SOEKARNO - „IK DENK
VAAK ZELFS NEDERLANDS
Indonesië opnieuw ontdekt (IV)
VROUWEN VAN AMBTENAREN
LEREN ONZE TAAL NOG
„Niet Luns-denken"
Graag plagen
Leren betalen
ZATERDAG 18 MEI 1963
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
De straten in Djakarta zijn niet smal en het niet al te overdadige
verkeer heeft er dan ook de ruimte. Iets buiten het centrum ziet. men
vooral betjaks, en - zoals op deze plaat - lieden, die hun marktwaar van
standplaats naar standplaats dragen. Opmerkelijk is in de staddat de
beiooners in het algemeen goed gekleed zijn uiteraard naar 's lands wijt.
T"'oen zaakgelastigde Barkman, in de prille morgen na zijn aankomst ih
Djakarta, gehuld in ochtendrobe de deur van zijn appartement in hotel
Indonesia opende voor zijn eerste eenvoudige Indonesische ontbijt dat er
ondanks een inleidinkje van papaya of ananas hier wél zeer Engels uitziet
wandelden in het kielzog van de in schilderachtig rood geünifor
meerde onberispelijke bediende meteen zijn twee eerste klanten, de slaap
kamerambassade binnen. Een spijtoptant en een Indonesische ëollicitant. De
laatste zuiverder Nederlands sprekend dan de eerste.
Er zyn nog altijd tienduizenden In
donesiërs die Nederlands spreken.
Maar het Indonesische gezantschap
in Brussel waar in alle kamers
rondom de hal waar ik indertijd op
mjjn visum moest wachten uitslui
tend Nederlands bleek te worden ge
sproken en alleen de portiers en de
chauffeurs van Belgische nationali
teit zich van Frans bedienden is
toch geen norm voor Indonesië.
„Het pré op andere landen dat Ne
derland heeft", voorspelde minister-
resident ir. Djoeanda, „sterft uit.
>at verdwijnt met onze generaties.
Met de generatie Nederlanders die
het land, zijn problemen, zijn land
bouw, zijn taal kende; met de gene
ratie Indonesiërs, die op Nederlandse
scholen met Nederlandse boeken, in
Nederlandse gezinnen en bedrijven
is opgegroeid. Wie zich hier in de
toekomst verstaanbaar zal willen
maken, zal het of in de Bahasa In
donesia of in het Engels moeten
doen".
Het is in belangrijke mate waar.
Maar niet helemaal. In de eerste
plaats blijken vooral voor het univer
sitair onderwijs rechten de Neder
landse handboeken nog vrijwel alge
meen. te worden gevolgd en een rech
tenstudie zonder grondige kennis van
het Nederlands werd door ieder met
wie ik er over sprak voor onmogelijk
gehouden.
Dat zal wel niet ten eeuwige dage zo
blyven, maar voorlopig zeker nog
wel, zo meende een hoogleraar in het
recht in een gesprek dat wij met hem
hadden. Hy zei bovendien de hoop te
koesteren, dat nu de Nederlands-
Indonesische betrekkingen groten
deels bevrijd lijken te zijn van de hy
potheek van het verleden, het gevaar
dat in een ogenblik van ergernis op
hoog niveau plotseling toch overhaast
de Nederlandse basis van deze stu
die, ongeacht de gevolgen, decretair
zou worden verwijderd, wel achter de
rug is. Er zijn andere soms heel on
verwachte factoren, die vóór een al
thans gedeeltelijke handhaving van
het Nederlands in Indonesië werken.
Een lerares Nederlands vertelde me,
hoe ze een jaar geleden enige jonge
Indonesische dames wier echtgeno
ten in hogere ambtelijke functies wa
ren gekomen, als leerlingen hadden
gekregen, omdat de dames, nu ze als
gevolg daarvan in hogere kringen
gingen circuleren, zich vaak pijnlijk
buitengesloten voelden bij de ge
sprekken, die daar vrijwel steeds in
het Nederlands werden gevoerd. Het
doet denken aan de na-Franse tjjd in
Nederland. Die heeft zich lang ge
handhaafd.
Minister van voorlichting dr. H.
Roeslan Abdulgani („ik schrijf
het eerste deel van mijn naam
met oe. omdat er anders op iedere
krantenzetterij altijd Rusland van
wordt gemaakt"), een van Soekar-
no's meest vertrouwde medewerkers
2el tijdens een ongemeen geanimeer
de officiële ontvangst die hij de plot
seling massaal in Djakarta aanwezi
ge Nederlandse pers-, radio- en t.v.-
verslaggevers bereidde, gekscherend:
„Ja, de president heeft in zyn poli
tiek manifest gezegd, dat er een eind
moet worden gemaakt aan het Ne
derlands denken in Indonesië. Ik heb
me afgevraagd, wat bedoelt die pre
sident nu toen? Kan hij aan me zien
als ik zit te denken, of ik Russisch,
Chinees of Nederlands denk? En als
de president zelf Nederlands spreekt,
wat hij meer wél dan niet doet in het
paleis, vraag ik me af, zou hy nu te
gelijk Nederlands kunnen spreken,
zonder het te denken. Ten slotte heb
ik voor mezelf maar geconcludeerd,
de president zal wel bedoelen, we
moeten niet Luns-denken".
Toen ik een beetje plagend tegen de
president de opmerking maakte, dat
zjjn Nederlands klonk, alsof hij het
nog dagelijks thuis sprak hetgeen
volgens ieder die hef weten kan het
geval is reageerde Soekarno
prompt met de opmerking: „Man ik
dónk vaak zelfs Nederlands!" waar
op prompt Abdulgani bulderend van
liet lachen de president beschuldigend
toevoegde:. „En ik heb hem net gis
teren verteld, dat U ons juist dat
hebt verboden".
Als het vandaag, vermoedelijk nog
evenzeer als in het verleden, on
danks alle vaak zorgwekkende
firoblematiek iets verademends Heeft
n Indonesië te vertoeven, dan is
dat niet in de laatste plaats om het
welhaast onuitputtelijk gevoel van
humor en om het feit dat men er op
alle niveaus gewoon blijft.
Soekarno. hard, moeilijk en ondoor
zichtig, een bron van hoofdpijn voor
vele diplomaten en regeringsleiders,
wordt niettemin door vrijwel elke di
plomaat die hem de laatste jaren van
nabij heeft gevolgd, als een staats
man en een groot internationaal po
liticus beschouwd. Wie hem van na
bij een massameeting ziet toespreken,
voelt zich tegelijkertijijd ongemak
kelijk door de wijze waarop hij met
die massa omspringt en haar in ver
voering weet te brengen, en gefasci
neerd door zijn talent tot acteren.
Meer dan door zijn woorden en zijn
politieke improvisaties, die een
hachelijk karakter hebben omdat hij
niet van tekst sprekend zich
door zjjn stemming lijkt te laten
meeslepen. Dan worden er ineens din
gen gezegd, waarvan men het gevoel
heeft, dat ze er veel ruwer en harder
uitkomen, dan politiek verantwoord
is.
Als Soekarno op een ogenblik waar
op de conferentie van staatshoofden
van Indonsië, de Philippijnen en Ma-
lakka over Malaysia op handen is,
plotseling uitbarst met de kreet, dat
Indonesië de opstandige beweging in
het noordelijk deel van Borneo open
lijk zal steunen omdat het altijd aan
de kant van de onderdrukten zal
staan, is er dan nog een weg terug?
Een enkele diplomaat die een nau
we relatie met hem onderhoudt, zei
me zonder aarzelen: „Soekarno is
een realist, die spoedig door heeft tot
waar hij kan gaanheeft hij me eer
der meer gezegd dan hij waar kan
maken, dan vergeet hij dat zonder
moeite. Dat is een deel van het ge
heim van zijn betekenis. Het is een
geliefd thema van westelijke mensen
met zuidoost-Aziatische ervaring er
van uit te gaan, dat een politiek
leider uit die landen geen gezichts
verlies kan verdragen. Mijn overtui
ging is langzamerhand, dat Soekar
no een te groot politicus is, om zich
over gezichtsverlies bezorgd te ma
ken. Maar óns geloof erin buit hn
met gretigheid uit".
Iets van de charme van de Indone
sische president, waarvan iedereen
in zijn omgeving onder bekoring is,
heb ik tijdens zijn ontvangst van de
thans in Indonesië aanwezige journa
listen geproefd. Mild, gastvrij, voor
komend jegens dames „aan het
hof van Soekarno gaan vrouwen al-
tjjd voor, worden dames voor hun
heren begroet. Elders is dat anders,
maar dit is mijn protocol" en met
een ononderdrukbare neiging een
beetje te plagen zonder zjjn opponent
in verlegenheid te brengen. Men
wordt verwacht met gelyke munt te
betalen.
Maar voor wat gevoel voor humor
betreft vindt hij zijn meester in zijn
minister van voorlichting Abdulgani,
de man, die toen hij na de oorlog
voor het eerst in Nederland was, en
op een tocht door Overijsel reed.
zijn auto liet stoppen langs het Mep-
pelerdiep om het water daar een
trap te geven. Zijn wraak op het on
schuldige kanaal uitlevend, omdat hij
in zjjn middelbare schoolopleiding
voor aardrijkskunde een onvoldoende
kreeg omdat hij in de rij van Overijl-
selse wateren 't Meppelerdiep vergat
zoals hij grijnzend vertelt. Abdulgani
js een van de acht vice-minister-pre-
sidenten en hij coördineert als uit
vloeisel daarvan het werk van vier
ministers, die aangezien er vrijwel
nooit een ministerraad is, en de be
sluitvorming via de raad van vice-
minister-presidenten geschiedt de
directieven van hem krijgen. „Het is
moeilijker mezelf te coördineren dan
mijn ministers. Vooral omdat ik bo
vendien nog minister voor indoctri
natie ben. Men zegt", zei Abdulgani
openhartig, „dat het met onze demo
cratie niet zo best gesteld is, sinds
we haar zijn gaan leiden. Ik vraag
me echter af hoe het met onze de
mocratie gesteld zou zijn wanneer we
haar niet zouden hebben „geleid".
Maar bedenk in ieder geval wel, dat
het niet zo is, dat onze mensen geen
kritiek zouden mogen hebben; al zou
Je het aan onze kranten natuurlijk
niet zeggen. Toen ik laatst in mijn ei
gen kampong kwam, zeiden mijn
mensen daar, „Oompje, we weten
niet of je oo khier met je indoctrina
tie (van de Pantjasila-, de Nasa-
kom- en de Gotong-royong-beginse-
len) komt ,maar wij zien je liever ko
men met endok, tri, nassi eieren,
vis en rijst. Ze hadden het slechter
dan ik dacht en dat staken ze niet
onder stoelen of banken".
K bdulgani geeft onomwonden toe,
r\. dat het met de Indonesische eco
nomie niet by zonder goed gesteld
is. „We hebben ons helemaal op de
bevrijding van Irian moeten concen
treren, en dat heelt enorme bedragen
gekost. Niet dat we er niet van ge
leerd hebben. We hebben bijvoorbeeld
onderzeeboten leren besturen, we
hebben ze leren kopen, alleen hebben
we nog niet geleerd ze te betalen.
Soedah. Maar het is nu wel tijd dat
we onze economie in orde brengen".
Minister-president Djuanda „ik
weet niet of ik na de conferentie, van
Bandoeng nog minister-president zal
zijn, maar kom er heen dan hoort U
het daar uit de eerste hand. Of niet"
zei dat Indonesië om orde op zijn
economie te stellen, een politiek van
stabilisering zal gaan volgen. Ver
mindering van het deficit op de
overheidsuitgaven, door verhoging
van inkomsten en verlaging van uit
gaven. Met name door vermindering
van het aantal ambtenaren, dat thans
meer dan 1,3 miljoen telt, zonder de
militairen. Het aantal militairen zal
wel worden verminderd, maar de eer
ste twee jaren zeker niet in sterke
mate.
De officieel opgegeven reden is, ten
eerste, dat het leger bjj de uitvoering
van genieenschapswerken draina
ge, wegenaanleg, etc. moet wor
den ingeschakeld, om zo een basis
voor produktie-opvoering en afzet te
leveren en ten tweede dat het geen
zin heeft door snelle aflvoeïïng van
militairen werkloosheid te scheppen.
De niet-officiële redendat het leger
niet erg gebrand is op vermindering
van zijn sterkte met het oog op de
mogelykheïd van avonturen van links
waartegen het zich de beste garantie
acht. Maar zelfs de P.K.I. zegt dat
hier niet hardop. Dat past niet in het
beginsel van Nasakom.
In een van de vele kampongs, waar de handel al sinds overoude tijden
langs de stoeprand wordt bedreven. Vooral levensmiddelen worden hier
te koop aangeboden. Op de payar, de dagelijkse markt, vindt men ze
overigens ook maar daar is het assortiment aan goederen groter.
Nog een stukje Mcdan Merdéka met in aanbouw het gigantische
bevrijdingimonument. Op de voorgrond een typisch Javaans verschijnsel:
de man die tweo zware lasten aan een stok op zijn schouder draagt.
Minister Roeslan Abdulgani hield in hotel Indonesia de eerste ontvangst voor Nederlanders sinds zes jaar, toen
hij ons journalisten ontving.
Opnieuw een.beeld van het verkeer in Djakarta, per fietsper betjak en per trein.
In de onmiddellijke nabijheid van de modernste bouw- buurten aan de kali, waar het leven nog niets van zijn
werken in Indonesia's hoofdstad liggen nog de kampong- oosterse rust schijnt te hebben verloren.
Wat eens in al zijn uitgestrektheid ,^Boning0plein"
heette, is nu in Djakarta onder geen andere naam be
leend als ,_Medan Merdeka". Rond dit plein staan grote
bouwplannen op stapel: hoge kantoorgebouwen van
staat, provincie en stad. President Soekarno wil van het
centrum eefi moderne representatie van de jonge staat
maken, maar dan in (modern-) Indonesische trant. Op
de foto een stukje bedrijvigheid op het Medan Merdeka
Selatan, waarbij „Selatan" zuid betekent. Op de voor
grond eeti Chinese fietstaxieen Betjak.