Nieuwe kerken in een nieuwe polder Predikant worden: werk waarin men zijn ziel kan leggen zaterdagnummer Vakmanschap NIEUWS VAN OVERAL Zaterdag 18 mei 1963 (Van een medewerker) P|e Noordoostpolder is voor de moderne kerkbouw een proefveld geweest. Zowel de rooms-katholieke als de protes tantse kerkbouwers hebben in het nieuwe land geëxperimen teerd met nieuwe vormen en ideeën. Of die experimenten alle geslaagd zijn: daarover zal het nageslacht en de tijd oordelen. In elk geval is voor hen, die be lang stellen in de moderne kerk bouw een pelgrimage naar de kerken van de N.O.P. zeker de moeite waard. Velen zullen met gemengde gevoelens van zo'n pelgrimage naar het oude land terugkeren. Zij zullen zich in elk geval teleurgesteld voelen door het feit, dat in het nieuwe land de kerkelijke verdeeldheid op nieuw gestalte heeft gekregen in steen, zodat men in een dorp als Marknesse vijf verschillende kerkgebouwen kan aantreffen en in Emmeloord, het doopsge zinde gebouw in begrepen, zelfs zeven. Open en eerlijk maar ook onzeker Dit feit schrynt des te meer, omdat de gebouwen van de verschillende kerkgenootschappen naar uiterlijk en interieur vaak verrassend veel op elkaar zyn gaan lijken, zodat een hervormde kerk voor een gerefor meerde kan doorgaan en het inte rieur van een rooms-katholieke kerk soms een calvinistische eenvoud en soberheid ademt, terwijl sommige hervormde kerken in gebrandschil derde ramen, gobelins en mozaïeken tekens en symbolen dragen, die men vroeger alleen in r.-k. kerken aan trof. Toch zijn er enkele verheugen- tekenen van vernieuwingin Espel en Kraggenburg hebben her vormd en gereformeerd samen een kerk gebouwd, in Tollebeek bouwden zij ook samen een kerk en in Em meloord kwam een doopsgezind ge bouw als vleugel van de hervormde kerk. Er staan acht hervormde kerken in de N.O.P. en zeven gerefor meerde, plus een gereformeerde noodkerk in Creil, die vroeger in Emmeloord dienst heeft gedaan. In drie plaatsen hebben hervormd en gereformeerd elkaar weten te vin den voor het bouwen van een ge meenschappelijke kerk: in Kraggen burg. Espel en Tollebeek. De gemeenschappelijke kerkbouw brengt aanzienlijke financiële voor delen mee voor de betrokken ge meenten. Bij de drie protestantse kerken in Espel, Kraggenburg en Tollebeek heeft men een jeugdge- bouw kunnen neerzetten, dat onaer andere als gymnastieklokaal voor de jeugd van alle groeperingen in de drie dorpen kan dienen. Maar veel belangrijker dan deze materiële voordelen van de gemeenschappe lijke kerkbouw lijken ons de geeste lijke voordelen. Oecumenische klokken In de N.O.P zijn dus slechts drie plaatsen, die niet meer dan twee kerken hebben: Kraggenburg, Espel en Tollebeek, met elk een rooms- katholieke en een hervormd-gere- formeerde kerk. Dan zijn er vier dorpen met drie kerken, een rooms- katholieke, een hervormde en een gereformeerde: Luttelgeest, Ens, Kutten en Bant. Twee plaatsen, Creil en Nagele, hebben er vier: een rooms-katholieke, een hervormde, een gereformeerde en een vrijge maakte. Marknesse heeft er vyf: hervormd, gereformeerd, rooms-ka- Experimenten in Noordoostpolder De Noordoost polder heeft zijn twintigjarig bestaan gevierd en wordt dit jaar meerderjarig. Het pionierstijdvak is voorbij. De hoofdstad Emmeloord en de tien polderdorpen zijn bewoond en de N.O.P. is een zelfstandi ge gemeente geworden met een eigen burgemeester. Ook op het gebied van de kerk bouw in de nieuioe polder is het tijdperk van opbouio zo goed als afgelopen. Vorig jaar zijn de laatste twee r.-k. ker ken van de tien ingewijd in Tollebeek en Nagele. In Tolle beek is een kerkgebouw ge meenschappelijk bezit van de hervormden en gereformeerden in de polder, verder staat in Emmeloord een kerkzaal voor de doopsgezinde gemeente van de N.O.P. als vleugel van de hervormde kerk. Behalve het doopsgezind gebouw in Emmel oord en een gereformeerde noodkerk in Creil telt de pol der nu 36 kerken. tholiek, vrijgemaakt en een van de Gereformeerde Gemeenten. Emmel oord ten slotte bezit zeven kerkge bouwen: hervormd, gereformeerd, doopsgezind, vrijgemaakt, christelijk gereformeerd en één van de Gere formeerde Gemeenten. De kerken in Nagele hebben elkaar echter op één punt gevonden: in hun klokken, 's Zaterdagsavonds luiden de klokken van de hervormde, gereformeerde en rooms-katholieke kerk samen de zondag in. De klok ken zjjn daartoe op elkaar afge stemd. Daar wordt in elk geval het verlangen naar eenheid aan de grote klok gehangen. De r.-k. kerken in de N.O.P. zijn, wat exterieur en interieur be treft, meer aan de traditie gebonden dan de protestantse. Toch toont de r.-k, kerkbouw binnen de grenzen, die traditie en liturgie stellen, een grote vrijheid. Ook hier ziet men allerwegen vaak gedurfde experi menten en vernieuwingen. Een van de opvallendste dingen is daarbij de soberheid en eenvoud, die de nieuwe r.-k. kerken bezitten. Het altaar is teruggebracht tot de eenvoud van een stenen tafel des Heren. Men ziet vrijwel geen beelden meer alleen een houten kruis tegen de achterwand, zoals men tegenwoor dig ook in de gereformeerde kerken kan aantreffen. De hervormde ker ken in de polder hebben vaak meer gebrandschilderde ramen of versie ringen dan de rooms-katholieke Een stylvol voorbeeld van de nieu we r.-k. kerkbouw biedt de nieu we St.-Hubertuskerk in Tollebeek. De vier gesloten wanden van de kerk zijn iets gebogen; zij vormen als het ware twee handen, die zich be schermend sluiten rond de kerkruim te; beschermend tegen de harde wind en het harde licht van de pol der. Het licht valt spaarzaam binnen door een strook gekleurd glas boven In de linkerzijwand, door een vlak van gebrandschilderd glas in de rechter wand terzyde van het altaar en door een strook matglas langs de rech- terbovenzyde. De rechter- en de achterwand zyn van ruwe Duitse na tuursteen. De vloer is van gladde zwarte tegels. Daarop staan twee ryen geelhouten banken met 330 die herinneren aan de stenen op de borst van de hogepriester van het oude Israël. Vlak voor het altaar staat een doopvont, omringd door een zeshoekig hek, herinnerend aan de doopkapellen van de Oude Kerk. Protestantse kerken In de nieuwe protestantse kerken in de polder merkt men niet veel van binding aan bepaalde tradities en stijlen. De gereformeerde, vrij gemaakte, christelyk gereformeerde en die van de Gereformeerde Ge meenten onderscheiden zich door een strakke eenvoud en soberheid. In de hervormde kerk merkt men meer de invloed van de liturgische bewe ging. Aan het bybelse teken en sym bool is een ruime plaats ingeruimd in gebrandschilderde ramen, wand kleden, mozaïeken en reliefs. Ook ontbreekt vrijwel nooit een litur gisch centrum met kansel, doopvont en tafel. De hervormde kerk van Nagele (ar chitect Van der Kuilen uit Amster dam) wil zowel een zekere besloten heid naar binnen als openheid naar buiten tot uitdrukking brengen. De gemeente daalt als het ware in de kerkzaal af; zq komt samen in een duidelqk besloten en omsloten om geving. De gereformeerde kerk van Nagele bezit een robuuste, vierkante toren, die op vier poten staat, gesloten, met hier en daar een open vlak, waardoor ook de klok zichtbaar is. De kerk zelf is uiterst eenvoudig. De kerkgangers gaan op naar de kerk via een soort ommuurde voor hof. In de rechthoekige kerkzaal staan stoelen. De ramen zitten in de benedenhelft van de zijwanden. Op het podium staan een strakke stenen preekstoel en een avond maalstafel. Nog soberder is de vrij- femaakte kerk van Nagele, die vlak ij de hervormde kerk staat, zy is tegelqk met de hervormde kerk ge bouwd. Bescheiden Over het algemeen kan men zeg gen, dat er in de N.O.P. niet monumentaal is gebouwd, maar be scheiden. Er zijn geen kathedralen verrezen, maar meer eenvoudige godshuizen voor de samenkomst van de gelovigen. De kerken drin gen zich niet op: ze bleven enigszins op de achtergrond. Ze overheersen het beeld van de dorpen niet meer, zoals op het oude land. In de architectuur en inrichting van de nieuwe kerken kan men geen vaste lijn ontdekken nóch bij de protestantse, nóch bq de rooms-ka tholieke kerken. Overal ziet men het experiment in actie wat tegeiyk wijst op onzekerheid. Men ziet alle stijlen wat ook wijst op een zeker gebrek aan stijl en op een zekere verwarring. Een stijlvol voorbeeld van de nieuwe r.-k. kerkbouw: de St.-Hubertuskerk in Tollebeek (N.O.P.). Het kruis van de voorwand is gemaakt van balken, afkomstig van een scheepswrak. In Rusland zijn 50 miljoen gelovigen Iïn een rapport over de godsdiens tige situatie in Rusland voor de Nationale Raad van Kerken in de Verenigde Staten ter gelegenheid van het bezoek van kerkelijke leiders uit de Sowjet-Unie wordt gesteld, dat het voortbestaan van godsgeloof bij een kwart van de volwassen bevol king nog 45 jaar na de revolutie in tegenspraak is met de marxistische theorieën. De schrijver van het rapport, dr. Paul B. Anderson schatte het aantal mensen in de Sowjet-Unie, „die in God geloven" op ongeveer 50 mil joen. De kerken zijn dan in volgorde van grootte de Orthodoxe, de Ar meense, de Room-Katholieke, de Lu therse, de Evangelisch christelijke (Baptistische) en de Hervormde Ker ken. Verder zijn er nog kleine groe pen Jehova-getuigen en Pinksterge meenten. Er zijn ongeveer 20 miljoen mohammedanen en meer dan 2 mil joen joden (van wie sommigen ech ter hun godsdienst vaarwel hebben gezegd). Elke rank aan Mij, die geen vrucht draagt, neemt Hij weg, en elke die wel vrucht draagt, snoeit Hy, op dat zy meer vrucht drage. Joh. 15 2 De heer Jezus heeft bij zijn spreken tot de mensen gebruik gemaakt van het vertellen van gebeurtenissen en beelden uit het dagelijk se leven. Deze gebeurtenissen en beelden kunnen we illustraties noemen. Maar ze horen er bij. In de eerste verzen van Joh. 15 denkt en spreekt de Heer over het werk van een druivenkweker. De man v:eet, dat de vruchten niet vanzelf groeien. Hij kan maar niet op zijn stoel blijven zitten, om op een gegeven dag de druiventrossen te gaan snijden. Zo zal het niet gaan. De planten hebben zijn zorg no dig. Hij moet de ranken leiden en de druiven krenten. Hij moet de planten mest geven en zorgen, dat zij niet verdrogen kunnen door gebrek aan water. Maar hij moet vooral ook het snoeien niet verge ten. Het dode hout snoeit hij onherroepelijk weg. Daar behoeft de kweker zich geen ogenblik over te bedenken. Dat moet er zonder meer uit. Maar is hij dan klaart Neen hij staat ook bij de levende takken en ranken stil. Met kennersblik monstert hij deze. Hij weet nog van het vorig seizoen, waar hij de druiventrossen gesneden heeft en hoeveel. Hij ziet nu al de aanzetten voor de nieuwe tross\zn. Hoe kan hij de opbrengst van zijn wijngaard vergroten f Door mooiere en grotere trossen te leveren. En daar is zijn snoeiwerk op uit, wanneer hij ook het mes zet in de levende takken. Te veel hout belemmerd de rijping. Te veel vruchten schaadt de kwaliteit. Door goed te snoeien, dat eist vakmanschap, komt er een betere oogst. Christus Is de wijnstok, wij zijn de ranken. En God is de kweker, die over de loijnstok gaat, die voor de vruchten zorgt. Daarom zet God het mes in ons leven. Dode traditie, dor geloof moet venoijderd worden. Dat moet plaats maken voor echt geloof en blijde gehoor zaamheid. God snijdt ook in het goede vlees. Hij snoeit ook de levens van hen, die Hem liefhebben. Wij lijden onder verlies van dierbaren, onder langdurige ziekte, onder een blijvende handicap. Wat doet dat zeer! Wij twijfelen vaak aan Gods vakmanschap. Maar hij snoeit, diep ingrijpend en pijnlijk, opdat zij meer vrucht dragen. Hij weet dat. En de eerste vrucht is, dat wij vertrouwen hebben in Zijn snoeiwerk, dat wij Hem daarna danken voor Zijn ingreep en dat wij leven voor Hem. Aartsbisschop Iakovos, hoofd van het Grieks-orthodox aartsdiocees van Noord- en Zuid-Amerika, heeft be vestigd, dat hq verwacht besprekin gen te kunnen beginnen over eenheid met kardinaal Cushing, de r.-k. aartsbisschop van Boston. Hij hoopte toestemming te krijgen van de oecu menische patriarch Athenagoras van Constantinopel, het hoofd van de oos terse orthodoxie. Deze bekendmaking volgde op een oproep van de kardi naal aan beide kerken in een lezing bq het honderdjarig bestaan van het r.-k. college in Boston. In een andere lezing had hy zich ook tot de protes tanten gericht om samen te werken op oecumenisch gebied, zowel plaat- selqk als op het hoogste niveau. Uit de statistische gegevens over het ledental van de Christelijke Gere formeerde Kerken in Nederland blqkt, dat deze kerken weinig groei kennen: nog geen 500 nieuwe leden in een jaar. Naar geen kerk of groepe ring gingen 169 leden, 138 leden wer den afgevoerd. Daartegenover kwa men 51 mensen uit geen kerk of groe pering over tot de kerken. Wat de overgangen naar en van andere ker ken betreft zyn die met betrekking tot de Gereformeerde Kerken het grootst in aantal: 286 leden vertrok ken naar de Gereformeerde Kerken en 158 kwamen vandaar over naar de Christeiyke Gereformeerde Kerken. Voor de oorlog kende Nederland geeu legerrabbijn. De zorg voor enige duizenden militairen Jaarlijks was in handen van burgerrabbqnen. Op voorbeeld van het Amerikaanse leger, waar dezer dagen werd herdacht, dat honderd jaar geleden de eerste leger- rabbqn werd aangesteld, kwam in de oorlog een legerrabbijn by de Prinses Irenebrigade. Legerrabijn is nu de heer L. Slagter, tevens voorganger Ademt de 'r.-k. kerk in Tollebeek een zekere beslotenheid, een vleugje romantiek en een nog vry sterke binding aan de traditie, de St.-Isidoruskerk in Nagele (archi tect ir. Thomas Nix uit Rotterdam) is open en ronduit modern. Wanneer men de kerk betreedt, dringt zich onmiddeliyk de vergelijking met een synagoge op. Het altaar staat mid den in de kerk op een laag podium, feaccentueerd door een aan het pla- ond hangende rechthoekige luifel. Op het altaar staat een senryn met gekleurde stenen aan de zqkanten. De gereformeerde kerk van Grijpslcerke bestond 10 mei 75 jaar. In een herdenkingsdienst ging voor ds. H. Pestman uit Klundert. Het kerkgebouw is omstreeks 70 jaar oud. De gemeente telt bijna 500 zielen. Pofo P.Z.C.) De vorige week sloegen we toevallig tweemaal een blik in een zaal met reeksen tafeltjes waarachter eindexamen-kandidaten voor het schriftelijke gedeelte van hun laatste schoolexa men zaten te zweten. Het gaat hun om het be geerde diploma, dat de poort opent voor verdere mogelykheden. Er zullen er onder hen zyn die zich van die verdere mogelijkheden reeds een be paald beeld hebben gevormd. Maar bij meerderen zal, na het halen van het eindexamen de vraag dringend worden: En wat nu Die keuze van een toekomstige werkkring is ui terst belangrqk. Daarvan is mee afhankeiyk de levensvreugde waarmee we kunnen voortgaan. Is er iets ergers dan dat men heel z'n leven werk moet doen, wat men eigenlqk niet met heel z'n hart kan doen. Dat werk is meer, veel meer, dan wat we er mee verdienen. Hoe dan ook, daarin zullen we een stukje van ons hart moeten kunnen leggen, als het goed is. We zullen ons zelf daarin moeten kunnen geven. Tegenwoordig zijn er zo vele mogelykheden wanneer het gaat om een be roep. Het is een onoverzichtelqk terrein gewor den. Men kan zich laten testen en aan de hand van de uitkomst een bepaalde richting uitgaan, maar zo'n test is ook niet alleenzaligmakend. Ten slotte zal er een eigen keuze moeten worden gedaan. Twee weken geleden kregen we in handen een inlegkrant van het r.-k. dagblad de „Tijd Maasbode", waar in 16 bladzijden allerlei beroe- roepen de revue passeerden, met als motto een woord van staatssecretaris B. Roolvink: „Wie wil werken, komt er wel". In een vraaggesprek heeft een van de redacteuren het met hein gehad over zyn verwachtingen voor de toekomst van de jon ge mensen,van nu. De laatste bladzqde van deze inlegkrant is gewyd aan het kloosterleven. „Roe ping is ook een beroep". Er zijn ook hier vele mogelijkheden. „Van het priesterschap wordt ge zegd dat dit vroeger alleen als een roeping weró beschouwd". „Het klonk profanerend wanneer men het pries terschap onder de beroepen wilde rangschikken en minstens even oneerbiedig was het om andere beroepen roepingen te noemen". De religieuse staat was in de ogen van velen een verheven, bo vennatuurlijke aangelegenheid, waarbij menselq'- ke factoren geen rol konden spelen. Met instem ming wordt dan aangehaald een woord van Mgr. J. J. Dellepoort: „Gods genade (is) ingebed in een aantal menseiyke (natuurlijke) factoren." Hq' meent dat elk beroep gezien mag worden als een roeping. We geloven met hem, dat dit een van de eerste voorwaarden is om een zekere le- vensbiyheid ,te behouden. Het werk dat wy doen, zullen we moeten kunnen zien als een taak, die we van God ontvangen. In het huweiyksformulier is er dan ook sprake van dat de man met trouw zal arbeiden in zyn „goddeiyk beroep". Wanneer het non- en monnik-zijn onder de beroepen kan worden gerekend, mogen we met evenveel of nog meer recht het predikant- zqn daaronder laten vallen. Het algemeen spraak gebruik is weer gewoon van „roeping" te spre ken, maar waar is ook hier de grens tussen roe ping en beroep Het is als met alle werk. Wan neer wij het werk dat wacht alleen maar als een baantje kunnen zien en er ons niet met blijd schap aan kunnen overgeven, omdat wij er niet in zien een bestemming Gods, is het maar beter er nooit aan te beginnen. Dit geldt misschien in nog sterkere mate van het beroep van predikant. Maar, wat de studie betreft die nodig is aleer een kandidaat tot predikant wordt bevestigd, kunnen wq zeggen dat deze een van de meest interessan te is die wq ons kunnen indenken, omdat men hier in aanraking komt met heel het menselijk bestaan in al z'n geledingen. Met welk een stuk historie komt men hier niet in aanraking, die le vend gebleven is tot op de dag van vandaag. En met hoeveel aspecten van het tegenwoordige le ven heeft men hier niet te maken. Is er wel enige maatschappelijke verandering die niet, direct of indirect, zqn invloed heeft op het geestelijke le ven van volk en mens? We kennen ingenieurs en chemici die ieder boek van Karl Barth dat uit komt, kopen en beter bestuderen dan menige pre dikant. Een predikant wordt geroepen het evangelie te brengen. Hij moet dat doen in de kerk, op de catechisatie, bij het ziekenbezoek en huisbezoek. Hij moet zijn: „de man met het Boek". Dit zal hq moeten laten spreken in een telkens weer nieuwe situatie. Altijd weer zal het de vraag blij ven: wat heeft God daarin nu te zeggen tot ons mensen die leven in deze tqd. Het moet gaan van hart tot hart, uit het hart van het evangelie, door het hart van de predikant heen. tot het hart van hem, voor wie het bestemd is. De prediker kan dit niet doen zonder de exegese en zonder alle nieuwe licht dat er telkens weer valt op de uit leg van de bqbel. Hy kan het echter evenmin doen wanneer hij niet met beide benen staat in de werkelqkheid van de tqd waarin hij leeft. Ie dere tqd, ook de onze, heeft zqn geheel eigen vragen en problemen. Het gaat er nu juist om dat daarover het licht van het evangelie schqnt. De bijbel blijft dezelfde, maar de tyden verande ren en met hen verandert ook de mens en daar om klinkt het woord van het evangelie ook altyd weer anders. Wanneer ge eens een preek leest van honderd jaar geleden, zult ge overtuigd zyn van de Nederlands Israëlitische hoofdsynagoge in Arnhem; er zijn nu jaarlijks niet meer dan 150 joodse mi litairen in dienst. Als de naoorlogse geboortegolf in het leger merkbaar wordt zal dit aantal wellicht tot 450 oplopen. Legering van het grootste deel van deze militairen op één plaats leverde technische moeilqkheden op. In verband hiermee wordt nu een joods militair centrum opgericht, voor ontspanning en vorming. Men hoopt dit centrum in 1965 in de omge ving van Arnhem te openen. Plaatse- Ujk is hulp gevonden voor het geven van cursussen in Amsterdam en Den Haag. Op de jaarlijkse vergadering van de Cubaanse Raad van Evangelische Kerken is het werk van deze kerken gekarakteriseerd als zeer krachtig levend. De kerken verwachten hun werk en invloed te kunnen uitbreiden, al is het op het ogenblik aan beper kingen onderhevig, vooral door de nationalisatie van de particuliere scholen. Het Cubaanse Bijbelgenoot schap verspreidde in 1962 27.000 bij bels, 35.000 Nieuwe Testamenten en 100.000 bqbelgedeelten. In de Raad van Evangelische Kerken werken samen de methodisten, pres byterianen, Amerikaanse baptisten en vrije baptisten. Quakers, Leger des Heils, Westindische zending, evange lisch theologisch seminarie in Matan- zas en de verenigde bybelgenoot- schappen. Ds. Sillevis Smitt dat er zo niet meer gepreekt kan worden, hoe wel het evangelie hetzelfde is gebleven. Dat is de voortdurende worsteling in het werk van een predikant en dat is ook altijd weer het boeiende, dat het gaat om mensen die in zekere zin dezelf de gebleven zyn als Adam en Eva, maar voor wie de doornen en distelen van het verloren para- dqs altijd weer in andere vorm verschijnen. West Europa heeft een samenleving gekend waar een heel nauwe band was tussen kerk en maatschappij. Die was min of meer vastgevro ren. In de laatste anderhalve eeuw is die band steeds losser geworden. Soms is er zelfs zulk een verwijdering gekomen dat we moeten gaan spre ken van een contrast, in menig geval van een vrq scherp contrast. De kerk heeft weer moeten leren dat ze er niet om zich zelf is, maar dat ze met het evangelie dienstbaar moet staan in de samenleving. Het gaat om de mens, doch niet meer zozeer om wat hy als enkeling is. maar om hem, zoals hq in de samenleving zqn plaats vindt of zou moeten vinden. Er zijn er genoeg die er nooit iets van leren dat ook zq er zqn voor ande ren en dat ook zq een taak hebben in het geheel van onze samenleving. Na een tqd waarin de mens op zichzelf nogal nadruk kreeg, is weer ontdekt dat wij als enkelingen de samenleving niet kunnen missen. Door deze hele ontwikkeling is de plaats van de predikant een geheel andere geworden dan ze vroeger was, aan de ene kant veel moeilijker, maar aan de andere kant veel boeiender. Die predikanten moesten wel veel meer „werelds" worden, waarmee we bedoelen dat zè veel meer oog moesten krijgen voor datge ne wat er in de wereld omgaat. Welke predikant krijgt niet te maken met de steeds verdergaande industrialisatie en mechanisatie, met recreatie in allerlei vorm. Hy moet weten van het moderne jeugdwerk waarin een ander ritme tot uiting komt dan wy vroeger kenden. Hq moet toch wel weten van de nieuwere gesprekstechniek. Het zal goed zyn wanneer hq weet wat er in een fabriek omgaat en wat er met de televisie gaande is en wat er in psychiatrische klinieken tegenwoordig gebeurt en zo zouden we nog een heleboel dingen kunnen opnoemen. Het gaat niet meer dat hq zich opsluit in zqn gemeente, want zijn gemeente vliegt ook ui1 naar allerlei richtingen en de jeugd van zqn gemeente breekt er. na de lagere school, ook reeds helemaal uit, doordat ze voortgezet on derwijs gaat volgen. De kerk heeft altijd predikanten nodig en de tijd brengt mee dat er ook hier allerlei specialisaties zyn. Men is waarlyk niet meer zo zeer opgesloten als in do tyd toen de „Pastorie van Mastland" werd geschreven. Ook in de tegenwoordige tyd blyft het werk waarin men zijn ziel kan leggen. H. Maandag 20 mei is het 40 jaar geleden, dat de bekende oud-hoofdvlootpredikant ds. J. H. Sillevis Smitt werd bevestigd als predikant in de Gereformeerde Kerken in Nederland. Ds. Sillevis Smitt werd 20 augustus 1945 be noemd tot hoofdvlootpredikant en ging 1 oktober 1961 met pensioen. Hij woont nu in Bussum. Als hoofd vlootpredikant kreeg ds. Sillevis Smitt, die in 1897 werd geboren, zowel in ons land als in het bui tenland grote bekendheid. Hij schreef verscheidene de aandacht trekkende boekjes. Ds. Sillevis Smitt verzorgt thans iedere zondag middag nog een bijbellezing voor de Wereldomroep. De gereformeerde predikant be gon in de kerk van Laren (N.-H.), vertrok 11 april 1926 naar Sema- rang en ging juli 1946 met emeri taat.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 9