DE VIJAND
IN EIGEN LAND
Nederland is present in
ijmuiden vraagt aandacht de jachthaven van Parijs
voor de zeevisserij
zaterdagnummer
Hoesseins politieke testament
Vlaggetjesdag vervangen
Toekomst staat of valt
met regelmatige aanvoer
Zaterdag 18 mei 1963
V«nW\AA/WVWVUUWWWWAWW\miVWWWA«WWW\n«WWWUWIVWUWWWWWUWW\AAAIVA«WVWVW
Het jaar 1957 leek voor Jordanië een
heel nieuw gezicht te hebben. Bij de
aanvang was onze onafhankelijkheid ster
ker bevestigd dan ooit. Wij waren militair
baas in eigen huis; om zover te komen had
ik de Engelse commandant van het Ara
bische Legioen zijn congé moeten geven.
Wij waren het jaar tevoren niet toegetre
den tot het Bagdad Pact en bezaten der
halve ook politiek een volledige zelfstan
digheid.
Dat had voordelen, maar aan de andere kant ook as
pecten die een zekere mate van aanpassing verg
den. Tot dan toe immers was het vanzelfsprekend
geweest, dat wij in crises naar de Britse ambassa
deur waren gestapt om zyn advies te vragen. Nu
was dat over. Maar nu ook, in het voorjaar van 1957,
kwam ik in een crisis waaruit ik slechts met weinige
minuten voorsprong de overwinning behaalde. Een
knap voorbereide samenzwering had tot doel my te
vermoorden, de troon omver te werpen en de repu
bliek uit te roepen.
De eerste tekens kwamen toen ik op een avond in
het paleis bezoek kreeg van een legerofficier uit Bei
roet. Sinds het Arabisch Legioen op Jordaanse benen
was komen te staan, had ik een groot aantal offi
cieren bevorderd tot verantwoordelijke posten. Dat
was een experiment; ik wist dat er onder hen wa
ren met linkse sympathieën, maar ik vertrouwde
erop, dat zij hun land boven alles zouden stellen.
De officier die op audiëntie kwam, behoorde tot een
militaire missie in Beiroet. Hij vertelde me bezorgd
te zijn over een aantal van zijn collega's; zij ver
gooiden fortuinen in hun clubs en zij waren steeds in
gezelschap van Russen of Egyptenaren.
Ik wist al, dat het met de goede trouw van een
aantal politieke en militaire figuren maar zo-zo ge
steld was. De eerste minister, Nabulsi, had 't be
staan tijdens een grote politieke vergadering de lof
van president Nasser te prediken. En hoewel het
parlement een wet had aangenomen om communis
tische propaganda te verbieden, hadden Nabulsi en
zijn volgelingen het communistische dagblad Al-
Jamaheer toegelaten, een bureau van Tass in Jor
danië de vrije hand gegeven en zelfs Sowjetfilms
voor openbare vertoning geschikt verklaard.
Uit wat ik van uit Beiroet vernam, bleek dat agen
ten van de Sow jet-Unie of van de Verenigde Arabi
sche Republiek in de hoogste kringen van leger en
regering aan het infiltreren waren. Myn stafchef,
generaal Abu Nuwar, eens mijn trouwe vriend,
bracht regelmatig bezoeken aan Damascus voor be
sprekingen met de Russische militaire attaché. Ab
dullah Rimawi, myn minister van buitenlandse za
ken trok 's avonds ook al regelmatig naar Damas
cus, vooral wanneer er belangryke kabinetsvergade
ringen waren geweest.
Oet voorjaar begon dus met kwade voor-
tekenen. Daar kwam nog bij, dat de Egyp
tische radio het volk doordrenkte met laster
en leugens. Menigten liepen op straat te za-
men om te demonstreren tegen de eigen koers
die wij trachtten te volgen. In het westen
dreigde het machtige leger van Israël; achter
ons stonden de Arabische broedervolkeren ge
reed om ons het mes in de rug te stoten.
De situatie kwam tot een uitbarsting toen de rege
ring van mij eiste, dat ik een mildere houding ten
opzichte van de communisten zou aannemen. Ik wei
gerde. Daarop kwam de stap van Nabulsi om rood
China te erkennen. Ik sprak er mijn veto over uit.
Op hetzelfde ogenblik brak de hel los. Linkse politi
ci en militairen trokken demonstrerend door Am
man. Mijn premier sprak op het hoofdpleïn van de
stad een enorme menigte toe; naast hem stond Esa
Madonet, een vooraanstaand communist. Zacht ge
zegd een merkwaardige situatie, voor een minister
president, die gehouden was een decreet uit te voe
ren, waarin de opdracht was vervat communistische
penetratie een halt toe te roepen.
De dag daarop was 8 april. De dag was nog jong,
toen ik ontdekte dat het tankregiment van ons leger
de hoofdstad had omsingeld. Dit kon maar één ding
betekenen: een staatsgreep. Woedend liet ik de staf
chef, Abu Nuwar roepen. Ik vroeg hem, wat dit mili
tair vertoon te betekenen had. „Alleen maar een ver
keerscontrole" zei hij zalvend „gewoon een rou
tinezaak". Ik zei hem dat hij zyn troepen maar terug
moest trekken. De volgende dag waren zQ weg.
Het was nu de hoogste tijd om te handelen. Op 10
april ontsloeg ik de regering. Ik wist, dat Nabulsi dit
ontslag tegen mjj zou aanwenden; dat moest dan
maar.
De vraag, die mij 't meest bezighield was: aan wiens
kant staat de grote meerderheid van het Jordaanse
volk? Wie zal het leger gehoorzamen als de zaken op
de spits gedreven worden?
De vooruitzichten waren niet gunstig. Tevergeefs
probeerde ik in de volgende dagen een kabinet
te formeren; Nabulsi had er voor gezorgd, dat geen
van zyn volgelingen bereid was politieke verant
woordelijkheid te dragen. Ik vroeg dr. Hoessein Fak-
hiri Khalidi, een vooraanstaand Arabisch nationalist,
maar hij slaagde niet. Vervolgens ontving ik Abdel-
Halim Nimer, een lid van Nabulsi's party; ik hoop
te dat hy een kabinet zonder extremisten zou kun
nen vormen. Maar zyn partij weigerde mee te wer
ken. Terwijl ik in onderhandeling ging met een der
de kandidaat, Said Mufti, veranderde Nabulsi van
mening: Nimer moest de opdracht toch maar aan
vaarden. Had hy eenmaal een regering gevormd, dan
was er nog alles mogelyk.
Stafchef Abu Nuwar begon zich nu openlijk met de
politiek te bemoeien. Na een conferentie met Sow-
jetvertegenwoordigers en Egyptische agenten in Da
mascus besloot hij, dat Nimer formateur zou moe
ten zijn. Ik hield intussen vast aan Said Mufti; de
ze werd echter door legerofficieren naar een leger
plaats nabij Amman overgebracht, waar hem een
ultimatum voor mij werd gepresenteerd om vóór ne
gen uur 's avonds een regering te doen vormen
„overeenkomstig de wensen van het volk en met een
vertegenwoordiging van alle partijen". Terwijl ik op
nieuw aan 't onderhandelen ging met Nimer, ont
dekte ik hoe de zaken in feite stonden en wat de be
doeling van de samenzweerders was. Eerst kreeg ik
een vertrouwelijke melding van militaire eenheden in
Zerka, de grootste legerplaats in het land, dat loyale
troepen en commandanten plotseling waren overge
plaatst naar afgelegen streken. Sommige resterende
eenheden hadden al orders om zo nodig Amman te
omsingelen. Twee twijfelachtige commandanten
stonden nu aan het hoofd van het tankregiment en
de prinses Alia infanteriebrigade.
Vervolgens kwam een officier die ik goed kende
mij verzekeren van de trouw van officieren, onder
officieren en manschappen van het tankregiment.
Hy vertelde me, dat de officieren waren ingelicht
over het voornemen van de regimentscommandant
de hoofdstad te omsingelen, het paleis te verove
ren en my gevangen te nemen. De officieren hadden
daarop onder elkaar vergaderd en gezworen hun
land en koning trouw te blyven.
Om zeven uur 's avonds, twee uur voor het aflo
pen van het ultimatum, ontving ik Abu Nuwar.
Terwijl ik hem vroeg verantwoording af te leggen,
ging de telefoon. Abu Nuwar nam op en schrok. De
man aan de andere kant van de lyn deelde hem
mede, dat de prinses Alia brigade een gerucht ver
nomen had, dat de koning gedood zou worden en
op weg naar Amman was gegaan om mij te be
schermen.
De tyd van handelen was nu gekomen. Haastig stak
ik mij in uniform, stopte de ontstelde Abu Nuwar
en mjjn oom, Sherif Nasser In een auto en ging op
weg naar Zerka. Even buiten de stad kwamen we al
auto's vol met troepen tegen. Ik sprong uit de wa
gen; manschappen kwamen van hun trucks. Plot
seling herkenden ze mij. Zij omringden mij juichend;
de tranen liepen me over het gezicht. Ik liet hen
rechtsomkeert maken, naar het kamp:
Abu Nuwar stond naast myn auto, als door de blik
sem getroffen. Wy stapten In en gevolgd door de
trucks met soldaten, die hun geweren afschoten in
de lucht, reden we naar Zerka. Abu Nuwar beefde
van angst. „Sta my toe om terug te keren naar
Amman, majesteit", vroeg hy.
„Waarom
„Ik heb hen horen roepen om myn leven. Ik heb
vrouw en kinderen. Als ik met U verder ga, zal ik
vannacht sterven".
Ik liep de wagen stoppen. Abu Nuwar stapte uit en
verdween. De volgende ochtend zou hij naar Syrië
vluchten. In zijn kantoor vonden we twee vlaggen:
die van de „republiek" Jordanië....
Bij het binnenrijden van het kamp vond ik, dat de
samenzweerders duchtig aan het werk waren ge
weest. In de strafkwartieren heerste chaos; meubels
en kasten waren tot splinters geslagen. Buiten vuur
den machinegeweren. Ik sprak eerst de troepen toe
vanaf de kap van myn eigen auto, daarna vanaf
een tank. Kogels flitsten in het donker voorbij, zo
dicht, dat ik ze kon horen fluiten. Een hachelyke
onderneming was tussenbeide te komen op een plek,
waar artilleristen elkaar beschoten. Maar mij over
kwam niets.
Tegen middernacht was de orde in de legerplaats
hersteld en wist ik mij verzekerd van de trouw
van het leger. Terug in Amman vond ik het paleis
door loyale troepen bewaakt. Er waren nu nog snel
twee dingen te doen, eer ik na een week nage
noeg zonder slaap kon gaan rusten: een kabinet
vormen en een radiotoespraak houden tot het volk.
Het kabinet kwam er, maar moest na een paar da
gen al weer vervangen worden; geen wonder: Na-
bulski had er zitting in. En de radiotoespraak moest
ik voor de zwakkere zender van Amman houden,
omdat het grote radiostation te Jeruzalem toe
valliggesloten was.
Het hinderde niet meer. Jordanië zou nog moeilijke
dagen krijgen, maar het was nu gered. De verraders
hadden bij hun plannen één factor over het hoofd
gezien: het Jordaanse volk.
Copyright Prov. Zeeuwse Courant/Opera Mundi.
In gesprek met generaal AU Abu Nuwar (rechts),
die eens mijn vriend was geweest en later aan de
zijde van de samenzweerders plannen beraamde om
mij te doden. Eenmaal ontmaskerd smeekte hij voor
zijn leven. Men heeft het mij later kwalijk genomen,
dat ik hem niet ter dood heb laten brengen. Maar
kon ik dat met een man, die mij lange tijd zo na
had gestaan? Bovendien: wanneer ik hem had laten
'executeren, zou hij door mijn vijanden onmiddellijk
tot martelaar zijn uitgeroepen en daar had ik geen
behoefte aan. Hij ontkwam naar Damascus.
(Van onze Amstei-damse redacteur)
IJmuiden is uitverkoren als plaats
van handeling voor de eerste „dag der
zeevisserij", liet plaatsvervangend
gebeuren vun de afgeschafte vlagge
tjesdag. IJmuiden is overigens niet
alleen daarom stil vandaag. Geruime
tijd geleden al heeft het personeel
van de visafslag hier niet alleen de
vijfdaagse werkweek verworven,
maar ook voor allemaal een gegaran
deerd vrije zaterdag verworven. „Een
onmogelijke situatie en uniek in de
wereld", zegt reder ir. W. Polderman.
„De ontwikkeling van onze haven
wordt daardoor geremd. Schevenin-
gen werkt wel op zaterdag en ik voor
zie dat onze schepen daar zullen gaan
lossen wanneer zij niet op vrijdag
hier binnen kunnen zijn".
Ir. Polderman heeft vaker sombere toe
komstverwachtingen uitgesproken. Geluk
kig wees h(j daarna steeds een positieve
„uitweg" aan. Daarom ook heeft de rege
ring hem benoemd tot leider van het ex
periment dat probeert een gunstiger pers
pectief te vinden voor de hele bedryfstak
te weten: de verre vissery.
Op de Noordzee dus dicht by huis is
de laatste jaren een heel gedrang ontstaan
van vele honderden schepen uit alle moge
lijke landen, met name ook veel Russen.
Daar dreigt' dus het hele jaar door overbe-
vissing, niet alleen tijdens het haringsei
zoen maar ook als het gaat om makreel
en zelfs rondvis. Het schijnt, dat er verder
ook biologische factoren in het" spel zijn
mogeiyk een bepaalde cyclus. Daarnaast
spelen de beschermende maatregelen van
aanliggende landen een rol zoals het instel
len van de beruchte twaalfmijlszone. Inter
nationaal gezien kon men hierover, noch
ten aanzien van de maaswydte der net
ten e.d. tot overeenstemming komon.
Nieuwe vis
Er was dus alle aanleiding om te kijken
of er mogelykheden zyn met minder risico's
en meer opbrengst buiten de Noordzee.
Maar Nederland wilde voorlopig daar niet
aan en liet initiatieven op dit gebied over
aan de concurrentie. Duitsers en ook De
nen gingen, gesteund door hun overheid,
elders het geluk beproeven. Zy brachten
een betrekkeiyk nieuwe vis op de markt:
roodbaars, lekker en niet duur. Die wordt
nu notabene hier geïmporteerd, in filet-
vorm, verpakt. Er bleek dus by ons een
markt voor te bestaan. Waarom verzorgde
onze eigen vloot die aanvoer dan niet?
Waarschyniyk ontbrak de durf.
Subsidie
Bovendien was er geen subsidie van de
staat beschikbaar. Die is er nu eindeiyk
wel. Anderhalf miljoen gulden werd
hiervoor gereserveerd. Op grond van een
rapport over het economisch beeld van de
zeevissery door de commissie-Diepenhorst.
In het begin van dit jaar stichtten enkele
reders een coöperatie Voor acht schepen die
gedurende drie jaar de verre vissery zou
den beoefenen in de wateren rond IJsland.
Er ontstond een fel verzet bij de vakbe
weging omdat de arbeidsvoorwaarden ge
lijk zouden biyven aan die op de Noord
zee. „Niet monsteren" was het advies.
Eind januari vertrok desondanks het eer
ste schip Sindsdien zyn al meer dan 20
reizen gemaakt. De vangsten waren tot
nu toe abominabel. Ook de pryzen bleven
laag liggen.
Handen met geld
„Handen met geld kost deze onderneming",
vertelde van de week ir. Polderman. „Maar
het is leergeld, we hebben dat dus heus
niet in het water gegooid. Er wordt een
schat aan ondervinding opgedaan met de al
lernieuwste vistuig. Onze schippers kunivm
bovendien samenwerken en allerlei gege
vens, over vangstplaatsen e.d., onderling
uitwisselen via hun radio. Op de Noordzee
was dat altyd onmogelijk. Daar zouden
tientallen schepen op welke melding
hoe dan ook afkomen. Maar by IJsland
is het stiller. En de daar gebruikte ultra
kortegolf draagt niet ver.
Overigens wordt niet voor het eerst zover
gevist. In het verleden hebben sommige re
ders hun schepen tydens „magere maan
den" van het jaar reeds die kant op ge
stuurd. Maar de ervaringen waren steeds
slecht, omdat zy niet konden zorgen voor
continue aanvoer van de min of meer on
bekende vissoorten. Daar staat of valt ook
ons experiment mee, vond ir. Polderman,
de handel moet op regelmaat kunnen ver
trouwen. Daarmee wordt dan vanzelf vraag
gekweekt. Al moet ik hierbij meteen ver
tellen dat naar ons inzicht de distributie
ontwikkeling achterblijft door een gebrek
o.a. aan machinale aanpak. Welke huis
vrouw maakt in deze tijd vis zelf schoon?
Wie wil nog met graten knoeien? Daar
voor zijn er toch fileermachines. Maar
helaas staan die nog niet in Nederland.
IJmuiden gebruikt daarvoor nog kostbare
handkracht, zo die al beschikbaar is. En zo
kan het zelfs gebeuren dat onze roodbaars
voor een zachte prys wordt opgekocht door
buitenlandse handelaren die dezelfde vis la
ter gefileerd en panklaar verpakt weer im
porteren..."
De afzet
Ir< Polderman is van mening dat dit soort
strubbelingen vanzelf verdwynt zodra een
behoorly'ke afzet bestaat. „Dat hebben we
gezien in de platvissector. Daar stygen de
pryzen en de vloot breidt zich uit, men
komt met de modernste kotter voor de dag.
Dat bewijst myn stelling dat er kapitaal
verkrygbaar is zodra een goede toekomst
kan worden verzekerd".
Ovevr de afloop van het experiment van de
verre vissery kan nog niets worden voor
speld. Stel dat de resultaten aan het eind
van de voorgenomen periode gunstig zyn:
wat dan?
„Ik geloof, dat de volgende stap zal zyn
het inzetten van chemiefabrieksschepen. De
Duitsers werken daar trouwens al mee.
Aan boord ondergaat de gevangen vis met
een al bepaalde bewerkingen zo maakt
men ook de lege uren produktief".
„En als de proefneming mislukt?"
Ir. Polderman moet er niet aan denken...
Qp initiatief van de Frans-Neder-
landse Vereniging te Parijs is een
sympathieke poging gedaan om spe
ciaal Friesland en Zeeland als twee
waterprovincies bij de Fransen popu
lair te maken. De Touring Club de
France (T.C.F.) met in Frankrijk
bijna een miljoen leden, beschikt niet
alleen over een prachtig eigen ge
bouw aan de Avenue de la Grande
Armée, niet ver van de Are de Triom-
phe, maar ook over een jachthaven
en een aan de wal gemeerde ark. In
dat zeer ruime en royaal ingerichte
schip hangen ongeveer dertig fraaie
foto's, sterk vergroot, van het Neder
landse waterlandschap. Wij zagen er
o.m. Terhorne, Eernewoude, het Pik
meer (Skutjesielen!) en twee stoere
boeiers met vol tuig.
Er hangen starts van de Vryheidsklasse
en van do jeugdboten (in de wandeling
„Pluizers") en natuurlijk ontbreekt niet
een vergroting van onze nationale Regen
boog, helaas met een gekleurde ballon.
Die gekleurde zeilen op het water men
ziet ze helaas in toenemende mate ook in
Frankryk zijn afschuwelyk. Een zeil be
hoort wit te zijn, hoogstens bruin, bruin
desnoods met lappen, maar een rode of
blauwe fok doet pyn aan do ogen. Een
speciale folder, die aan de Franse bezoe
kers wordt uitgereikt, vermeldt de voor
naamste jachthavens van Zeeland. Ook de
steden Harderwijk (Vispoort) en Gouda
(stadhuis) zyn fraai vertegenwoordigd.
Vanzelfsprekend hangen tussen de foto's
overal Nederlandse waterkaarten, ook van
de grote rivieren. Maar de mooie kaart van
het IJselmeer ontbrak. Die leegte zou nog
worden aangevuld.
De teksten by de foto's zijn afneembaar.
Het is de bedoeling, dat het gezamenlijk fo
tomateriaal ook in Duitsland en Engeland
zal worden tentoongesteld. Permanent op
de tentoonstelling Is aanwezig onze landge
note mevr. Van der Weide, die met haar
echtgenoot in Douai (Noord-Frankrijk)
woont.
Samen bezitten zij een als een schoe
ner getuigde sloep, die de Zeeuwse wate
ren bezeilt. De Frans-Nederlandse Vereni
ging had geen betere vertegenwoordigster
kunnen vinden, want ze spreekt niet alleen
vlot Frans, maar weet ook alles van zeilen
af. Aan boord kan men haar om een bood
schap sturen. Dageiyks vertoont zy aan
belangstellende Fransen een film over Ne
derland met gesproken tekst en muziek.
Port de plaisance
Van deze gelegenheid willen wy gebruik
maken om zeilend Nederland wat meer
belangstelling by te brengen voor de jacht
haven van Parys. Men vindt die haven, aan
de Seine natuurlijk, in het hart van de
stad: aan de rechteroever, tegenover het
parlement en tussen de Concordebrug en
de Alexanderbrug. De haven, die officieel
Port de Plaisance heet, biedt een prachtig
uitzicht over de druk bevaren Seine en de
Eiffeltoren.
Wie van boord stapt heeft alles vlak by de
hand. Er zyn kerken in de directe omge
ving. Restaurants liggen overal verspreid
binnen handbereik en als men om dringen
de redenen plotseling naar Nederland terug
moet en de schuit wil laten liggen, behoeft
men maar vyf minuten te lopen naar de
Invalides, vanwaar de bussen vertrekken
naar het vliegveld le Bourget of Orly.
De gemeente heeft de haven in eigendom,
maar het terrein is voor onbepaalde tijd
afgestaan aan de Touring Club de France.
Per jaar komen er 300 a 400 schepen uit
alle delen van de wereld, kleintjes van drie
tot vier meter, grotere tot 35 meter, die
met een beetje behoorlijk weer op eigen ge
legenheid het Kanaal oversteken. Van de
gasten zyn verreweg de meesten Britten.
Een bevaren scheepskapitein van de grote
vaart, nu in ruste, is er havencommandant.
Geen woonschepen
Ieder schip, klein of groot, met of zonder
motor, is in de Franse jachthaven wel
kom, mits in behoorlyke staat. Woonsche
pen, die er heen gesleept worden, zyn niet
toegestaan. Twee dagen mag men er gra
tis gemeerd liggen. Men begint pas te be
talen by de derde dag. Er zyn speciale ta
rieven voor het seizoen en buitenseizoen.
Na twee maanden kan de ligtijd telkens
worden verlengd, maximaal tot acht maan
den, maar daarna moet men minstens twee
maanden wegbiyven om andermaal voor
een ligplaats in aanmerking te komen. De
tarieven zyn matig: voor schepen minder
dan acht meter lang tussen de 0.70 en 1.50
frank per dag en voor alle andere schepen
tussen de 0.20 en 0.30 frank per meter en
per dag.
Men moet zich houden aan het oppertoe
zicht van de politie en bovendien aan de al
gemene voorschriften van de Touring Club.
De club wil er om begrijpelyke redenen
geen janboel van maken.
Het Is dus verboden de vuile of schone was
in het want te hangen, honden moeten aan
de ketting blyven en men mag zich in de
haven niet vertonen in slip of bikini. Ook
het zwemmen in de haven is verboden, me
de om veiligheidsredenen, want er staat op
de Seine altijd een behoorlijke stroom. De
havencommandant, die zich uitstekend in
het Engels kan redden, zal geen woord zeg
gen, als eigenaars een afgeschuurde plek
van hun boot een kwast lak geven, maar
het schip in de haven een grote schoon
maakbeurt geven is niet toegestaan.
Er is op het haventerrein ruimschoots ge
legenheid om auto's te parkeren, met dien
verstande dat de hekken van de haven
voor het doorgaande autoverkeer gesloten
zyn tussen 's avonds acht en 's morgens
acht. Wie trek heeft in een biertje of een
apératief kan in de bar van de Touring
Club terecht.
Internationaal
In de Parijse zeilhaven kwamen van 1 ok
tober 1961 tot 31 september 1962 in to
taal 366 jachten, waarvan 190 Franse en
176 buitenlandse, verdeeld als volgt: 136
uit Engeland, 5 Belgen, 4 Denen, 1 Italiaan,
1 uit Panama, 14 Amerikanen, 1 uit Iran,
2 Nederlanders, 6 Duitsers, 1 Zweed, 1 Tu
nesiër, 3 Zwitsers en 1 Canadees. Velen
komen met hun schip ieder jaar naar Pa
rys terug, o.m. de burgemeester van Ports
mouth. die met zijn hele gezin het Kanaal
oversteekt. Sommige Amerikanen hebben
hun schip ergens in een Franse buitenha
ven liggen en brengen hun vakantie afwis
selend door aan de Middellandse Zee of in
Parys. Wie zich aan de voorschriften houdt
is ieder jaar welkom, maar de Touring
Club heeft het recht om ordeverstoorders
of hen, die zich niet aan de reglementen
houden, zonder verdere opgaaf van redenen
het verbiyf in de haven te ontzeggen.
Ten overvloede nog een haast overbodige
raad aan de zeilers, die naar Parys zouden
willen komen: van zeilen op de Seine is
door de stroom natuurlijk geen sprake en
bovendien is er om de paar honderd meter
een vaste brng. Maar men kan er, met een
beetje comfortabel schip of met een motor
boot, voor weinig geld een hele zomer blij
ven liggen, zonder hotelkosten en zonder
dure restaurants. Alle grote vermaakcen-
tra liggen vlakby: de Comédie Francaise
op het eind van de Avenue de 1 (Opéra,- de
musichall Olympia cn de Opera zelf by de
Concorde, de Paryse hallen en de fameuze
bloemenmarkt liggen vlak langs de Seine.
En na de avondmaaltijd kan men de neuzen
plat drukken tegen de altijd verlichte etala
ges van do Rue du Faubourg Saint-Honoré,
een deftige winkelstraat, die haars geiyke
niet heeft op ons oude continent,