Toneel van Paul Rodenko
NEW YORK PRO MUSICA
IVKO-SCHOOL
voorportaal tot
artistieke
beroepsopleiding
„HARTEN TWEE HARTEN DRIE" EN
„JACK IN LEVENLAND"
Uniek ensemble komt naar Middelburg
Experiment in Amsterdam
zaterdagnummer
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
Afgewezen
Harmonische
scholing
Geen klassen
Geen rapporten
Zaterdag 6 juli 1963
DAUL RODENKO GENIET IN
ons land bij het grote publiek een
dubieuze vermaardheid: als de be
werker van verhalen uit „Duizend en
één nacht" en andere galante en wat
gepeperde lectuur. Rodenko is de man
die overal iets dubbelzinnigs in zien
kan en die met een soms nauwelijks
van volkomen onschuld te onder
scheiden intonatie de grootste schun
nigheden zegt. U kent ze ongetwijfeld
uit uw kennissenkring, die mensen die
tot vermoeiens en walgens toe spits
vondigheden debiteren. Het scala
loopt dan van werkelijk geestig en
spits tot volkomen zouteloos, en dat
is bij de virtuoos Rodenko eveneens
het geval. Hij doet dit waarschijnlijk
omdat hij er toch wel aardigheid in
heeft en er ook nog een flinke boter
ham mee verdient, want die kiosken-
lectuur legt geen windeieren. Dat men
zich in zekere zin degradeert door
meesterwerken uit de wereldlitera
tuur zo te beduimelen, soit, iemand
moet het blijkbaar doen. Doch er is
een nasleep die veel vervelender is:
deze geestesgesteldheid vreet door en
gaat het eigen werk aantasten. Paul
Rodenko is niet alleen die wat ver
moeiende grapjas, hij is toch in de
eerste plaats een van onze origineel
ste dichters en essayisten. Nu heeft
hij zich bovendien nog ontpopt als
een toneelschrijver van ongemene al
lure.
Zijn toneelspel „Harten twee harten drie"
is een ingenieus, haast „klassiek" brok
toneelliteratuur. De dialoog wordt helaas
op menige plaats ontsierd door die goed
kope grapjes en zogezegd geestig-pikante
toespelingen, die Rodenko als maniertjes
uit zijn kiosken-schrijverij heeft overgehou
den. Jammer, want het is verder een be
wonderenswaardig stuk.
„Harten twee harten drie", alias „De man
die zichzelf bedroog" is qua gegeven zowel
oeroud als typisch modern, d.w.z. het mo
tief van de veronderstelde persoonsverwis
seling plus het huwelijksconflict zijn onge
veer zo oud als het toneel zelf, maar de
entourage en presentatie zijn volkomen van
deze tijd, in zekere zin zelfs experimenteel.
Althans weer opgefrist voor deze tijd. Zo
moet het stuk op een open toneel, zonder
doek, gespeeld worden, en blijven de regie
assistente en de inspiciënt aldoor op het
toneel aanwezig. Zij nemen door handelin
gen, tussenwerpingen etc. actief deel aan
het spel; de regie-assistente speelt zelfs drie
rolletjes door een kleinigheid aan haar toilet
te veranderen. Voorts is er nog een grapje:
de rol van John Leerkamp wordt gespeeld
door de auteur zelf, het staat op elk pro
gramma vermeld. In het eerste bedrijf
(het is een spel in twee bedrijven, een to
neelbewerking van het televisiespel „De
man die zich zelf bedroog") wordt in dit
opzicht naar een soort climax toegewerkt.
De lezer-toeschouwer wordt knap nieuws
gierig naar die verleidelijke John, al voelt
hij wel dat hij voor de. gek wordt gehou
den. De oplossing van het John-plobleem
na het begin van het tweede bedrijf, is he
laas weinig bevredigend; het enige zwakke
plekje in dit boeiende en geestige stuk.
Waar gaat het nu over?
De titel wijst er al op dat het een hartsge-
schiedenis, een liefde betreft. Wanneer het
spel, na een zeer originele proloog begint,
ziet men Huib en Ellen Martens aan het
ontbijt. Met een flinke dosis ironie heeft
Rodenko de gemiddelde situatie genomen:
keurig interieur, nette mensen, Huib advo
caat, 34, Ellen wel knap, in dat „erg lange
negenentwintigste jaar". Huwelijk een sleur
geworden, over kinderen hoort men niet.
Huib, overdag geheel in beslag genomen
door zijn werk, verdiept zich aan 't ontbijt
al in de krant, Ellen treuzelt verveeld en
onbevredigd. Zij is het prototype van de
oppervlakkige vrouw die naar haar me
ning geen aandacht genoeg krijgt. Doch er
is een huisvriend, de charmante, verleide
lijke John Leerkamp, en die besteedt wél
aandacht aan Ellen. Kortom: de aloude
driehoek kan ontstaan, en naar men vrezen
kan in de meest afgezaagde vorm. Doch
dan heeft men buiten Rodenko gerekend,
want die weet met een minimum aan mid
delen door een kleine verschuiving een zo
wel ingenieuze als aardige Boccacio-situatie
te scheppen, een andere „driehoeksverhou
ding", die de aandacht van de lezer-toe-
schouwer weldra volkomen gevangen houdt.
Heerlijk de spot drijvend met de psychia
trie en de dieptepsychologie laat hij
Ellen bij een bevriende dokter, dr. Ooster
huis, haar hart uitstorten. Als zij na dit
gesprek in haar autootje naar huis rijdt,
botst zij op een kruispunt tegen Johns wa
gen op (zij had voorrang moeten geven
maar volgens de psychologie niet gewild of
gekund) en komt in het ziekenhuis te
recht. Een lichte shock, wat onbetekenende
wonden, een voorbijgaand geheugenverlies.
Zo herkent zij aanvankelijk haar man niet.
Doch, en nu komt de verwikkeling: in
overleg met dr. Oosterhuis besluit Ellen te
simuleren dat zij haar geheugen gedeel
telijk kwijt is en zich niets meer van haar
man (Huib) herinnert. Dr. Oosterhuis weet
zelfs de tegenstribbelende Huib te overre
den in Ellens belang het spel mee te spe
len. Hij zal Huib als een collega, dokter
Bob Klaassen, aan Ellen voorstellen. Er is
niet veel fantasie voor nodig om in te den
ken welke dolkomische situaties hierdoor
ontstaan, er is echter wel veel fantasie voor
nodig om de zaak zo uit te buiten als Ro
denko dat heeft gedaan. Hij heeft het ge
geven volkomen uitgeput, maar op heel
spirituele wijze. Dr. Klaassen (alias Huib
dus) zal doen alsof hij op Ellen verliefd is.
Ellen moedigt hem aan, al te zeer zelfs,
want „Huib", die immers niet weet dat El
len al lang weet dat hij haar man is, denkt
dat zij zich dus grif met een ander af
geeft. Doch door een wonderlijke draai in
's mensen psyche is Ellen eigenlijk in haar
rol van mevrouw Martens een „andere"
voor Huib, en „Bob" in wezen een ander
voor Ellen. Zij worden opnieuw verliefd op
elkaar, en het komt zó ver (John is uit
het gezicht verdwenen) ten slotte, na dui
zend haken en ogen, dat zij met elkaar
„overspel" plegen. D.w.z. dat „Huib" denkt
dat Ellen overspel pleegt door zich aan dr.
Klaassen te geven en eigenlijk zelf over
spel pleegt omdat hij „weet" dat mevrouw
Martens zogezegd niet weet dat Bob Klaas
sen en haar man dezelfde zijn. Het is zo
simpel dat het het toppunt van ingewik
keldheid lijkt. Wat het natuurlijk ook wel
is, daar is het ten slotte een grap voor.
En het slot? De psychiater (ook al een
dubbel-figuur, doch daar wijden we nu maar
niet verder over uitgeeft een paar lesjes
weg over het volmaakte huwelijk, dat uit
een dubbele driehoeksverhouding zou be
staan, de man ook als minnaar en de
vrouw ook als minnares. Waarop de assis
tente komt met haar onschuldige vraag:
hebben Huib en Ellen hun lesje geleerd?
En een laatste tafereeltje toont op het to
neel hetzelfde beeld als het begin: de ont
bijttafel, Huib achter de krant, Ellen ver
veeld kruimelend. Er volgt een onvervalste
gooi- en smijtscène. Toch geeft het ondeu
gende slot een sprankje hoop.
Het stuk drijft geheel op de „vondst", op het
probleem. De protagonisten komen niet erg
uit de verf, zij illustreren slechts het pro
bleem. 't Aardigst is misschien nog de regie
assistente in de rol van Mona, de drijverige
snobistische vriendin die allerlei flaters
slaat zonder er iets van te merken. Verder
moet het stuk het hebben van de dwaze
en dubbelzinnige situaties en de flitsende
dialoog. Het gezelschap „Studio" heeft het
met succes gebracht; het is inderdaad een
geestige aanwinst voor onze toneellitera
tuur.
Het boek bevat ook nog het scenario van
een poppenfilm, „Jack in levenland". Toen
we het destijds in Podium lazen, waren we
er nogal enthousiast over. (Destijds, hoe
„oud" 't stuk al is beseft men als men op 'n
fossiele regieaanduiding stuit als: „Bij Pa
rijs hoort men Rina Ketty in „Place Pigal-
le"). Bij herlezing viel Jack tegen, het is,
hoewel niet vaag van opzet, (de „condition
humaine" met daarin vooral de ontoerei
kendheid van liefde en poëzie, gefigureerd
door de poppen met de poppenmaker-god)
wat vaag van uitwerking gebleven. Doch
alles wat het geestesmerk van Paul Ro
denko draagt, is zeer de moeite waard. Hij
is een van de weinige moderne Nederland
se auteurs wier werk men steeds met ver
wachting opneemt.
Uitgave: Bert Bakker/Daamen, Den Haag.
folgende week vrijdagavond zal, in het kader van het Holland
V Festival, in de burgerzaal van het Middelburgs stadhuis, een
opmerkelijk gezelschap musiceren: het ensemble New Vork Pro
Musica. De tournee in Nederland, betekent voor dit unieke ge
zelschap onder muzikale leiding van Noah Greenberg, de eerste
kennismaking met ons land. Het is interessant om even bij de
geschiedenis van dit unieke gezelschap stil te staan.
Genoemde Noah Greenberg bestudeerde in 1954 het standaard
werk van Charles Edmond Hendri de Coussemaker (1805-1876)
dat in 1860 te Parijs was verschenen en waarin Danielis Ludus
wordt vermeld, en waarvan het enige resterende manuscript zich
in het British Museum bevond. Nadat het was ontcijferd en in
moderne notatie was overgezet begon Greenberg er fragmenten
van in te studeren met het ensemble New lork Pro Musica en
een jaar later werden deze voor de eerste maal in het publiek uit
gevoerd. Het succes was groot, men durfde een volledige uit
voering $an.
Het klinkt eenvoudig, maar een buitenstaander heeft er geen
notie van hoeveel werk intussen was verzet. Ten eerste de
ontcijfering van het manuscript. In de twaalfde eeuw was mu
zieknotatie merendeels een geheugenschrift: als men wist hoe het
ongeveer moest zijn, kon men zich uit\het oude Neumenschrift de
juiste details wel herinneren. Dat wil zeggen, alleen de toonhoog
te van de melodische wendingen. De ritmiek moest men dan
afleiden uit de tekst, die op de melodie moest worden gezongen.
Die tekst was intussen hoofdzakelijk middel-latijn en niet het
klassieke dat tegenwoordig wordt onderwezen. Een specialist
werd erbij gehaald, doch er waren ook oud-franse episodes waar
voor weer een andere ter zake kundige moest worden aangetrok
ken. Vervolgens kon men zich afvragen: hoe moet dit alles wor
den gespeeld en gezongen, welke instrumenten gebruikte men in
die tijd en waar halen wij die nu nog vandaan? Er werd gezocht
in musea, restanten werden nauwkeurig hersteld aan de hand
van oude beschrijvingen.
Het middeleeuws liturgisch drama was geen concert, het was
een spel met actie waarbij een bijbels gebeuren zich voor de ogen
der gelovigen voltrok. Andere specialisten moesten aanrukken
om aan te geven hoe het liturgisch drama zich precies voltrok,
anderen moest inlichten over stijl en kostuums.
Ten slotte was het zo ver: het Spel van Daniël bewoog zich
zingend en spelend door de kerkruimte, waarbij gebruik werd
gemaakt van een draagbaar orgeltje, een draagbaar handearil-
lon, een doedelzak, een kleine handharp, een oude rechte trom
pet, blokfluiten en vedels met boogstrijkstok.
Goed beschouwd geen wonder dat deze unieke manifestatie een
succes had dat doorklonk tot over de oceaan. In 1959 kwam
New York Pro Musica voor het eerst naar Europa voor concer
ten in Engeland, Italië en Frankrijk.
Men heeft toen geprobeerd het gezelschap in Nederland te laten
optreden, doch deze pogingen hadden geen succes. Wel heeft
men in ons land inmiddels via grammofoonplaten van deze mu
ziek kunnen kennisnemen. New York Pro Musica heeft zich in
middels een uitgebreider programma van middeleeuwse en re-
naissance-muziek eigen gemaakt. Helaas bleken de platen van
het ensemble in ons land „moeilijk verkoopbaar", zodat de komst
van het gezelschap naar Nederland een verheugend feit is.
In het gezelschap van Greenberg is een zogenaamde counter
tenor opgenomen, een tot circa 1700 voortdurende manier van
zingen, waarbij een bas of bariton een soort falcetto-register ont
wikkelde, dat bijzonder op een altstem leek en de totale klank
meer helderheid verleent.
Al met al belooft het volgende ween ..oogst belang
wekkende muzikale manifestatie te worden in de burgerzaal van
het Middelburgse stadhuis.
De lessen in manuele expressie in de
ruimte, eveneens een plichtvak voor alle
scholieren, worden gegeven in „De
Werkschuit"een in de Amstel drijvend
centrum voor kunstzinnige jongeren.
komen rechtstreeks van de lagere school.
Er zijn er echter ook, die het op een an
dere school voor uitgebreid lagere, of
middelbaar onderwijs niet hebben kun
nen uithouden. Frans uit Loosdrecht is
er zo een. Hij zat op het lyceum. „Maar
het beviel me niet. Al die dwang. Hier
is het leuk. Hier moet je het zelf doen.
Hier moet je zelf willen leren".
Het afgelopen jaar zijn twee van de leer
lingen van school gegaan. Het zag er
niet naar uit dat zij de eindstreep zou
den halen. Dan heeft een verdere op
leiding geen zin. „Al is het niet zo", zegt
de heer Van Wijk van Brievingh, „dat
ik de volle honderd p ent van mijn
leerlingen aan een ademie moet
afleveren, wil ons leerp.„.i geslaagd zijn.
Een meisje, dat in de loop van de vier
jaar niet voldoende begaafdheid blijkt
te hebben om het schilderen als vak te
beoefenen, kan met haar kunstgevoelig
heid die zij toch wel heeft, een heel goede
verkoopster worden in bijvoorbeeld een
betere stoffenzaak. De jongen, die niet
voldoende schilder is, kan een goede
etaleur worden. De IVKO-school is er
voor de toespitsing van de kunstgevoe
ligheid".
Van de tachtig jongens en meisjes, die
zich voor het nieuwe schooljaar heb
ben gemeld, zijn veertig ongeschikt be
vonden. Het criterium van pa en ma
„dat Jantje zo aardig tekent' 'is niet vol
doende om te worden toegelaten. Zij, die
zich aanmelden worden getest. Dat ge
beurt door het psycho-technisch bureau
van het Gewestelijk Arbeidsbureau. Ge
test wordt, in omgekeerde volgorde, op
kunstgevoeligheid („ga je veel naar to
neel Waarom Schilder je veel Waar
om op karakter, de instelling om
zelfstandig te kunnen werken; en op
intelligentie. De leerlingen moeten in
staat zijn de lessen te volgen van een
vierjarige ulo of van een driejarige h.b.s.
Het IVO-B-diploma geeft, als er geen
kunstonderwijs op volgt, in de niet
kunstzinnige sector van de maatschappij
in het algemeen dezelfde rechten als een
mulo-A-diploma of een driejarige h.b.s.-
opleiding. Geheel kosteloos is de oplei
ding niet. Per leerling wordt, afhankelijk
van het inkomen der vaders, een bijdra
ge gevraagd van 100 tot 300 per jaar.
Hoe groot het percentage zal zijn van
de leerlingen, dat met het IVO-B-diplo
ma op zak, naar het conservatorium gaat
of naar bijvoorbeeld een kunstacademie,
moet de tijd nog leren.
In het bestuur van de IVKO-school (be
horende tot de sector neutraal bijzonder
onderwijs en gesubsidieerd door rijk en
gemeente) hebben o.a. zitting Ben Groe-
nier van de toneelschool in Arnhem, drs.
W. Ph. Pos van de toneelschool in Am
sterdam, Jan Odé van het conservato
rium in Amsterdam en Jan Kassies,
secretaris van de Raad voor de Kunst.
Deze mensen zien nut in een vooroplei
ding van toekomstige kunstenaars. Een
vooropleiding, welke in de praktijk voor
enkele, of wellicht vele van de IVKO-
scholieren dus een voorselectie zal blij
ken te zijn. Margot, die zo nodig aan
het toneel wil, nu nog, en die naar de
IVKO-school kwam omdat ze op de Mon-
tessori-ulo haar draai niet kon vinden,
zegt tenminste: „Ik vind boetseren ook
fijn hoor. Misschien ga ik de kunstnij
verheid wel in".
De heer Van Wijk van Brievingh gelooft
dat van de tien leerlingen, die het toneel
als voorkeursvak hebben uitgekozen, uit
eindelijk misschien twee of drie hun doel
inderdaad bereiken. „Dit is een school
van geëmotioneerde kinderen, die op een
normale school niet tot hun recht komen.
Die voor het merendeel wel in een artis
tiek vak terecht zullen komen. En die,
als ze dat niet halen, in ieder geval
een schoolopleiding zullen hebben ge
had, welke past bij hun karakter en hun
persoonlijke belangstelling".
Een les van de actrice Els Bouwman
in dramatische en verbale expressie. Het
leslokaal is, wegens gebrek aan ruimte
in de eigen (voorlopige) behuizing, de
zolder van een school in de buurt.
Ineke, Margot, Francis en Hannie willen naar de toneelschool. Dat
zou dan over enige jaren moeten zijn, want voorlopig zijn ze nog te
jong: twaalf, dertien jaar. Vooralsnog is hun toneelambitie hoofdza
kelijk een prille hobby. Maar toch ook al een schoolvak, want ze zijn
leerlingen van de school voor Individueel Voortgezet en Kunstzinnig
Onderwijs in Amsterdam. Het hoofd van de school ontruimt zijn ka
mer, wanneer de vier het in het huiswerklokaal te koud vinden en
komen vragen of ze bij hem hun huiswerk mogen maken. Ze hebben
een stuk van Godfried Bomans onderhanden: „Bloed en liefde". Han
nie speelt de gravin. Francis is de dienstmaagd Amalia.
„Wat zou U er van zeggen, edele gravin,
als U het bed besteeg en U te slapen leg
de?"
Hannie vlijt zich op twee stoelen. Ze on
dersteunt het hoofd met haar handen,
hetgeen een ongemakkelijke houding is,
maar het moet, want Hannie draagt een
kunstige wrong, bezaaid met glittertjes.
En die moet niet in de war.
Er zitten zeventig van die persoonlijk-
heidjes op de IVKO-school. Ze hebben
allen één doel: te zijner tijd de kunst in.
Als balletdanseres, als kunstschilder, als
musicus, als reclametekenaar
Misschien worden ze het niet. Het zal
hun school betrekkelijk om het even zijn.
Want aan de Nieuwe Kerkstraat in Am
sterdam worden geen jonge kunstenaars
afgeleverd. De IVKO-school is opgezet
om aangepast onderwijs te kunnen ge
ven aan leerlingen, die kunstbegaafd, al
thans kunstgevoelig zijn en uit dien
hoofde niet uit de voeten kunnen met de
uitsluitend intellectuele scholing op de
normale scholen voor voortgezet onder
wijs.
Het prospectus van de IVKO-school zegt
het ongeveer als volgt: „Op élke school
zou (eigenlijk) aandacht moeten worden
besteed aan de kunstzinnige vorming van
de leerling. Die aandacht is beslist nood
zakelijk voor leerlingen, die kunstgevoe
lig zijn, wil hun hele persoonlijkheid
tot ontwikkeling komen. Wanneer de
leerlingen zich al tijdens de schooljaren
willen voorbereiden op een toekomstige
artistieke activiteit, mag er geen tegen
strijdigheid ontstaan tussen het normale
onderwijs en hun kunstzinnige vorming.
Het streven van de IVKO-school is er
geheel opgericht deze verschillende kan
ten van de vorming met elkaar in har
monie te brengen".
Blijkt na de cursus van vier jaar dat de
kunstbegaafdheid geen jeugdverschijn
sel is geweest, dan kunnen de IVKO-leer-
lingen voor hun vakopleiding overgaan
naar bijvoorbeeld het conservatorium,
de school voor kunstnijverheid of de to
neelschool, al naar gelang hun interesse
en mogelijke bekwaamheid. Op de IVKO-
school hebben zij, tussen de gebruikelijke
door de wet voorgeschreven, intellec
tuele vakken als Frans, Engels, aard
rijkskunde, e.d. in van elk der op de
vakscholen te onderwijzen artistieke be
roepen, kunnen proeven. Want het les
rooster bevat vakken als muziekleer,
pantomime, bewegingsexpressie, verbale
expressie, toneelspel, decorbouw, schilde
ren, vrij vormen in klei, hout en metaal,
enz. Van de op elke school onderwezen
intellectuele vakken krijgen ze alleen
niet de handelsvakken.
De IVKO-school is vorig jaar opgericht
en nadert nu het einde van haar eerste
cursusjaar. Voorlopig is het de enige
school van deze soort, maar ook Den
Bosch en Rotterdam hebben plannen.
De idee tot oprichting van de school is
afkomstig van Hans Snoek, de leid
ster van het Scapinoballet en van de
daarmee verbonden balletacademie. Ge
zocht werd naar een vorm van onderwijs,
waarbij jonge meisjes en jongens, ge
lijktijdig én voortgezet onderwijs, én een
dansopleiding zouden krijgen. In Neder
land beginnen de danseressen en vooral
de dansers gewoonlijk te laat aan hun
vakopleiding, want eerst moeten ze hun
normale school hebben afgemaakt, Wat
dit betreft zijn de meeste ouders zeer
verstandig. Maar het zijn alleen de in
tellectueel beter begaafden die in hun
vrije tijd én hun huiswerk van school
én balletlessen kunnen combineren. Het
is geen geheim: de danseressen en dan
sers, die zich hebben gepermitteerd reeds
vanaf hun veertiende jaar de dagoplei
ding van de balletscholen te volgen, zijn
over het algemeen intellectueel weinig
ontwikkeld. De harmonische ontwikke
ling van gelijktijdig zowel de intellec
tuele scholing als de vakopleiding ont
brak.
Op basis van die harmonie in de oplei
ding is als enig instituut in Nederland
de balletafdeling georganiseerd van
het Koninklijk Conservatorium in Den
Haag. De school gaat nog iets verder te
rug, want hij geeft behalve ulo, ook la
ger onderwijs. In het lesrooster zijn ver
werkt de uren, die besteed worden aan
ballettraining, lessen in balletgeschie
denis, kostuumkunde, muziekleer e.d.
De school in Amsterdam is uiteindelijk
geen ulo-annex balletschool geworden.
Van de zeventig leerlingen van nu, zijn
er slechts twintig die naar het ballet
willen. Hun speciale balletopleiding krij
gen ze bovendien niet op de school zelf,
maar volgen ze in hun vrije tijd, dus
hoofdzakelijk in de avonduren, aan de
academie van het Scapinoballet. Op de
IVKO-school is het ballet slechts één
van de artistieke vakken.
Het onderwijssysteem van de IVKO-
school komt overeen met dat van de
IVO-scholen, de scholen voor individueel
voortgezet onderwijs. De naam zegt het
al. Alleen het woord „kunstzinnig" is er
bij gekomen. De IVO-scholen kennen
geen klassen, maar leeftijdsgroepen.
Geen rapporten, overgaan en zittenblij
ven, maar proeven. Op de IVKO-school
moeten de leerlingen in hun vier school
jaren in totaal dertig proeven afleggen
in de intellectuele vakken en twintig in
de kunstzinnige vakken. Het betekent
niet dat de IVKO-school, in vergelijking
met de gewone scholen voor voortgezet
onderwijs, een bijna dubbel zo groot les
rooster heeft.
Binnen het raam van het door de wet
voorgeschreven aantal lesuren (1040 per
jaar) kan geschoven worden. Een van
de lesuren in „Nederlandse taal" wordt
op de IVKO-school vertaald in „toneel
les". Het zanguur van de gewone scho
len van het voortgezet onderwijs wordt
op de IVKO-school besteed aan muzi
kale vorming. De onderwijsinspectie
heeft die vrije tèksttoepassing van de
wettelijke roostervakken goedgekeurd.
Aan de hogere regionen is echter toe
stemming gevraagd het jaarlijks aantal
lesuren voor de intellectuele vakken te
mogen verlagen tot het wettelijke mini
mum van 920. Daardoor zal meer ruimte
ontstaan voor de artistieke vakken.
In september begint de IVKO-school het
tweede cursusjaar. Waarschijnlijk zal de
school dan een eigen behuizing hebben.
De lessen worden nu nog gegeven in lo
kalen van het gebouw van de Volksmu
ziekschool. Verschillende artistieke vak
ken moeten wegens ruimtegebrek, bui
ten de deur onderwezen worden. Het vrij
werken met klei, hout en metaal bijvoor
beeld, gebeurt nu nog op de Werkschuit.
Het eigen huis is nodig, want er is gro
te belangstelling voor de nieuwe
vorm van onderwijs. Het nieuwe cur
susjaar begint met honderd leerlingen.
In januari zal het aantal gegroeid zijn
tot 120. Het hoofd van de school, de heer
P. G. van Wijk van Brievingh („zelf ben
ik geen kunstenaar, alleen kunstmin
naar"), vroeger leraar aan een uloschool
met normaal klassikaal onderwijs en le
raar aan de IVO-school in Bussum,
heeft voor zichzelf een maximum ge
steld van 170 leerlingen, „want we moe
ten een gezin blijven en geen fabriek
worden". De meesten van de leerlingen