DIE GOEDE PONY
speelkameraad
voor jong en oud
zaterdagnummer
Zaterdag 25 mei 1963
Bij de foto's
De jeugd en pony's zij schijnen voor elk
■lar geschapen. Steeds meer jongens en meis
jes kunnen van de ponyrijderij genieten. Zij
vinden in hun paardje een schitterend speel
kameraadje.
Ruig behaard stapten de pony's deze winter
door de kale ivitte polders, eenzaam in de bij
tende kou hetgeen hen echter niet kon de
ren. Voedsel vonden deze sterke oerpaardjes
nog voldoende onder de sneeuw. Dit paardje is
een IJslands exemplaar.
Een wild spel bedrijven hier vier prachtige
Welsh pony's niet in het boeiend landschap
van Wales (vanwaar zij afkomstig zijn), maar
ergens midden op de Veluwe, waar zij zich
ook prima thuis voelen.
barre koude van januari en
februari in trein of auto door het land
reisde, heeft ze in het hard-winterse landschap
ongetwijfeld opgemerkt: de ruig behaarde
pony's, het enige vee in de kale witte vlaktes
met de bekken snebbelend onder de sneeuw
op zoek naar wat voedsel.
Misschien hebt U er zich over verbaasd. Er zijn
er ook die zich er aan hebben geërgerd. De f ana-
tieken onder hen belden de dierenbescherming.
Want, zo dachten zij, bij dit weer horen die bees
ten op stal. Maar hun geciviliseerd brein was er
naast. Pony's namelijk voelen zich in wat wij
een bijtende kou noemen, heerlijk op hun ge
mak.
Een bewijs: op een middag in januari, bij tien graden
vorst en hoog opstuivend driftsneeuw, zei een kennis,
eigenaar van een klein koppeltje pony's tegen me: „Ik
geloof dat we ze binnen moeten zetten". Samen gingen
we op pad, de halsters in de hand. Van verre al zagen
de paardjes ons komen. Gehoorzaam stevenden zij op
het hek af, azend op wat klontjes misschien. Maar zo
dra zij de touwen bemerkten, moeten zij onze werke
lijke bedoeling hebben bevroed. Want opeens stekkerden
zij er vandoor, met de korte poten een driftige roffel
op de hard bevroren grond slaand. Toen zjj zich buiten
ons bereik wisten, staakten z(j hun vlucht, schraapten
met de hoef wat sneeuw weg en gi'aasden vredig voort.
„Zou je bij voorbeeld een Shetlandpony vanwege sneeuw
en vorst veertien dagen op stal zetten" zegt de heer
A. Heuff uit Amersfoort, ponykenner bij uitstek, „dan
kunnen er twee dingen gebeuren: óf hij verkommert
óf hij trapt de boel kort en klein. Deze paardjes hebben
het binnen nooit naar hun zin. Zij willen frisse lucht en
ruimte om zich te bewegen".
's Winters vooral tonen de kleine paardjes, die in
steeds groter getale onze weilanden bevolken, hun so
berheid in een voor ons bijna onvoorstelbare mate. On
der de sneeuw vinden zij altijd nog wel voldoende voed
sel: wat gras, wat bevroren riet, een paar dunne twijg
jes. Enkele rassen tonen zich dankbaar voor een handje
hooi en wat krachtvoer. Maar voor andere soorten is,
zoals een rasechte paardenliefhebber het tegen mij uit
drukte, krachtvoer de pest.
Ook 's zomers vragen de pony's niet veel voedsel. De
minst edele rassen kunnen het af op een heel klein
stukje grasland of op een door koeien reeds afgegraasd
stuk wei. De reeds genoemde Shetlander, het kleinste
paardje ter wereld, kan men zelfs in de wegberm aan
een paal te grazen zetten net als een geit.
Dank zij hun soberheid hebben de pony's de laatste ja
ren ons land bijna overstroomd. In elke provincie wel
zie je ze op kleine stukjes weiland. Het aantal pony
clubs groeit zienderogen. De eerste tijd genoot alleen
de plattelandsjeugd van de ponyrijderij. Maar de laatste
twee h drie jaar kan ook de stadsjeugd zich met pony's
vermaken. Aan de rand van nagenoeg elke flinke stad
is wel een ponyclub of ponycentrum gevestigd.
SHETLANDERTJES
De ponyrijderij is in Nederland zo'n acht jaar gele
den in trek gekomen. Landelijke rijverenigingen,
behoefte hebbend aan jong bloed, stichtten speciale
jeugdafdelingen. Er werd voornamelijk gereden op
Shetlandertjcs een sinds vele jaren uit Engeland in
gevoerd en hier reeds wijd verbreid ponypaardje. Maar
voor zuiver paardrijden leent dit wat gedrongen diertje
zich niet. Daar komt bij dat kinderen er snel „uitge
groeid" zijn.
Vooruitstrevende geesten gingen daarom op zoek naar
een geschikte rijpony. Men vond een ras op IJsland
en twee andere (de New Forest Pony en de Welsh
Pony) in Engeland. Alle drie de rassen werden inge
voerd. Men ging hier fokken. Er werden stamboeken
gesticht. De weg naar een succesvolle opkomst was ge
plaveid.
Het aantal ponyclubs neemt bijna maandelijks toe. ZJi
worden hoofdzakelijk tot genoegen van kinderen op
gericht. Maar ook volwassenen vinden plezier in het
ponyrijden. Vandaar de vele ponyhotels of ponycentra
gehelen plaatsen waar men een weekend of desnoods
zijn gehele vakantie kan doorbrengen om er naar harte
lust pony te rijden. Hier en daar kent men ook de pony
trekking een manege waar men pony's per uur kan
huren en waar gelegenheid is meer of minder grotr
tochten te maken.
Waardoor nu is het ponyrijden tot meer dan een con
junctuurverschijnsel uitgegroeid
„Dank zij de vlucht uit de zich steeds meer vertechni-
serende wereld" zeggen de ponykenners. „De techniek
grijpt almaar verder om zich heen. Dat werkt verstik
kend, Men gaat nu een tegenwicht zoeken in de na
tuur en met natuurlijke wezens. Een pony blijkt daar
heel geschikt voor. Op de rug van zo'n paardje kom
je tijdens een tocht door de vrije natuur heel snel tot
rust".
Waarom rijdt men dan geen paard?
„De pony is veel gemakkelijker, stukken goedkoper in
aanschaf en onderhoud, prettig van karakter en daar
door een speelkameraad voor jong en oud".
STAALKAART
Nederland heeft wat de ponyrijderij op het vaste lanci
van Europa betreft wel de spits afgebeten. Zonder
twijfel loopt hier het grootste aantal pony's en, wat ook
heel belangrijk is: men kan hier een keuze maken uit
een staalkaart van rassen terwij) in andere landen een
pony een pony is.
Welke nu zijn de eigenschappen van elk ras afzonder
lijk? Welk paardje is geschikt voor welke doeleinden?
DE SHETLANDER, in het begin van deze eeuw reeds
als bedrijfspaardje (voor de fruittelers in de Betuwe) en
als speelkameraadje voor kinderen vanuit Engeland ge
ïmporteerd, nu in een aantal van om en nabij de vijftig
duizend in ons land aanwezig, is de minst edele en
daardoor de soberste van het in ons land meest verbrei
de viertal rassen. Voor kleine kinderen is het een bij
zonder handzaam paardje. Jongens en meisjes van zes
tot acht jaar kunnen er l'ijn (cowboytje) mee spelen.
Maar voor de rljderjj is het hoegenaamd niet geschikt.
Het is te gedrongen (schofthoogte tot 1.05 m.), dc
passen zijn te driftig en te kort Hei is meer een
hobbel- dan een rijpaard.
DE IJSLANDSE PONY ide volkswagen onder de klei
ne paardjes genoemd) heeft sinds negenhonderd jaai
geen ander bloed in de aderen gekregen. Hij is wel wa'
edeler dan de Shetlander, maar ligt nog tegen het koud
bloedige aan, wat weer een rustig temperament en een
sober leven tot gevolg heeft. De grote exemplaren (de
gemiddelde schofthoogte is 1.301.35 m.) zqn bijzon
der geschikt voor grote kinderen en ook voor volwas
senen. Maar van rijkunst heeft het dier niet veel begrip.
Met reageert niet snel op rijkunstige aanwijzingen
vaarom het weer een uitermate geschikt dier is voor
oeginnelingen. Het heeft een taai uithoudingsvermo
gen, is zeer geschikt voor tochten, maar doet het in
wedstrijden niet zo best. Sinds verleden jaar is men be
zig de IJslander wat te veredelen. Door dekking met
Arabische hengsten hoopt men een aan Nederlandse
smaak voldoend paardje te krijgen.
EDEL RAS
SNEL TEVREDEN
Hoe komt het nu dat een pony met zo weinig eten
en beschutting tevreden is, zult U misschien vragen.
Wel de pony's die vanuit Engeland en IJsland naar
hier werden gehaald en waarmee men ook hier aan het
fokken is geslagen, zijn rechtstreekse afstammelingen
van het oer-paardje dat eeuwen geleden de Aziatische
toendra's bewoonde. Met de volksverhuizingen kwam
het dier naar het westen. Het moet ook de Atlantis heb
ben bevolkt het gebied dat in de Atlantische Oceaan
is verzonken. Op de resterende delen van de Atlantis,
met name Engeland en de Shetlandeilanden, bleef een
aantal van hen bestaan. Vanuit Scandinavië namen zee
vaarders ze mee naar IJsland. In deze afgesloten gebie
den handhaafden de paardjes zich uitstekend. De zwak
ke stierven en de allersterkste zorgden voor nakome
lingen. Niets heeft deze paardjes geciviliseerd. Pony-
bezitters van nu trekken daar profijt van.
In Engeland is de ponyrijderij al vele jaren in zwang.
Nog steeds neemt zij in omvang toe. Langzaam groeit
zij uit tot een ware volkssport.
Zal zij in ons land eens ook zo'n omvang bereiken?
vragen de paardensportllefhebbers zich af. Zeker is in
ieder geval dat de ponysport zich vanuit ons land steeds
verder over Europa verspreidt. Duitsland en Denemar
ken staan in ontwikkeling nu bijna aan ons gelijk. In
Frankrijk en Italië begint men wakker te worden. In
Zwitserland en in Oostenrijk toont men sinds verleden
jaar belangstelling. Ook in België ligt de nieuwe sport
nog in de wieg. Men kende daar tot voor kort alleen nog
maar de koudbloedige rassen de Shet- en IJslander
dus. Verleden jaar heeft men er vanuit ons land enkele
New Forest en Welsh exemplaren ingevoerd. Neder
landse pony's zijn ook naar Duitsland en naar Zwit
serland geëxporteerd.
De belangstelling voor de ponyrijderij neemt hand over
hand toe. De bestuurders van de stamboeken staan ge
reed alle vragen te beantwoorden. Zij weten dat het voor
een leek moeilijk is geworden een keuze uit de ver
schillende rassen te maken. Daarom voor hen hier
nog even een niet te vergeten wetenswaardigheid.
DE NEW FORESTER is weer wat edeler. Met dit
paardje (dat in de New Forest, een gebied in
Zuid-Engeland tussen Southampton en de Avonrivier
nog in grote kuddes in halfwilde staat leeft) heeft men
een heel goed rijdier gevonden. Het heeft een (ook voor
kinderen) heel aangenaam karakter, is fors gebouwd
(schofthoogte van 1.301.45 m.), heeft prima beenwerk
en is gemakkelijk af te richten. Zijn lichaamsbouw Is
heel geschikt voor dressuur, springen en terreinr(jden.
Het vraagt wat meer verzorging dan de reeds genoem
de rassen: voor een volwassen pony een halve hectare
grasland, 's winters wat hooi en wat haver als bijvoer.
Het stamboek is vijf jaar geleden in het leven geroepen.
Het verzorgt, samen met een arts uit 's-Hertogenbosch.
de invoer. Er zijn nu zo'n achthonderd exemplaren van
in ons land.
DE WELSH PONY, eveneens uit Engeland geïmpor
teerd, is het nieuwste hier bekende ras, iets edeler weer
dan de New Forester, in twee groepen te verdelen: de
kleine maat, met een scliofthoogte tot 1.22 m., ge
schikt voor kinderen tot elf jaar, en de grote maat, mot
een schouderhoogte tot 1.50 m., waarop ook niet te zwa
re volwassenen kunnen rijden. Ook deze pony heeft een
prima rijgang. Het front, dat schouderligging, de af
buiging van hoofd en halfs dat alles waarborgt heel
goede rijkwaliteiten. In 1958 voerde de Groninger J. K.
Wiersema als eerste zes exemplaren In. Nu zijn er hier
ongeveer vierhonderd stuks, waarvan drie kwart in
het stamboek staat geregistreerd. Op wedstrijden heb
ben de Welahpony's heel goede beoordelingen geboekt.
In kringen van de ruitersport ziet men dc opkomst van
de ponyrijderij met veel belangstelling tegemoet. Als in
één sport geldt dat men, om later goede resultaten te
boeken, vroeg moet beginnen, dan is het wel de paarde-
sport. De pony's nu openen daartoe op grootscheepse
wijze de mogelijkheid. Op vele jeugdclubs krijgen pony
rijders onder deskundige leiding rijles. „Misschien dat
wij dank zij de ponyrijderij nieuwe sappen naar de na
tionale hippische sport kunnen laten vloeien" zeggen
de bestuurders vol verwachting. Er schuilen onder de
ponyrijders inderdaad goede krachten. Toch moet de
instructie nog beter worden. Misschien dat we dan onze
internationale faam uit de jaren '20 en '30 weer kun
nen heroveren".
In de foyer van de Koninklijke Nederlandse Federatie
van Landelijke Rijverenigingen te Leusden (het hol van
de leeuw dus) staat op de muur deze wijsheid geschil
derd: „Wie soeekt peert of wijf sonder gebreecken, die
magh het werek wel laten steecken"„