JACQUES DEN HAAN:
MILLERIANA"
Afrika museum Berg en Dal
„De vreemde mens en zjjn religie"
zaterdagnummer
O;
BRABANT
AAN DE
BRENGT KUNST
„GEWONE MAN"
NEW YORKS PHILHARMONIC
HALL WORDT VERBOUWD
ENGELANDS EERSTE
EXPERIMENTELE SCHOUWBURG
Zaterdag 8 juni 1963
ft
J-JENRY MILLER IS BEHALVE
een belangrijk schrijver ook een
tijdsverschijnsel. Eenmaal ontdaan
van die actualiteit zal hij wel „blij
ven", doch veel in zijn werken zal
verouderd aandoen, doet dat nu
reeds. Zijn werk is in zekere zin een
reactie op de Victoriaanse huichel
achtigheid wat „sex" betreft. Toen
was sex taboe. Thans is sex in de mo
de, het is alles sex wat de klok slaat,
vanaf de advertentiepagina in de
krant tot in uw roman. Hoofd en hart
Letterkundige kroniek
doorHANSWARREN
lijken tegenwoordig verkommerd,
vandaar weer al een snel heimwee
naar het fin-de-siècle, naar de gay
thirties zelfs, toen de ondeugd nog zo
bekoorlijk was, zo slechts half ont
manteld. Want ach, de ondeugd heeft
haar bekoring verloren. Een kind dat
aldoor vieze woorden mag zeggen
houdt er vanzelf mee op de prikkel
verdwijnt. Het heeft, in zekere zin,
een reinigende werking. En zo kan
ook Miller, zelfs op de totaal verkeer
de manier gelezen (om de vieze woor
den, zullen we maar zeggen) een rei
nigende werking hebben: men raakt
het snel beu en snakt eigenlijk weer
naar de verhulling, de beheersing.
Maar nooit meer naar de schijnhei
ligheid, in dat opzicht is men voor
goed gereinigd.
r Henry Miller, een groot schrijver en
een goed, integer mens, een soort Pi
casso der letteren (ook als dit genie en
knoeier tegelijkertijd) valt heel veel te zeg
gen, want hij is een auteur die vele proble
men opwerpt. Hij is in ons land reeds lang
beroemd onder de Engels lezenden, en ook
zijn belangrijke boeken van hem, als „Glim
lachend aan de voet van de ladder", het
Griekse reisboek „De Kolossos van Ma-
roussi" en voorts een paar van zijn hoofd
werken „Zwarte Lente" en onlangs
„Kreeftskeerkring" in vertaling versche
nen. Kreeftskeerkring Is ondertussen weer
al dertig jaar oud, sindsdien heeft Miller
(geboren 1891) een oeuvre van enkele tien
tallen titels geschapen. Reeds tien boeken
en vier dissertaties verschenen er over hem,
zijn werk is in vele talen vertaald. Kort
om: hij mag een der beroemdste moderne
auteurs genoemd worden, sommigen ach
ter hem zelfs de grootste levende schrijver.
Het hoofdprobleem voor de „gewone le
zer" blijft echter dat Miller zo vaak ob
sceen is. Doch hij is geen pornograaf. Men
hoeft slechts enkele pagina's van Miller te
lezen om er nu eens goed achter te komen
wat pornografie NIET is. Zo vrijmoedig en
ongegeneerd te schrijven over het lijfelijke
leven zonder broeierig, verachtelijk, of, als
doorslag naar de andere kant: ethisch,
stichtelijk, te worden, is alleen iemand ge
geven die oprecht en zuiver is. Pornografie
is benepen, maakt dat men zich vies en
verraden voelt. Het werk van Miller is
ruim, gul, sterk, zijn vitaliteit rabelaisiaans.
Zeker, Miller is tamelijk geobsedeerd door
het sexuele, en bovendien is dat nog zijn
sterkste zijde.
Wel is het jammer dat hij zo langzamer
hand tot een soort „goeroe", een heilige
wijze wordt omgeleuterd eh zich dat boven
dien nog met genoegen laat aanleunen.
Maar heeft ook Jean Genét, dat andere
donkere genie, al niet lang Saint Genét,
officieel zo gedoopt door niemand minder
dan Sartre?
Jacques den Haan, onze lezers welbekend,
is een der eerste Nederlanders die Mil
ler „ontdekten" en sinds die ontdekking
heeft hij zijn bewondering nimmer onder
stoelen of banken gestoken. Hij vertaalde
reeds in de oorlog werk van Miller, en als
boekverkoper-publicist heeft hij van alle
Nederlanders wellicht het meeste ertoe bij
gedragen, Millers werk hier bekend te
maken. Hij heeft jarenlang met Henry Mil
ler gecorrespondeerd en hem in het voor
jaar van 1962 op Mallorca eindelijk ook
ontmoet. Zijn boek „Milleriana" waarin ook
een paar goede foto's staan, bevat de uit
stekende artikelen die Den Haan in de af
gelopen jaren over Miller en zijn werken
schreef, voorts een inleiding, en, het be
langrijkste: hun volledige correspondentie
(vertaald). Dit alles is buitengewoon le
zenswaard. Wat ons vooral ook intrigeerde
is het uiteindelijke verlopen van correspon
dentie en bewonderende genegenheid, zodat
Den Haan Miller zelfs niet ontmoet heeft
bij diens bezoek aan Nederland, en heel
nonchalant neerschrijft: „Ik heb Miller ge--
mist, die naar ik vermoed omstreeks 1959
in ons land geweest moet zijn, maar mij
dit niet bericht heeft". Hoewel men nu niet
direct van fan-mail mag spreken waar het
Den Haans benadering van Miller betreft,
is dit verloop van zaken een van de
boeiendste achtergrondintrigues in dit pit
tige boekje. Den Haan is er de man niet
naar om enkel en alleen in Miller op te blij
ven gaan, en Miller, typisch egocentrisch
kunstenaar, eist de volle inzet, vuur voor
vuur. Dat brengt haast niemand op. Het
maakt voor ons het boek nog waardevoller.
Bij Den Haan troffen we een scherpe for
mulering aan voor het gevoel van ondiepte
dat ons meestal treft bij Millers metafysi
sche en filosofische passages; hij noemt die
„astrale gymnastiek" en ziet Miller dan als
een „interplanetaire acrobaat". Vlijmscherp
onderscheidt hij: „Miller de metaphysicus
waardeer ik minder dan Miller de realist.
Kan men van ae laatste met recht zeggen
dat hij „de literatuur voorbij is" en mis
schien ook wel aan „het realisme voorbjj",
van de eerste vind ik dat hij er nog midden
in zit; kan men stellen dat hij als realist
een wereldburger is, een waarlijk universeel
•mens en een pionier, als metaphysicus
heeft hij in de lijn der Amerikaanse tradi
tie naar geestelijke achtergrond gezocht en
is daarbij navolger geweest, geen voor
ganger. Ik noem hem een verlate transcen-
dentalist in de lijn van Emerson en Tho-
reau" (pag. 14). Bewonderend, maar alles
behalve kritiekloos, een boekje, geheel
doortrokken van Millers eerlijke en krach
tige geest.
Jacques den Haan:
Bij, Amsterdam.
Milleriana, De Bezige
De provincie Noord-Brabant krijgt deze zo
mer haar eigen festival. De eerste activitei
ten die de onlangs opgerichte „Stichting
Brabant Festival" op touw zet, zijn 10 uit
voeringen van Shakespeare's „Naar het U
lijkt" in zes Brabantse openluchttheaters.
Het festival wordt gehouden in augustus
in de theaters van Luiksgestel, Someren,
Best, Heeswijk, Oisterwyk en Roosendaal.
De bedoeling is om in hel kader van dit
festival 13.000 Brabanders in rechtstreeks
contact te brengen met de toneelcultuur.
De voorstellingen worden gegeven door de
Toneelgroep Ensemble.
De gedachte om in Brabant een eigen fes
tival de organiseren is geboren naar aan
leiding van een rapport, dat enige tijd ge
leden is uitgebracht over de relatie van het
toneelgezelschap Ensemble, het Zuidelijk
Toneel én de provincie Brabant. Zoals be
kend bestaat er in het zuiden enig onbeha
gen over Ensemble, dat wel subsidies ont
vangt uit de middelen van de provincie
Noord-Brabant, maar hier te weinig voor
stellingen zou geven. Dit rapport werd sa
mengesteld in opdracht van de burgemees
ter van Eindhoven, ir. H. Witte. Het cultu-
Miserabele akoestiek
van nieuwe zaal
De Philharmonic Hall, het eerste ge
bouw van het Amerikaanse Cultuur
centrum op Manhattan (New York) is
snel gebouwd en.... veel te vroeg geopend.
Deze tot nu toe slechts „gefluisterde" con
clusie is thans door de directie van het
Lincoln Center, dat het beheer over de
concertzaal heeft, bevestigd. Er werden
reeds vier akoestiek-experts van interna
tionale faam naar New York gehaald. Zij
stelden vast, dat „categorische fouten"
voor het lieve bedrag van tegen de twee
miljoen gulden moeten worden weggeno
men teneinde de „akoestische balans" van
de zaal te herstellen.
Tot het nieuwe team van experts behoort
onder andere de Duitser Heinricht Keil-
holz, die in dezelfde kwaliteit adviseerde bij
de wederopbouw van de Weense Staatsope-
ra en die ook door Georg Szell naar Cleve
land werd ontboden om daar de akoestiek
van de plaatselijke concertzaal „in even
wicht te brengen".
Naar verluidt zal in juli de nieuwe Phil
harmonic Hall aan een grondige revisie
worden onderworpen: alle zolderprofielen
gaan verdwijnen, inplaats van een dubbel
plafond is thans een glad. enkelvoudig pla
fond ontworpen De zijwanden van de
7-aai zullen met hout worden bekleed en het
podium krijgt een schelpachtige omkapse-
ling, die de geluidsgolven moet tegenhou
den en horizontaal de zaal in geleiden.
Wat door de experts en ook door dirigeu
ten van naam het meest aan de zaal werd
gelaakt was het ontbreken van een even
redige resonans van de klanken der bas-
instrumenten en van de boventonen. Bij
alle „scherpte" en „precisie" van de ge
luidsweergave vertoont de zaal „akoesti
sche gaten", dat wil zeggen dode punten
waar het geluid niet doordringt. De sym
fonieorkesten zouden, zo zei een deskunili
ge, inplaats van acht of negen contrabas
sen er wel 80 tot 90 in het orkest moeten
laten spelen om de juiste balans in het
orkestvolume te verkrjjgen.
De Philharmonic Hall is het tehuis van het
New Yorkse Philharmonisch Orkest. Ook
de leden van dit orkest hebben aangedron
gen op een snelle opheffing van de akoes
tische fouten van de zaal. Tot nu toe, zei
den zij, kwam de zaal hen eerder voor als
een koude t.v.-studio, als een enorme ke
gelbaan, dan als een concertzaal. Aparte
instrumentengroepen kunnen niet horen,
wat hun collega's spelen en daarom ont
brak het aan kunstzinnige afronding van
het orkestspel. Zei een cellist: „Men gaf
ons een alcoholisch mengelmoesje inplaats
van parelende champagne!"
Leonard Bernstein en ook Georg Szell.
Eugen Ormandy, Karl Böhm en andere
grote dirigenten gaven oordelen over deze
nieuwe concertzaal, die varieerden van te
leurstelling tot de zwaarste kritiek.
reel adviesbureau van Evert van Eijndho-
ven, vroeger cultureel adviseur van de
N.C.B., werd ingeschakeld om een oplos
sing voor de moeilijkheden te vinden.
Deze is gevonden in een gesprek met de
managers van de Brabantse openlucht
theaters. Zij ondervinden de laatste jaren
steeds groter moeilijkheden bij hun pogin
gen om de theaters in het zomerseizoen
bespeeld Le krijgen. Steeds minder ama
teurs zijn bereid zich in de vakantiemaan
den te binden. De idee om het beroepsge
zelschap Ensemble in te schakelen wordt
daarom als een uitkomst beschouwd.
De zes openluchttheaters hebben samen de
Stichting Brabant Festival opgericht. Het
Brabant Festival wil een tegenhanger zijn
van het Holland Festival. Is dit laatste een
cultureel evenement dat in de eerste plaats
de belangstelling geniet van de culturele
„bon ton", het Brabant Festival is bedoeld
voor de „gewone man".
De stichting, waarvan Luiksgestels burge
meester, de heer H. Roels, voorzitter is,
wil „de man in de straat" voor het festi
val interesseren door een intensieve propa
ganda via de vakbeweging. In het raam
van het festival probeert men volgend jaar
ook andere vormen van kunst aan de man
te brengen. Als het zover komt, zal uiter
aard wel bij verschillende instanties moeten
worden aangeklopt om de nodige financiën
bij elkaar te krijgen. Dit jaar vormt dit
zakelijke aspect nog geen probleem. Men
springt uit de kosten als eenderde van de
beschikbare plaatsen bezet is. Voor alle
zekerheid heeft de stichting overigens sub
sidie aangevraagd bij het Anjer Fonds en
de Vrienden van het Zuidelijk Toneel zijn
bereid een bijdrage in de kosten te geven.
In twee plaatsen wil men de bezoekers van
de toneeluitvoering een gehele dag bezig
houden. In Oisterwijk organiseert men op
de dag van de uitvoering een „vennen-
tocht", waarin verschillende rustpauzes zijn
gepland. Tijdens deze onderbrekingen hou
den toneelspelers toespraken van 10 minu
ten over hun beroep, over toneel en over
toneelschrijvers. In Roosendaal, waar dit
jaar het koperen bestaan van het open
luchttheater „Vrouwehof" gevierd wordt,
heeft men iets dergelijks op stapel staan.
Het voorlopige programma van het eerste
Brabant Festival ziet er als volgt uit:
zondag 4 augustus een middagvoorstelling
in Heeswijk, maandag 5 cn woensdag 7
augustus avondvoorstellingen in Best, za
terdag 10 augustus avondvoorstelling ln
Luiksgestel, zondag 11 augustus middag
uitvoering in Someren, maandag 12 en dins
dag 13 augustus avondvoorstellingen in
Oisterwyk en woensdag 14, vrijdag 16 en
zaterdag 17 augustus voorstellingen in Roo
sendaal.
i Van een correspondent)
Londen krygt een nieuw
theater, een „variabe
le" schouwburg voor
Groot-Brittannië het eerst
van dit soort, dat elders,
o.a. in Italië, al bestaat.
Dit theater, architectonisch
gezien een revolutionaire
vernieuwing, zal reeds in
juli worden geopend. Het
werd voor en door de Aca
demie voor Muziek en Dra
matische Kunst, een der lei
dende toneelscholen van
Engeland, gebouwd met als
doelstelling, te kunnen be
schikken over een studio-
theater met maximale va
riatiemogelijkheden van zo
wel de toneel- als de toe
schouwersruimte. Het kan
op deze wijze volledig wor
den aangepast aan de aard
van het stuk dat wordt op
gevoerd en leent zich in het
njjzonder ook voor experi
menteel toneel.
Je regisseur heeft uiter
aard in de eerste plaats dt
mogelijkheid, zijn stuk op
een normaal toneel, dat dus
geopend is naar het publiek
in de zaal, op te voeren. In
dit geval worden de oplo
pende rijen stoelen in
.vaaiervorm voor het toneel
opgebouwd. Geheel anders
zal de zaal eruit zien, wan
neer de stoelen gerang
schikt zijn rond het toneel.
Men krijgt dan de indruk
van een „kamertheater" in
een vergrote uitgave. De
stoelenrijen staan dan in
een cirkel om het toneel
heen, de voorste toeschou
wers zitten op het toneel
zelf.
Oe acteurs betreden het to
neel, of eigenlijk de speel-
■uimte, door een overdekte
gang of wel langs dezelfde
trappen, die het publiek ge
bruikt om de bovenste zit
plaatsen tc bereiken. De or
kestbak is, ter vergroting
van de speelruimte, over
dekt en dit is ook bij „open
toneel" het geval, wanneer
de stoelen naar drie kanten
rond het halfcirkelvormig
toneel zijn opgesteld.
Mee, dit is geen griezel pagina. De
tijd' voor griezellectuur is nu
toch voorbij, althans voor enkele
maanden. Deze dagen staan meer
in het teken van de naderende zo
mer. „Waarom dan van die grieze
lige afbeeldingen zult U vragen.
„Wat hebben die nu met religie en
natuur te maken?"
Ons antwoord kan slechts luiden:
heel veel. De foto's zijn dezer da
gen door onze fotograaf genomen
in het Afrika museum te Berg en
Dal bij Nijmegen, in een omgeving
waarin de religiositeit van de Pa
ters van de Heilige Geest, die dit
museum beheren, gelijktijdig domi
neert met de natuurlijkheid van
bloeiende kastanjes tegen witte
huisjes op en achter golvende heu
vels. Deze verwantschap van reli
gie en nabuur is al wat nauwer dan
die, welke wellicht bij de meesten
onzer tussen beide levens elemen
ten bestaat. Binnen in het museum
zijn religie en natuur echter vrij
wel aan elkaar gelijk. Daar vindt
men kunst- en gebruiksvoorwer
pen als de hierbij afgebeelde, op
een tot het volgend voorjaar du
rende tentoonstelling verzameld
onder de titel „De vreemde mens
en zijn religie".
Vreerad lykt inderdaad de, ln dit geval
Afrikaanse, mens, die al deze „grie
zelige" voorwerpen weet te vervaar
digen. Ook wanneer hij daarin zichzelf of
een medemens gestalte heeft gegeven.
Goed, het voorouderbeeld uit voormalig
Belgisch Kongo heeft een zekere waar
digheid, het ademt rust en vrede uit.
Daarentegen is de tovenaar uit het
„spykerbeeld" van Loango een en al
dwang, dreiging en strijdlust. Menselijke
eigenschappen, in beide gevallen over
duidelijk uit de verf gekomen, maar
toch als het ware ingekapseld, binnen
omstandigheden die ons niets» zeggen,
die de mens in of achter het beeld
„vreemd" voor ons doen zijn. En van de
ze mens moeten we, blijkens de titel van
de tentoonstelling, nu ook nog de religie
leren kennen en misschien waarderen.
Het is maar moeilijk.
Laten we even wachten, even denken
aan wat prof. dr. Th. P. van Baaren.
hoogleraar in de godsdienstwetenschap
en Egypte aan de rijksuniversiteit te
Groningen, woensdagmiddag. 15 mei jl„
bij de opening van de expositie zei: „Wij
moeten niet in de eerste plaats ons zelf
»verdedigen.en de ander aanvallen, maar
beginnen mét luisteren en een eerlijke
poging doen om te begrijpen". Laten we
dus beginnen met te luisteren, door te
kijken naar wat er allemaal letterlijk en
figuurlijk aan zo'n beeld vastzit. Dan
komen we misschien vanzelf tot enig be
grip van die vreemde mens en van zijn
religie.
Voor de vreemde mens (door velen onzer
ook wel een beetje denigrerend de primi
tieve mens genoemd; laten wjj hem voor
lopig met vreemd betitelen, we begrijpen
hem immers nog niet) voor de vreem
de mens hangen religie en natuur, zoals
gezegd is, ten nauwste samen. God staat
voor hem als het ware achter de natuur,
als eerste, onzichtbare en daarom ook
vrijwel nooit afgebeelde scheppingsoor
zaak. Hij manifesteert zich aan de
vreemde mens in allerlei verschjjqings-
vormen, die vaak goden werden ge
noemd. Vele goden dus als evenzovele
facetten van de ene onzichtbare opper
god.
Met deze godenwereld staat de vreemde
mens in nauw contact. Niet alleen in de
geest, maar ook. om het zo eens te zeg
gen, naar den vleze. Zijn voorouders ne
men in, die hogere wereld een belangrij-
Op de graven van voorname voorouders
zet de vreemde mens als sedert vele
eeuwen beelden als deze. Dit werk, de
afbeelding van een biddende koning, is
waarschijnlijk vervaardigd aan het ein
de van de vijftiende of het begin van
de zestiende eeuw cn afkomstig 'uit. Por
tugees Angola. Het hoofddeksel dat de
koning draagt is dan ook wellicht een
Portugese helm. Op zijn troon staat een
kruis afgebeeld. Sommigen achten het
mogelijkdat hieruit reeds de invloed
blijkt van christelijke symbolen, door
zendelingen en missionarissen als het
ware op de religie van de vreemde mens
geënt.
ke plaats in. Kijken wij weer naar het
beeld uit voormalig Belgisch Kongo. De
voorouder die hierin gestalte heeft ge
kregen draagt op zijn borst de tekenen
van een koninklijke waardigheid. Zy dui
den erop, dat hij verbonden is met het
oerwezen. Maar die onderscheidingen
bevinden zich direct onder de slang die
om zijn hals ligt gedraaid. Deze slang is
het symbool van de vruchtbaarheid, zo
wel van de vruchtbaarheid van de vrouw
als van de vruchtbaarheid van de aarde.
Het wordt door veel vreemde volken de
vruchtbare vrouw als een eer aangere
kend dat zij de aarde mag verzorgen:
als moeder heeft juist zij zoveel weet
van de vruchtbaarheid van moeder na
tuur.
Koninklijke, op de verwantschap met
het oerwezen steunende waardigheid en
symbolen van vruchtbaarheid, samen in
één voorouderbeeld, zie hier de band
tussen religie en natuur in de vreemde
mens, die nu wellicht voor de meesten
onzer al wat minder vreemd begint te
worden. Talrijke andere voorbeelden zou
den kunnen worden aangehaald, maar de
lezer kan beter zelf op zijn gemak de
expositie gaan bezichtigen.
Uit het bovenstaande is al duidelijk ge
worden dat het op de tentoonstelling
ln Berg en Dal om veel méér gaat
dan om de uitstalling van een aantal
kunst- en gebruiksvoorwerpen. Men kan
als recensent de aandacht vestigen op
bijzonder aantrekkelijke onderdelen als
fraaie blaashoorns, bcsn|jdenismesjes,
maskertjes, schelpenarmbandjes en'al
lerlei andere dingen, die stuk voor stuk
voor de vreemde mens stuk voor stuk
een symbolische waarde, een religieuze
of magische intensiteit bezitten. Het
gaat echter ook en vooral om een werke
lijke ontmoeting, om het begrip van „de
vreemde en zjjn religie" dat hierboven al
bepleit werd.
Dit begrip is ook voor wat wij hier, even
pretentieus als gemakshalve, de be
schaafde mens zullen noemen, van het
grootste belang. De cultische levensbe
schouwing die de vreemde mens er op
nahoudt moge in onze landen reeds tij
dens de middeleeuwen haar westerse
weerga hebben gehad, het is toch maar
een feit, dat de in de moderne tjjd ver-
der-gecultiveerde mens vandaag de dag
voor de vreemde mens een belangstelling
heeft, die niet louter van politieke of
commerciële aard is. Dat is vooral te
merken aan dat facet van onze cultuur
wat we met kunst plegen aan te duiden.
Het zijn niet alleen onze teenagers die in
de klank en het ritme van hun muziek
bewust een soort van neo-primitivisme
nastreven. Ook componisten van „ernsti
ge" muziek verwerken bestanddelen uit
de toonkunst van primitieve volkeren in
hun werken. Voorts zijn er de beeldende
kunstenaars die genoeg hebben van de
verf en hun panelen of beelden overvloe
dig voorzien van ijzeren ringen, lapjes
jute, bosjes touw. spijkers, moertjes, etc.
Het spljkerbceld uit Loango lijkt erg veel
op een werk van een hedendaags Euro
pees beeldhouwer!
Nu zullen velen geneigd zjjn om „hoera"
te roepen. „De confrontatie met de
vreemde mens is dus tóch mogeljjlc, al
thans geslaagd voor de kunstenaars die
ons ook in dit geval toch maar weer
eens zjjn voorgegaan". Inderdaad, en wjj
moeten hen zo goed mogeljjk proberen
tc volgen in hun streven naar het begrip
van de vreemde mens. Maar hebben z(j
hem werkelijk begrepen? Pablo Picasso
(IJ weet wel, ook zo'n onbegrijpelijk ar
tiest) moet gezegd hebben, dat de. kunst
van de vreemde mens liem zo aantrok,
omdat hij daarin een geladenheid aantrof
die hjj in de kunst van de „beschaafde"
mens niet meer kon ontdekken.
Toch geloven wij, dat er in niet weinig
gevallen verschil bestaat tussen de gela-
Denheid in het „vreemde" kunstwerk en
de gelaTenheid in het „beschaafde"
kunstwerk, hoezeer het laatste ook door
het eerste kan zijn geïnspireerd. De be
schaafde kunstenaar kan in deze tijd
moe-gecultiveerd zijn in een wereld die
zo beschaafd is, dat zij alleen nog maar
gekenmerkt wordt door massificatie,
uniformiteit, oppervlakkigheid en zake
lijkheid. De beschaafde kunstenaar heeft
begrepen, niet meer oorspronkelijk te
kunnen zijn. Nu zoekt hij, samen mol
'•"latende tieners en zo. hij de vree-»-
Een ,fipijkcrbeeld" uit Loango. Dit beeld
stelt een tovenaar voor, die alles wat
maar kracht kan bezitten om kwade
machten te bedwingen aan zich beves
tigd weet. Het werk roept associaties op
met vele beeldhouwwerken van heden
daagse kunstenaars uit de beschaafde
wereld
Een voorouderbeeld uit voormalig Bel
gisch Kongo. De persoon die hier gestal
te krijgt is voorzien van zowel religieuze
als aan de natuur ontleende symbolen.
mens naar oorspronkelijkheid, echtheid,
waarachtigheid. Dat is tragisch. Want
die eigenschappen zjjn nooit over te ne
men zonder een, al dan niet gedeeltelijk,
verder wegcijferen van de eigen oor
spronkelijkheid. De vreemde mens blijft
ook voor degene die hem denkt te be
grijpen vreemd. Dat komt in niet geringe
mate doordat de beschaafde mens vaalc
alleen maar geneigd is om de uiterlijke
kenmerken, de „natuur", van de vreem
de mens te begrijpen en niet zijn inner
lijk, zijn religie, waardoor hij biddend,
oorlogvoerend, zich voortplantend of be
zwerend het leven waarin hij ge
plaatst is aankan.
Voor ons, beschaafde mensen is deze hou
ding middeleeuws en dus uit de tyd. Of
niet? Want de vreemde mens kan ons in
zjjn religie zowel niets als heel veel te
zeggen hebben. Hjj boeit ons. De ten
toonstelling in Berg en Dal voorziet in
een behoefte, zoals dat heet. Misschien
in onze behoefte aan een innerlijk door
leefd bestaan en daardoor een grotere
harmonie met de wereld waarin wy le
ven. Het is dus maar de vraag of wjj al
tijd medelijden moeten hebben met de
vreemde mens. Hij mag beslist niet ge
zien worden als een ideaal-beeld van
menselijk leven (ook een gevaar van de
ze verzakelijkte cn toch zo iico-romanti-
sche tyd!), maar primitief is liij toch al
lerminst. Dat kan men, dank zy deze ex
positie, in ieder geval wél begrijpen,
-rie-zelig goed zelfs.