VIJFTIG JAAR MILITAIRE LUCHTVAART
MEI 1940, TOEN VAN DE LUCHTMACHT
AFREKENING WERD VERLANGD
STARFIGHTER
WOENSDAG 19 JUNI 1963 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
(Van een onzer verslaggevers)
Iog maar tien jaar nadat de
gebroeders Wright kans had
den gezien 12 seconden met
een vliegmachine in de lucht te blij
ven en slechts enkele jaren nadat
Blériot over het Kanaal was gevlo
gen, in een periode, dat „normale"
mensen vliegen beschouwden als de
zekerste en snelste weg naar het
graf, hadden de militairen in vele
landen ontdekt, hoe waardevol hel
vliegtuig zou kunnen zijn. En toen
de eersfe wereldoorlog uitbrak kon
men al spreken van Militaire Lucht
vaart.
Nederland begon er officieel aan
op 1 juli 1913, dit jaar dus vijftig
jaar geleden, als een soort van ho
gerhand gesanctioneerd „onder
onsje", met een handvol enthousi
aste mannen en een gehuurde, zelf
gebouwde vliegmachine, de „Brik"
van Marinus van Meel.
Op dat moment werd de eerste
bladzijde geschreven van het
boek van de Nederlandse militaire
„Be Brik" van Marinus van
Meel. Hij construeerde deze
machine zelf en verhuurde
haar met zichzélf erbij als
bestuurder in 1913 aan de
L.V.A. te Soesterberg. Van
Meel was een vreemde vogel.
Hij verdiende goed „in kaas",
maar hij werd gegrepen door
de luchtvaart.
luchtvaart en op die eerste bladzijde
mogen een paar namen niet ontbre
ken: de kapitein der genie H. Wal-
aardt Sacré, de luitenant-vlieger F.
A. van Hejst, W. C. J. Versteegh en
L. F. A. Coblijn en de sergeant-
majoor-administrateur J. J. W. Jan
sen. En zeker ook, al was Soester
berg niet zyn domicilie, de generaal
C. J. Snydcrs, toen chef generale
staf. Want hy was de man, die al in
1911 begon, de regering duidelyk te
maken, dat er een militaire lucht
vaart moest komen.
Behalve de gehuurde „Brik" had men
nog geen machines. Er werden drie
Farmans besteld. In september vloog
één daarvan mee tijdens de grote
manoeuvres, samen met drie gehuur
de particuliere machines, die ook
door hun eigenaren werden bestuurd.
Een militaire waarnemer was de
passagier. De oorlog brak uit in het
jaar daarop en de leverantie van
machines uit het buitenland stag
neerde. Maar zo erg betrouwbaar
waren vliegtuigen nog niet en dat be
tekende, dat nogal eens machines
van de oorlogvoerenden boven Ne
derlands grondgebied in moeilijkhe
den raakten en moesten landen. De
bemanning werd dan geïnterneerd,
de machine geconfisceerd maar
later wél betaald! Bovendien had Ne
derland nog de fabriek „Trompen
burg" in Amsterdam, waar men ook
de beroemde Spijkerautomobiel
maakte en die kon ten minste een
aantal lesvliegtuigen leveren, zij het
met buitenlandse motoren. Want al
was het dan oorlog, er viel in die
dagen toch nog wel wat te handelen.
Vrij kort na de oorlog smokkelde
Fokker zijn hele fabriek en al zijn
materiaal uit Duitsland en toen kon
de jonge luchtvaartafdeling ineens
flink wat moderne machines, de C-l-
verkenners en de D-7-jagers kopen.
Wie er Fokkers memoires op naleest,
zal merken dat het een wat vreemde
affaire was, maar in ieder geval
kon het luchtwapen toch voort voor
de komende jaren.
Nooit meer oorlog
Had men aanvankelijk het vlieg
tuig voornamelijk gezien als een
hoge waarnemingspost, al gauw
bleek, dat het ook een wapen kon
zijn. Het jachtvliegtuig deed zyn in
trede en daarnaast kreeg de no;
jonge luchtvaartafdeling i
ken: fotoverkenning bijvoorbeeld. Er
werd een radiodienst opgebouwd,
een vliegmedische dienst, een meteo
en een bewapeningsafdeling. Dat al
les gebeurde al tijdens de oorlogsja
ren doch de algemene bezuiniging na
1918, ook ingegeven door de ge
dachte, dat de oorlog voorgoed ge
bannen was, maakte verdere uit
breiding niet gemakkelijk. Toen dan
ook in de dertiger jaren het inzicht
kwam, dat de zekerheid van „nooit
meer oorlog" een illusie was, toen
Duitsland zich onder Hitier weer ging
bewapenen, was men ver achter ge
raakt. En die achterstand is nooit
ingehaald. Nederland werd aangeval
len en moest de vijfdaagse oorlog in
met 125 vliegtuigen, waarvan een
gedeelte bepaald verouderd was...
Wat die kleine luchtmacht heeft ge
presteerd grenst aan het ongeloof
waardige. De verhalen komen nu
weer los en ge zult ze tegenkomen
in deze dagen, nu een helemaal nieuw
en bepaald niet krenterig opgezet
luchtwapen als zelfstandig onderdeel
van de krygsmacht jubileert. Want
na de oorlog was men niet zo on
een moderne luchtmacht opgebouwd
met een nauw omschreven taak. Op
1 juli wordt vjftig jaar luchtmacht
gevierd en dan beschikt men over
een der modernste wapens die op
het ogenblik te krijgen zyn, de F-104
G „Starfighter" een machine die
alleen zijn soortnaam nog maar ge
meen heeft met „De Brik" uit 1913.
Boeiend boek
Er is heel veel te vertellen over
die vijftig jaar. De wonderlijkste
verhalen doen de ronde over de eer
ste jaren op Soesterberg, de raarste
stunts haalde men uit in wat eerst
niets anders was dan een „vliegclub"
van goede vrienden. Om dat te ver
tellen Is een boek nodig. Dat boek
komt er ook: ter gelegenheid van het
jubileum verschijnt er een gedenk
boek van de Koninklijke Lucht
macht. Dat zal zeker een boeiend
relaas zyn want de vijftigjarige heeft
een bewogen geschiedenis achter de
rug-
Wat hier, in heel kort bestek, is
vermeld van de geschiedenis van de
luchtmacht, is niet meer dan een ge
schetst geraamte. Toch mag hieraan
één ding niet ontbreken: de orga
nisatie. Want terwijl de Koninklijke
Luchtmacht nu, als zelfstandig wa
pen naast landmacht en marine, ju
bileert, mag toch wel bedacht wor
den, dat cue zelfstandigheid nog
maar jong is. De organisatie, in zich
zelf droge materie, hangt in dit ge
val heel nauw samen met de evolu
tie van het vliegtuig, technisch en
als wapen. De eerste vliegtuigen wer
den beschouwd als hoge waarne
mingsposten, als steun ook voor de
artillerie. En het was begrijpelyk,
dat de Luchtvaart Afdeling (L/V.A.)
die in 1913 werd opgericht, een on
derdeel vormde van de Koninklijke
Landmacht, een hulpwapen dus. Ter
wijl „Soesterberg" uitbreidde, er een
fotoafdeling kwam naast de strate
gische (taktisehe) en artilleriewaar-
nemingsafdelingen, en men een eigen
radiodienst en een bewapeningsafde-
ling kreeg; was dat nog zo en het
heeft jaren gekost, eer de L.V.A.
verheven werd tot het Wapen der
Militaire Luchtvaart. In 1932 werd
de technische dienst afgescheiden en
kwam hij als luchtvaartbedrijf recht
streeks onder de minister van defen
sie. Drie jaar later, in 1935, kwamen
L.V.A. en L.V.B. weer onder één
chef, de Inspecteur der Militaire
Luchtvaart nog steeds verbonden
aan de Kon. Luchtmacht afge
leverde F 10tf G ,J5uper Star
fighters" op weg naar de
vliegbasis Twente.
aan de landmacht. Pas in 1938 werd
de L.V.A. opgeheven en kwam hier
voor in de plaats een luchtvaartbriga
de, bestaande uit drie regimenten. De
brigadecommandant was tevens in
specteur van het Wapen der Militaire
Luchtvaart. Hij stond rechtstreeks
onder de minitser en ressorteerde
onder het commando luchtverdedi
ging. Hiermee was, zij het nog bin
nen de Koninklijke Landmacht, de
militaire luchtvaart een afzonderlijk
wapen geworden een lang gekoes
terde wens van allen, die erbij be
trokken waren.
Zelfstandig
Na de oorlog kwamen Westeurope-
se Unie en later de N.A.V.O. Ne
derland werd ingeschakeld bij de
luchtverdediging van West-Europa
met twee taken: de territoriale ver
dediging en een taktische-offensieve
taak in groter verband. Maar nog
altijd was het Wapen der Mili
taire Luchtvaart niet geheel zelfstan
dig. Dat gebeurde tien jaar geleden:
op 26 maart 1953 werd het predikaat
„Koninklijke" toegekend aan de
luchtmacht en kreeg het wapen vol
ledige zelfstandigheid.
De organisatie ziet er nu als volgt
uit: Er is een luchtmachtstaf, waar
onder vier commando's ressorteren,
namenlijk 1. het Commando Lucht
verdediging, 2. het Commando Tak
tisehe Luchtstrijdkrachten, 3. het
Commando Luchtmachtopleidingen
en 4. het Commando Depots Mate
rieel Luchtmacht. De in de afgelopen
jaren opgestelde plannen voorzien in
grote lijnen in:
1. twee luchtverdedigingssquadrons,
uitgerust met de „Starfighter";
2. twee groepen „Nike" missiles;
3. drie groepen „Hawk" missiles;
4. vier squadrons iagerbommenwer-
pers: twee met de F 104 G „Star
fighter" en twee met de F-84 G
„Thunderjet";
6. een transportsquadron met Fok
ker „Friendship", „Troopship" en
de „Beaver";
7. drie squadrons lichte vliegtuigen
met Piper Super Cubs en Hiller
helikopters; en ten slotte:
8. een aantal Alouette-helikopters
voor reddingswerk.
Getallen worden hierby niet genoemd.
Zy zijn geheim. Maar de opstelling
vertoont toch wel enig verschil met
de organisatie van vijftig jaar gele
den! En wanneer op 1 juli officieel
het jubileum wordt gevierd, dan
weten allen, die erbij betrokken zyn,
dat zij werken in een moderne orga
nisatie en met moderne materiaal. En
zij weten óók, dat zij een onderdeel
vormen van die veel grotere organi
satie, die paraat is om de vryheid
te verdedigen.
Een goede luchlmachl kost veel geld een
slechte trouwens ook. Een luchtmacht kost
overigens meer dan geld-alleen. Je kunt met
geld vliegtuigen kopen, benzine, bewapening, mu
nitie. Je kunt er vliegvelden mee aanleggen. Maar
dan begint het: dan komen de mensen en die moe
ten van al die dode dingen, van het metaal en het
beton, van de apparatuur en de installaties iets
maken: een wapen, waarop te vertrouwen is. Dat
kost een groot stuk menselijke moeite en inspan
ning. En wanneer de nood aan de man komt gaan
die ingrediënten in één grote pot. Heel die som
moet dan iets waard zijn, maar dat kan alleen
wanneer er iets bijkomt, dat strikt persoonlijk en
individueel is iets dat je niet uit een boekje kunt
leren. Initiatief, durf, heldhaftigheid als het moet.
Er wordt om gevraagd, wanneer de wereld plot
seling een ander gezicht krygt. Dan valt een
huizenhoge palaver weg, omdat er niet langer ge
praat moet worden, maar gedóón. Dan sleten in
enkele seconden heel wat fraaie vernisjes af. De
tiende mei van 1940 was zo'n dag, waarop iedereen
ineens een ander gezicht kreeg en de gewone dingen
van gisteren niet meer de gewone dingen van van
daag waren.
Waarop ook fel en scherp de optelsom van In jaren
vergaarde ingrediënten realiteit werd onder de on
verbiddelijke streep: zoveel van dit en zoveel van
dat, zoveel guldens, zoveel machines, mensen,
inspanning, en toewjding zoveel angst ja, en zo
veel wegduwen van angst en nu maar eens zien, wat
er uitkomt.
En daar was dan een luchtmacht: 61 jagers, waar
van 50 up to date (D 21's en G-l's), 55 verkenners
en 9 bommenwerpers. Verdeeld over acht vliegvel
den: Waalhaven, Ypenburg, Ruygenhoek, Schiphol,
Hilversum, Bergen, De Kooy en Gilze-Rijcn. De
luchtmacht, nog geen dertig jaar oud, had in het
zuinige Nederland heel wat gekost. Tien mei 1940:
do dag van de afrekening was gekomen.
De boeken vertellen het. In de eerste oorlogsuren
vielen 41 toestellen af en werden 12 beschadigd; de
merendeels moderne jachtvliegtuigen kregen
de zwaarste klap: van de 61 gingen 37 meteen ver
loren. Op de avond van die eerste dag waren 62
toestellen afgeschreven. Op de 14de mei waren er
nog slechts een kleine 20 machines operationeel.
Aan de andere zjde van de balans staan ook cy-
fers. Do luchtmacht haaldi 60 Duitse machines
neer. In totaal verloren de Duitsers boven Nederland
door ingrypen van de luchtmacht, de luchtdoelartil
lerie en door eigen stommiteiten 200 gevcvchtsvlieg-
tuigen en 325 transportmachines.
DE OUDIES
Wie door de cijfgrs heen kijkt, moet één aspect
van de luchtverdediging in de dagen na 10
mei 1940 wel als in het oog springend ervaren: de
oorlogstaal? in de lucht viel na het wegvallen van
het grootste deel der moderne toestellen toe aan
de oudjes: verkenners van het type FK-51, C-5 en
C-10. En dus verkenden zij en dienden zij als ja
gers en niet zelden werden zij geroepen om bom
bardementen uit te voeren. Zij waren hoogbejaard,
traag cn wat astmatisch. Maar zij waren niet zo
oud, lang niet als wie lacht daar...? bijvoor
beeld artilleriegeschut dat bij de Moerdijk stond op
gesteld en dat dateerde van ...1878.
In die te kleine, merendeels te oude luchtmacht dien
den Nederlands vliegers van mei 1940. Zij stegen
zigzaggend tussen de bomkraters op van vliegvel
den. die onder bombardement lagen, werden kans
loos uit de blauwe pinksterhemel geschoten en waren
of zij bleven leven of niet helden zonder enige
hoop op glorie. Strikt genomen hebben de jongens
van de Starfighters van vandaag honderdmaal
meer kansen dan de jongens van toen. Maar wat
Die goeie ouwe C-5, verkenner maar ook bommen
werper en_ jager toen het erop aankwam.
wisten die jongens van toen van Starfighters? Wat
wisten ze helemaal van Stuka's en Messerschmitts
en Heinkels, wanneer ze in hun zeildoeken kistjes
stapten
Wat wisten ze? Dat ze geluk moesten hebben. De
geluksvogels van toen praten er maar niet teveel
meer "bver. Ook al niet, omdat de ongeluksvogels
van toen het echt niet konden helpen dat zij nu niet
meer leven. En omdat zij weten het aan niets ver
diend te hebben dat zij mogen leven, terwijl die
anderen hoog boven het land waarvan zij hielden
hun jonge leven zagen vergaan. Die jongens hielden
óók van hun leven...
Ze zeggen het had allemaal niets te betekenen
en: het had ook best anders kunnen lopen en dan
zat ik hier niet. En soms zit er een die zegt: ik kon
er wel niets aan doen dat het allemaal zo liep, maar
als ik eraan terugdenk, krijg ik nog een rooie kop.
Je mag mijn verhaal wel horen, maar laat mijn naam
eruit. De vriendjes van toen zullen me er toch wel
uit herkennen en dat kan me niet schelen. Maar
de anderen hoeven het niet te weten...
De vriendjes van toen... Dat zyn die paar hon
derd vliegers van het luchtwapen, die elkaar alle
maal kenden, die een hechte band vormden en ble
ven vormen op die stralende morgen van tien mei
1940. Dat was ook het toen van de man, die zyn
naam niet gedrukt wil zien. H\j was dpi. sergeant-
vlieger op 10 mei en hy vloog op de G-l, de legen
darische Fokker jachtkrulser, zoals deze machine
toen genoemd werd. Hy lag op het vliegveld Bergen.
Daar stonden op die vroege ochtend acht G-l's
van de vierde JaVa in twee rijen opgesteld. Te laat
had het bevel „Alle machines de lucht in" de mi
litaire velden bereikt. Zodra de toestand duidelijk
was, werden de toestellen bemand. „Ik zat in een
machine in de voorste ry. De motoren van die
G-l's moesten met een slinger gestart worden. Ter
wijl een soldaat daarmee bezig was myn motoren
draaiden al kwamen de Duitsers vanuit zee heel
laag overvliegen, mitraillerend en bommen gooiend.
Toen ze weg waren, wilde ik starten. Ik had niet
gemerkt, dat mQn linkermotor onklaar was ge
raakt en toen ik gas gaf, draaide de kist een halve
slag om, precies tegen de neus van m(jn buurman
Van Ulzen. En daarmee was het gebeurd. De Duit
sers kwamen opnieuw en ik dacht: weg wezen! Je
hoeft je niet zomaar te laten kapotschieten. Ik was
maar een gewone burgervlieger en ik ben nooit een
goede militair geweest..."
PECH GEHAD
Dat was voorlopig het einde van de G-l's op
Bergen. In de dagen daarop heeft men als be
zetenen gerepareerd aan de kisten, die nog te her
stellen waren in totaal vier stuks; de rest was on
herstelbaar en die liet men als „dummies" op
het veld staan. De reparaties vonden plaats onder
de bomen en by boerderijen langs het veld. Op 13
mei waren vier machines weer vliegklaar. „11?
kreeg opdracht naar Schiphol te vliegen, samen met
Peetoom, Sandbergh en Schouten. Sandbergh is nu
overste bij de Koninklijke Luchtmacht en hij was de
laatste, die met een G-l de Moerdijkbruggen aanviel.
Ik had pech. Boven Badhoevedorp raakte mijn kist
onklaar. Eén wiel kon er niet meer uit, het andere
kon ik niet intrekken. Schiphol lag vol brokstuk
ken en obstakels. Ik voelde er niets voor, zó een
buiklanding te maken. We zijn er toen uitgespron
gen. En toen ze op de grond die parachutes zagen,
begonnen ze als gekken op ons te schieten. Ze dach
ten, dat we moffen waren. Ik had een shock. Ik
schaam me er nog over...
TOT DE LAATSTE KIST
De G-l's hebben in die meidagen grote dingen
gedaan. Mogelijk wonderlijker zijn vaak als je
ze te pakken kunt krijgen de verhalen van de
mannen, die vlogen in de oude Fokkerverkenners
van het type C-5, tweedekkertjes, die met pijn de
190 kilometer per uur haalden, maar die zelfs als
bommenwerpers werden ingezet. Ze vlogen huisje
boompje-beestje, dat wil zeggen vlak langs de grond
om zo aan de Messerschmitts en Heinkels te ontko
men. Ze vlogen naar de Grebbeberg- en steunden
daar onze grondtroepen. Het waren kleine, dappere
machines, met dappere mannen erin, die bleven
vliegen tot de laatste man en de laatste kist.
Daar is bijvoorbeeld liet verhaal van Gerd Roe-
loffzen uit Enschede. Hy vindt zelf, dat hij geluk
heeft gehad. Dat is een „understatement" en daar
van getuigt zijn Bronzen Leeuw. Op 12 mei 1940
maakte hij zijn laatste vlucht. Op die dag was hij
in de middag met zijn C-5, de 592, via de Afsluit
dijk naar Friesland gevlogen met opdracht de op
rukkende Duitse colonnes te beschieten en te bom
barderen.
De lucht wemelde van de Messerschmitts, er was
geen doorkomen aan. „Laag over het water en
langs de grond vliegend om niet ontdekt te worden
keerden we onverrichterzake naar Noordwjjkerhout
terug. Ook Woensdregt en Bakx landden even na
mij en hadden dus ook geen kans gezien. Door al deze
zenuwslopende, hopeloze vluchten waren we alle
maal op van de zenuwen. En omdat we de laatste
nachten vrijwel niet hadden geslapen, waren we zeer
geprikkeld en werkeiyk „geladen" met intense woe
de tegenover de brutale invaller en hadden we er
echt „wel zin in" om terug te slaan", schrijft Roe-
loffzen in juni in zijn dagboek van de oorlogsdagen.
Zij zijn terug en worden bij de commandant geroe
pen, de majoor-vlieger Raland. Er worden vrijwilli
gers gevraagd voor een vlucht naar de Grebbelinie,
waar men een doorbraak vreest en alle bescherming
van de lucht uit moet ontberen, omdat er geen ma
chines meer zijn. Tonnie van Liempd meldt zich als
eerste. Dan volgen Bakx en Roeloffzen. De majoor
windt er geen doekjes om: het zal een heel moei
lijke opdracht worden.
De machientjes worden getankt, er worden nieuwe
bommen onder gehangen, iedereen doet de drie vrij
willigers met hun drie waarnemers uitgeleide. Het
wordt Tonnie Liepmds laatste vlucht. Hij wordt
neergehaald en door dronken Duitse stoottroepers
ter plaatse doodgeschoten... Dat zijn drie regels
uit het verhaal, dat Roeloffzen naderhand schreef.
Omdat hij geluk had...
NAAR DE GREBBE
Dat verhaal is adembenemend. Ze halen uit de ma
chientjes, wat eruit te halen valt. De Grebbelinie
komt naderby. Ze zitten op de afgesproken 800
meter hoogte. Overal op de grond rookt en brandt
het. Noordoost van Wageningen moeten ze zyn. En
dan vertelt Roeloeffzen:
„Dan, ineens: drie Duitse jachtvliegtuigen, die in
diukvlucht op me af komen!! Waar ze zo gauw van
daan kwamen is me een raadsel; ik vermoed uit
de wolken. Regelrecht duiken ze op my af, in ra
zende vaart. li? heb slechts één moment om naar
ze te kyken. Het zyn Messerschmitts 109 of Hein
kels 112.
Drie razend-snelle, zwaar bewapeude, moderne ja
gers tegen één oude langzame verkenner: géén kans.
Weg!!! Naar de grond! Als bliksemflitsen schiet het
door mijn hoofd: in de lucht blijven en trachten te
vechten of te vluchten? Zelfmoord! Eruit sprin
gen? Als het lukt, zal ik met mijn parachute mid
den in de vuurlinie terecht komen en misschien al
dood zjjn, vóór ik beneden ben.
Een schop tegen het voetenstuur, een duw tegen
het levier, loodrecht in duikvlucht naar beneden,
naar de grond!!
De gasmanette vol open, over de stuitnok heen, zo
dat de motor ver over zyn maximum toerental
draait. Lopen zal die oude Rolls, al zal ze uit elk
aar vliegen! Ze zitten al achter me. Ik voel het.
Eén die nu op me moet schieten midden achter me
en de andere twee ernaast. Voor omkijken is geen
tijd meer. Hy begint te vuren. Dat is ontzettend!!
Een sproeiregen van moordend lood laat hy op me
los. Ik zie het, want zy gebruiken evenals wij zo
genaamde lichtspoormunitie, waarbij iedere vyfde
patroon een duideiyk zichtbaar lichtspoor in de
lucht achterlaat.
Radeloos begin ik te schoppen, te duwen en te
trekken aan stuurknuppel en voetenstuur. Als een
dolleman springt de machine door de lucht, slinge
rend en zwaaiend, met dreunende motor. We geven
ons zo maar niet over!
Als ik in één rechte lijn naar beneden was gedoken,
had ik dit niet meer kunnen navertellen. Want dan
zou hy my gemakkelijk in de bundel van zyn machi
negeweren hebben kunnen vangen. Hij vuurt als 'n
bezetene. Uit al zyn mitrailleurs spuwt hy ons zyn
stralend dodend metaal achterna. Het is alsof wij
in een smederij zitten of by een groot elektrisch
lasapparaat. Links vuurstralen, rechts, boven en
onder ons!
Aan alle kanten vonkt en gloeit het, en één enkel
kogeltje in myn rug is voldoende om er een eind
aan te maken, om ons met volle snelheid de grond
Hi te doen duiken. Ik verwacht het ieder ogenblik.
Wij duiken nog steeds, in razende vaart. De geva
rieerde en buitengewoon grondige wyze waarop we
in Soesterberg hadden leren vliegen kwam me nu
goed van pas. Zy redde ons waarschynlijk het le
ven. Mijn waarnemer vertelde me later in het zie
kenhuis, dat hij gedacht had dat onze staart er af
geschoten was tqdens deze duikvlucht en dat we
stuurloos omlaag doken, zó slingerend en zwaaiend
dook ik de kist naar beneden.
Hy had er zich al op voorbereid dat we zó de grond
in gingen en zat, zo vertelde hij me, gelaten en
rustig de klap af te wachten. Ik heb altijd grote
bewondering gehad voor de moed waarmee de waar
nemers zich aan ons toevertrouwden.
Het „vuurwerk" achter ons gaat nog steeds door.
Dat je hersens in zo'n situatie nog werken is een
raadsel. Het flitste door mijn hoofd: Over de Rijn,
over de Ryn zien te komen! Ik wist dat ten noor
den van de Ryn de „hel" letterlyk was losgebroken.
Als ik dus daar terecht kwam, werd ik, al kwam
ik heelhuids aan de grond, misschien toch „afgescho
ten",' maar ten zuiden ervan was de zaak nog be
trekkelijk rustig.
We naderen de grond. De „vuurregen" houdt nog on
verminderd aan. Deze duik schijnt uren te duren,
al is het in werkelijkheid slechts een kwestie van
seconden.
Dóór is de grond! B? begin de machine op te trek
ken. Moeizaam, onder hevig schudden en trillen van
het toestel, komt de neus omhoog. We razen over
de uiterwaarden en zakken nog steeds lager. Ge
weldig snel gaat het, véél te snel!
Een enorme klap: beng! Weg linker ondervleu
gel!! Spaanders vliegen in het rond, de flarden han
gen erby. We hebben een paal of een dykje ge
raakt, de hele kist wordt omhoog gesmeten maar
schiet nog steeds met geweldige snelheid voort. Ik
weet hem weer vlak te brengen en zie plotseling
de grote winterdijk van de Ryn voor me. Van dit
moment af houdt het vuren op. De achtervolger,
die veel sneller is dan ik, kan waarschijnlijk niet
meer achter me blijven en suist nu over me heen
omhoog.
Ik zie de dyk, met de verkeersweg, afgebakend door
een hek. Hy nadert razend snel. Ik trek uit alle
macht om er overheen te komen. Maar het toestel
dat, hoewel het nog voldoende snelheid heeft, mis
schien niet genoeg draagvermogen meer bezit van
wege die afgeknapte ondervleugel, wil niet meer
omhoog. In volle vaart, met voluit draaiende mo
tor, vliegen we tegen de dijk. De machine slaat he
lemaal over de kop, wordt meters omhoog gesmeten,
óver de dyk heen, en valt met een reuze smak een
héél eind verder tegen de grond. Waarby de hele
kist in elkaar schuift, zodat er niet veel van over is".
ERUIT WEG!
Dan volgt opnieuw een strijd op leven en dood,
nu tegen de tyd. Want nadat Roeloffzen nit een
versuffing Is bygekomen, merkt hy, hoe de ben
zine over hem heen stroomt en sist op de hete uit
laten van de motor. Eruit! Weg! Zyn schoen zit
klem, maar hij wringt zich los. Hij zit vol bloed en
heeft overal pyn. Later blykt, dat de klap zó hard
aankwam, dat de schouderriemen door de leren
vliegjekker heen de lappen vel van zijn schouders
hebben gerukt. Hij begrijpt niet, dat hij nog leeft.
Hij denkt! Ik natuurlijk heel toevallig in leven ge
bleven maar myn waarnemer zal wel dood zyn.
Maar die is er ook uitgekomen. Zy krygen snel
hnlp van Nederlandse militairen en na nogal wat
avonturen belanden zij de volgende dag in het zie
kenhuis in Amsterdam.
Bakx had de aanval op Roeloffzen gezien en rechts
omkeert gemaakt. Tonnie van Liempd was neerge
haald, moest noodlanden en werd ter plaatse dood
geschoten. Later is Roeloffzen nog terug geweest
op die plek, .vaar hij tegen de dijk vloog. Een land
arbeider herinnerde zich het geval en liet hem een
valhelm zien, die van zyn waarnemer. Er zaten
twee gaatjes in! Hij zegt nu: „Ik had geen val
helm gedragen omdat Ik een hekel had aan die on
gemakkelijke dingen, maar myn waarnemer wel.
De Duitse jachtvliegger had dus bijna raak gescho
ten! Wat een bof, dat myn waarnemer een hoofd
groter was dan ik en niet omgekeerd..."
Dit is dus het verhaal van één C-5. Zo zijn er
meer, maar ze zijn niet zo gemakkelijk te achter
halen. Maar ze bewijzen, dat het luchtwapen, dat
moeizaam was opgebouwd, dat twintig jaar had moe
ten vechten tegen de zienswyze van hen, die niet
meer in oorlog geloofden, dat daardoor hut^loos
verouderd was, er niet voor niets was geweest. Zon
der die luchtmacht zou de geschiedenis van de mei
dagen anders en korter zijn geweest-
De C-5 van Gerd Roeloffzen na de botsing met
de dijk.