PROBLEMEN
LANGS DE WEG
Daarom
BPI super Mix
benzine
Een Europees instituut
in Brugge
Kies de soort die
bij Uw auto hoort
Gesprek met een studente
6
PROVINCIALE ZEBTJW BE COUR ANT
ZATERDAG 22 JUNI 1963
INDONESIË OPNIEUW ONTDEKT XII
voor een maaltijd en een bad in een van
de vrij talrijke fraaie zwembaden. Maar be
oosten Bandoeng langs de zuidelijke route
naar Djokja, is de meer dan 420 km lange
weg over afstanden van meer dan 100 km
in zo erbarmelijke conditie, dat er geen
hogere snelheid dan 25 km per uur te ma
ken valt' zonder het gevaar te lopen de
wagen naar zijn kerkhof te helpen. Rust
plaatsen zijn er slechts in de vorm van
kleine warongs (winkeltjes) langs de weg,
waar men wel een smakelijke sate kam-
bing (geitevlees op stokjes) kan genieten,
echter niet zonder al bij voorbaat met een
enterovioformkuur te zijn begonnen. En
een redelijke toeristisch bed is bepaald niet
te vinden voor het eindstation, en dan al
leen als men zich daar althans ruim tevo-
heersende temperaturen gillend noodzake
lijke bad te nemen.
Riant zwembad bij de puntjak op de weg
van Djakarta naar Bandoeng.
Sultan Hamengku Buwono IX, de sultan
van Djokja, heeft thans de leiding van
een groots plan voor de toeristische ont
ren een plaats gereserveerd heeft. En dan
is er nog altijd een grote kans, dat er bij
aankomst geen water zal zijn om het bij de
sluiting van Indonesië. Na het vrijwel in
de hele wereld unieke hotel Indonesia in
Djakarta heeft de sultan het plan hotels
van dezelfde allure, zij het van bescheide
ner formaat te doen opbouwen in verschei
dene grote steden van Java, en op plaat
sen als de Wijnkoopbaai, waar de toerist
meer te bieden valt dan hij in enig deel
van de wereld kan verwachten.
(Advertentie)
(Van onze speciale verslaggever
in Indonesië)
Wa een zachte knik in de weg in het
hart van het dorp Tjiamis waar
het bergland van West-Java geleide
lijk begint te zakken naar het zacht
groene zuidelijk laagland van Mid-
den-Java was er opeens een dicht op
eengedrongen menigte, die meer dan
de helft van de rijweg versperde.
„Doorrijden", beet ik mijn chauffeur
bijna toe, toen hij in een snel opko
mende verwarring begon gas weg te
nemen. Pas na mijn tweede aanma
ning drukte hij het gaspedaal in en
kwam de auto weer op voldoende
snelheid om diegenen in de menigte
die hun belangstelling naar onze na
derende wagen begonnen te verleg
gen en die aanstalten maakten, de
weg te versperren, tot andere gedach
ten te brengen. In het voorbijgaan
zag ik hoe de luidruchtige menigte
was samengedromd om een grote
zeer luxe auto, waaruit de koffers
werden gehaald, die over de hoofden
van de massa werden doorgegooid.
„Terroristen", constateerde mijn
chauffeur Ondwar met een lach, die
verried dat het genoegen twijfelach
tig was.
Vijfhonderd meter verder werden wij aan
gehouden door een politieman, die alle
papieren nerveus onderzocht. Voor hij ons
ten slotte liet passeren, vroegen we hem
of de weg verderop in de richting Djokja
veilig was. „Hebben jullie het die jongens
daar verderop gevraagd?" was zijn wei
nig gezaghebbende wedervraag. Over en
kele tientallen kilometers afstand passeer
den we vervolgens vrijwel in ieder dorp
van betekenis kort aangebonden zwaar be
wapende politiecontroles en bovendien wer
den we herhaaldelijk door tegenliggers
aangehouden met de vraag of het verstan
dig was verder in de richting van West-
Java te rijden.
Dat waren de enige problemen, die ik
ontmoette op de bijna duizend kilometer
lange autorit van Djakarta via Bandoeng
en Djokja naar Soerabaja. Die eerste dag
hadden na mijn vertrek uit Bandoeng in
derdaad in Tasikmalaja, Tjiamis en enkele
andere plaatsen in dat gebied de eigen
dommen en auto's van Chinezen het moeten
ontgelden. Maar sinds na meer dan een
week van toenemende onrust president
Soekarno eindelijk in duidelijke taal de
anti-Chinese rellen als contra-revolutio
naire staatsvijandige daden heeft gebrand
merkt, lijkt de golf van terreur bedwongen.
In Madioen en Soerabaja, de eerste plaat
sen op Oost-Java, waar provocerende jon
gelieden poogden de golf van West-Java te
doen overslaan, heeft de felle politie, die
weer wist waar zij aan toe was, de po
gingen hdrnekkig in de kiem gesmoord.
De anti-Chinese incidenten ter zijde gela
ten, is het en mijn ervaring heeft het
bevestigd op Java echter na twintig ja
ren van onrust vandaag weer veilig gaan.
Weer veilig leven.
IN ZWARE ARBEID
Een leven, dat overigens toch al niets ca
deau geeft. Aan mens noch aan dier. Elke
dag van de week hangt de karbouw van
het vroege begin van de dag tot kort voor
het eind van de dag in het tuig voor de
ouderwetse ploeg, die hij geduldig door
de zware sawahgronden zeult. Elke dag
van de week sjokt de vaalwitte lemboe in
zijn eeuwen geleden gemodelleerde bespan
ning van een overladen ossekar over de
oneffen wegen de oogsten van de kleine
pezige tani naar het eerste station op de
weg naarde wereldmarkt. Lemboe noch
boer worden beloond met meer dan een
fractie van de prijs die de hier maanden
lang met geduld, zweet en ontbering aan
de grond onttrokken rijdommen waard zijn
in de etalages van de wereld.
Als de zon om het noorden naar de wes
telijke horizon is gedaald, sukkelt de kar
bouw zijn kleine meester vooruit naar de
grijze modderpoel waar hij zich dankbaar
door de vroegwijze Javaanse kereltjes laat
beplenzen met hel dikke drabbige vocht,
naar eeuwenoud ritueel. Dat is ook het
uur waarin smalle fragiele vrouwen zich
onder enorme hoog op de rug getorste las
ten schuifelend naar huis haasten om er
een zoetig geurend maar scherp gekruid
maal te bereiden voor de mannen, die in
groepjes neerhurken op de welhaast uitge
sleten plekken aan de wegrand, waar de
avondkout wordt gevoerd.
Er zal waarschijnlijk ook wel een tijd ko
men, waarin zelfs op Java de landbouw
zal worden gedreven als een profijtelijk,
misschien zelfs grootlandbouwbedrijf. De
ondernemingslandbouw heeft er al gebloeid,
en ondanks een versnippering van gronden
van vroegere Nederlandse ondernemingen
die in vele gevallen heeft plaats gehad,
vindt men op Java nog altijd een aanzien
lijk groot-landbouwbedrijf. Maar de massa
van het land is versnipperd in minimale
stukjes grond. Ze geven het landschap
door de mozaïeke gevarieerdheid een onbe
schrijfelijke schoonheid, maar van die
schoonheid allen kan de Javase boer niet
leven.
In Djakarta en nog meer in de andere ste
den van Java waar de schaarste groter
is dan in de hoofdstad, beschouwt men de
Javaanse boer, die in ieder geval zijn
eigen voedsel veilig kan stellen, als een
bevoorrecht man. Maar als men door dit
overbevolkte Java trekkend die boer ziet
werken, kan men veronderstellen dat hij de
maag van de zijnen en zichzelf wel zal kun
nen vullen, maar niets meer, want dit Java
is barstens vol. Waar de grond niet in
cultuur is gebracht, wonen mensen. En
waar geen mensen wonen is de grond be
werkt, tot hoog tegen de hellingen van
de blauwachtige vulkanen, die het in dui
zenden variëteiten van groen getooide
landschap bekronen.
„Ik zou jullie land willen zien", zei me
een landbouwvoorlichter in het Solose;
„jullie kunnen niet meer dan de helft .van
het jaar je grond bewerken voor één en
kele oogst, en je ziet kans een van de
meest welvarende landen ter wereld te
worden. Wij trekken elke dag van het jaar
de rijkste oogsten van onze grond, en lijden
toch een minimum-bestaanIk géloof
dat er maar één les uit jullie methoden te
trekken is, namelijk dat Indonesië zijn
eigen verwerkingsindustrie gaat opbou
wen, en dat het niet langer zijn grondstof
fen naar elders verscheept, waar men met
de verwerking grotere winsten maakt, dan
wij met het telen van het uitgangspro-
dukt".
Weergaloos schoon als Indonesië is, is het
op het ogenblik nog nauwelijks een toeris-
tenland. Tussen Djakarta en Bandoeng is
de wegverbinding over het algemeen vrij
redeljjk en vindt men ook verscheidene
plaatsen waar een toerist kan afstappen
etc.) en hij stelt deze overgang in zo
vriendelijke frasen voor, dat het niemand in
het hoofd zou komen op te staan en te
vertrekken. „Hij is geweldig beroemd",
fluistert Carin naast mij. Het is wel
vreemd: hier in deze collegezaal te zitten,
tussen mensen uit allerlei landen, met al
lerlei verschillende achtergronden, met
donkere ogen en met blauwe ogen, met
zwart haar en met baarden, met hele
blonde krullen en lichtblauwe ogen. Met
grote belangstelling alle, voor wat er in
Europa gebeurt en wat de taak is die zij
daarbij kunnen vervullen. Dat vertelt Ca
rin mij, later. Vanuit het raam zie ik een
oude tuin met verwaarloosd hoog gras en
vreemde struiken. De muren, die er achter
oprijzen zijn stellig honderden'jaren oud.
Daarachter is het water, en het Brangwyn
museum met de oude stenen brug.. Eeuwen
geschiedenis daar: moderne problemen
hier, behandeld in rad en geëmotioneerd
Frans.
Het is afgelopen, de vakantie zal begin
nen. De professor bedankt zijn gehoor dat
wel zo vriendelijk heeft willen zijn naar.
hem te luisteren op zo charmante wijze
dat men best nog een uur zou willen gaan
zitten. Hij belooft ook bij' het komende
examen niet lastig te zullen zijn, zodat
mesdames en messieurs geen zorgen daar
over hoeven te maken in de vakantie. Dan
vertrekt hij weer, naar Brussel. W(j slen
teren door de bibliotheek, de verlaten gan
gen, administratieve lokalen, het gebouw
uit, en nu te voet over de bekende keien
plaveisels de Markt weer over, terug naar
het Europa huis. Carin zoekt de andere
meisjes, maar één sleept met koffers,
een ander groet hijgend en blazend. Zo
zitten we getweeën later thee te drinken
uit hoge glazen, met biscuits. De kamer is
ouderwets gezellig, als in een oud hotel:
er staat een groot bed, met bolkussen, een
ladekastje, grappig gebloemd behang,
hoge ramen, bruine stoelen, en een bureau
vol boeken natuurlijk, want Carin heeft
haar scriptie (rechten, 50 pag. getypt in
het Frans) nog niet af en blijft zelfs in
de vakantie hier om eraan te werken.
Heus, zegt ze, je weet niet hoe weinig
tijd er overblijft bij alie verplichtin
gen die het gemeenschapsleven meebrengt
(en die plezierig zijn, wel te verstaan) ge
sprekken, Current Affaires, gezamenlijke
activiteiten, het bomen in de stamkroeg
op de Eiermarkt vaak tot diep in de
nacht, en dan nog de colleges, om je eigen
werk (scriptie, werkgroep) af te krygen!
Ik doe het nu maar zó.
Wat ik hier verwachtte te vinden vóór ik
kwam?" Ze denkt even na. „Weet je, ik
ben een Zweedse. En als Scandinaviër weet
je eigenlijk niet zo heel veel van Europa,
zeker niet van het Europa van na de twee
de wereldoorlog, en over wat er gebeurt
in de Europese Beweging, voor een Ver
enigd Europa. Ik wilde Europese instellin
gen ter plaatse bestuderen, en dat is hier
midden in Europa, Brussel, bij de Gemeen
schappen zelf dus. Ik wilde ook graag stu
denten leren kennen uit de verschillende
landen van Europa. En omdat het Europa
College een na-academisch instituut is
(d.w.z. dat men hier komt als afgestu
deerde in eigen vak) heeft het de moge
lijkheden tot contacten met andere aca
demisch gevormden uit andere landen. Het
is bijzonder interessant en het is helemaal
wat ik me ervan had voorgesteld, al vraagt
het leven in een communiteit ook veel van
je. Het is heerlijk zoveel anderen te ont
moeten, van wie sommigen ook, praktisch
gewerkt hebben, en te weten te komen hoe
zij leven en denken, wat zij willen, wat
wij kunnen doen in het Europa dat zich
zonder twijfel ontwikkelt."
Ze kijkt me aan wanneer ik vraag: „Je
gelooft dus stellig in het Verenigd Euro
pa?" „O ja, zegt ze verwonderd, daar
ben ik stellig van overtuigd. Weet je, het
is al lang begonnen. Het kdn niet eens
meer terug, in alle grote ontmoetingspun
ten, in het recht bijv., in het werk van de
gemeenschappen, werkt het al duidelijk. Dat
brengt haar op de rector, zelf zo bijzon
der energiek, vitaal, bruisend van interesse
en werklust voor deze dingen. Zijn colleges
zijn daarom ook zo fascinerend. Geschiede
nis is zijn vak en het federalisme z(jn hob
by. Hij houdt lezingen, reist veel, maar
hóórt toch hier in Brugge. We vinden hem
allemaal geweldig. Maar ook de andere
professoren, van allerlei universiteiten en
steden, leveren hun boeiende bijdragen aan
deze „Europese" vorming.
En wat ik later doen wil?"
Het staat haar duidelijk voor ogen.
Werken in een of ander internationaal in
stituut. Ik heb vijf jaar rechten gestu
deerd, maar met deze belangstelling en
met dit jaar hier wil ik niet gewoon een
baantje aan een gerechtshof zoeken. Ik
denk aan een Zweedse instelling voor hulp
aan zich ontwikkelende landen, zoiets, be
grijp Anderen van ons gaan bij het
onderwijs, één. uit lts-li'4 dr. in de poli-
TUTidden in Brugge, tussen de hoge
pastelkleurige huizen en de
smalle straten, de grijzige contouren
van de Markt en het oud Bèlfort,
staat het witte huis met de hoge ra
men waar de 45 studenten van het
Europacollege wonen en de professo
ren en de rector, prof. dr. H. Brug-
mans. Dat woord staat er dan ook
met grote letters op de muren. Er is
een smeedijzeren hek met krullen
aan de einden voor een kleine cour en
dan een stoep, een hall, lange ruime
gangen, deuren die toegang geven tot
zalen en professorenkamers, een
bord met mededelingen, zoals in alle
instituten, een salon met kranten en
tijdschriften uit alle mogelijke lan
den.
Een schrille bel luidt door de gangen en
van alle kanten komen jonge mensen aan
gelopen, de grote eetzaal in die met zijn
witbegordijnde ramen op de smalle straat
uitziet. In tafels van vier schikt men zich,
en het bekende geroezemoes van een res
taurant klinkt aan alle kanten. Er zitten
donkere en blonde studenten aan de tafels,
langzaam bewegende en rap driftig gesti
culerende, luisterende en nadrukkelijk pra
tende. Veel jongemannen zijn er, niet zo
heel veel meisjes. Eigenlijk zijn het er maar
zes, en ik krijg ze niet eens allemaal te
spreken, ook omdat het spoedig paasva
kantie zijn zal en verschillende al ver
trokken zijn.
,,'t Is Jammer dat het er zo weinig zijn dit
jaar", merkt de rector op onder de lunch.
„Het zijn altijd de meisjes, vind ik, die de
sfeer van een jaar bepalen. Gelukkig is de
verhouding ook wel eens anders, dat vari
eert van jaar tot jaar". Hij vertelt van het
Europa-college, dat nu aan zijn dertiende
jaar bezig is; een instelling die nagenoeg
uniek is in dit werelddeel, hoewel er in
Nancy en Saarbrücken vergelijkbare in
stellingen bestaan. In 1949 begon met
plechtige inwijding in 't Brugse stadhuis
het eerste jaar en nu breidt alles, vanaf
deelname tot aan bibliotheek (32.000 delen,
bij '49 niets!), zich nog steeds uit. Er kan
een vrij strenge selectie worden toege
past, en de groep die hier zit mag gerekend
worden tot energieke en geïnteresseerde
vertegenwoordigers van de Europese aca
demisch gevormde jongeren. Er wordt hard
gewerkt in dit jaar van „vorming tot Eu
ropeaan". Elke student heeft zo'n 200 col
lege-uren.per jaar (het studiejaar reikt van
oktober tot aan juni), en daarbij komen
dan de werkgroepen, waarin onder leiding
van een hoogleraar bepaalde onderwerpen
aan de orde komen. Ook maakt elke stu
dent twee scripties over een onderwerp,
dat hij in overeenstemming met zfln stu
die kiest. De colleges omvatten politiek,
recht, economie, geschiedenis en nog wel
meer. De studenten komen uit allerlei lan
den, ze komen met of zonder beurzen (ook
de E.E.G. stelt er vijf beschikbaar) en
meestal uit de juridische en economische
faculteiten. Dit is hun laatste jaar, want
in hun eigen vak zyn ze afgestudeerd;
velen hebben zelfs al praktisch werk ge
daan. En na dit jaar? Er zijn er 40 in de
Drie Gemeenschappen werkzaam, verschil
lende meisjes zijn bij het onderwijs, ande
ren in de diplomatieke dienst of op de
bureaus, al kan niet iedereen ambtenaar
zijn. De rector praat over elk van zijn stu
denten alsof hij ze persoonlijk kent, en zo
is het ook. Zelfs de „anciens", de afgestu
deerden van vorige jaren, weet hy nog
allemaal te noemen, mét het werk dat ze
doen en de plaatsen waar ze leven. Hun
persoonlijke omstandigheden kent hij;
want hij woont met hen in dit Europa-
Huis, deel van hun gemeenschap die hier
eigenlijk al een Europese Gemeenschap in
het klein is. Daarop wordt ook grote na
druk gelegd.
„De achtergronden en horizonnen van de
verschillende studenten, hun milieu in
maatschappelijk en interessen-opzicht vor
men een bron van verrijking voor ons al
lemaal", zegt hij. „Maar het eist veel
van een mens ook, het leven in een ge
meenschap en vooral studenten die vaak
erg op zichzelf leven, merken dat. Elk
begin van het jaar hij moet er zelf om
lachen preek ik tegen de „consumenten
mentaliteit", waarbij je dus zelf kijkt wat
er geboden wordt en neemt wat je bevalt.
Zo moet het natuurlijk niet: er wordt ver
wacht, dat je ook zelf brengt, geeft, je
inzet. Dat gebeurt ook vanzelf, anders zou
den de meesten ook deze belangstelling in
deze richting niet gehad hebben, uiteraard.
tleke wetenschappen, wil bij de Raad van
Europa".
In het staatje dat do rector my gaf cn
waar te lezen valt waar de „anciens" zo
al gebleven zyn, zie Ik de verschillende
beroepen waarin ze zyn verdwenen. Daar
staan Internationale organisaties bij, bui
tenlandse zaken, universiteiten, pers, radio
en televisie, vrye beroepen, militaire dienst,
voortgezette studie en research, en ook
.hulsvrouwen". Dat verbaast me niet, want
de rector heeft niet zonder trots verteld,
dat er alleen al op het Europa College
18 huweiyken tot stand zijn gekomen. En
hy vindt dat goed zo. „Want ook met je
vrouw moet je over het Europa dat komt,
kunnen praten". En misschien Is het daar,
ais in heel dit project van het Europa-
College:
„het belangryke is niet wat ze doen,
maar dat ze het „tezamen" doen".
(Salvador de Madoriage.)
GERTIE EVENHUIS.
Een huis als dit, dat het helemaal van
zich zelf hebben moet, helemaal als ge
meenschap op zich zelf staat in deze stad,
is als een Spaans herbergje; je vindt er
wat je er zelf in brengt. „Nu, dat is
nogal wat. De studenten genieten er trou
wens zelf van. Van het met vieren aan één
elkaar te leren kennen, eikaars taal en le-
tafel eten en dat elke dag te wisselen; zó
ven te begrijpen. Hier is de voertaal En
gels en Frans, in die twee talen worden
ook de colleges (in het andere gebouw
waar de bibliotheek is, aan het Dijver)
gegeven. Behalve de colleges zijn er dus
de tafelgesprekken (niet te onderschat
ten) de contacten met elkaar op honderd
en één manier, en elke twee weken de
gesprekskring, de zgn. „Current Affairs",
de actuele onderwerpen zou men kunnen
zeggen. Op deze wijze wordt men enorm
scherp gevormd, leert eigen oordeel te vor
men over tal van zaken, waar men vroe
ger geen idee of mening over had Men
leert ook de manier kennen waarop een
ander volk dan het eigene denkt, reageert,
antwoordt, overweegt. Of de meisjes an
ders reageren dan de mannen?"
De rector lacht. „Emotioneler, dacht u?"
Nee, gewoon, meer engagé, erbij betrok
ken, minder objectief zoals mannen nu
eenmaal over alle dingen kunnen praten.
„Tja, er is wel verschilBij de meisjes
kom je midden in een discussie nog wel
eens tegen: „Maar neem nou het geval van
mijn neef!" Prof. Brugmans moet lachen.
„Mannen schudden by zoiets altijd het
hoofd. Hen is zoiets alweer veel te sub
jectief. Toch is de wisselwerking op elk
aar van meisjes en jongens (mannen)
heel goed. Ik zei u al, daarom willen we
er graag méér hebben".
Hij vertelt wie ginds zit te praten: een
joods meisje, een Italiaans, iemand uit
Schotland.
Een congregatlonalisf uit Ierland, want
ook de religieuze achtergronden va
riëren: Rooms-katholieken trekken op met
vrijdenkers en protestanten. Ook dat heeft
zo zyn goc 'e kanten in zo'n jaar. Maar nu
die meisjes, die ik toch wel graag zou spre
ken.
't Is jammer dat het tegen de paasva
kantie loopt: sommigen zijn al weg en Hei-
ga, het Duitse meisje, dat onder de lunch
afscheid van de rector kwam nemen moest
zelfs heel snel weg wegens ziekte in de
familie. Ook dingen als deze zijn de rec
tor bekend, en het is geen wonder dat de
studenten hem beschouwen als een „va
der". Hij brengt mij later bij een lang,
slank meisje van wie het niet moeilijk is
te raden dat ze een Scandinavische is. Uit
Zweden komt ze, en ze heet Carin Olovson.
Wij zitten na de lunch naast elkaar, eerst
in een heel klein autootje dat door Brugge
rydt naar de geheimzinnige grachten by
het Dryver, waar je het carillon kunt ho
ren spelen, tot waar het grote witte ge
bouw staat van de Bibliotheek. (Beide ge
bouwen zyn na de stichting van het college
in '49 geschonken door de stad Brugge,
zowel Europahuis, een omgebouwd hotel,
als de bibliotheek). Daar worden deze mid
dag de laatste colleges gegeven vóór de
paasvakantie en de rector heeft mij gead
viseerd er een mee te maken. Het worden
er overigens twee, want prof. L. Moulin
uit Brussel beëindigt het eerste over
verschil tussen de Amerikaanse en Russi
sche economie alleen om onmiddellijk
het er op volgende aan te vangen (over
de Russische mens in zijn bedrijf, kolchose
Deze auto heeft uitsluitend een privé-leven. Korte ritten
voor bezoek of boodschappen. Verder alleen-voor-het-weekend.
Benzine?
Kies zelf uit:
BP benzine - BP Super Mix 25 - BP Super Mix 50 -
BP Super Mix 75-BP Super,
U ziet: beide auto's zijn aan elkaar gelijk, (n merk,
type en bouwjaar. Maar onder de motorkap
houdt de gelijkenis op. Beide motoren hebben zich
anders ontwikkeld. Hetzelfde geldt voor uw auto.
Ook uw motór heeft een eigen karakteristiek.
BP Super Mix komt er aan tegemoet met 5
verschillende soorten benzine. Voor elke motor
de juiste individuele voeding. Probeer het zelf.
Na twee- of driemaal tanken bij een BP-pomp
merkt u het verschil. Uw motor loopt inderdaad
soepeler, reageert scherper en accurater!
Deze auto heeft overwegend een beroepsleven. Iedere dag
uren achtereen in touw. In de stad en dan weer op de buitenweg.