JACQUES DEN HAAN: MILLERIANA" Afrika museum Berg en Dal „De vreemde mens en zjjn religie" zaterdagnummer O; BRABANT AAN DE BRENGT KUNST „GEWONE MAN" NEW YORKS PHILHARMONIC HALL WORDT VERBOUWD ENGELANDS EERSTE EXPERIMENTELE SCHOUWBURG Zaterdag 8 juni 1963 ft J-JENRY MILLER IS BEHALVE een belangrijk schrijver ook een tijdsverschijnsel. Eenmaal ontdaan van die actualiteit zal hij wel „blij ven", doch veel in zijn werken zal verouderd aandoen, doet dat nu reeds. Zijn werk is in zekere zin een reactie op de Victoriaanse huichel achtigheid wat „sex" betreft. Toen was sex taboe. Thans is sex in de mo de, het is alles sex wat de klok slaat, vanaf de advertentiepagina in de krant tot in uw roman. Hoofd en hart Letterkundige kroniek doorHANSWARREN lijken tegenwoordig verkommerd, vandaar weer al een snel heimwee naar het fin-de-siècle, naar de gay thirties zelfs, toen de ondeugd nog zo bekoorlijk was, zo slechts half ont manteld. Want ach, de ondeugd heeft haar bekoring verloren. Een kind dat aldoor vieze woorden mag zeggen houdt er vanzelf mee op de prikkel verdwijnt. Het heeft, in zekere zin, een reinigende werking. En zo kan ook Miller, zelfs op de totaal verkeer de manier gelezen (om de vieze woor den, zullen we maar zeggen) een rei nigende werking hebben: men raakt het snel beu en snakt eigenlijk weer naar de verhulling, de beheersing. Maar nooit meer naar de schijnhei ligheid, in dat opzicht is men voor goed gereinigd. r Henry Miller, een groot schrijver en een goed, integer mens, een soort Pi casso der letteren (ook als dit genie en knoeier tegelijkertijd) valt heel veel te zeg gen, want hij is een auteur die vele proble men opwerpt. Hij is in ons land reeds lang beroemd onder de Engels lezenden, en ook zijn belangrijke boeken van hem, als „Glim lachend aan de voet van de ladder", het Griekse reisboek „De Kolossos van Ma- roussi" en voorts een paar van zijn hoofd werken „Zwarte Lente" en onlangs „Kreeftskeerkring" in vertaling versche nen. Kreeftskeerkring Is ondertussen weer al dertig jaar oud, sindsdien heeft Miller (geboren 1891) een oeuvre van enkele tien tallen titels geschapen. Reeds tien boeken en vier dissertaties verschenen er over hem, zijn werk is in vele talen vertaald. Kort om: hij mag een der beroemdste moderne auteurs genoemd worden, sommigen ach ter hem zelfs de grootste levende schrijver. Het hoofdprobleem voor de „gewone le zer" blijft echter dat Miller zo vaak ob sceen is. Doch hij is geen pornograaf. Men hoeft slechts enkele pagina's van Miller te lezen om er nu eens goed achter te komen wat pornografie NIET is. Zo vrijmoedig en ongegeneerd te schrijven over het lijfelijke leven zonder broeierig, verachtelijk, of, als doorslag naar de andere kant: ethisch, stichtelijk, te worden, is alleen iemand ge geven die oprecht en zuiver is. Pornografie is benepen, maakt dat men zich vies en verraden voelt. Het werk van Miller is ruim, gul, sterk, zijn vitaliteit rabelaisiaans. Zeker, Miller is tamelijk geobsedeerd door het sexuele, en bovendien is dat nog zijn sterkste zijde. Wel is het jammer dat hij zo langzamer hand tot een soort „goeroe", een heilige wijze wordt omgeleuterd eh zich dat boven dien nog met genoegen laat aanleunen. Maar heeft ook Jean Genét, dat andere donkere genie, al niet lang Saint Genét, officieel zo gedoopt door niemand minder dan Sartre? Jacques den Haan, onze lezers welbekend, is een der eerste Nederlanders die Mil ler „ontdekten" en sinds die ontdekking heeft hij zijn bewondering nimmer onder stoelen of banken gestoken. Hij vertaalde reeds in de oorlog werk van Miller, en als boekverkoper-publicist heeft hij van alle Nederlanders wellicht het meeste ertoe bij gedragen, Millers werk hier bekend te maken. Hij heeft jarenlang met Henry Mil ler gecorrespondeerd en hem in het voor jaar van 1962 op Mallorca eindelijk ook ontmoet. Zijn boek „Milleriana" waarin ook een paar goede foto's staan, bevat de uit stekende artikelen die Den Haan in de af gelopen jaren over Miller en zijn werken schreef, voorts een inleiding, en, het be langrijkste: hun volledige correspondentie (vertaald). Dit alles is buitengewoon le zenswaard. Wat ons vooral ook intrigeerde is het uiteindelijke verlopen van correspon dentie en bewonderende genegenheid, zodat Den Haan Miller zelfs niet ontmoet heeft bij diens bezoek aan Nederland, en heel nonchalant neerschrijft: „Ik heb Miller ge-- mist, die naar ik vermoed omstreeks 1959 in ons land geweest moet zijn, maar mij dit niet bericht heeft". Hoewel men nu niet direct van fan-mail mag spreken waar het Den Haans benadering van Miller betreft, is dit verloop van zaken een van de boeiendste achtergrondintrigues in dit pit tige boekje. Den Haan is er de man niet naar om enkel en alleen in Miller op te blij ven gaan, en Miller, typisch egocentrisch kunstenaar, eist de volle inzet, vuur voor vuur. Dat brengt haast niemand op. Het maakt voor ons het boek nog waardevoller. Bij Den Haan troffen we een scherpe for mulering aan voor het gevoel van ondiepte dat ons meestal treft bij Millers metafysi sche en filosofische passages; hij noemt die „astrale gymnastiek" en ziet Miller dan als een „interplanetaire acrobaat". Vlijmscherp onderscheidt hij: „Miller de metaphysicus waardeer ik minder dan Miller de realist. Kan men van ae laatste met recht zeggen dat hij „de literatuur voorbij is" en mis schien ook wel aan „het realisme voorbjj", van de eerste vind ik dat hij er nog midden in zit; kan men stellen dat hij als realist een wereldburger is, een waarlijk universeel •mens en een pionier, als metaphysicus heeft hij in de lijn der Amerikaanse tradi tie naar geestelijke achtergrond gezocht en is daarbij navolger geweest, geen voor ganger. Ik noem hem een verlate transcen- dentalist in de lijn van Emerson en Tho- reau" (pag. 14). Bewonderend, maar alles behalve kritiekloos, een boekje, geheel doortrokken van Millers eerlijke en krach tige geest. Jacques den Haan: Bij, Amsterdam. Milleriana, De Bezige De provincie Noord-Brabant krijgt deze zo mer haar eigen festival. De eerste activitei ten die de onlangs opgerichte „Stichting Brabant Festival" op touw zet, zijn 10 uit voeringen van Shakespeare's „Naar het U lijkt" in zes Brabantse openluchttheaters. Het festival wordt gehouden in augustus in de theaters van Luiksgestel, Someren, Best, Heeswijk, Oisterwyk en Roosendaal. De bedoeling is om in hel kader van dit festival 13.000 Brabanders in rechtstreeks contact te brengen met de toneelcultuur. De voorstellingen worden gegeven door de Toneelgroep Ensemble. De gedachte om in Brabant een eigen fes tival de organiseren is geboren naar aan leiding van een rapport, dat enige tijd ge leden is uitgebracht over de relatie van het toneelgezelschap Ensemble, het Zuidelijk Toneel én de provincie Brabant. Zoals be kend bestaat er in het zuiden enig onbeha gen over Ensemble, dat wel subsidies ont vangt uit de middelen van de provincie Noord-Brabant, maar hier te weinig voor stellingen zou geven. Dit rapport werd sa mengesteld in opdracht van de burgemees ter van Eindhoven, ir. H. Witte. Het cultu- Miserabele akoestiek van nieuwe zaal De Philharmonic Hall, het eerste ge bouw van het Amerikaanse Cultuur centrum op Manhattan (New York) is snel gebouwd en.... veel te vroeg geopend. Deze tot nu toe slechts „gefluisterde" con clusie is thans door de directie van het Lincoln Center, dat het beheer over de concertzaal heeft, bevestigd. Er werden reeds vier akoestiek-experts van interna tionale faam naar New York gehaald. Zij stelden vast, dat „categorische fouten" voor het lieve bedrag van tegen de twee miljoen gulden moeten worden weggeno men teneinde de „akoestische balans" van de zaal te herstellen. Tot het nieuwe team van experts behoort onder andere de Duitser Heinricht Keil- holz, die in dezelfde kwaliteit adviseerde bij de wederopbouw van de Weense Staatsope- ra en die ook door Georg Szell naar Cleve land werd ontboden om daar de akoestiek van de plaatselijke concertzaal „in even wicht te brengen". Naar verluidt zal in juli de nieuwe Phil harmonic Hall aan een grondige revisie worden onderworpen: alle zolderprofielen gaan verdwijnen, inplaats van een dubbel plafond is thans een glad. enkelvoudig pla fond ontworpen De zijwanden van de 7-aai zullen met hout worden bekleed en het podium krijgt een schelpachtige omkapse- ling, die de geluidsgolven moet tegenhou den en horizontaal de zaal in geleiden. Wat door de experts en ook door dirigeu ten van naam het meest aan de zaal werd gelaakt was het ontbreken van een even redige resonans van de klanken der bas- instrumenten en van de boventonen. Bij alle „scherpte" en „precisie" van de ge luidsweergave vertoont de zaal „akoesti sche gaten", dat wil zeggen dode punten waar het geluid niet doordringt. De sym fonieorkesten zouden, zo zei een deskunili ge, inplaats van acht of negen contrabas sen er wel 80 tot 90 in het orkest moeten laten spelen om de juiste balans in het orkestvolume te verkrjjgen. De Philharmonic Hall is het tehuis van het New Yorkse Philharmonisch Orkest. Ook de leden van dit orkest hebben aangedron gen op een snelle opheffing van de akoes tische fouten van de zaal. Tot nu toe, zei den zij, kwam de zaal hen eerder voor als een koude t.v.-studio, als een enorme ke gelbaan, dan als een concertzaal. Aparte instrumentengroepen kunnen niet horen, wat hun collega's spelen en daarom ont brak het aan kunstzinnige afronding van het orkestspel. Zei een cellist: „Men gaf ons een alcoholisch mengelmoesje inplaats van parelende champagne!" Leonard Bernstein en ook Georg Szell. Eugen Ormandy, Karl Böhm en andere grote dirigenten gaven oordelen over deze nieuwe concertzaal, die varieerden van te leurstelling tot de zwaarste kritiek. reel adviesbureau van Evert van Eijndho- ven, vroeger cultureel adviseur van de N.C.B., werd ingeschakeld om een oplos sing voor de moeilijkheden te vinden. Deze is gevonden in een gesprek met de managers van de Brabantse openlucht theaters. Zij ondervinden de laatste jaren steeds groter moeilijkheden bij hun pogin gen om de theaters in het zomerseizoen bespeeld Le krijgen. Steeds minder ama teurs zijn bereid zich in de vakantiemaan den te binden. De idee om het beroepsge zelschap Ensemble in te schakelen wordt daarom als een uitkomst beschouwd. De zes openluchttheaters hebben samen de Stichting Brabant Festival opgericht. Het Brabant Festival wil een tegenhanger zijn van het Holland Festival. Is dit laatste een cultureel evenement dat in de eerste plaats de belangstelling geniet van de culturele „bon ton", het Brabant Festival is bedoeld voor de „gewone man". De stichting, waarvan Luiksgestels burge meester, de heer H. Roels, voorzitter is, wil „de man in de straat" voor het festi val interesseren door een intensieve propa ganda via de vakbeweging. In het raam van het festival probeert men volgend jaar ook andere vormen van kunst aan de man te brengen. Als het zover komt, zal uiter aard wel bij verschillende instanties moeten worden aangeklopt om de nodige financiën bij elkaar te krijgen. Dit jaar vormt dit zakelijke aspect nog geen probleem. Men springt uit de kosten als eenderde van de beschikbare plaatsen bezet is. Voor alle zekerheid heeft de stichting overigens sub sidie aangevraagd bij het Anjer Fonds en de Vrienden van het Zuidelijk Toneel zijn bereid een bijdrage in de kosten te geven. In twee plaatsen wil men de bezoekers van de toneeluitvoering een gehele dag bezig houden. In Oisterwijk organiseert men op de dag van de uitvoering een „vennen- tocht", waarin verschillende rustpauzes zijn gepland. Tijdens deze onderbrekingen hou den toneelspelers toespraken van 10 minu ten over hun beroep, over toneel en over toneelschrijvers. In Roosendaal, waar dit jaar het koperen bestaan van het open luchttheater „Vrouwehof" gevierd wordt, heeft men iets dergelijks op stapel staan. Het voorlopige programma van het eerste Brabant Festival ziet er als volgt uit: zondag 4 augustus een middagvoorstelling in Heeswijk, maandag 5 cn woensdag 7 augustus avondvoorstellingen in Best, za terdag 10 augustus avondvoorstelling ln Luiksgestel, zondag 11 augustus middag uitvoering in Someren, maandag 12 en dins dag 13 augustus avondvoorstellingen in Oisterwyk en woensdag 14, vrijdag 16 en zaterdag 17 augustus voorstellingen in Roo sendaal. i Van een correspondent) Londen krygt een nieuw theater, een „variabe le" schouwburg voor Groot-Brittannië het eerst van dit soort, dat elders, o.a. in Italië, al bestaat. Dit theater, architectonisch gezien een revolutionaire vernieuwing, zal reeds in juli worden geopend. Het werd voor en door de Aca demie voor Muziek en Dra matische Kunst, een der lei dende toneelscholen van Engeland, gebouwd met als doelstelling, te kunnen be schikken over een studio- theater met maximale va riatiemogelijkheden van zo wel de toneel- als de toe schouwersruimte. Het kan op deze wijze volledig wor den aangepast aan de aard van het stuk dat wordt op gevoerd en leent zich in het njjzonder ook voor experi menteel toneel. Je regisseur heeft uiter aard in de eerste plaats dt mogelijkheid, zijn stuk op een normaal toneel, dat dus geopend is naar het publiek in de zaal, op te voeren. In dit geval worden de oplo pende rijen stoelen in .vaaiervorm voor het toneel opgebouwd. Geheel anders zal de zaal eruit zien, wan neer de stoelen gerang schikt zijn rond het toneel. Men krijgt dan de indruk van een „kamertheater" in een vergrote uitgave. De stoelenrijen staan dan in een cirkel om het toneel heen, de voorste toeschou wers zitten op het toneel zelf. Oe acteurs betreden het to neel, of eigenlijk de speel- ■uimte, door een overdekte gang of wel langs dezelfde trappen, die het publiek ge bruikt om de bovenste zit plaatsen tc bereiken. De or kestbak is, ter vergroting van de speelruimte, over dekt en dit is ook bij „open toneel" het geval, wanneer de stoelen naar drie kanten rond het halfcirkelvormig toneel zijn opgesteld. Mee, dit is geen griezel pagina. De tijd' voor griezellectuur is nu toch voorbij, althans voor enkele maanden. Deze dagen staan meer in het teken van de naderende zo mer. „Waarom dan van die grieze lige afbeeldingen zult U vragen. „Wat hebben die nu met religie en natuur te maken?" Ons antwoord kan slechts luiden: heel veel. De foto's zijn dezer da gen door onze fotograaf genomen in het Afrika museum te Berg en Dal bij Nijmegen, in een omgeving waarin de religiositeit van de Pa ters van de Heilige Geest, die dit museum beheren, gelijktijdig domi neert met de natuurlijkheid van bloeiende kastanjes tegen witte huisjes op en achter golvende heu vels. Deze verwantschap van reli gie en nabuur is al wat nauwer dan die, welke wellicht bij de meesten onzer tussen beide levens elemen ten bestaat. Binnen in het museum zijn religie en natuur echter vrij wel aan elkaar gelijk. Daar vindt men kunst- en gebruiksvoorwer pen als de hierbij afgebeelde, op een tot het volgend voorjaar du rende tentoonstelling verzameld onder de titel „De vreemde mens en zijn religie". Vreerad lykt inderdaad de, ln dit geval Afrikaanse, mens, die al deze „grie zelige" voorwerpen weet te vervaar digen. Ook wanneer hij daarin zichzelf of een medemens gestalte heeft gegeven. Goed, het voorouderbeeld uit voormalig Belgisch Kongo heeft een zekere waar digheid, het ademt rust en vrede uit. Daarentegen is de tovenaar uit het „spykerbeeld" van Loango een en al dwang, dreiging en strijdlust. Menselijke eigenschappen, in beide gevallen over duidelijk uit de verf gekomen, maar toch als het ware ingekapseld, binnen omstandigheden die ons niets» zeggen, die de mens in of achter het beeld „vreemd" voor ons doen zijn. En van de ze mens moeten we, blijkens de titel van de tentoonstelling, nu ook nog de religie leren kennen en misschien waarderen. Het is maar moeilijk. Laten we even wachten, even denken aan wat prof. dr. Th. P. van Baaren. hoogleraar in de godsdienstwetenschap en Egypte aan de rijksuniversiteit te Groningen, woensdagmiddag. 15 mei jl„ bij de opening van de expositie zei: „Wij moeten niet in de eerste plaats ons zelf »verdedigen.en de ander aanvallen, maar beginnen mét luisteren en een eerlijke poging doen om te begrijpen". Laten we dus beginnen met te luisteren, door te kijken naar wat er allemaal letterlijk en figuurlijk aan zo'n beeld vastzit. Dan komen we misschien vanzelf tot enig be grip van die vreemde mens en van zijn religie. Voor de vreemde mens (door velen onzer ook wel een beetje denigrerend de primi tieve mens genoemd; laten wjj hem voor lopig met vreemd betitelen, we begrijpen hem immers nog niet) voor de vreem de mens hangen religie en natuur, zoals gezegd is, ten nauwste samen. God staat voor hem als het ware achter de natuur, als eerste, onzichtbare en daarom ook vrijwel nooit afgebeelde scheppingsoor zaak. Hij manifesteert zich aan de vreemde mens in allerlei verschjjqings- vormen, die vaak goden werden ge noemd. Vele goden dus als evenzovele facetten van de ene onzichtbare opper god. Met deze godenwereld staat de vreemde mens in nauw contact. Niet alleen in de geest, maar ook. om het zo eens te zeg gen, naar den vleze. Zijn voorouders ne men in, die hogere wereld een belangrij- Op de graven van voorname voorouders zet de vreemde mens als sedert vele eeuwen beelden als deze. Dit werk, de afbeelding van een biddende koning, is waarschijnlijk vervaardigd aan het ein de van de vijftiende of het begin van de zestiende eeuw cn afkomstig 'uit. Por tugees Angola. Het hoofddeksel dat de koning draagt is dan ook wellicht een Portugese helm. Op zijn troon staat een kruis afgebeeld. Sommigen achten het mogelijkdat hieruit reeds de invloed blijkt van christelijke symbolen, door zendelingen en missionarissen als het ware op de religie van de vreemde mens geënt. ke plaats in. Kijken wij weer naar het beeld uit voormalig Belgisch Kongo. De voorouder die hierin gestalte heeft ge kregen draagt op zijn borst de tekenen van een koninklijke waardigheid. Zy dui den erop, dat hij verbonden is met het oerwezen. Maar die onderscheidingen bevinden zich direct onder de slang die om zijn hals ligt gedraaid. Deze slang is het symbool van de vruchtbaarheid, zo wel van de vruchtbaarheid van de vrouw als van de vruchtbaarheid van de aarde. Het wordt door veel vreemde volken de vruchtbare vrouw als een eer aangere kend dat zij de aarde mag verzorgen: als moeder heeft juist zij zoveel weet van de vruchtbaarheid van moeder na tuur. Koninklijke, op de verwantschap met het oerwezen steunende waardigheid en symbolen van vruchtbaarheid, samen in één voorouderbeeld, zie hier de band tussen religie en natuur in de vreemde mens, die nu wellicht voor de meesten onzer al wat minder vreemd begint te worden. Talrijke andere voorbeelden zou den kunnen worden aangehaald, maar de lezer kan beter zelf op zijn gemak de expositie gaan bezichtigen. Uit het bovenstaande is al duidelijk ge worden dat het op de tentoonstelling ln Berg en Dal om veel méér gaat dan om de uitstalling van een aantal kunst- en gebruiksvoorwerpen. Men kan als recensent de aandacht vestigen op bijzonder aantrekkelijke onderdelen als fraaie blaashoorns, bcsn|jdenismesjes, maskertjes, schelpenarmbandjes en'al lerlei andere dingen, die stuk voor stuk voor de vreemde mens stuk voor stuk een symbolische waarde, een religieuze of magische intensiteit bezitten. Het gaat echter ook en vooral om een werke lijke ontmoeting, om het begrip van „de vreemde en zjjn religie" dat hierboven al bepleit werd. Dit begrip is ook voor wat wij hier, even pretentieus als gemakshalve, de be schaafde mens zullen noemen, van het grootste belang. De cultische levensbe schouwing die de vreemde mens er op nahoudt moge in onze landen reeds tij dens de middeleeuwen haar westerse weerga hebben gehad, het is toch maar een feit, dat de in de moderne tjjd ver- der-gecultiveerde mens vandaag de dag voor de vreemde mens een belangstelling heeft, die niet louter van politieke of commerciële aard is. Dat is vooral te merken aan dat facet van onze cultuur wat we met kunst plegen aan te duiden. Het zijn niet alleen onze teenagers die in de klank en het ritme van hun muziek bewust een soort van neo-primitivisme nastreven. Ook componisten van „ernsti ge" muziek verwerken bestanddelen uit de toonkunst van primitieve volkeren in hun werken. Voorts zijn er de beeldende kunstenaars die genoeg hebben van de verf en hun panelen of beelden overvloe dig voorzien van ijzeren ringen, lapjes jute, bosjes touw. spijkers, moertjes, etc. Het spljkerbceld uit Loango lijkt erg veel op een werk van een hedendaags Euro pees beeldhouwer! Nu zullen velen geneigd zjjn om „hoera" te roepen. „De confrontatie met de vreemde mens is dus tóch mogeljjlc, al thans geslaagd voor de kunstenaars die ons ook in dit geval toch maar weer eens zjjn voorgegaan". Inderdaad, en wjj moeten hen zo goed mogeljjk proberen tc volgen in hun streven naar het begrip van de vreemde mens. Maar hebben z(j hem werkelijk begrepen? Pablo Picasso (IJ weet wel, ook zo'n onbegrijpelijk ar tiest) moet gezegd hebben, dat de. kunst van de vreemde mens liem zo aantrok, omdat hij daarin een geladenheid aantrof die hjj in de kunst van de „beschaafde" mens niet meer kon ontdekken. Toch geloven wij, dat er in niet weinig gevallen verschil bestaat tussen de gela- Denheid in het „vreemde" kunstwerk en de gelaTenheid in het „beschaafde" kunstwerk, hoezeer het laatste ook door het eerste kan zijn geïnspireerd. De be schaafde kunstenaar kan in deze tijd moe-gecultiveerd zijn in een wereld die zo beschaafd is, dat zij alleen nog maar gekenmerkt wordt door massificatie, uniformiteit, oppervlakkigheid en zake lijkheid. De beschaafde kunstenaar heeft begrepen, niet meer oorspronkelijk te kunnen zijn. Nu zoekt hij, samen mol '•"latende tieners en zo. hij de vree-»- Een ,fipijkcrbeeld" uit Loango. Dit beeld stelt een tovenaar voor, die alles wat maar kracht kan bezitten om kwade machten te bedwingen aan zich beves tigd weet. Het werk roept associaties op met vele beeldhouwwerken van heden daagse kunstenaars uit de beschaafde wereld Een voorouderbeeld uit voormalig Bel gisch Kongo. De persoon die hier gestal te krijgt is voorzien van zowel religieuze als aan de natuur ontleende symbolen. mens naar oorspronkelijkheid, echtheid, waarachtigheid. Dat is tragisch. Want die eigenschappen zjjn nooit over te ne men zonder een, al dan niet gedeeltelijk, verder wegcijferen van de eigen oor spronkelijkheid. De vreemde mens blijft ook voor degene die hem denkt te be grijpen vreemd. Dat komt in niet geringe mate doordat de beschaafde mens vaalc alleen maar geneigd is om de uiterlijke kenmerken, de „natuur", van de vreem de mens te begrijpen en niet zijn inner lijk, zijn religie, waardoor hij biddend, oorlogvoerend, zich voortplantend of be zwerend het leven waarin hij ge plaatst is aankan. Voor ons, beschaafde mensen is deze hou ding middeleeuws en dus uit de tyd. Of niet? Want de vreemde mens kan ons in zjjn religie zowel niets als heel veel te zeggen hebben. Hjj boeit ons. De ten toonstelling in Berg en Dal voorziet in een behoefte, zoals dat heet. Misschien in onze behoefte aan een innerlijk door leefd bestaan en daardoor een grotere harmonie met de wereld waarin wy le ven. Het is dus maar de vraag of wjj al tijd medelijden moeten hebben met de vreemde mens. Hij mag beslist niet ge zien worden als een ideaal-beeld van menselijk leven (ook een gevaar van de ze verzakelijkte cn toch zo iico-romanti- sche tyd!), maar primitief is liij toch al lerminst. Dat kan men, dank zy deze ex positie, in ieder geval wél begrijpen, -rie-zelig goed zelfs.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 6