VIJFTIG JAAR MILITAIRE LUCHTVAART MEI 1940, TOEN VAN DE LUCHTMACHT AFREKENING WERD VERLANGD STARFIGHTER WOENSDAG 19 JUNI 1963 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT (Van een onzer verslaggevers) Iog maar tien jaar nadat de gebroeders Wright kans had den gezien 12 seconden met een vliegmachine in de lucht te blij ven en slechts enkele jaren nadat Blériot over het Kanaal was gevlo gen, in een periode, dat „normale" mensen vliegen beschouwden als de zekerste en snelste weg naar het graf, hadden de militairen in vele landen ontdekt, hoe waardevol hel vliegtuig zou kunnen zijn. En toen de eersfe wereldoorlog uitbrak kon men al spreken van Militaire Lucht vaart. Nederland begon er officieel aan op 1 juli 1913, dit jaar dus vijftig jaar geleden, als een soort van ho gerhand gesanctioneerd „onder onsje", met een handvol enthousi aste mannen en een gehuurde, zelf gebouwde vliegmachine, de „Brik" van Marinus van Meel. Op dat moment werd de eerste bladzijde geschreven van het boek van de Nederlandse militaire „Be Brik" van Marinus van Meel. Hij construeerde deze machine zelf en verhuurde haar met zichzélf erbij als bestuurder in 1913 aan de L.V.A. te Soesterberg. Van Meel was een vreemde vogel. Hij verdiende goed „in kaas", maar hij werd gegrepen door de luchtvaart. luchtvaart en op die eerste bladzijde mogen een paar namen niet ontbre ken: de kapitein der genie H. Wal- aardt Sacré, de luitenant-vlieger F. A. van Hejst, W. C. J. Versteegh en L. F. A. Coblijn en de sergeant- majoor-administrateur J. J. W. Jan sen. En zeker ook, al was Soester berg niet zyn domicilie, de generaal C. J. Snydcrs, toen chef generale staf. Want hy was de man, die al in 1911 begon, de regering duidelyk te maken, dat er een militaire lucht vaart moest komen. Behalve de gehuurde „Brik" had men nog geen machines. Er werden drie Farmans besteld. In september vloog één daarvan mee tijdens de grote manoeuvres, samen met drie gehuur de particuliere machines, die ook door hun eigenaren werden bestuurd. Een militaire waarnemer was de passagier. De oorlog brak uit in het jaar daarop en de leverantie van machines uit het buitenland stag neerde. Maar zo erg betrouwbaar waren vliegtuigen nog niet en dat be tekende, dat nogal eens machines van de oorlogvoerenden boven Ne derlands grondgebied in moeilijkhe den raakten en moesten landen. De bemanning werd dan geïnterneerd, de machine geconfisceerd maar later wél betaald! Bovendien had Ne derland nog de fabriek „Trompen burg" in Amsterdam, waar men ook de beroemde Spijkerautomobiel maakte en die kon ten minste een aantal lesvliegtuigen leveren, zij het met buitenlandse motoren. Want al was het dan oorlog, er viel in die dagen toch nog wel wat te handelen. Vrij kort na de oorlog smokkelde Fokker zijn hele fabriek en al zijn materiaal uit Duitsland en toen kon de jonge luchtvaartafdeling ineens flink wat moderne machines, de C-l- verkenners en de D-7-jagers kopen. Wie er Fokkers memoires op naleest, zal merken dat het een wat vreemde affaire was, maar in ieder geval kon het luchtwapen toch voort voor de komende jaren. Nooit meer oorlog Had men aanvankelijk het vlieg tuig voornamelijk gezien als een hoge waarnemingspost, al gauw bleek, dat het ook een wapen kon zijn. Het jachtvliegtuig deed zyn in trede en daarnaast kreeg de no; jonge luchtvaartafdeling i ken: fotoverkenning bijvoorbeeld. Er werd een radiodienst opgebouwd, een vliegmedische dienst, een meteo en een bewapeningsafdeling. Dat al les gebeurde al tijdens de oorlogsja ren doch de algemene bezuiniging na 1918, ook ingegeven door de ge dachte, dat de oorlog voorgoed ge bannen was, maakte verdere uit breiding niet gemakkelijk. Toen dan ook in de dertiger jaren het inzicht kwam, dat de zekerheid van „nooit meer oorlog" een illusie was, toen Duitsland zich onder Hitier weer ging bewapenen, was men ver achter ge raakt. En die achterstand is nooit ingehaald. Nederland werd aangeval len en moest de vijfdaagse oorlog in met 125 vliegtuigen, waarvan een gedeelte bepaald verouderd was... Wat die kleine luchtmacht heeft ge presteerd grenst aan het ongeloof waardige. De verhalen komen nu weer los en ge zult ze tegenkomen in deze dagen, nu een helemaal nieuw en bepaald niet krenterig opgezet luchtwapen als zelfstandig onderdeel van de krygsmacht jubileert. Want na de oorlog was men niet zo on een moderne luchtmacht opgebouwd met een nauw omschreven taak. Op 1 juli wordt vjftig jaar luchtmacht gevierd en dan beschikt men over een der modernste wapens die op het ogenblik te krijgen zyn, de F-104 G „Starfighter" een machine die alleen zijn soortnaam nog maar ge meen heeft met „De Brik" uit 1913. Boeiend boek Er is heel veel te vertellen over die vijftig jaar. De wonderlijkste verhalen doen de ronde over de eer ste jaren op Soesterberg, de raarste stunts haalde men uit in wat eerst niets anders was dan een „vliegclub" van goede vrienden. Om dat te ver tellen Is een boek nodig. Dat boek komt er ook: ter gelegenheid van het jubileum verschijnt er een gedenk boek van de Koninklijke Lucht macht. Dat zal zeker een boeiend relaas zyn want de vijftigjarige heeft een bewogen geschiedenis achter de rug- Wat hier, in heel kort bestek, is vermeld van de geschiedenis van de luchtmacht, is niet meer dan een ge schetst geraamte. Toch mag hieraan één ding niet ontbreken: de orga nisatie. Want terwijl de Koninklijke Luchtmacht nu, als zelfstandig wa pen naast landmacht en marine, ju bileert, mag toch wel bedacht wor den, dat cue zelfstandigheid nog maar jong is. De organisatie, in zich zelf droge materie, hangt in dit ge val heel nauw samen met de evolu tie van het vliegtuig, technisch en als wapen. De eerste vliegtuigen wer den beschouwd als hoge waarne mingsposten, als steun ook voor de artillerie. En het was begrijpelyk, dat de Luchtvaart Afdeling (L/V.A.) die in 1913 werd opgericht, een on derdeel vormde van de Koninklijke Landmacht, een hulpwapen dus. Ter wijl „Soesterberg" uitbreidde, er een fotoafdeling kwam naast de strate gische (taktisehe) en artilleriewaar- nemingsafdelingen, en men een eigen radiodienst en een bewapeningsafde- ling kreeg; was dat nog zo en het heeft jaren gekost, eer de L.V.A. verheven werd tot het Wapen der Militaire Luchtvaart. In 1932 werd de technische dienst afgescheiden en kwam hij als luchtvaartbedrijf recht streeks onder de minister van defen sie. Drie jaar later, in 1935, kwamen L.V.A. en L.V.B. weer onder één chef, de Inspecteur der Militaire Luchtvaart nog steeds verbonden aan de Kon. Luchtmacht afge leverde F 10tf G ,J5uper Star fighters" op weg naar de vliegbasis Twente. aan de landmacht. Pas in 1938 werd de L.V.A. opgeheven en kwam hier voor in de plaats een luchtvaartbriga de, bestaande uit drie regimenten. De brigadecommandant was tevens in specteur van het Wapen der Militaire Luchtvaart. Hij stond rechtstreeks onder de minitser en ressorteerde onder het commando luchtverdedi ging. Hiermee was, zij het nog bin nen de Koninklijke Landmacht, de militaire luchtvaart een afzonderlijk wapen geworden een lang gekoes terde wens van allen, die erbij be trokken waren. Zelfstandig Na de oorlog kwamen Westeurope- se Unie en later de N.A.V.O. Ne derland werd ingeschakeld bij de luchtverdediging van West-Europa met twee taken: de territoriale ver dediging en een taktische-offensieve taak in groter verband. Maar nog altijd was het Wapen der Mili taire Luchtvaart niet geheel zelfstan dig. Dat gebeurde tien jaar geleden: op 26 maart 1953 werd het predikaat „Koninklijke" toegekend aan de luchtmacht en kreeg het wapen vol ledige zelfstandigheid. De organisatie ziet er nu als volgt uit: Er is een luchtmachtstaf, waar onder vier commando's ressorteren, namenlijk 1. het Commando Lucht verdediging, 2. het Commando Tak tisehe Luchtstrijdkrachten, 3. het Commando Luchtmachtopleidingen en 4. het Commando Depots Mate rieel Luchtmacht. De in de afgelopen jaren opgestelde plannen voorzien in grote lijnen in: 1. twee luchtverdedigingssquadrons, uitgerust met de „Starfighter"; 2. twee groepen „Nike" missiles; 3. drie groepen „Hawk" missiles; 4. vier squadrons iagerbommenwer- pers: twee met de F 104 G „Star fighter" en twee met de F-84 G „Thunderjet"; 6. een transportsquadron met Fok ker „Friendship", „Troopship" en de „Beaver"; 7. drie squadrons lichte vliegtuigen met Piper Super Cubs en Hiller helikopters; en ten slotte: 8. een aantal Alouette-helikopters voor reddingswerk. Getallen worden hierby niet genoemd. Zy zijn geheim. Maar de opstelling vertoont toch wel enig verschil met de organisatie van vijftig jaar gele den! En wanneer op 1 juli officieel het jubileum wordt gevierd, dan weten allen, die erbij betrokken zyn, dat zij werken in een moderne orga nisatie en met moderne materiaal. En zij weten óók, dat zij een onderdeel vormen van die veel grotere organi satie, die paraat is om de vryheid te verdedigen. Een goede luchlmachl kost veel geld een slechte trouwens ook. Een luchtmacht kost overigens meer dan geld-alleen. Je kunt met geld vliegtuigen kopen, benzine, bewapening, mu nitie. Je kunt er vliegvelden mee aanleggen. Maar dan begint het: dan komen de mensen en die moe ten van al die dode dingen, van het metaal en het beton, van de apparatuur en de installaties iets maken: een wapen, waarop te vertrouwen is. Dat kost een groot stuk menselijke moeite en inspan ning. En wanneer de nood aan de man komt gaan die ingrediënten in één grote pot. Heel die som moet dan iets waard zijn, maar dat kan alleen wanneer er iets bijkomt, dat strikt persoonlijk en individueel is iets dat je niet uit een boekje kunt leren. Initiatief, durf, heldhaftigheid als het moet. Er wordt om gevraagd, wanneer de wereld plot seling een ander gezicht krygt. Dan valt een huizenhoge palaver weg, omdat er niet langer ge praat moet worden, maar gedóón. Dan sleten in enkele seconden heel wat fraaie vernisjes af. De tiende mei van 1940 was zo'n dag, waarop iedereen ineens een ander gezicht kreeg en de gewone dingen van gisteren niet meer de gewone dingen van van daag waren. Waarop ook fel en scherp de optelsom van In jaren vergaarde ingrediënten realiteit werd onder de on verbiddelijke streep: zoveel van dit en zoveel van dat, zoveel guldens, zoveel machines, mensen, inspanning, en toewjding zoveel angst ja, en zo veel wegduwen van angst en nu maar eens zien, wat er uitkomt. En daar was dan een luchtmacht: 61 jagers, waar van 50 up to date (D 21's en G-l's), 55 verkenners en 9 bommenwerpers. Verdeeld over acht vliegvel den: Waalhaven, Ypenburg, Ruygenhoek, Schiphol, Hilversum, Bergen, De Kooy en Gilze-Rijcn. De luchtmacht, nog geen dertig jaar oud, had in het zuinige Nederland heel wat gekost. Tien mei 1940: do dag van de afrekening was gekomen. De boeken vertellen het. In de eerste oorlogsuren vielen 41 toestellen af en werden 12 beschadigd; de merendeels moderne jachtvliegtuigen kregen de zwaarste klap: van de 61 gingen 37 meteen ver loren. Op de avond van die eerste dag waren 62 toestellen afgeschreven. Op de 14de mei waren er nog slechts een kleine 20 machines operationeel. Aan de andere zjde van de balans staan ook cy- fers. Do luchtmacht haaldi 60 Duitse machines neer. In totaal verloren de Duitsers boven Nederland door ingrypen van de luchtmacht, de luchtdoelartil lerie en door eigen stommiteiten 200 gevcvchtsvlieg- tuigen en 325 transportmachines. DE OUDIES Wie door de cijfgrs heen kijkt, moet één aspect van de luchtverdediging in de dagen na 10 mei 1940 wel als in het oog springend ervaren: de oorlogstaal? in de lucht viel na het wegvallen van het grootste deel der moderne toestellen toe aan de oudjes: verkenners van het type FK-51, C-5 en C-10. En dus verkenden zij en dienden zij als ja gers en niet zelden werden zij geroepen om bom bardementen uit te voeren. Zij waren hoogbejaard, traag cn wat astmatisch. Maar zij waren niet zo oud, lang niet als wie lacht daar...? bijvoor beeld artilleriegeschut dat bij de Moerdijk stond op gesteld en dat dateerde van ...1878. In die te kleine, merendeels te oude luchtmacht dien den Nederlands vliegers van mei 1940. Zij stegen zigzaggend tussen de bomkraters op van vliegvel den. die onder bombardement lagen, werden kans loos uit de blauwe pinksterhemel geschoten en waren of zij bleven leven of niet helden zonder enige hoop op glorie. Strikt genomen hebben de jongens van de Starfighters van vandaag honderdmaal meer kansen dan de jongens van toen. Maar wat Die goeie ouwe C-5, verkenner maar ook bommen werper en_ jager toen het erop aankwam. wisten die jongens van toen van Starfighters? Wat wisten ze helemaal van Stuka's en Messerschmitts en Heinkels, wanneer ze in hun zeildoeken kistjes stapten Wat wisten ze? Dat ze geluk moesten hebben. De geluksvogels van toen praten er maar niet teveel meer "bver. Ook al niet, omdat de ongeluksvogels van toen het echt niet konden helpen dat zij nu niet meer leven. En omdat zij weten het aan niets ver diend te hebben dat zij mogen leven, terwijl die anderen hoog boven het land waarvan zij hielden hun jonge leven zagen vergaan. Die jongens hielden óók van hun leven... Ze zeggen het had allemaal niets te betekenen en: het had ook best anders kunnen lopen en dan zat ik hier niet. En soms zit er een die zegt: ik kon er wel niets aan doen dat het allemaal zo liep, maar als ik eraan terugdenk, krijg ik nog een rooie kop. Je mag mijn verhaal wel horen, maar laat mijn naam eruit. De vriendjes van toen zullen me er toch wel uit herkennen en dat kan me niet schelen. Maar de anderen hoeven het niet te weten... De vriendjes van toen... Dat zyn die paar hon derd vliegers van het luchtwapen, die elkaar alle maal kenden, die een hechte band vormden en ble ven vormen op die stralende morgen van tien mei 1940. Dat was ook het toen van de man, die zyn naam niet gedrukt wil zien. H\j was dpi. sergeant- vlieger op 10 mei en hy vloog op de G-l, de legen darische Fokker jachtkrulser, zoals deze machine toen genoemd werd. Hy lag op het vliegveld Bergen. Daar stonden op die vroege ochtend acht G-l's van de vierde JaVa in twee rijen opgesteld. Te laat had het bevel „Alle machines de lucht in" de mi litaire velden bereikt. Zodra de toestand duidelijk was, werden de toestellen bemand. „Ik zat in een machine in de voorste ry. De motoren van die G-l's moesten met een slinger gestart worden. Ter wijl een soldaat daarmee bezig was myn motoren draaiden al kwamen de Duitsers vanuit zee heel laag overvliegen, mitraillerend en bommen gooiend. Toen ze weg waren, wilde ik starten. Ik had niet gemerkt, dat mQn linkermotor onklaar was ge raakt en toen ik gas gaf, draaide de kist een halve slag om, precies tegen de neus van m(jn buurman Van Ulzen. En daarmee was het gebeurd. De Duit sers kwamen opnieuw en ik dacht: weg wezen! Je hoeft je niet zomaar te laten kapotschieten. Ik was maar een gewone burgervlieger en ik ben nooit een goede militair geweest..." PECH GEHAD Dat was voorlopig het einde van de G-l's op Bergen. In de dagen daarop heeft men als be zetenen gerepareerd aan de kisten, die nog te her stellen waren in totaal vier stuks; de rest was on herstelbaar en die liet men als „dummies" op het veld staan. De reparaties vonden plaats onder de bomen en by boerderijen langs het veld. Op 13 mei waren vier machines weer vliegklaar. „11? kreeg opdracht naar Schiphol te vliegen, samen met Peetoom, Sandbergh en Schouten. Sandbergh is nu overste bij de Koninklijke Luchtmacht en hij was de laatste, die met een G-l de Moerdijkbruggen aanviel. Ik had pech. Boven Badhoevedorp raakte mijn kist onklaar. Eén wiel kon er niet meer uit, het andere kon ik niet intrekken. Schiphol lag vol brokstuk ken en obstakels. Ik voelde er niets voor, zó een buiklanding te maken. We zijn er toen uitgespron gen. En toen ze op de grond die parachutes zagen, begonnen ze als gekken op ons te schieten. Ze dach ten, dat we moffen waren. Ik had een shock. Ik schaam me er nog over... TOT DE LAATSTE KIST De G-l's hebben in die meidagen grote dingen gedaan. Mogelijk wonderlijker zijn vaak als je ze te pakken kunt krijgen de verhalen van de mannen, die vlogen in de oude Fokkerverkenners van het type C-5, tweedekkertjes, die met pijn de 190 kilometer per uur haalden, maar die zelfs als bommenwerpers werden ingezet. Ze vlogen huisje boompje-beestje, dat wil zeggen vlak langs de grond om zo aan de Messerschmitts en Heinkels te ontko men. Ze vlogen naar de Grebbeberg- en steunden daar onze grondtroepen. Het waren kleine, dappere machines, met dappere mannen erin, die bleven vliegen tot de laatste man en de laatste kist. Daar is bijvoorbeeld liet verhaal van Gerd Roe- loffzen uit Enschede. Hy vindt zelf, dat hij geluk heeft gehad. Dat is een „understatement" en daar van getuigt zijn Bronzen Leeuw. Op 12 mei 1940 maakte hij zijn laatste vlucht. Op die dag was hij in de middag met zijn C-5, de 592, via de Afsluit dijk naar Friesland gevlogen met opdracht de op rukkende Duitse colonnes te beschieten en te bom barderen. De lucht wemelde van de Messerschmitts, er was geen doorkomen aan. „Laag over het water en langs de grond vliegend om niet ontdekt te worden keerden we onverrichterzake naar Noordwjjkerhout terug. Ook Woensdregt en Bakx landden even na mij en hadden dus ook geen kans gezien. Door al deze zenuwslopende, hopeloze vluchten waren we alle maal op van de zenuwen. En omdat we de laatste nachten vrijwel niet hadden geslapen, waren we zeer geprikkeld en werkeiyk „geladen" met intense woe de tegenover de brutale invaller en hadden we er echt „wel zin in" om terug te slaan", schrijft Roe- loffzen in juni in zijn dagboek van de oorlogsdagen. Zij zijn terug en worden bij de commandant geroe pen, de majoor-vlieger Raland. Er worden vrijwilli gers gevraagd voor een vlucht naar de Grebbelinie, waar men een doorbraak vreest en alle bescherming van de lucht uit moet ontberen, omdat er geen ma chines meer zijn. Tonnie van Liempd meldt zich als eerste. Dan volgen Bakx en Roeloffzen. De majoor windt er geen doekjes om: het zal een heel moei lijke opdracht worden. De machientjes worden getankt, er worden nieuwe bommen onder gehangen, iedereen doet de drie vrij willigers met hun drie waarnemers uitgeleide. Het wordt Tonnie Liepmds laatste vlucht. Hij wordt neergehaald en door dronken Duitse stoottroepers ter plaatse doodgeschoten... Dat zijn drie regels uit het verhaal, dat Roeloffzen naderhand schreef. Omdat hij geluk had... NAAR DE GREBBE Dat verhaal is adembenemend. Ze halen uit de ma chientjes, wat eruit te halen valt. De Grebbelinie komt naderby. Ze zitten op de afgesproken 800 meter hoogte. Overal op de grond rookt en brandt het. Noordoost van Wageningen moeten ze zyn. En dan vertelt Roeloeffzen: „Dan, ineens: drie Duitse jachtvliegtuigen, die in diukvlucht op me af komen!! Waar ze zo gauw van daan kwamen is me een raadsel; ik vermoed uit de wolken. Regelrecht duiken ze op my af, in ra zende vaart. li? heb slechts één moment om naar ze te kyken. Het zyn Messerschmitts 109 of Hein kels 112. Drie razend-snelle, zwaar bewapeude, moderne ja gers tegen één oude langzame verkenner: géén kans. Weg!!! Naar de grond! Als bliksemflitsen schiet het door mijn hoofd: in de lucht blijven en trachten te vechten of te vluchten? Zelfmoord! Eruit sprin gen? Als het lukt, zal ik met mijn parachute mid den in de vuurlinie terecht komen en misschien al dood zjjn, vóór ik beneden ben. Een schop tegen het voetenstuur, een duw tegen het levier, loodrecht in duikvlucht naar beneden, naar de grond!! De gasmanette vol open, over de stuitnok heen, zo dat de motor ver over zyn maximum toerental draait. Lopen zal die oude Rolls, al zal ze uit elk aar vliegen! Ze zitten al achter me. Ik voel het. Eén die nu op me moet schieten midden achter me en de andere twee ernaast. Voor omkijken is geen tijd meer. Hy begint te vuren. Dat is ontzettend!! Een sproeiregen van moordend lood laat hy op me los. Ik zie het, want zy gebruiken evenals wij zo genaamde lichtspoormunitie, waarbij iedere vyfde patroon een duideiyk zichtbaar lichtspoor in de lucht achterlaat. Radeloos begin ik te schoppen, te duwen en te trekken aan stuurknuppel en voetenstuur. Als een dolleman springt de machine door de lucht, slinge rend en zwaaiend, met dreunende motor. We geven ons zo maar niet over! Als ik in één rechte lijn naar beneden was gedoken, had ik dit niet meer kunnen navertellen. Want dan zou hy my gemakkelijk in de bundel van zyn machi negeweren hebben kunnen vangen. Hij vuurt als 'n bezetene. Uit al zyn mitrailleurs spuwt hy ons zyn stralend dodend metaal achterna. Het is alsof wij in een smederij zitten of by een groot elektrisch lasapparaat. Links vuurstralen, rechts, boven en onder ons! Aan alle kanten vonkt en gloeit het, en één enkel kogeltje in myn rug is voldoende om er een eind aan te maken, om ons met volle snelheid de grond Hi te doen duiken. Ik verwacht het ieder ogenblik. Wij duiken nog steeds, in razende vaart. De geva rieerde en buitengewoon grondige wyze waarop we in Soesterberg hadden leren vliegen kwam me nu goed van pas. Zy redde ons waarschynlijk het le ven. Mijn waarnemer vertelde me later in het zie kenhuis, dat hij gedacht had dat onze staart er af geschoten was tqdens deze duikvlucht en dat we stuurloos omlaag doken, zó slingerend en zwaaiend dook ik de kist naar beneden. Hy had er zich al op voorbereid dat we zó de grond in gingen en zat, zo vertelde hij me, gelaten en rustig de klap af te wachten. Ik heb altijd grote bewondering gehad voor de moed waarmee de waar nemers zich aan ons toevertrouwden. Het „vuurwerk" achter ons gaat nog steeds door. Dat je hersens in zo'n situatie nog werken is een raadsel. Het flitste door mijn hoofd: Over de Rijn, over de Ryn zien te komen! Ik wist dat ten noor den van de Ryn de „hel" letterlyk was losgebroken. Als ik dus daar terecht kwam, werd ik, al kwam ik heelhuids aan de grond, misschien toch „afgescho ten",' maar ten zuiden ervan was de zaak nog be trekkelijk rustig. We naderen de grond. De „vuurregen" houdt nog on verminderd aan. Deze duik schijnt uren te duren, al is het in werkelijkheid slechts een kwestie van seconden. Dóór is de grond! B? begin de machine op te trek ken. Moeizaam, onder hevig schudden en trillen van het toestel, komt de neus omhoog. We razen over de uiterwaarden en zakken nog steeds lager. Ge weldig snel gaat het, véél te snel! Een enorme klap: beng! Weg linker ondervleu gel!! Spaanders vliegen in het rond, de flarden han gen erby. We hebben een paal of een dykje ge raakt, de hele kist wordt omhoog gesmeten maar schiet nog steeds met geweldige snelheid voort. Ik weet hem weer vlak te brengen en zie plotseling de grote winterdijk van de Ryn voor me. Van dit moment af houdt het vuren op. De achtervolger, die veel sneller is dan ik, kan waarschijnlijk niet meer achter me blijven en suist nu over me heen omhoog. Ik zie de dyk, met de verkeersweg, afgebakend door een hek. Hy nadert razend snel. Ik trek uit alle macht om er overheen te komen. Maar het toestel dat, hoewel het nog voldoende snelheid heeft, mis schien niet genoeg draagvermogen meer bezit van wege die afgeknapte ondervleugel, wil niet meer omhoog. In volle vaart, met voluit draaiende mo tor, vliegen we tegen de dijk. De machine slaat he lemaal over de kop, wordt meters omhoog gesmeten, óver de dyk heen, en valt met een reuze smak een héél eind verder tegen de grond. Waarby de hele kist in elkaar schuift, zodat er niet veel van over is". ERUIT WEG! Dan volgt opnieuw een strijd op leven en dood, nu tegen de tyd. Want nadat Roeloffzen nit een versuffing Is bygekomen, merkt hy, hoe de ben zine over hem heen stroomt en sist op de hete uit laten van de motor. Eruit! Weg! Zyn schoen zit klem, maar hij wringt zich los. Hij zit vol bloed en heeft overal pyn. Later blykt, dat de klap zó hard aankwam, dat de schouderriemen door de leren vliegjekker heen de lappen vel van zijn schouders hebben gerukt. Hij begrijpt niet, dat hij nog leeft. Hij denkt! Ik natuurlijk heel toevallig in leven ge bleven maar myn waarnemer zal wel dood zyn. Maar die is er ook uitgekomen. Zy krygen snel hnlp van Nederlandse militairen en na nogal wat avonturen belanden zij de volgende dag in het zie kenhuis in Amsterdam. Bakx had de aanval op Roeloffzen gezien en rechts omkeert gemaakt. Tonnie van Liempd was neerge haald, moest noodlanden en werd ter plaatse dood geschoten. Later is Roeloffzen nog terug geweest op die plek, .vaar hij tegen de dijk vloog. Een land arbeider herinnerde zich het geval en liet hem een valhelm zien, die van zyn waarnemer. Er zaten twee gaatjes in! Hij zegt nu: „Ik had geen val helm gedragen omdat Ik een hekel had aan die on gemakkelijke dingen, maar myn waarnemer wel. De Duitse jachtvliegger had dus bijna raak gescho ten! Wat een bof, dat myn waarnemer een hoofd groter was dan ik en niet omgekeerd..." Dit is dus het verhaal van één C-5. Zo zijn er meer, maar ze zijn niet zo gemakkelijk te achter halen. Maar ze bewijzen, dat het luchtwapen, dat moeizaam was opgebouwd, dat twintig jaar had moe ten vechten tegen de zienswyze van hen, die niet meer in oorlog geloofden, dat daardoor hut^loos verouderd was, er niet voor niets was geweest. Zon der die luchtmacht zou de geschiedenis van de mei dagen anders en korter zijn geweest- De C-5 van Gerd Roeloffzen na de botsing met de dijk.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 7