Toneel van Paul Rodenko NEW YORK PRO MUSICA IVKO-SCHOOL voorportaal tot artistieke beroepsopleiding „HARTEN TWEE HARTEN DRIE" EN „JACK IN LEVENLAND" Uniek ensemble komt naar Middelburg Experiment in Amsterdam zaterdagnummer Letterkundige kroniek door HANS WARREN Afgewezen Harmonische scholing Geen klassen Geen rapporten Zaterdag 6 juli 1963 DAUL RODENKO GENIET IN ons land bij het grote publiek een dubieuze vermaardheid: als de be werker van verhalen uit „Duizend en één nacht" en andere galante en wat gepeperde lectuur. Rodenko is de man die overal iets dubbelzinnigs in zien kan en die met een soms nauwelijks van volkomen onschuld te onder scheiden intonatie de grootste schun nigheden zegt. U kent ze ongetwijfeld uit uw kennissenkring, die mensen die tot vermoeiens en walgens toe spits vondigheden debiteren. Het scala loopt dan van werkelijk geestig en spits tot volkomen zouteloos, en dat is bij de virtuoos Rodenko eveneens het geval. Hij doet dit waarschijnlijk omdat hij er toch wel aardigheid in heeft en er ook nog een flinke boter ham mee verdient, want die kiosken- lectuur legt geen windeieren. Dat men zich in zekere zin degradeert door meesterwerken uit de wereldlitera tuur zo te beduimelen, soit, iemand moet het blijkbaar doen. Doch er is een nasleep die veel vervelender is: deze geestesgesteldheid vreet door en gaat het eigen werk aantasten. Paul Rodenko is niet alleen die wat ver moeiende grapjas, hij is toch in de eerste plaats een van onze origineel ste dichters en essayisten. Nu heeft hij zich bovendien nog ontpopt als een toneelschrijver van ongemene al lure. Zijn toneelspel „Harten twee harten drie" is een ingenieus, haast „klassiek" brok toneelliteratuur. De dialoog wordt helaas op menige plaats ontsierd door die goed kope grapjes en zogezegd geestig-pikante toespelingen, die Rodenko als maniertjes uit zijn kiosken-schrijverij heeft overgehou den. Jammer, want het is verder een be wonderenswaardig stuk. „Harten twee harten drie", alias „De man die zichzelf bedroog" is qua gegeven zowel oeroud als typisch modern, d.w.z. het mo tief van de veronderstelde persoonsverwis seling plus het huwelijksconflict zijn onge veer zo oud als het toneel zelf, maar de entourage en presentatie zijn volkomen van deze tijd, in zekere zin zelfs experimenteel. Althans weer opgefrist voor deze tijd. Zo moet het stuk op een open toneel, zonder doek, gespeeld worden, en blijven de regie assistente en de inspiciënt aldoor op het toneel aanwezig. Zij nemen door handelin gen, tussenwerpingen etc. actief deel aan het spel; de regie-assistente speelt zelfs drie rolletjes door een kleinigheid aan haar toilet te veranderen. Voorts is er nog een grapje: de rol van John Leerkamp wordt gespeeld door de auteur zelf, het staat op elk pro gramma vermeld. In het eerste bedrijf (het is een spel in twee bedrijven, een to neelbewerking van het televisiespel „De man die zich zelf bedroog") wordt in dit opzicht naar een soort climax toegewerkt. De lezer-toeschouwer wordt knap nieuws gierig naar die verleidelijke John, al voelt hij wel dat hij voor de. gek wordt gehou den. De oplossing van het John-plobleem na het begin van het tweede bedrijf, is he laas weinig bevredigend; het enige zwakke plekje in dit boeiende en geestige stuk. Waar gaat het nu over? De titel wijst er al op dat het een hartsge- schiedenis, een liefde betreft. Wanneer het spel, na een zeer originele proloog begint, ziet men Huib en Ellen Martens aan het ontbijt. Met een flinke dosis ironie heeft Rodenko de gemiddelde situatie genomen: keurig interieur, nette mensen, Huib advo caat, 34, Ellen wel knap, in dat „erg lange negenentwintigste jaar". Huwelijk een sleur geworden, over kinderen hoort men niet. Huib, overdag geheel in beslag genomen door zijn werk, verdiept zich aan 't ontbijt al in de krant, Ellen treuzelt verveeld en onbevredigd. Zij is het prototype van de oppervlakkige vrouw die naar haar me ning geen aandacht genoeg krijgt. Doch er is een huisvriend, de charmante, verleide lijke John Leerkamp, en die besteedt wél aandacht aan Ellen. Kortom: de aloude driehoek kan ontstaan, en naar men vrezen kan in de meest afgezaagde vorm. Doch dan heeft men buiten Rodenko gerekend, want die weet met een minimum aan mid delen door een kleine verschuiving een zo wel ingenieuze als aardige Boccacio-situatie te scheppen, een andere „driehoeksverhou ding", die de aandacht van de lezer-toe- schouwer weldra volkomen gevangen houdt. Heerlijk de spot drijvend met de psychia trie en de dieptepsychologie laat hij Ellen bij een bevriende dokter, dr. Ooster huis, haar hart uitstorten. Als zij na dit gesprek in haar autootje naar huis rijdt, botst zij op een kruispunt tegen Johns wa gen op (zij had voorrang moeten geven maar volgens de psychologie niet gewild of gekund) en komt in het ziekenhuis te recht. Een lichte shock, wat onbetekenende wonden, een voorbijgaand geheugenverlies. Zo herkent zij aanvankelijk haar man niet. Doch, en nu komt de verwikkeling: in overleg met dr. Oosterhuis besluit Ellen te simuleren dat zij haar geheugen gedeel telijk kwijt is en zich niets meer van haar man (Huib) herinnert. Dr. Oosterhuis weet zelfs de tegenstribbelende Huib te overre den in Ellens belang het spel mee te spe len. Hij zal Huib als een collega, dokter Bob Klaassen, aan Ellen voorstellen. Er is niet veel fantasie voor nodig om in te den ken welke dolkomische situaties hierdoor ontstaan, er is echter wel veel fantasie voor nodig om de zaak zo uit te buiten als Ro denko dat heeft gedaan. Hij heeft het ge geven volkomen uitgeput, maar op heel spirituele wijze. Dr. Klaassen (alias Huib dus) zal doen alsof hij op Ellen verliefd is. Ellen moedigt hem aan, al te zeer zelfs, want „Huib", die immers niet weet dat El len al lang weet dat hij haar man is, denkt dat zij zich dus grif met een ander af geeft. Doch door een wonderlijke draai in 's mensen psyche is Ellen eigenlijk in haar rol van mevrouw Martens een „andere" voor Huib, en „Bob" in wezen een ander voor Ellen. Zij worden opnieuw verliefd op elkaar, en het komt zó ver (John is uit het gezicht verdwenen) ten slotte, na dui zend haken en ogen, dat zij met elkaar „overspel" plegen. D.w.z. dat „Huib" denkt dat Ellen overspel pleegt door zich aan dr. Klaassen te geven en eigenlijk zelf over spel pleegt omdat hij „weet" dat mevrouw Martens zogezegd niet weet dat Bob Klaas sen en haar man dezelfde zijn. Het is zo simpel dat het het toppunt van ingewik keldheid lijkt. Wat het natuurlijk ook wel is, daar is het ten slotte een grap voor. En het slot? De psychiater (ook al een dubbel-figuur, doch daar wijden we nu maar niet verder over uitgeeft een paar lesjes weg over het volmaakte huwelijk, dat uit een dubbele driehoeksverhouding zou be staan, de man ook als minnaar en de vrouw ook als minnares. Waarop de assis tente komt met haar onschuldige vraag: hebben Huib en Ellen hun lesje geleerd? En een laatste tafereeltje toont op het to neel hetzelfde beeld als het begin: de ont bijttafel, Huib achter de krant, Ellen ver veeld kruimelend. Er volgt een onvervalste gooi- en smijtscène. Toch geeft het ondeu gende slot een sprankje hoop. Het stuk drijft geheel op de „vondst", op het probleem. De protagonisten komen niet erg uit de verf, zij illustreren slechts het pro bleem. 't Aardigst is misschien nog de regie assistente in de rol van Mona, de drijverige snobistische vriendin die allerlei flaters slaat zonder er iets van te merken. Verder moet het stuk het hebben van de dwaze en dubbelzinnige situaties en de flitsende dialoog. Het gezelschap „Studio" heeft het met succes gebracht; het is inderdaad een geestige aanwinst voor onze toneellitera tuur. Het boek bevat ook nog het scenario van een poppenfilm, „Jack in levenland". Toen we het destijds in Podium lazen, waren we er nogal enthousiast over. (Destijds, hoe „oud" 't stuk al is beseft men als men op 'n fossiele regieaanduiding stuit als: „Bij Pa rijs hoort men Rina Ketty in „Place Pigal- le"). Bij herlezing viel Jack tegen, het is, hoewel niet vaag van opzet, (de „condition humaine" met daarin vooral de ontoerei kendheid van liefde en poëzie, gefigureerd door de poppen met de poppenmaker-god) wat vaag van uitwerking gebleven. Doch alles wat het geestesmerk van Paul Ro denko draagt, is zeer de moeite waard. Hij is een van de weinige moderne Nederland se auteurs wier werk men steeds met ver wachting opneemt. Uitgave: Bert Bakker/Daamen, Den Haag. folgende week vrijdagavond zal, in het kader van het Holland V Festival, in de burgerzaal van het Middelburgs stadhuis, een opmerkelijk gezelschap musiceren: het ensemble New Vork Pro Musica. De tournee in Nederland, betekent voor dit unieke ge zelschap onder muzikale leiding van Noah Greenberg, de eerste kennismaking met ons land. Het is interessant om even bij de geschiedenis van dit unieke gezelschap stil te staan. Genoemde Noah Greenberg bestudeerde in 1954 het standaard werk van Charles Edmond Hendri de Coussemaker (1805-1876) dat in 1860 te Parijs was verschenen en waarin Danielis Ludus wordt vermeld, en waarvan het enige resterende manuscript zich in het British Museum bevond. Nadat het was ontcijferd en in moderne notatie was overgezet begon Greenberg er fragmenten van in te studeren met het ensemble New lork Pro Musica en een jaar later werden deze voor de eerste maal in het publiek uit gevoerd. Het succes was groot, men durfde een volledige uit voering $an. Het klinkt eenvoudig, maar een buitenstaander heeft er geen notie van hoeveel werk intussen was verzet. Ten eerste de ontcijfering van het manuscript. In de twaalfde eeuw was mu zieknotatie merendeels een geheugenschrift: als men wist hoe het ongeveer moest zijn, kon men zich uit\het oude Neumenschrift de juiste details wel herinneren. Dat wil zeggen, alleen de toonhoog te van de melodische wendingen. De ritmiek moest men dan afleiden uit de tekst, die op de melodie moest worden gezongen. Die tekst was intussen hoofdzakelijk middel-latijn en niet het klassieke dat tegenwoordig wordt onderwezen. Een specialist werd erbij gehaald, doch er waren ook oud-franse episodes waar voor weer een andere ter zake kundige moest worden aangetrok ken. Vervolgens kon men zich afvragen: hoe moet dit alles wor den gespeeld en gezongen, welke instrumenten gebruikte men in die tijd en waar halen wij die nu nog vandaan? Er werd gezocht in musea, restanten werden nauwkeurig hersteld aan de hand van oude beschrijvingen. Het middeleeuws liturgisch drama was geen concert, het was een spel met actie waarbij een bijbels gebeuren zich voor de ogen der gelovigen voltrok. Andere specialisten moesten aanrukken om aan te geven hoe het liturgisch drama zich precies voltrok, anderen moest inlichten over stijl en kostuums. Ten slotte was het zo ver: het Spel van Daniël bewoog zich zingend en spelend door de kerkruimte, waarbij gebruik werd gemaakt van een draagbaar orgeltje, een draagbaar handearil- lon, een doedelzak, een kleine handharp, een oude rechte trom pet, blokfluiten en vedels met boogstrijkstok. Goed beschouwd geen wonder dat deze unieke manifestatie een succes had dat doorklonk tot over de oceaan. In 1959 kwam New York Pro Musica voor het eerst naar Europa voor concer ten in Engeland, Italië en Frankrijk. Men heeft toen geprobeerd het gezelschap in Nederland te laten optreden, doch deze pogingen hadden geen succes. Wel heeft men in ons land inmiddels via grammofoonplaten van deze mu ziek kunnen kennisnemen. New York Pro Musica heeft zich in middels een uitgebreider programma van middeleeuwse en re- naissance-muziek eigen gemaakt. Helaas bleken de platen van het ensemble in ons land „moeilijk verkoopbaar", zodat de komst van het gezelschap naar Nederland een verheugend feit is. In het gezelschap van Greenberg is een zogenaamde counter tenor opgenomen, een tot circa 1700 voortdurende manier van zingen, waarbij een bas of bariton een soort falcetto-register ont wikkelde, dat bijzonder op een altstem leek en de totale klank meer helderheid verleent. Al met al belooft het volgende ween ..oogst belang wekkende muzikale manifestatie te worden in de burgerzaal van het Middelburgse stadhuis. De lessen in manuele expressie in de ruimte, eveneens een plichtvak voor alle scholieren, worden gegeven in „De Werkschuit"een in de Amstel drijvend centrum voor kunstzinnige jongeren. komen rechtstreeks van de lagere school. Er zijn er echter ook, die het op een an dere school voor uitgebreid lagere, of middelbaar onderwijs niet hebben kun nen uithouden. Frans uit Loosdrecht is er zo een. Hij zat op het lyceum. „Maar het beviel me niet. Al die dwang. Hier is het leuk. Hier moet je het zelf doen. Hier moet je zelf willen leren". Het afgelopen jaar zijn twee van de leer lingen van school gegaan. Het zag er niet naar uit dat zij de eindstreep zou den halen. Dan heeft een verdere op leiding geen zin. „Al is het niet zo", zegt de heer Van Wijk van Brievingh, „dat ik de volle honderd p ent van mijn leerlingen aan een ademie moet afleveren, wil ons leerp.„.i geslaagd zijn. Een meisje, dat in de loop van de vier jaar niet voldoende begaafdheid blijkt te hebben om het schilderen als vak te beoefenen, kan met haar kunstgevoelig heid die zij toch wel heeft, een heel goede verkoopster worden in bijvoorbeeld een betere stoffenzaak. De jongen, die niet voldoende schilder is, kan een goede etaleur worden. De IVKO-school is er voor de toespitsing van de kunstgevoe ligheid". Van de tachtig jongens en meisjes, die zich voor het nieuwe schooljaar heb ben gemeld, zijn veertig ongeschikt be vonden. Het criterium van pa en ma „dat Jantje zo aardig tekent' 'is niet vol doende om te worden toegelaten. Zij, die zich aanmelden worden getest. Dat ge beurt door het psycho-technisch bureau van het Gewestelijk Arbeidsbureau. Ge test wordt, in omgekeerde volgorde, op kunstgevoeligheid („ga je veel naar to neel Waarom Schilder je veel Waar om op karakter, de instelling om zelfstandig te kunnen werken; en op intelligentie. De leerlingen moeten in staat zijn de lessen te volgen van een vierjarige ulo of van een driejarige h.b.s. Het IVO-B-diploma geeft, als er geen kunstonderwijs op volgt, in de niet kunstzinnige sector van de maatschappij in het algemeen dezelfde rechten als een mulo-A-diploma of een driejarige h.b.s.- opleiding. Geheel kosteloos is de oplei ding niet. Per leerling wordt, afhankelijk van het inkomen der vaders, een bijdra ge gevraagd van 100 tot 300 per jaar. Hoe groot het percentage zal zijn van de leerlingen, dat met het IVO-B-diplo ma op zak, naar het conservatorium gaat of naar bijvoorbeeld een kunstacademie, moet de tijd nog leren. In het bestuur van de IVKO-school (be horende tot de sector neutraal bijzonder onderwijs en gesubsidieerd door rijk en gemeente) hebben o.a. zitting Ben Groe- nier van de toneelschool in Arnhem, drs. W. Ph. Pos van de toneelschool in Am sterdam, Jan Odé van het conservato rium in Amsterdam en Jan Kassies, secretaris van de Raad voor de Kunst. Deze mensen zien nut in een vooroplei ding van toekomstige kunstenaars. Een vooropleiding, welke in de praktijk voor enkele, of wellicht vele van de IVKO- scholieren dus een voorselectie zal blij ken te zijn. Margot, die zo nodig aan het toneel wil, nu nog, en die naar de IVKO-school kwam omdat ze op de Mon- tessori-ulo haar draai niet kon vinden, zegt tenminste: „Ik vind boetseren ook fijn hoor. Misschien ga ik de kunstnij verheid wel in". De heer Van Wijk van Brievingh gelooft dat van de tien leerlingen, die het toneel als voorkeursvak hebben uitgekozen, uit eindelijk misschien twee of drie hun doel inderdaad bereiken. „Dit is een school van geëmotioneerde kinderen, die op een normale school niet tot hun recht komen. Die voor het merendeel wel in een artis tiek vak terecht zullen komen. En die, als ze dat niet halen, in ieder geval een schoolopleiding zullen hebben ge had, welke past bij hun karakter en hun persoonlijke belangstelling". Een les van de actrice Els Bouwman in dramatische en verbale expressie. Het leslokaal is, wegens gebrek aan ruimte in de eigen (voorlopige) behuizing, de zolder van een school in de buurt. Ineke, Margot, Francis en Hannie willen naar de toneelschool. Dat zou dan over enige jaren moeten zijn, want voorlopig zijn ze nog te jong: twaalf, dertien jaar. Vooralsnog is hun toneelambitie hoofdza kelijk een prille hobby. Maar toch ook al een schoolvak, want ze zijn leerlingen van de school voor Individueel Voortgezet en Kunstzinnig Onderwijs in Amsterdam. Het hoofd van de school ontruimt zijn ka mer, wanneer de vier het in het huiswerklokaal te koud vinden en komen vragen of ze bij hem hun huiswerk mogen maken. Ze hebben een stuk van Godfried Bomans onderhanden: „Bloed en liefde". Han nie speelt de gravin. Francis is de dienstmaagd Amalia. „Wat zou U er van zeggen, edele gravin, als U het bed besteeg en U te slapen leg de?" Hannie vlijt zich op twee stoelen. Ze on dersteunt het hoofd met haar handen, hetgeen een ongemakkelijke houding is, maar het moet, want Hannie draagt een kunstige wrong, bezaaid met glittertjes. En die moet niet in de war. Er zitten zeventig van die persoonlijk- heidjes op de IVKO-school. Ze hebben allen één doel: te zijner tijd de kunst in. Als balletdanseres, als kunstschilder, als musicus, als reclametekenaar Misschien worden ze het niet. Het zal hun school betrekkelijk om het even zijn. Want aan de Nieuwe Kerkstraat in Am sterdam worden geen jonge kunstenaars afgeleverd. De IVKO-school is opgezet om aangepast onderwijs te kunnen ge ven aan leerlingen, die kunstbegaafd, al thans kunstgevoelig zijn en uit dien hoofde niet uit de voeten kunnen met de uitsluitend intellectuele scholing op de normale scholen voor voortgezet onder wijs. Het prospectus van de IVKO-school zegt het ongeveer als volgt: „Op élke school zou (eigenlijk) aandacht moeten worden besteed aan de kunstzinnige vorming van de leerling. Die aandacht is beslist nood zakelijk voor leerlingen, die kunstgevoe lig zijn, wil hun hele persoonlijkheid tot ontwikkeling komen. Wanneer de leerlingen zich al tijdens de schooljaren willen voorbereiden op een toekomstige artistieke activiteit, mag er geen tegen strijdigheid ontstaan tussen het normale onderwijs en hun kunstzinnige vorming. Het streven van de IVKO-school is er geheel opgericht deze verschillende kan ten van de vorming met elkaar in har monie te brengen". Blijkt na de cursus van vier jaar dat de kunstbegaafdheid geen jeugdverschijn sel is geweest, dan kunnen de IVKO-leer- lingen voor hun vakopleiding overgaan naar bijvoorbeeld het conservatorium, de school voor kunstnijverheid of de to neelschool, al naar gelang hun interesse en mogelijke bekwaamheid. Op de IVKO- school hebben zij, tussen de gebruikelijke door de wet voorgeschreven, intellec tuele vakken als Frans, Engels, aard rijkskunde, e.d. in van elk der op de vakscholen te onderwijzen artistieke be roepen, kunnen proeven. Want het les rooster bevat vakken als muziekleer, pantomime, bewegingsexpressie, verbale expressie, toneelspel, decorbouw, schilde ren, vrij vormen in klei, hout en metaal, enz. Van de op elke school onderwezen intellectuele vakken krijgen ze alleen niet de handelsvakken. De IVKO-school is vorig jaar opgericht en nadert nu het einde van haar eerste cursusjaar. Voorlopig is het de enige school van deze soort, maar ook Den Bosch en Rotterdam hebben plannen. De idee tot oprichting van de school is afkomstig van Hans Snoek, de leid ster van het Scapinoballet en van de daarmee verbonden balletacademie. Ge zocht werd naar een vorm van onderwijs, waarbij jonge meisjes en jongens, ge lijktijdig én voortgezet onderwijs, én een dansopleiding zouden krijgen. In Neder land beginnen de danseressen en vooral de dansers gewoonlijk te laat aan hun vakopleiding, want eerst moeten ze hun normale school hebben afgemaakt, Wat dit betreft zijn de meeste ouders zeer verstandig. Maar het zijn alleen de in tellectueel beter begaafden die in hun vrije tijd én hun huiswerk van school én balletlessen kunnen combineren. Het is geen geheim: de danseressen en dan sers, die zich hebben gepermitteerd reeds vanaf hun veertiende jaar de dagoplei ding van de balletscholen te volgen, zijn over het algemeen intellectueel weinig ontwikkeld. De harmonische ontwikke ling van gelijktijdig zowel de intellec tuele scholing als de vakopleiding ont brak. Op basis van die harmonie in de oplei ding is als enig instituut in Nederland de balletafdeling georganiseerd van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. De school gaat nog iets verder te rug, want hij geeft behalve ulo, ook la ger onderwijs. In het lesrooster zijn ver werkt de uren, die besteed worden aan ballettraining, lessen in balletgeschie denis, kostuumkunde, muziekleer e.d. De school in Amsterdam is uiteindelijk geen ulo-annex balletschool geworden. Van de zeventig leerlingen van nu, zijn er slechts twintig die naar het ballet willen. Hun speciale balletopleiding krij gen ze bovendien niet op de school zelf, maar volgen ze in hun vrije tijd, dus hoofdzakelijk in de avonduren, aan de academie van het Scapinoballet. Op de IVKO-school is het ballet slechts één van de artistieke vakken. Het onderwijssysteem van de IVKO- school komt overeen met dat van de IVO-scholen, de scholen voor individueel voortgezet onderwijs. De naam zegt het al. Alleen het woord „kunstzinnig" is er bij gekomen. De IVO-scholen kennen geen klassen, maar leeftijdsgroepen. Geen rapporten, overgaan en zittenblij ven, maar proeven. Op de IVKO-school moeten de leerlingen in hun vier school jaren in totaal dertig proeven afleggen in de intellectuele vakken en twintig in de kunstzinnige vakken. Het betekent niet dat de IVKO-school, in vergelijking met de gewone scholen voor voortgezet onderwijs, een bijna dubbel zo groot les rooster heeft. Binnen het raam van het door de wet voorgeschreven aantal lesuren (1040 per jaar) kan geschoven worden. Een van de lesuren in „Nederlandse taal" wordt op de IVKO-school vertaald in „toneel les". Het zanguur van de gewone scho len van het voortgezet onderwijs wordt op de IVKO-school besteed aan muzi kale vorming. De onderwijsinspectie heeft die vrije tèksttoepassing van de wettelijke roostervakken goedgekeurd. Aan de hogere regionen is echter toe stemming gevraagd het jaarlijks aantal lesuren voor de intellectuele vakken te mogen verlagen tot het wettelijke mini mum van 920. Daardoor zal meer ruimte ontstaan voor de artistieke vakken. In september begint de IVKO-school het tweede cursusjaar. Waarschijnlijk zal de school dan een eigen behuizing hebben. De lessen worden nu nog gegeven in lo kalen van het gebouw van de Volksmu ziekschool. Verschillende artistieke vak ken moeten wegens ruimtegebrek, bui ten de deur onderwezen worden. Het vrij werken met klei, hout en metaal bijvoor beeld, gebeurt nu nog op de Werkschuit. Het eigen huis is nodig, want er is gro te belangstelling voor de nieuwe vorm van onderwijs. Het nieuwe cur susjaar begint met honderd leerlingen. In januari zal het aantal gegroeid zijn tot 120. Het hoofd van de school, de heer P. G. van Wijk van Brievingh („zelf ben ik geen kunstenaar, alleen kunstmin naar"), vroeger leraar aan een uloschool met normaal klassikaal onderwijs en le raar aan de IVO-school in Bussum, heeft voor zichzelf een maximum ge steld van 170 leerlingen, „want we moe ten een gezin blijven en geen fabriek worden". De meesten van de leerlingen

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 15