverd.
ontslag kreeg als leerkracht aan de ehriste-
pjke school.
Hij werd daarna te Amsterdam onderwijzei
bij een openbare school. Hij bleef dit tot
1946. In dat jaar werd Fedde Schurer, die
al veel gepubliceerd had, hoofdredacteur
van de Heerenveense, later Friese koerier,
welke functie hij in september van dit jaar
zal neerleggen. Van 1956 tot aan 1963 was
de heer Shurer lid van de Tweede Kamer
voor de Partij van de Arbeid. Reeds eerder
had hij zitting genomen in de Provinciale
Staten van Noord-Holland. De heer Schurer
is redacteur geweest van een groot aantal
Friese tijdschriften, onder meer van Frisia
(19271935), van Yn us eigen tael (1925-
1936), van het illegale tijdschrift De rattel-
wacht (1944) en van de Tsjerne (van de
oprichting in 1946 tot heden). Verder was
hij een bekend schrijver van korte artike
len. Ook maakte hij naam als spreker en
declamator. In 1949 werd hem voor zijn to
neeldrama Simson de Gysbert Japiksprijs
toegekend, een tweejaarlijkse Friese literai
re prijs.
vertaald, en we mogen wel verwachten dat
prof. Blanken er naar zal streven ook de
resterende verzen nog te vertalen.
Reeds bij het verschijnen van „Vijftig Ver
zen" hebben we gewezen op deze verzorg
de, liefdevolle weergave in onze taal. (Eén
opmerking: waarom spreekt prof. Blanken
steeds van poten en koppen van paarden,
dit detoneert vooral heel sterk in het vers
„De paarden van Achilles" waar deze die
ren immers zo uiterst nobel worden voor
gesteld. En waarom het lelijke „of" in „wat
voor gevoelens of Dareios wel gehad heeft",
waar „welke" bovendien voor een alliteratie
zou zorgen).
We kennen geen nieuw-Grieks, maar op
zichzelf en ook vergeleken met andere ver
talingen lijkt Blankens versie ons zeer be
vredigend.
De merkwaardige, haast prozaïsche indruk,
het stugge, metrumloze, weinig zoetvloei
ende van Kavéfis' verzen lijkt ons bijzonder
suggestief overgebracht. Wie voor het eerst
een vers van Kavafis leest, denkt misschien
even: is dit poëzie. Het lijkt soms wel een
mededeling, een historische uiteenzetting
met wat toespelingen die extra-kennis van
de lezer vergen en uitwijdingen die soms
weinig ter zake lijken te doen. Doch dan op
eens breekt door een wonderlijke verschui
ving die de dichter geraffineerd aanbrengt
een zeer lyrisch, nostalgiek of tragisch
maar beheerst gevoel zich baan dat de lezer
een huivering bezorgt. Wat aanvankelijk
prozaïsch weinig betekenend of incidenteel
leek, komt opeens in een ander licht te
staan. Het mysterie en de ontroering tref
fen de lezer, en blijven boeien.
DE STAPPEN
Op een ivoren rustbank, rijk versierd
met koralijnen adelaren, ligt in diepe slaap
Nero onbewust en rustig en gelukkig,
in volle bloei van een gezonde
[lichaamskracht,
en schone overvloed van jeugd.
Maar in de albasten gaanderij die
[houdt omsloten
het overoud lararium van de Aënobarben,
hoe rusteloos zijn daar zijn Laren.
Zij trillen daar, de kleine goden
[van het huis
en doen hun best hun onbetekenende
[lijven te verbergen.
Want zij hoorden een afgrijselijk geluid,
een dodelijk geluid de trap opstijgen,
ijzeren stappen die de treden doen dreunen
En bezwijmd van schrik gaan de
[ongelukkige Laren
zich verstoppen in de diepste hoek
[van het lararium,
de een stoot de ander aan en duwt hem weg
de ene kleine god valt over de ander heen,
want zij begrepen wat voor soort
[geluid dat is,
herkenden ze zeer wel, de stappen van
[de Wraakgodinnen.
Hetzelfde effect bereikt de dichter bij een
vers als het volgende, dat een meer per
soonlijke bekentenis inhoudt:
OP HET SCHIP
Ze lijkt zeer zeker, deze kleine schets,
dit beeld van hem in potloodtekening.
Snel op papier gebracht, aan boord
[van het vaartuig,
een verrukkelijke schone middag.
Het Ionisch zeevlak overal rond ons.
Ze lijkt wel. Maar nog schoner is hij
[toch in mijn herinnering.
Gevoelig was hij tot de uiterste verfijning,
en dat lag als een glans over zijn trekken.
Nog schoner staat hij mij voor ogen,
nu mijn ziel hem voor mij oproept,
[vanuit de Tijd.
Vanuit de Tijd. Dit alles, al die
[dingen zijn heel oud
de schets, en het vaartuigen de namiddag.
Ook hier geven die laatste regels de lezer
opeens een schok, een schrik haast.
Het is niet mogelijk alle belangrijke as
pecten van Kavafis' dichterschap te be
lichten binnen het bestek van deze bespre
king. Hoofdmotief, telkens terugkerend, is
de eenzaamheid, met daaraan onverbreke
lijk verbonden de herinnering en de wee
moed om de vergankelijkheid van schoon
heid en jeugd. De dichter brengt die zowel
in historische verbeeldingen, in nauwkeu
rig geënscèneerde decors uit Hellenistische
er Byzantijnse tijden, als in persoonlijke be
kentenissen tot uitdrukking. De symbolen
waarvan hij zich bedient zijn vele, de „om
weg" is soms zo kort, dat men verrast
staat. In een van zijn laatste en ook tref
fendste verzen, uit 1930, vindt men daarvan
een voorbeeld:
DE SPIEGEL IN HET VOORPORTAAL.
Het rijke huis had in het voorportaal
een spiegel van zeer groot formaat,
[heel oud,
en zeker wel een tachtig jaren
her verworven.
Een jonge man van grote schoonheid,
[kleermakersleerling
en 's zondags zich verpozend als atleet
stond er met een pakket. Hij reikte het over
aan iemand uit het huis; die ging
[naar "1binnen
om het requ te halen.
[De kleermakersleerling
bleef toen alleen, en stond te wachten.
Hij naderde de spiegel en bekeek zijn beeld
en trok zijn das wat recht.
[Na een minuut of vijf
bracht men hem het papier.
[Hij nam het aan en ging.
De oude spiegel echter die heel veel
[gezien had
in zijn bestaan van zoveel jaren,
duizenden dingen en gelaten,
de oude spiegel was nu zeer verblijd,
vervuld van trots omdat hij enkele
ogenblikken
de volmaakte schoonheid in zich
[opgenomen had
Dit gedicht kan men lezen en herlezen, het
lijkt zo nuchter en men voelt niettemin een
geheim. Dat geheim is, ontdekt men direct
of later, dat de oude dichter zélf eigenlijk
die spiegel is, doch dat verzwakt het fasci
nerende geenszins.
Die kunst treft ons meestal het sterkste,
die ons gelijktijdig zowel de pracht en heer
lijkheid als ook de kortstondigheid van het
leven openbaart. Zulke kunst „weet het le
ven aan te vullen" om Kavafis eigen woor
den te gebruiken. De poëzie van Kavafis
heeft dit vermogen in hoge mate, zijn ge
dichten behoren tot het zeldzame soort dat
bij iedere herlezing wint.
K. P. Kavafis: 100 Gedichten, vertaald
door G. H. Blanken.
Moussalts Uitgeverij N.V. Amsterdam.
(Van een speciale
correspondent)
Onlangs stierf in Parijs de
schilder Jacques Villon
op de leeftijd van 88 jaar.
Ofschoon hij bij het publiek
veel minder bekend was dan
zijn vrienden en tijdgenoten
Picasso, Matisse, Derain en
vele anderen, was Villon een
man, die kunstgeschiedenis,
ja misschien zelfs wel ge
schiedenis heeft gemaakt.
Hij wordt beschouwd als de
„uitvinder" van het kubis-
De lange schrale gestalte
met het gezicht van een in
tellectueel, deed aan alles
anders denken dan juist een
schilder. Inderdaad was Jac
ques, die in 1875 in Nor-
mandië geboren werd als
zoon van een advocaat in
een provinciestadje, door
zijn vader voorbestemd om
jurist te worden terwijl zijn
oudere broer medicijnen zou
gaan studeren. Toen echter
Jacques Duchamps Vil
lon werd zijn pseudoniem
naar Parijs kwam om daar
zijn stud;e te beginr>—> had
zijn broer n-y.nond reeds
heimelijk de medicijnenstu
die aan de dijk gezet en
werkte hij als beginnend
beeldhouwer. Jacques volg
de spoedig zijn voorbeeld en
werd schilder.
In 1894 betrok hij een ate
lier in Montparnasse, waar
het in die dagen krioelde
van genieën en beroemdhe
den. Toulouse-Lautrec, Gau
guin, Picasso, Braque, Degas
en vele anderen. In de daar
op volgende maanden kwa
men nog een broer en een
zuster van Jacques naar
Parijs. Alle vier werden zij
belangrijke kunstenaars, zo
dat Jacques alleen al om
verwarring te voorkomen,
een pseudoniem moest aan
nemen en daarvoor de naam
koos van de onvergetelijke
Franse dichter-schelm uit
de renaissance. Omstreeks
1906 begon hij zich, samen
met Picasso, Gris, Picabia
en Braque te interesseren
voor de toen juist tot Euro
pa doordringende neger
kunst. De indruk die deze op
hem maakte, te zamen met
de lectuur van Leonardo da
Vinci's theoretische werken
over de „pyramidale visie"
brachten hem er toe, een
nieuwe wijze van uitbeelden
oe te rassen: de ontleding
■n hit visuele beeld in een
weergave door middel van
geometrische figuren: drie
hoeken en vierkanten. Deze
experimenten vormden het
begin van het kubisme en
wellicht van de gehele schil
derkunst van de twintigste
eeuw. De eerste tentoonstel
lingen van schilderijen uit
zijn atelier en uit die van
vrienden werden afgedaan
als „delirium van ooglij
ders" maar Villon voer er
niettemin wel bij. Bij het
uitbreken van de oorlog in
1914 werd hij namelijk na
zijn oproeping ingedeeld bij
de diensten, die belast wa
ren met de camouflage. Het
kubisme heeft rechtstreeks
geleid tot de moderne ca
mouflagebeschildering....
Ondanks zijn baanbrekend
werk bleef Villon lang in de
schaduw van anderen, gro
tere namen staan en eigen
lijk kwam pas in 1950 voor
hem de erkenning met jubi
leumtentoonstellingen in
Europa en Amerika en een
speciale expositie te zijner
ere op de Biennale te Vene
tië. Zoals vele van zijn
vrienden eindigde zijn werk
met religieuze kunst: de
vensters in de kathedraal te
Metz waren zijn laatste gro
te prestaties.
(Van een medewerker te Knokke)
\7Iiegt de Blauwvoet!
Wat zoudt U ervan denken,
moesten wij U vertellen, dat de ad
ministrateur-generaal van het mi
nisterie van nationale opvoeding
en kuituur, de aristocratische so
cialist E. Langui deze strijdkreet
der flaminganten heeft laten weer
klinken in de mondaine tentoon
stellingszalen van het gemeentelijk
Casino van Knokke ter gelegen
heid van de opening van de ten
toonstelling van O. Zadkine, in te
genwoordigheid van een talrijke
schare vooraanstaande genodig
den?
U acht het niet mogelijk?
En toch heeft hij het gedaan, maar er
is geen „storm op zee!" op gevolgd. In
derdaad op het einde van zijn inleidende
toespraak, die hij afwisselend in het
Frans en het Nederlands hield, had hij
het over „De Verwoeste Stad", het be
faamde beeld dat te Rotterdam werd op
gericht en dat thans ook prijkt midden
in het bloemenperk dat voor het Casino
ligt. O. Zadkine zou aan de heer Langui
hebben bekend dat zijn beeld slechts vol
ledig zal zijn, wanneer een vogel zijn
nest zal gebouwd hebben in de holte van
het beeld.... Daarop zei de administra
teur-generaal (in het Frans)En wij
verlangen han harte de Vlamingen die
hier zijn zullen mij wel begrijpen dat
het een meeuw moge zijn met blauwe
poten....
Deze woorden van de heer Langui zijn
een symbool van de toestand in het
Casino te Knokke, waar de Vlamingen
dit jaar volledig burgerrecht hebben be
komen. Het is inderdaad zo, dat alles in
het gemeentelijk Casino van Knokke van
voor de oorlog in het Frans was. De
laatste jaren werden daarover hier en
daar wel eens protesten geuit. Deze wer
den geleidelijk aan wel heftiger. Vorig
jaar in volle Europ. Beker voor Zang
voordracht werd Jacques Brei zelfs
uitgejouwd omdat hij „Les Flamendes"
zong. Dit lied hangt een humoristisch
beeld van de Vlaamse vrouwen op en er
zijn nu eenmaal momenten waarop men
soms wel een beetje de zin voor humor
mist... De redacteur van De Standaard
merkte dan ook op, dat men uit dit inci
dent wel moest opmaken dat er veel
Vlamingen in de zaal aanwezig waren...
In het Knokse Kultuurverbond had men
dan ook begrepen, dat het ogenblik was
gekomen om de zaken op punt te zetten.
Daarom werd het „Vlaams Winterfesti
val Knokke" georganiseerd. Velen
waren er bang van, maar het werd een
succes, dat uitgroeide tot een ware tri
omf op 2 maart in een overvolle Casino
zaal in tegenwoordigheid van de minis
ter van kuituur. De belangstelling der
Vlamingen voor manifestaties in het ge
meentelijk Casino was meteen bewezen.
En de directie trok er de wijze besluiten
uit: voortaan is alles perfect tweetalig
en de overgang is a.h.w. geruisloos ge
beurd. Het is best zo: voor het Casino
en voor Knokke.
Maar laten wij nu terugkeren naar de
tentoonstellingszaal van het Casino,
waar een uitgelezen schaar vooraan
staanden was bijeengekomen, waaronder
de ambassadeur van Israël, minister Piet
Vermeylen, gewezen minister Lilar, de
negerambassadeur van de republiek
Tchad en vele anderen meer; vermelden
wij alleen nog de artiesten Albert Save-
rijs, Felix Labisse, Léon Devos, Luc Pei-
re, Paul Delvaux, E. L. T. Mesens en zo
meer. En tussen deze massa druk doen
de mensen, die vaak tussen de beelden
door liepen, zonder ze te zien, vonden
wij er ook de 73-jarige Ossip Zadkine.
Hij zag er onwennig uit met zijn zwarte
smoking, die fel afstak tegen zijn weel
derige witte haren en zijn borstelige
witte wenkbrauwen.
Steeds meer genodigden gingen hem ge
lukwensen. Gelaten en bedeesd onder
wierp hij zich aan deze eerbetuigingen.
Hij liet zich ook telkens weer fotografe
ren met die of die personaliteit of ge
woon zo maar met iemand, die niet eens
was voorgesteld en zichzelf niet eens
voorstelde. Vriendelijk onschuldig stond
hij er dan bij met zijn linkerhand, die on
veranderlijk zijn rechterarm iets boven
de pols vasthield, in een soort kramp
achtige poging om er niet onbeholpen
uit te zien.
Het is bij ons weten de eerste maal dat
een beeldhouwer de eer krijgt van
de grote tentoonstelling in het kader
van het Belgisch Zomerfestival in het
Casino te Knokke. De keuze is ongetwij
feld gelukkig want Zadkine behoort sa
men met H. Moore en J. Lipchitz onge
twijfeld tot de grootste beeldhouwers
van onze tijd, terwijl hij juist in de Ne
derlanden wel het meest naar waarde
werd geschat: Toen Zadkine 30 jaar was
hield hij zijn eerste tentoonstelling te
Brussel, terwijl de grote naam en faam
van Zadkine in Nederland zeker niet
meer moet onderlijnd worden. Zijn be-
faamste werk: Mei 1940 De Verwoes
te Stad" prijkt te Rotterdam, terwijl
hem onlangs opdracht gegeven werd
voor het maken van een monument voor
de gebroeders Van Gogh, waarover
trouwens heel wat te zien is op deze
overzichtelijke tentoonstelling.
Ossip Zadkine werd op 14 juli 1890 te
Smolensk geboren. Blijkbaar zag de man
in het feit dat hij op de Franse nationale
feestdag geboren werd daarin een aan
duiding, dat hij voorbestemd was om zijn
verdere leven te Parijs, in Frankrijk
door te brengen. Hoe dan ook, reeds op
16-jarige leeftijd verliet hij zijn vader
land om aan de academies van Londen
en Parijs te gaan studeren en op 21-
jarige leeftijd vestigde hij zich definitief
te Parijs en maakte er een buitengewo
ne ontwikkeling door. Hij verliet zijn
tweede vaderland slechts gedurende de
jongste wereldoorlog om zich in 1942 in
de States te gaan vestigen. Hij keerde
na de bevrijding ais een der eersten te
Parijs terug. Hij betrekt er sedert 1924
nog steeds hetzelfde atelier in de Rue
d'Assas.
Na zijn eerste bijval in België en Neder
land volgde pas Frankrijk en Engeland
en de Verenigde Staten. In 1950 werd
hem de eerste prijs voor beeldhouwkunst
door de Biennale te Venetië toegekend.
In 1960 kreeg hij de „Grand Prix de la
Sculpture" van de stad Parijs.
Te Knokke zijn 125 beeldhouwwerken,
25 gouaches, 15 tekeningen en 15 wand
tapijten bijeengebracht. Wat er buiten
zijn beeldhouwwerken gepresenteerd
wordt, lijkt ons niet zo belangrijk en had
er evengoed niet getoond kunnen wor
den. Misschien is juist die zin om ook
eens andere zaken te proberen, om laten
wij zeggen te experimenteren, juist een
gevaar voor Zadkine, omdat hij dit niet
nodig heeft en zijn naam eerder kwaad
dan goed doet: waren zijn barokke expe
rimenten er wel nodig. Zijn deze er niet
de schuld van dat sommigen zeggen, dat
hij over het paard werd getild?
De tentoonstelling van Zadkine blijft
niettemin een der voornaamste exposi
ties uit de reeks hoogtepunten op artis
tiek gebied, die jaarlijks aan de Belgi
sche kust worden gehouden.
Tot 9 september.
DE FOTO geheel bovenaan de pagina
geeft een beeld van de Zadkine-expositie
i?i het gemeentelijke Casino van Knok
ke. De foto daaronder toont rechts
beeldhouwer Ossip Zadkine in gesprek
met de administrateur-generaal, de heer
E. Langui.