DE VIJAND IN EIGEN LAND Nederland is present in ijmuiden vraagt aandacht de jachthaven van Parijs voor de zeevisserij zaterdagnummer Hoesseins politieke testament Vlaggetjesdag vervangen Toekomst staat of valt met regelmatige aanvoer Zaterdag 18 mei 1963 V«nW\AA/WVWVUUWWWWAWW\miVWWWA«WWW\n«WWWUWIVWUWWWWWUWW\AAAIVA«WVWVW Het jaar 1957 leek voor Jordanië een heel nieuw gezicht te hebben. Bij de aanvang was onze onafhankelijkheid ster ker bevestigd dan ooit. Wij waren militair baas in eigen huis; om zover te komen had ik de Engelse commandant van het Ara bische Legioen zijn congé moeten geven. Wij waren het jaar tevoren niet toegetre den tot het Bagdad Pact en bezaten der halve ook politiek een volledige zelfstan digheid. Dat had voordelen, maar aan de andere kant ook as pecten die een zekere mate van aanpassing verg den. Tot dan toe immers was het vanzelfsprekend geweest, dat wij in crises naar de Britse ambassa deur waren gestapt om zyn advies te vragen. Nu was dat over. Maar nu ook, in het voorjaar van 1957, kwam ik in een crisis waaruit ik slechts met weinige minuten voorsprong de overwinning behaalde. Een knap voorbereide samenzwering had tot doel my te vermoorden, de troon omver te werpen en de repu bliek uit te roepen. De eerste tekens kwamen toen ik op een avond in het paleis bezoek kreeg van een legerofficier uit Bei roet. Sinds het Arabisch Legioen op Jordaanse benen was komen te staan, had ik een groot aantal offi cieren bevorderd tot verantwoordelijke posten. Dat was een experiment; ik wist dat er onder hen wa ren met linkse sympathieën, maar ik vertrouwde erop, dat zij hun land boven alles zouden stellen. De officier die op audiëntie kwam, behoorde tot een militaire missie in Beiroet. Hij vertelde me bezorgd te zijn over een aantal van zijn collega's; zij ver gooiden fortuinen in hun clubs en zij waren steeds in gezelschap van Russen of Egyptenaren. Ik wist al, dat het met de goede trouw van een aantal politieke en militaire figuren maar zo-zo ge steld was. De eerste minister, Nabulsi, had 't be staan tijdens een grote politieke vergadering de lof van president Nasser te prediken. En hoewel het parlement een wet had aangenomen om communis tische propaganda te verbieden, hadden Nabulsi en zijn volgelingen het communistische dagblad Al- Jamaheer toegelaten, een bureau van Tass in Jor danië de vrije hand gegeven en zelfs Sowjetfilms voor openbare vertoning geschikt verklaard. Uit wat ik van uit Beiroet vernam, bleek dat agen ten van de Sow jet-Unie of van de Verenigde Arabi sche Republiek in de hoogste kringen van leger en regering aan het infiltreren waren. Myn stafchef, generaal Abu Nuwar, eens mijn trouwe vriend, bracht regelmatig bezoeken aan Damascus voor be sprekingen met de Russische militaire attaché. Ab dullah Rimawi, myn minister van buitenlandse za ken trok 's avonds ook al regelmatig naar Damas cus, vooral wanneer er belangryke kabinetsvergade ringen waren geweest. Oet voorjaar begon dus met kwade voor- tekenen. Daar kwam nog bij, dat de Egyp tische radio het volk doordrenkte met laster en leugens. Menigten liepen op straat te za- men om te demonstreren tegen de eigen koers die wij trachtten te volgen. In het westen dreigde het machtige leger van Israël; achter ons stonden de Arabische broedervolkeren ge reed om ons het mes in de rug te stoten. De situatie kwam tot een uitbarsting toen de rege ring van mij eiste, dat ik een mildere houding ten opzichte van de communisten zou aannemen. Ik wei gerde. Daarop kwam de stap van Nabulsi om rood China te erkennen. Ik sprak er mijn veto over uit. Op hetzelfde ogenblik brak de hel los. Linkse politi ci en militairen trokken demonstrerend door Am man. Mijn premier sprak op het hoofdpleïn van de stad een enorme menigte toe; naast hem stond Esa Madonet, een vooraanstaand communist. Zacht ge zegd een merkwaardige situatie, voor een minister president, die gehouden was een decreet uit te voe ren, waarin de opdracht was vervat communistische penetratie een halt toe te roepen. De dag daarop was 8 april. De dag was nog jong, toen ik ontdekte dat het tankregiment van ons leger de hoofdstad had omsingeld. Dit kon maar één ding betekenen: een staatsgreep. Woedend liet ik de staf chef, Abu Nuwar roepen. Ik vroeg hem, wat dit mili tair vertoon te betekenen had. „Alleen maar een ver keerscontrole" zei hij zalvend „gewoon een rou tinezaak". Ik zei hem dat hij zyn troepen maar terug moest trekken. De volgende dag waren zQ weg. Het was nu de hoogste tijd om te handelen. Op 10 april ontsloeg ik de regering. Ik wist, dat Nabulsi dit ontslag tegen mjj zou aanwenden; dat moest dan maar. De vraag, die mij 't meest bezighield was: aan wiens kant staat de grote meerderheid van het Jordaanse volk? Wie zal het leger gehoorzamen als de zaken op de spits gedreven worden? De vooruitzichten waren niet gunstig. Tevergeefs probeerde ik in de volgende dagen een kabinet te formeren; Nabulsi had er voor gezorgd, dat geen van zyn volgelingen bereid was politieke verant woordelijkheid te dragen. Ik vroeg dr. Hoessein Fak- hiri Khalidi, een vooraanstaand Arabisch nationalist, maar hij slaagde niet. Vervolgens ontving ik Abdel- Halim Nimer, een lid van Nabulsi's party; ik hoop te dat hy een kabinet zonder extremisten zou kun nen vormen. Maar zyn partij weigerde mee te wer ken. Terwijl ik in onderhandeling ging met een der de kandidaat, Said Mufti, veranderde Nabulsi van mening: Nimer moest de opdracht toch maar aan vaarden. Had hy eenmaal een regering gevormd, dan was er nog alles mogelyk. Stafchef Abu Nuwar begon zich nu openlijk met de politiek te bemoeien. Na een conferentie met Sow- jetvertegenwoordigers en Egyptische agenten in Da mascus besloot hij, dat Nimer formateur zou moe ten zijn. Ik hield intussen vast aan Said Mufti; de ze werd echter door legerofficieren naar een leger plaats nabij Amman overgebracht, waar hem een ultimatum voor mij werd gepresenteerd om vóór ne gen uur 's avonds een regering te doen vormen „overeenkomstig de wensen van het volk en met een vertegenwoordiging van alle partijen". Terwijl ik op nieuw aan 't onderhandelen ging met Nimer, ont dekte ik hoe de zaken in feite stonden en wat de be doeling van de samenzweerders was. Eerst kreeg ik een vertrouwelijke melding van militaire eenheden in Zerka, de grootste legerplaats in het land, dat loyale troepen en commandanten plotseling waren overge plaatst naar afgelegen streken. Sommige resterende eenheden hadden al orders om zo nodig Amman te omsingelen. Twee twijfelachtige commandanten stonden nu aan het hoofd van het tankregiment en de prinses Alia infanteriebrigade. Vervolgens kwam een officier die ik goed kende mij verzekeren van de trouw van officieren, onder officieren en manschappen van het tankregiment. Hy vertelde me, dat de officieren waren ingelicht over het voornemen van de regimentscommandant de hoofdstad te omsingelen, het paleis te verove ren en my gevangen te nemen. De officieren hadden daarop onder elkaar vergaderd en gezworen hun land en koning trouw te blyven. Om zeven uur 's avonds, twee uur voor het aflo pen van het ultimatum, ontving ik Abu Nuwar. Terwijl ik hem vroeg verantwoording af te leggen, ging de telefoon. Abu Nuwar nam op en schrok. De man aan de andere kant van de lyn deelde hem mede, dat de prinses Alia brigade een gerucht ver nomen had, dat de koning gedood zou worden en op weg naar Amman was gegaan om mij te be schermen. De tyd van handelen was nu gekomen. Haastig stak ik mij in uniform, stopte de ontstelde Abu Nuwar en mjjn oom, Sherif Nasser In een auto en ging op weg naar Zerka. Even buiten de stad kwamen we al auto's vol met troepen tegen. Ik sprong uit de wa gen; manschappen kwamen van hun trucks. Plot seling herkenden ze mij. Zij omringden mij juichend; de tranen liepen me over het gezicht. Ik liet hen rechtsomkeert maken, naar het kamp: Abu Nuwar stond naast myn auto, als door de blik sem getroffen. Wy stapten In en gevolgd door de trucks met soldaten, die hun geweren afschoten in de lucht, reden we naar Zerka. Abu Nuwar beefde van angst. „Sta my toe om terug te keren naar Amman, majesteit", vroeg hy. „Waarom „Ik heb hen horen roepen om myn leven. Ik heb vrouw en kinderen. Als ik met U verder ga, zal ik vannacht sterven". Ik liep de wagen stoppen. Abu Nuwar stapte uit en verdween. De volgende ochtend zou hij naar Syrië vluchten. In zijn kantoor vonden we twee vlaggen: die van de „republiek" Jordanië.... Bij het binnenrijden van het kamp vond ik, dat de samenzweerders duchtig aan het werk waren ge weest. In de strafkwartieren heerste chaos; meubels en kasten waren tot splinters geslagen. Buiten vuur den machinegeweren. Ik sprak eerst de troepen toe vanaf de kap van myn eigen auto, daarna vanaf een tank. Kogels flitsten in het donker voorbij, zo dicht, dat ik ze kon horen fluiten. Een hachelyke onderneming was tussenbeide te komen op een plek, waar artilleristen elkaar beschoten. Maar mij over kwam niets. Tegen middernacht was de orde in de legerplaats hersteld en wist ik mij verzekerd van de trouw van het leger. Terug in Amman vond ik het paleis door loyale troepen bewaakt. Er waren nu nog snel twee dingen te doen, eer ik na een week nage noeg zonder slaap kon gaan rusten: een kabinet vormen en een radiotoespraak houden tot het volk. Het kabinet kwam er, maar moest na een paar da gen al weer vervangen worden; geen wonder: Na- bulski had er zitting in. En de radiotoespraak moest ik voor de zwakkere zender van Amman houden, omdat het grote radiostation te Jeruzalem toe valliggesloten was. Het hinderde niet meer. Jordanië zou nog moeilijke dagen krijgen, maar het was nu gered. De verraders hadden bij hun plannen één factor over het hoofd gezien: het Jordaanse volk. Copyright Prov. Zeeuwse Courant/Opera Mundi. In gesprek met generaal AU Abu Nuwar (rechts), die eens mijn vriend was geweest en later aan de zijde van de samenzweerders plannen beraamde om mij te doden. Eenmaal ontmaskerd smeekte hij voor zijn leven. Men heeft het mij later kwalijk genomen, dat ik hem niet ter dood heb laten brengen. Maar kon ik dat met een man, die mij lange tijd zo na had gestaan? Bovendien: wanneer ik hem had laten 'executeren, zou hij door mijn vijanden onmiddellijk tot martelaar zijn uitgeroepen en daar had ik geen behoefte aan. Hij ontkwam naar Damascus. (Van onze Amstei-damse redacteur) IJmuiden is uitverkoren als plaats van handeling voor de eerste „dag der zeevisserij", liet plaatsvervangend gebeuren vun de afgeschafte vlagge tjesdag. IJmuiden is overigens niet alleen daarom stil vandaag. Geruime tijd geleden al heeft het personeel van de visafslag hier niet alleen de vijfdaagse werkweek verworven, maar ook voor allemaal een gegaran deerd vrije zaterdag verworven. „Een onmogelijke situatie en uniek in de wereld", zegt reder ir. W. Polderman. „De ontwikkeling van onze haven wordt daardoor geremd. Schevenin- gen werkt wel op zaterdag en ik voor zie dat onze schepen daar zullen gaan lossen wanneer zij niet op vrijdag hier binnen kunnen zijn". Ir. Polderman heeft vaker sombere toe komstverwachtingen uitgesproken. Geluk kig wees h(j daarna steeds een positieve „uitweg" aan. Daarom ook heeft de rege ring hem benoemd tot leider van het ex periment dat probeert een gunstiger pers pectief te vinden voor de hele bedryfstak te weten: de verre vissery. Op de Noordzee dus dicht by huis is de laatste jaren een heel gedrang ontstaan van vele honderden schepen uit alle moge lijke landen, met name ook veel Russen. Daar dreigt' dus het hele jaar door overbe- vissing, niet alleen tijdens het haringsei zoen maar ook als het gaat om makreel en zelfs rondvis. Het schijnt, dat er verder ook biologische factoren in het" spel zijn mogeiyk een bepaalde cyclus. Daarnaast spelen de beschermende maatregelen van aanliggende landen een rol zoals het instel len van de beruchte twaalfmijlszone. Inter nationaal gezien kon men hierover, noch ten aanzien van de maaswydte der net ten e.d. tot overeenstemming komon. Nieuwe vis Er was dus alle aanleiding om te kijken of er mogelykheden zyn met minder risico's en meer opbrengst buiten de Noordzee. Maar Nederland wilde voorlopig daar niet aan en liet initiatieven op dit gebied over aan de concurrentie. Duitsers en ook De nen gingen, gesteund door hun overheid, elders het geluk beproeven. Zy brachten een betrekkeiyk nieuwe vis op de markt: roodbaars, lekker en niet duur. Die wordt nu notabene hier geïmporteerd, in filet- vorm, verpakt. Er bleek dus by ons een markt voor te bestaan. Waarom verzorgde onze eigen vloot die aanvoer dan niet? Waarschyniyk ontbrak de durf. Subsidie Bovendien was er geen subsidie van de staat beschikbaar. Die is er nu eindeiyk wel. Anderhalf miljoen gulden werd hiervoor gereserveerd. Op grond van een rapport over het economisch beeld van de zeevissery door de commissie-Diepenhorst. In het begin van dit jaar stichtten enkele reders een coöperatie Voor acht schepen die gedurende drie jaar de verre vissery zou den beoefenen in de wateren rond IJsland. Er ontstond een fel verzet bij de vakbe weging omdat de arbeidsvoorwaarden ge lijk zouden biyven aan die op de Noord zee. „Niet monsteren" was het advies. Eind januari vertrok desondanks het eer ste schip Sindsdien zyn al meer dan 20 reizen gemaakt. De vangsten waren tot nu toe abominabel. Ook de pryzen bleven laag liggen. Handen met geld „Handen met geld kost deze onderneming", vertelde van de week ir. Polderman. „Maar het is leergeld, we hebben dat dus heus niet in het water gegooid. Er wordt een schat aan ondervinding opgedaan met de al lernieuwste vistuig. Onze schippers kunivm bovendien samenwerken en allerlei gege vens, over vangstplaatsen e.d., onderling uitwisselen via hun radio. Op de Noordzee was dat altyd onmogelijk. Daar zouden tientallen schepen op welke melding hoe dan ook afkomen. Maar by IJsland is het stiller. En de daar gebruikte ultra kortegolf draagt niet ver. Overigens wordt niet voor het eerst zover gevist. In het verleden hebben sommige re ders hun schepen tydens „magere maan den" van het jaar reeds die kant op ge stuurd. Maar de ervaringen waren steeds slecht, omdat zy niet konden zorgen voor continue aanvoer van de min of meer on bekende vissoorten. Daar staat of valt ook ons experiment mee, vond ir. Polderman, de handel moet op regelmaat kunnen ver trouwen. Daarmee wordt dan vanzelf vraag gekweekt. Al moet ik hierbij meteen ver tellen dat naar ons inzicht de distributie ontwikkeling achterblijft door een gebrek o.a. aan machinale aanpak. Welke huis vrouw maakt in deze tijd vis zelf schoon? Wie wil nog met graten knoeien? Daar voor zijn er toch fileermachines. Maar helaas staan die nog niet in Nederland. IJmuiden gebruikt daarvoor nog kostbare handkracht, zo die al beschikbaar is. En zo kan het zelfs gebeuren dat onze roodbaars voor een zachte prys wordt opgekocht door buitenlandse handelaren die dezelfde vis la ter gefileerd en panklaar verpakt weer im porteren..." De afzet Ir< Polderman is van mening dat dit soort strubbelingen vanzelf verdwynt zodra een behoorly'ke afzet bestaat. „Dat hebben we gezien in de platvissector. Daar stygen de pryzen en de vloot breidt zich uit, men komt met de modernste kotter voor de dag. Dat bewijst myn stelling dat er kapitaal verkrygbaar is zodra een goede toekomst kan worden verzekerd". Ovevr de afloop van het experiment van de verre vissery kan nog niets worden voor speld. Stel dat de resultaten aan het eind van de voorgenomen periode gunstig zyn: wat dan? „Ik geloof, dat de volgende stap zal zyn het inzetten van chemiefabrieksschepen. De Duitsers werken daar trouwens al mee. Aan boord ondergaat de gevangen vis met een al bepaalde bewerkingen zo maakt men ook de lege uren produktief". „En als de proefneming mislukt?" Ir. Polderman moet er niet aan denken... Qp initiatief van de Frans-Neder- landse Vereniging te Parijs is een sympathieke poging gedaan om spe ciaal Friesland en Zeeland als twee waterprovincies bij de Fransen popu lair te maken. De Touring Club de France (T.C.F.) met in Frankrijk bijna een miljoen leden, beschikt niet alleen over een prachtig eigen ge bouw aan de Avenue de la Grande Armée, niet ver van de Are de Triom- phe, maar ook over een jachthaven en een aan de wal gemeerde ark. In dat zeer ruime en royaal ingerichte schip hangen ongeveer dertig fraaie foto's, sterk vergroot, van het Neder landse waterlandschap. Wij zagen er o.m. Terhorne, Eernewoude, het Pik meer (Skutjesielen!) en twee stoere boeiers met vol tuig. Er hangen starts van de Vryheidsklasse en van do jeugdboten (in de wandeling „Pluizers") en natuurlijk ontbreekt niet een vergroting van onze nationale Regen boog, helaas met een gekleurde ballon. Die gekleurde zeilen op het water men ziet ze helaas in toenemende mate ook in Frankryk zijn afschuwelyk. Een zeil be hoort wit te zijn, hoogstens bruin, bruin desnoods met lappen, maar een rode of blauwe fok doet pyn aan do ogen. Een speciale folder, die aan de Franse bezoe kers wordt uitgereikt, vermeldt de voor naamste jachthavens van Zeeland. Ook de steden Harderwijk (Vispoort) en Gouda (stadhuis) zyn fraai vertegenwoordigd. Vanzelfsprekend hangen tussen de foto's overal Nederlandse waterkaarten, ook van de grote rivieren. Maar de mooie kaart van het IJselmeer ontbrak. Die leegte zou nog worden aangevuld. De teksten by de foto's zijn afneembaar. Het is de bedoeling, dat het gezamenlijk fo tomateriaal ook in Duitsland en Engeland zal worden tentoongesteld. Permanent op de tentoonstelling Is aanwezig onze landge note mevr. Van der Weide, die met haar echtgenoot in Douai (Noord-Frankrijk) woont. Samen bezitten zij een als een schoe ner getuigde sloep, die de Zeeuwse wate ren bezeilt. De Frans-Nederlandse Vereni ging had geen betere vertegenwoordigster kunnen vinden, want ze spreekt niet alleen vlot Frans, maar weet ook alles van zeilen af. Aan boord kan men haar om een bood schap sturen. Dageiyks vertoont zy aan belangstellende Fransen een film over Ne derland met gesproken tekst en muziek. Port de plaisance Van deze gelegenheid willen wy gebruik maken om zeilend Nederland wat meer belangstelling by te brengen voor de jacht haven van Parys. Men vindt die haven, aan de Seine natuurlijk, in het hart van de stad: aan de rechteroever, tegenover het parlement en tussen de Concordebrug en de Alexanderbrug. De haven, die officieel Port de Plaisance heet, biedt een prachtig uitzicht over de druk bevaren Seine en de Eiffeltoren. Wie van boord stapt heeft alles vlak by de hand. Er zyn kerken in de directe omge ving. Restaurants liggen overal verspreid binnen handbereik en als men om dringen de redenen plotseling naar Nederland terug moet en de schuit wil laten liggen, behoeft men maar vyf minuten te lopen naar de Invalides, vanwaar de bussen vertrekken naar het vliegveld le Bourget of Orly. De gemeente heeft de haven in eigendom, maar het terrein is voor onbepaalde tijd afgestaan aan de Touring Club de France. Per jaar komen er 300 a 400 schepen uit alle delen van de wereld, kleintjes van drie tot vier meter, grotere tot 35 meter, die met een beetje behoorlijk weer op eigen ge legenheid het Kanaal oversteken. Van de gasten zyn verreweg de meesten Britten. Een bevaren scheepskapitein van de grote vaart, nu in ruste, is er havencommandant. Geen woonschepen Ieder schip, klein of groot, met of zonder motor, is in de Franse jachthaven wel kom, mits in behoorlyke staat. Woonsche pen, die er heen gesleept worden, zyn niet toegestaan. Twee dagen mag men er gra tis gemeerd liggen. Men begint pas te be talen by de derde dag. Er zyn speciale ta rieven voor het seizoen en buitenseizoen. Na twee maanden kan de ligtijd telkens worden verlengd, maximaal tot acht maan den, maar daarna moet men minstens twee maanden wegbiyven om andermaal voor een ligplaats in aanmerking te komen. De tarieven zyn matig: voor schepen minder dan acht meter lang tussen de 0.70 en 1.50 frank per dag en voor alle andere schepen tussen de 0.20 en 0.30 frank per meter en per dag. Men moet zich houden aan het oppertoe zicht van de politie en bovendien aan de al gemene voorschriften van de Touring Club. De club wil er om begrijpelyke redenen geen janboel van maken. Het Is dus verboden de vuile of schone was in het want te hangen, honden moeten aan de ketting blyven en men mag zich in de haven niet vertonen in slip of bikini. Ook het zwemmen in de haven is verboden, me de om veiligheidsredenen, want er staat op de Seine altijd een behoorlijke stroom. De havencommandant, die zich uitstekend in het Engels kan redden, zal geen woord zeg gen, als eigenaars een afgeschuurde plek van hun boot een kwast lak geven, maar het schip in de haven een grote schoon maakbeurt geven is niet toegestaan. Er is op het haventerrein ruimschoots ge legenheid om auto's te parkeren, met dien verstande dat de hekken van de haven voor het doorgaande autoverkeer gesloten zyn tussen 's avonds acht en 's morgens acht. Wie trek heeft in een biertje of een apératief kan in de bar van de Touring Club terecht. Internationaal In de Parijse zeilhaven kwamen van 1 ok tober 1961 tot 31 september 1962 in to taal 366 jachten, waarvan 190 Franse en 176 buitenlandse, verdeeld als volgt: 136 uit Engeland, 5 Belgen, 4 Denen, 1 Italiaan, 1 uit Panama, 14 Amerikanen, 1 uit Iran, 2 Nederlanders, 6 Duitsers, 1 Zweed, 1 Tu nesiër, 3 Zwitsers en 1 Canadees. Velen komen met hun schip ieder jaar naar Pa rys terug, o.m. de burgemeester van Ports mouth. die met zijn hele gezin het Kanaal oversteekt. Sommige Amerikanen hebben hun schip ergens in een Franse buitenha ven liggen en brengen hun vakantie afwis selend door aan de Middellandse Zee of in Parys. Wie zich aan de voorschriften houdt is ieder jaar welkom, maar de Touring Club heeft het recht om ordeverstoorders of hen, die zich niet aan de reglementen houden, zonder verdere opgaaf van redenen het verbiyf in de haven te ontzeggen. Ten overvloede nog een haast overbodige raad aan de zeilers, die naar Parys zouden willen komen: van zeilen op de Seine is door de stroom natuurlijk geen sprake en bovendien is er om de paar honderd meter een vaste brng. Maar men kan er, met een beetje comfortabel schip of met een motor boot, voor weinig geld een hele zomer blij ven liggen, zonder hotelkosten en zonder dure restaurants. Alle grote vermaakcen- tra liggen vlakby: de Comédie Francaise op het eind van de Avenue de 1 (Opéra,- de musichall Olympia cn de Opera zelf by de Concorde, de Paryse hallen en de fameuze bloemenmarkt liggen vlak langs de Seine. En na de avondmaaltijd kan men de neuzen plat drukken tegen de altijd verlichte etala ges van do Rue du Faubourg Saint-Honoré, een deftige winkelstraat, die haars geiyke niet heeft op ons oude continent,

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 19