Nieuwe kerken in
een nieuwe polder
Predikant worden: werk waarin
men zijn ziel kan leggen
zaterdagnummer
Vakmanschap
NIEUWS VAN OVERAL
Zaterdag 18 mei 1963
(Van een medewerker)
P|e Noordoostpolder is voor de
moderne kerkbouw een
proefveld geweest. Zowel de
rooms-katholieke als de protes
tantse kerkbouwers hebben in
het nieuwe land geëxperimen
teerd met nieuwe vormen en
ideeën. Of die experimenten alle
geslaagd zijn: daarover zal het
nageslacht en de tijd oordelen.
In elk geval is voor hen, die be
lang stellen in de moderne kerk
bouw een pelgrimage naar de
kerken van de N.O.P. zeker de
moeite waard. Velen zullen met
gemengde gevoelens van zo'n
pelgrimage naar het oude land
terugkeren. Zij zullen zich in elk
geval teleurgesteld voelen door
het feit, dat in het nieuwe land
de kerkelijke verdeeldheid op
nieuw gestalte heeft gekregen
in steen, zodat men in een dorp
als Marknesse vijf verschillende
kerkgebouwen kan aantreffen
en in Emmeloord, het doopsge
zinde gebouw in begrepen, zelfs
zeven.
Open en eerlijk
maar ook onzeker
Dit feit schrynt des te meer, omdat
de gebouwen van de verschillende
kerkgenootschappen naar uiterlijk
en interieur vaak verrassend veel op
elkaar zyn gaan lijken, zodat een
hervormde kerk voor een gerefor
meerde kan doorgaan en het inte
rieur van een rooms-katholieke kerk
soms een calvinistische eenvoud en
soberheid ademt, terwijl sommige
hervormde kerken in gebrandschil
derde ramen, gobelins en mozaïeken
tekens en symbolen dragen, die men
vroeger alleen in r.-k. kerken aan
trof. Toch zijn er enkele verheugen-
tekenen van vernieuwingin
Espel en Kraggenburg hebben her
vormd en gereformeerd samen een
kerk gebouwd, in Tollebeek bouwden
zij ook samen een kerk en in Em
meloord kwam een doopsgezind ge
bouw als vleugel van de hervormde
kerk.
Er staan acht hervormde kerken
in de N.O.P. en zeven gerefor
meerde, plus een gereformeerde
noodkerk in Creil, die vroeger in
Emmeloord dienst heeft gedaan. In
drie plaatsen hebben hervormd en
gereformeerd elkaar weten te vin
den voor het bouwen van een ge
meenschappelijke kerk: in Kraggen
burg. Espel en Tollebeek.
De gemeenschappelijke kerkbouw
brengt aanzienlijke financiële voor
delen mee voor de betrokken ge
meenten. Bij de drie protestantse
kerken in Espel, Kraggenburg en
Tollebeek heeft men een jeugdge-
bouw kunnen neerzetten, dat onaer
andere als gymnastieklokaal voor de
jeugd van alle groeperingen in de
drie dorpen kan dienen. Maar veel
belangrijker dan deze materiële
voordelen van de gemeenschappe
lijke kerkbouw lijken ons de geeste
lijke voordelen.
Oecumenische
klokken
In de N.O.P zijn dus slechts drie
plaatsen, die niet meer dan twee
kerken hebben: Kraggenburg, Espel
en Tollebeek, met elk een rooms-
katholieke en een hervormd-gere-
formeerde kerk. Dan zijn er vier
dorpen met drie kerken, een rooms-
katholieke, een hervormde en een
gereformeerde: Luttelgeest, Ens,
Kutten en Bant. Twee plaatsen, Creil
en Nagele, hebben er vier: een
rooms-katholieke, een hervormde,
een gereformeerde en een vrijge
maakte. Marknesse heeft er vyf:
hervormd, gereformeerd, rooms-ka-
Experimenten in
Noordoostpolder
De Noordoost polder heeft zijn
twintigjarig bestaan gevierd en
wordt dit jaar meerderjarig.
Het pionierstijdvak is voorbij.
De hoofdstad Emmeloord en de
tien polderdorpen zijn bewoond
en de N.O.P. is een zelfstandi
ge gemeente geworden met
een eigen burgemeester. Ook
op het gebied van de kerk
bouw in de nieuioe polder is
het tijdperk van opbouio zo
goed als afgelopen. Vorig jaar
zijn de laatste twee r.-k. ker
ken van de tien ingewijd in
Tollebeek en Nagele. In Tolle
beek is een kerkgebouw ge
meenschappelijk bezit van de
hervormden en gereformeerden
in de polder, verder staat in
Emmeloord een kerkzaal voor
de doopsgezinde gemeente van
de N.O.P. als vleugel van de
hervormde kerk. Behalve het
doopsgezind gebouw in Emmel
oord en een gereformeerde
noodkerk in Creil telt de pol
der nu 36 kerken.
tholiek, vrijgemaakt en een van de
Gereformeerde Gemeenten. Emmel
oord ten slotte bezit zeven kerkge
bouwen: hervormd, gereformeerd,
doopsgezind, vrijgemaakt, christelijk
gereformeerd en één van de Gere
formeerde Gemeenten.
De kerken in Nagele hebben elkaar
echter op één punt gevonden: in
hun klokken, 's Zaterdagsavonds
luiden de klokken van de hervormde,
gereformeerde en rooms-katholieke
kerk samen de zondag in. De klok
ken zjjn daartoe op elkaar afge
stemd. Daar wordt in elk geval het
verlangen naar eenheid aan de grote
klok gehangen.
De r.-k. kerken in de N.O.P. zijn,
wat exterieur en interieur be
treft, meer aan de traditie gebonden
dan de protestantse. Toch toont de
r.-k, kerkbouw binnen de grenzen,
die traditie en liturgie stellen, een
grote vrijheid. Ook hier ziet men
allerwegen vaak gedurfde experi
menten en vernieuwingen. Een van
de opvallendste dingen is daarbij de
soberheid en eenvoud, die de nieuwe
r.-k. kerken bezitten. Het altaar is
teruggebracht tot de eenvoud van
een stenen tafel des Heren. Men
ziet vrijwel geen beelden meer
alleen een houten kruis tegen de
achterwand, zoals men tegenwoor
dig ook in de gereformeerde kerken
kan aantreffen. De hervormde ker
ken in de polder hebben vaak meer
gebrandschilderde ramen of versie
ringen dan de rooms-katholieke
Een stylvol voorbeeld van de nieu
we r.-k. kerkbouw biedt de nieu
we St.-Hubertuskerk in Tollebeek.
De vier gesloten wanden van de kerk
zijn iets gebogen; zij vormen als
het ware twee handen, die zich be
schermend sluiten rond de kerkruim
te; beschermend tegen de harde
wind en het harde licht van de pol
der.
Het licht valt spaarzaam binnen door
een strook gekleurd glas boven In
de linkerzijwand, door een vlak van
gebrandschilderd glas in de rechter
wand terzyde van het altaar en door
een strook matglas langs de rech-
terbovenzyde. De rechter- en de
achterwand zyn van ruwe Duitse na
tuursteen. De vloer is van gladde
zwarte tegels. Daarop staan twee
ryen geelhouten banken met 330
die herinneren aan de stenen op de
borst van de hogepriester van het
oude Israël. Vlak voor het altaar
staat een doopvont, omringd door
een zeshoekig hek, herinnerend aan
de doopkapellen van de Oude Kerk.
Protestantse kerken
In de nieuwe protestantse kerken
in de polder merkt men niet veel
van binding aan bepaalde tradities
en stijlen. De gereformeerde, vrij
gemaakte, christelyk gereformeerde
en die van de Gereformeerde Ge
meenten onderscheiden zich door een
strakke eenvoud en soberheid. In de
hervormde kerk merkt men meer de
invloed van de liturgische bewe
ging. Aan het bybelse teken en sym
bool is een ruime plaats ingeruimd
in gebrandschilderde ramen, wand
kleden, mozaïeken en reliefs. Ook
ontbreekt vrijwel nooit een litur
gisch centrum met kansel, doopvont
en tafel.
De hervormde kerk van Nagele (ar
chitect Van der Kuilen uit Amster
dam) wil zowel een zekere besloten
heid naar binnen als openheid naar
buiten tot uitdrukking brengen. De
gemeente daalt als het ware in de
kerkzaal af; zq komt samen in een
duidelqk besloten en omsloten om
geving.
De gereformeerde kerk van Nagele
bezit een robuuste, vierkante toren,
die op vier poten staat, gesloten,
met hier en daar een open vlak,
waardoor ook de klok zichtbaar is.
De kerk zelf is uiterst eenvoudig.
De kerkgangers gaan op naar de
kerk via een soort ommuurde voor
hof. In de rechthoekige kerkzaal
staan stoelen. De ramen zitten in
de benedenhelft van de zijwanden.
Op het podium staan een strakke
stenen preekstoel en een avond
maalstafel. Nog soberder is de vrij-
femaakte kerk van Nagele, die vlak
ij de hervormde kerk staat, zy is
tegelqk met de hervormde kerk ge
bouwd.
Bescheiden
Over het algemeen kan men zeg
gen, dat er in de N.O.P. niet
monumentaal is gebouwd, maar be
scheiden. Er zijn geen kathedralen
verrezen, maar meer eenvoudige
godshuizen voor de samenkomst
van de gelovigen. De kerken drin
gen zich niet op: ze bleven enigszins
op de achtergrond. Ze overheersen
het beeld van de dorpen niet meer,
zoals op het oude land.
In de architectuur en inrichting van
de nieuwe kerken kan men geen
vaste lijn ontdekken nóch bij de
protestantse, nóch bq de rooms-ka
tholieke kerken. Overal ziet men het
experiment in actie wat tegeiyk
wijst op onzekerheid. Men ziet alle
stijlen wat ook wijst op een zeker
gebrek aan stijl en op een zekere
verwarring.
Een stijlvol voorbeeld van de nieuwe
r.-k. kerkbouw: de St.-Hubertuskerk
in Tollebeek (N.O.P.). Het kruis van
de voorwand is gemaakt van balken,
afkomstig van een scheepswrak.
In Rusland zijn 50
miljoen gelovigen
Iïn een rapport over de godsdiens
tige situatie in Rusland voor de
Nationale Raad van Kerken in de
Verenigde Staten ter gelegenheid
van het bezoek van kerkelijke leiders
uit de Sowjet-Unie wordt gesteld, dat
het voortbestaan van godsgeloof bij
een kwart van de volwassen bevol
king nog 45 jaar na de revolutie in
tegenspraak is met de marxistische
theorieën.
De schrijver van het rapport, dr.
Paul B. Anderson schatte het aantal
mensen in de Sowjet-Unie, „die in
God geloven" op ongeveer 50 mil
joen. De kerken zijn dan in volgorde
van grootte de Orthodoxe, de Ar
meense, de Room-Katholieke, de Lu
therse, de Evangelisch christelijke
(Baptistische) en de Hervormde Ker
ken. Verder zijn er nog kleine groe
pen Jehova-getuigen en Pinksterge
meenten. Er zijn ongeveer 20 miljoen
mohammedanen en meer dan 2 mil
joen joden (van wie sommigen ech
ter hun godsdienst vaarwel hebben
gezegd).
Elke rank aan Mij, die geen vrucht
draagt, neemt Hij weg, en elke die
wel vrucht draagt, snoeit Hy, op
dat zy meer vrucht drage.
Joh. 15 2
De heer Jezus heeft bij zijn spreken tot de mensen gebruik gemaakt
van het vertellen van gebeurtenissen en beelden uit het dagelijk
se leven. Deze gebeurtenissen en beelden kunnen we illustraties
noemen. Maar ze horen er bij. In de eerste verzen van Joh. 15 denkt
en spreekt de Heer over het werk van een druivenkweker. De man
v:eet, dat de vruchten niet vanzelf groeien. Hij kan maar niet op zijn
stoel blijven zitten, om op een gegeven dag de druiventrossen te
gaan snijden. Zo zal het niet gaan. De planten hebben zijn zorg no
dig. Hij moet de ranken leiden en de druiven krenten. Hij moet de
planten mest geven en zorgen, dat zij niet verdrogen kunnen door
gebrek aan water. Maar hij moet vooral ook het snoeien niet verge
ten. Het dode hout snoeit hij onherroepelijk weg. Daar behoeft de
kweker zich geen ogenblik over te bedenken. Dat moet er zonder
meer uit. Maar is hij dan klaart Neen hij staat ook bij de levende
takken en ranken stil. Met kennersblik monstert hij deze. Hij weet
nog van het vorig seizoen, waar hij de druiventrossen gesneden
heeft en hoeveel. Hij ziet nu al de aanzetten voor de nieuwe tross\zn.
Hoe kan hij de opbrengst van zijn wijngaard vergroten f Door
mooiere en grotere trossen te leveren. En daar is zijn snoeiwerk
op uit, wanneer hij ook het mes zet in de levende takken. Te veel
hout belemmerd de rijping. Te veel vruchten schaadt de kwaliteit.
Door goed te snoeien, dat eist vakmanschap, komt er een betere
oogst.
Christus Is de wijnstok, wij zijn de ranken. En God is de kweker,
die over de loijnstok gaat, die voor de vruchten zorgt. Daarom zet
God het mes in ons leven. Dode traditie, dor geloof moet venoijderd
worden. Dat moet plaats maken voor echt geloof en blijde gehoor
zaamheid. God snijdt ook in het goede vlees. Hij snoeit ook de levens
van hen, die Hem liefhebben. Wij lijden onder verlies van dierbaren,
onder langdurige ziekte, onder een blijvende handicap. Wat doet
dat zeer! Wij twijfelen vaak aan Gods vakmanschap. Maar hij
snoeit, diep ingrijpend en pijnlijk, opdat zij meer vrucht dragen.
Hij weet dat. En de eerste vrucht is, dat wij vertrouwen hebben
in Zijn snoeiwerk, dat wij Hem daarna danken voor Zijn ingreep
en dat wij leven voor Hem.
Aartsbisschop Iakovos, hoofd van
het Grieks-orthodox aartsdiocees van
Noord- en Zuid-Amerika, heeft be
vestigd, dat hq verwacht besprekin
gen te kunnen beginnen over eenheid
met kardinaal Cushing, de r.-k.
aartsbisschop van Boston. Hij hoopte
toestemming te krijgen van de oecu
menische patriarch Athenagoras van
Constantinopel, het hoofd van de oos
terse orthodoxie. Deze bekendmaking
volgde op een oproep van de kardi
naal aan beide kerken in een lezing
bq het honderdjarig bestaan van het
r.-k. college in Boston. In een andere
lezing had hy zich ook tot de protes
tanten gericht om samen te werken
op oecumenisch gebied, zowel plaat-
selqk als op het hoogste niveau.
Uit de statistische gegevens over
het ledental van de Christelijke Gere
formeerde Kerken in Nederland
blqkt, dat deze kerken weinig groei
kennen: nog geen 500 nieuwe leden in
een jaar. Naar geen kerk of groepe
ring gingen 169 leden, 138 leden wer
den afgevoerd. Daartegenover kwa
men 51 mensen uit geen kerk of groe
pering over tot de kerken. Wat de
overgangen naar en van andere ker
ken betreft zyn die met betrekking
tot de Gereformeerde Kerken het
grootst in aantal: 286 leden vertrok
ken naar de Gereformeerde Kerken
en 158 kwamen vandaar over naar de
Christeiyke Gereformeerde Kerken.
Voor de oorlog kende Nederland
geeu legerrabbijn. De zorg voor enige
duizenden militairen Jaarlijks was in
handen van burgerrabbqnen. Op
voorbeeld van het Amerikaanse leger,
waar dezer dagen werd herdacht, dat
honderd jaar geleden de eerste leger-
rabbqn werd aangesteld, kwam in de
oorlog een legerrabbijn by de Prinses
Irenebrigade. Legerrabijn is nu de
heer L. Slagter, tevens voorganger
Ademt de 'r.-k. kerk in Tollebeek
een zekere beslotenheid, een
vleugje romantiek en een nog vry
sterke binding aan de traditie, de
St.-Isidoruskerk in Nagele (archi
tect ir. Thomas Nix uit Rotterdam)
is open en ronduit modern. Wanneer
men de kerk betreedt, dringt zich
onmiddeliyk de vergelijking met een
synagoge op. Het altaar staat mid
den in de kerk op een laag podium,
feaccentueerd door een aan het pla-
ond hangende rechthoekige luifel.
Op het altaar staat een senryn met
gekleurde stenen aan de zqkanten.
De gereformeerde kerk van Grijpslcerke bestond 10 mei 75 jaar. In een
herdenkingsdienst ging voor ds. H. Pestman uit Klundert. Het kerkgebouw
is omstreeks 70 jaar oud. De gemeente telt bijna 500 zielen.
Pofo P.Z.C.)
De vorige week sloegen we toevallig tweemaal
een blik in een zaal met reeksen tafeltjes
waarachter eindexamen-kandidaten voor het
schriftelijke gedeelte van hun laatste schoolexa
men zaten te zweten. Het gaat hun om het be
geerde diploma, dat de poort opent voor verdere
mogelykheden. Er zullen er onder hen zyn die
zich van die verdere mogelijkheden reeds een be
paald beeld hebben gevormd. Maar bij meerderen
zal, na het halen van het eindexamen de vraag
dringend worden: En wat nu
Die keuze van een toekomstige werkkring is ui
terst belangrqk. Daarvan is mee afhankeiyk de
levensvreugde waarmee we kunnen voortgaan. Is
er iets ergers dan dat men heel z'n leven werk
moet doen, wat men eigenlqk niet met heel z'n
hart kan doen. Dat werk is meer, veel meer, dan
wat we er mee verdienen. Hoe dan ook, daarin
zullen we een stukje van ons hart moeten kunnen
leggen, als het goed is. We zullen ons zelf daarin
moeten kunnen geven. Tegenwoordig zijn er zo
vele mogelykheden wanneer het gaat om een be
roep. Het is een onoverzichtelqk terrein gewor
den. Men kan zich laten testen en aan de hand
van de uitkomst een bepaalde richting uitgaan,
maar zo'n test is ook niet alleenzaligmakend.
Ten slotte zal er een eigen keuze moeten worden
gedaan.
Twee weken geleden kregen we in handen een
inlegkrant van het r.-k. dagblad de „Tijd
Maasbode", waar in 16 bladzijden allerlei beroe-
roepen de revue passeerden, met als motto een
woord van staatssecretaris B. Roolvink: „Wie wil
werken, komt er wel". In een vraaggesprek heeft
een van de redacteuren het met hein gehad over
zyn verwachtingen voor de toekomst van de jon
ge mensen,van nu. De laatste bladzqde van deze
inlegkrant is gewyd aan het kloosterleven. „Roe
ping is ook een beroep". Er zijn ook hier vele
mogelijkheden. „Van het priesterschap wordt ge
zegd dat dit vroeger alleen als een roeping weró
beschouwd".
„Het klonk profanerend wanneer men het pries
terschap onder de beroepen wilde rangschikken
en minstens even oneerbiedig was het om andere
beroepen roepingen te noemen". De religieuse
staat was in de ogen van velen een verheven, bo
vennatuurlijke aangelegenheid, waarbij menselq'-
ke factoren geen rol konden spelen. Met instem
ming wordt dan aangehaald een woord van Mgr.
J. J. Dellepoort: „Gods genade (is) ingebed in
een aantal menseiyke (natuurlijke) factoren."
Hq' meent dat elk beroep gezien mag worden als
een roeping. We geloven met hem, dat dit een
van de eerste voorwaarden is om een zekere le-
vensbiyheid ,te behouden. Het werk dat wy doen,
zullen we moeten kunnen zien als een taak, die
we van God ontvangen. In het huweiyksformulier
is er dan ook sprake van dat de man met trouw
zal arbeiden in zyn „goddeiyk beroep".
Wanneer het non- en monnik-zijn onder de
beroepen kan worden gerekend, mogen we
met evenveel of nog meer recht het predikant-
zqn daaronder laten vallen. Het algemeen spraak
gebruik is weer gewoon van „roeping" te spre
ken, maar waar is ook hier de grens tussen roe
ping en beroep Het is als met alle werk. Wan
neer wij het werk dat wacht alleen maar als een
baantje kunnen zien en er ons niet met blijd
schap aan kunnen overgeven, omdat wij er niet
in zien een bestemming Gods, is het maar beter
er nooit aan te beginnen. Dit geldt misschien in
nog sterkere mate van het beroep van predikant.
Maar, wat de studie betreft die nodig is aleer een
kandidaat tot predikant wordt bevestigd, kunnen
wq zeggen dat deze een van de meest interessan
te is die wq ons kunnen indenken, omdat men
hier in aanraking komt met heel het menselijk
bestaan in al z'n geledingen. Met welk een stuk
historie komt men hier niet in aanraking, die le
vend gebleven is tot op de dag van vandaag. En
met hoeveel aspecten van het tegenwoordige le
ven heeft men hier niet te maken. Is er wel enige
maatschappelijke verandering die niet, direct of
indirect, zqn invloed heeft op het geestelijke le
ven van volk en mens? We kennen ingenieurs en
chemici die ieder boek van Karl Barth dat uit
komt, kopen en beter bestuderen dan menige pre
dikant.
Een predikant wordt geroepen het evangelie te
brengen. Hij moet dat doen in de kerk, op de
catechisatie, bij het ziekenbezoek en huisbezoek.
Hij moet zijn: „de man met het Boek". Dit zal
hq moeten laten spreken in een telkens weer
nieuwe situatie. Altijd weer zal het de vraag blij
ven: wat heeft God daarin nu te zeggen tot ons
mensen die leven in deze tqd. Het moet gaan van
hart tot hart, uit het hart van het evangelie, door
het hart van de predikant heen. tot het hart van
hem, voor wie het bestemd is. De prediker kan
dit niet doen zonder de exegese en zonder alle
nieuwe licht dat er telkens weer valt op de uit
leg van de bqbel. Hy kan het echter evenmin
doen wanneer hij niet met beide benen staat in
de werkelqkheid van de tqd waarin hij leeft. Ie
dere tqd, ook de onze, heeft zqn geheel eigen
vragen en problemen. Het gaat er nu juist om
dat daarover het licht van het evangelie schqnt.
De bijbel blijft dezelfde, maar de tyden verande
ren en met hen verandert ook de mens en daar
om klinkt het woord van het evangelie ook altyd
weer anders. Wanneer ge eens een preek leest
van honderd jaar geleden, zult ge overtuigd zyn
van de Nederlands Israëlitische
hoofdsynagoge in Arnhem; er zijn nu
jaarlijks niet meer dan 150 joodse mi
litairen in dienst. Als de naoorlogse
geboortegolf in het leger merkbaar
wordt zal dit aantal wellicht tot 450
oplopen. Legering van het grootste
deel van deze militairen op één plaats
leverde technische moeilqkheden op.
In verband hiermee wordt nu een
joods militair centrum opgericht,
voor ontspanning en vorming. Men
hoopt dit centrum in 1965 in de omge
ving van Arnhem te openen. Plaatse-
Ujk is hulp gevonden voor het geven
van cursussen in Amsterdam en Den
Haag.
Op de jaarlijkse vergadering van
de Cubaanse Raad van Evangelische
Kerken is het werk van deze kerken
gekarakteriseerd als zeer krachtig
levend. De kerken verwachten hun
werk en invloed te kunnen uitbreiden,
al is het op het ogenblik aan beper
kingen onderhevig, vooral door de
nationalisatie van de particuliere
scholen. Het Cubaanse Bijbelgenoot
schap verspreidde in 1962 27.000 bij
bels, 35.000 Nieuwe Testamenten en
100.000 bqbelgedeelten.
In de Raad van Evangelische Kerken
werken samen de methodisten, pres
byterianen, Amerikaanse baptisten
en vrije baptisten. Quakers, Leger des
Heils, Westindische zending, evange
lisch theologisch seminarie in Matan-
zas en de verenigde bybelgenoot-
schappen.
Ds. Sillevis Smitt
dat er zo niet meer gepreekt kan worden, hoe
wel het evangelie hetzelfde is gebleven. Dat is
de voortdurende worsteling in het werk van een
predikant en dat is ook altijd weer het boeiende,
dat het gaat om mensen die in zekere zin dezelf
de gebleven zyn als Adam en Eva, maar voor
wie de doornen en distelen van het verloren para-
dqs altijd weer in andere vorm verschijnen.
West Europa heeft een samenleving gekend
waar een heel nauwe band was tussen kerk
en maatschappij. Die was min of meer vastgevro
ren. In de laatste anderhalve eeuw is die band
steeds losser geworden. Soms is er zelfs zulk een
verwijdering gekomen dat we moeten gaan spre
ken van een contrast, in menig geval van een
vrq scherp contrast. De kerk heeft weer moeten
leren dat ze er niet om zich zelf is, maar dat ze
met het evangelie dienstbaar moet staan in de
samenleving. Het gaat om de mens, doch niet
meer zozeer om wat hy als enkeling is. maar om
hem, zoals hq in de samenleving zqn plaats vindt
of zou moeten vinden. Er zijn er genoeg die er
nooit iets van leren dat ook zq er zqn voor ande
ren en dat ook zq een taak hebben in het geheel
van onze samenleving. Na een tqd waarin de
mens op zichzelf nogal nadruk kreeg, is weer
ontdekt dat wij als enkelingen de samenleving
niet kunnen missen. Door deze hele ontwikkeling
is de plaats van de predikant een geheel andere
geworden dan ze vroeger was, aan de ene kant
veel moeilijker, maar aan de andere kant veel
boeiender. Die predikanten moesten wel veel
meer „werelds" worden, waarmee we bedoelen
dat zè veel meer oog moesten krijgen voor datge
ne wat er in de wereld omgaat. Welke predikant
krijgt niet te maken met de steeds verdergaande
industrialisatie en mechanisatie, met recreatie in
allerlei vorm. Hy moet weten van het moderne
jeugdwerk waarin een ander ritme tot uiting
komt dan wy vroeger kenden. Hq moet toch wel
weten van de nieuwere gesprekstechniek. Het zal
goed zyn wanneer hq weet wat er in een fabriek
omgaat en wat er met de televisie gaande is en
wat er in psychiatrische klinieken tegenwoordig
gebeurt en zo zouden we nog een heleboel dingen
kunnen opnoemen. Het gaat niet meer dat hq
zich opsluit in zqn gemeente, want zijn gemeente
vliegt ook ui1 naar allerlei richtingen en de jeugd
van zqn gemeente breekt er. na de lagere school,
ook reeds helemaal uit, doordat ze voortgezet on
derwijs gaat volgen.
De kerk heeft altijd predikanten nodig en de tijd
brengt mee dat er ook hier allerlei specialisaties
zyn. Men is waarlyk niet meer zo zeer opgesloten
als in do tyd toen de „Pastorie van Mastland"
werd geschreven. Ook in de tegenwoordige tyd
blyft het werk waarin men zijn ziel kan leggen.
H.
Maandag 20 mei is het 40 jaar
geleden, dat de bekende
oud-hoofdvlootpredikant ds. J. H.
Sillevis Smitt werd bevestigd als
predikant in de Gereformeerde
Kerken in Nederland. Ds. Sillevis
Smitt werd 20 augustus 1945 be
noemd tot hoofdvlootpredikant en
ging 1 oktober 1961 met pensioen.
Hij woont nu in Bussum. Als hoofd
vlootpredikant kreeg ds. Sillevis
Smitt, die in 1897 werd geboren,
zowel in ons land als in het bui
tenland grote bekendheid. Hij
schreef verscheidene de aandacht
trekkende boekjes. Ds. Sillevis
Smitt verzorgt thans iedere zondag
middag nog een bijbellezing voor
de Wereldomroep.
De gereformeerde predikant be
gon in de kerk van Laren (N.-H.),
vertrok 11 april 1926 naar Sema-
rang en ging juli 1946 met emeri
taat.