DE DAG WAAROP IK MAN WERD Vrijdag 20 juli 1951: HOESSEINS POLITIEKE TESTAMENT SUNIL WAST STRALEND WIT- VRIJDAG 10 MEI 1963 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 11 A chter de oostelijke grens van Israël, met een formi dabele saillant vooruitsprin gend in het gebied van de jonge Israëlische staat, ligt Jordanië. Grotendeels woes tijn wordt het ingesloten door enkel naijverige buren: Israël in de eerste plaats, maar ook door de Arabische broedervolkeren die Syrië, Irak en Saoedi-Arabië bewo nen. De oppervlakte van het land is twee- a driemaal zo groot als die van Nederland; het aantal inwoners bedraagt nog geen twee miljoen. Jordanië, voluit: het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië is dat blykt bijna dageljjks uit het nieuws een zeer benarde staat. Het stuurt een eigen koers en deze is maar nauwelijks naar de zin van de man, die zich als de leider aller Arabieren beschouwt, presi dent Nasser van Egypte. Nu on langs Egypte, Syrië en Irak tot een samengaan in federatief ver band hebben besloten, is de druk op Jordanië om zyn onafhankelij ke politiek te verlaten sterker dan ooit geworden. De figuur in Jordanië, tegen wie al sinds jaren vanuit Egypte en met dit land bevriende staten een felle campagne wordt gevoerd, is de monarch van het Hasjemitisch koninkrijk: de jonge koning Hoes sein. Sinds 2 mei 1953 regeert hij zyn land; niet op de wijze die het westen met zijn parlementaire de mocratieën gewend is, maar ook niet helemaal meer als een abso luut vorst. Koning Hoessein heeft in de jaren na 1953 de volle last van zijn verantwoordelijkheden moeten dragen; zijn monarchie en zijn leven hebben meermalen in gevaar verkeerd en ook thans, nu de politieke .moeilijkheden in en rond zjjn land zich toespitsen, is de situatie waarin hij verkeert, stellig niet zonder gevaar. De jongste regerende telg uit het Huis der Hasjemieten is zich daar wel van bewust. Is dit voor hem de drijfveer geweest om vorig jaar zijn eigen leven te gaan beschrijven? Hij alleen kan er ant woord op geven. Er zijn passages in zQn boek, die erop kunnen wij zen, dat hij voor de historie heeft willen vastleggen wat zijn motie ven zijn geweest, eer hij door een kogel dodelijk zou worden getrof fen. Zo is dit boek een testament, geopend bij het leven. Het is meer. Een felle aanklacht bovendien te gen hen, die in zijn ogen zijn land en zijn volk naar het leven ston den en nog staan. Een onthulling tenslotte van het geïntrigeer te gen Jordanië en zijn monarch in de nabuurlanden, met name in Koning Hoessein heeft zijn auto biografie getiteld: „Uneasy lies the head"; hij heeft het een op dracht meegegeven: „Dit boek is bestemd voor het volk van Jorda nië". Men moet het dan ook in eerste instantie beschouwen als een persoonlijke verklaring van de vorst tegenover zyn eigen volk. Dat wij niettemin met voldoening kunnen berichten, ons de publika- tierechten van dit door koning Hoessein zelf geschreven politieke testament te hebben verworven, vindt zijn grond in de omstandig heid, dat al is de visie van Hoes sein een persoonlijke, zijn boek een schat aan informatie bevat, niet alleen over zijn eigen persoon en zijn persoonlijk leven, maar vooral ook over de politieke ontwikkelin gen in het Nabije Oosten, dat zoals weleer de Balkan voor Euro pa was thans het kruitvat in het Middellandse Zeegebied ge noemd mag worden. Persoonlijke visie Men hoeft het met de politieke visie van koning Hoessein niet eens te zijn om niettemin zijn eigen kijk op de politieke situatie van de Arabische wereld te kun nen waarderen. Een voorbeeld daarvan vormt de uiteenzetting van de vorst ten aanzien van het probleem Israël. De algemene be wondering in het westen voor de Israëlische staat laat maar weinig ruimte voor de grieven van de Arabische staten. Hoesseins visie terzake kan er stellig toe bijdra- fen, dat men zich ten aanzien van e consequenties, die verbonden zijn aan de vestiging van de joden in Palestina een oordeel vormt, waarin ruimte ls voor nuances. Het heeft nu eenmaal geen zin om voorbij te lopen aan de ingekan kerde Arabische haat jegens Is raël en te doen alsof deze niet be staat. Gezegd mag overigens wor den, dat koning Hoessein ten aan zien van Israël een beleid propa geert, dat stellig niet gericht is op het toespitsen van de bestaande tegenstellingen. In de loop van de komende dagen zullen In een aantal geïllustreerde afleveringen de meest belangwek kende hoofdstukken uit koning Hoesseins boek worden gepubli ceerd. Deze publikaties zyn exclu sief voor Nederland; nadruk in welke vorm ook is verboden. Vandaag plaatsen wij van dit vaak fascinerende verhaal de eer ste aflevering. Wij hebben er één passage van Hoessein, afstamme ling van de onverschrokken be doeïenen uit de Arabische woes tijn, niet in opgenomen, omdat zij hier ter inleiding méér zegt dan vele andere passages: „De Arabische landen zyn niet als andere. Een mensenleven is er al te vaak maar weinig waard en het doden van een mens maakt dik- wyls niemand warm of koud.... Ik heb geleerd, hoe onbelangrijk de dood is: wanneer een mens moet sterven, is het Allahs wil. Daaruit heb ik de innerlyke vrede gevon den, die gegeven wordt aan hen, die de dood niet vrezen". foen ik nog een jongen was, liet mijn grootvader, koning Abdullah geen gele genheid voorbijgaan om mij te verzekeren, dat Jeruzalem een van de mooiste steden ter wereld was. Zelf kwam hij uit de Hijaz, de trillende woestijn ten noorden van Yemen met Mekka, de geboorteplaats van de Islam, als centrum. Vanuit de Hijaz was mijn grootvader naar het noorden opgerukt tij dens de Arabische Opstand. Maar toen de jaren voorbij waren gegaan en hij zich in het noorden gevestigd had, trok zijn hart meer en meer naar Jeruzalem. En als jongen leerde ik de stad zien door zijn ogen: de heilige plaatsen, de oude muren, de slanke mi naretten, de olijfbomen van Gethsemane en de pleintjes rond de Via Dolorosa door de eeuwen heen stille getuigen van tragedie en bloedvergie ten. Maar ook: plaatsen waar geloof en hoop ontsprongen. Jeruzalem is een stad, die haar gelijke niet heeft. In Jeruzalem begint myn verhaal. Om precies te zyn: op vrydag 20 juli 1951. En ook de plek is nauwkeurig aan te geven: de El Aksa moskee. Daar werd ik In enkele verschrikke lijke seconden van jongen tot man. Mijn grootvader en lk brachten twee dagen in de stad door. De sfeer was er gespannen. De nederlaag tegen Is raël had de hele Arabische wereld met verstomming geslagen. Waar wy myn vader kroonprins was, ontving hij uit de schatkist niet meer dan tienduizend gulden per jaar. Een an der inkomen hadden wij niet. Toen ik nog maar een jaar was, werd er een zusje geboren. Het stierf nog geen maand oud aan longontsteking omdat wij niet genoeg hout hadden om in de koude winter ons huis te verwarmen. Van myn neef, de latere koning Feisal van Irak, kreeg ik als jongen eens een fiets cadeau. Ik was er enorm zuinig op; iedere ochtend 'voor schooltijd poetste ik hem hele maal op en zelfs na een jaar zag hij er als nieuw uit. Maar op een dag kwam mijn moeder mij vragen er af stand van te doen. Wfl hadden geen slechts verbroken door heftige gesprekken. De gezichten in de stra ten stonden donker. Jordanië was in mUn jeugd een vre dig land geweest. Het stak zijn neus niet in andermans zaken; de bevol king werkte hard, eerde de profeet, gehoorzaamde de wetten en vroeg .1: ris anders dan een leven dat zou culmineren in een goede plaats in het paradys. Maar nu was dat allemaal anders geworden. Jordanië was geen plek van vrede meer; de maandag te voren was een gast van het land, de Libanese staatsman Riyad il Suhl, in Jordanië vermoord. Het gistte in het land. En ik heb altyd gevoeld, dat Egypte hiervoor in belangrijke matej aansprakeiyk was. Mijn grootvader; had daar veel vijanden. Ik was er juist uit teruggekeerd en had gezien, hoe de haatcampagnes tegen koning Abdullah er werden aangewakkerd. Egyptenaren zyn gemakkelijk te be ïnvloeden; iemand moest de zondebok zyn voor de nederlaag tegen Israël. Iemand moest ook de aandacht van de ellendige fellaha's afleiden van hun eigen miserabel lot. Egyptes heersers strekten hun beschuldigende vinger uit naar mUn grootvader. Ons gezin - mijn jeugd Koning Abdullah genoot op zjjn ne genenzestigste jaar nog een voortreffelijke gezondheid. Mjjn va der, de latere koning Talal, verbleef in Zwitserland om ér te herstellen van een ernstige geestesziekte. Mijn moeder, prinses Zeln, was vol be zorgdheid over me. Zij had het niet gemakkelijk, want de monarchie in. Jordanië is nooit ryk geweest. Toenl Dat koning Abdullah mijn school be taalde, had consequenties. Hy hield steeds een oogje op myn vorderingen en wanneer ik met vakantie was, liet hij mij privélessen geven. Ik stond dan 's morgens om zes uur op en was om half zeven in het paleis. Daar zat dan de leraar al klaar. Niet zelden kwam myn grootvader zelf controle ren of ik iets presteerde, hetgeen meestal uitliep op het opzyschuiven van de leraar en het zelf ter hand ne men van de boeken. Om half negen aten we een bescheiden ontbijt, voor al bescheiden omdat myn grootvader van mening was, dat wie met een halfvolle maag werkt, een prikkel heeft om op te schieten! geld meer. Ik scheidde met tranen in mijn ogen van mijn fiets. Hy' bracht vyftig gulden op. Maar ik vind het niet erg om arm te beginnen. Wie in de aanvang aan weinig gewend is, apprecieert later veel meer de waarde van het geld. Al bij al heb ik zeven scholen bezocht, in Amman en in Alexandrië. Vooral aan het Victoria College in Alexan drië bewaar ik de beste herinnerin gen. De lessen in Engels en Arabisch vulden elkaar voortreffeiyk aan; ik maakte er kennis met voetbal en cricket, met boeken en kameraden. De twee jaar daar behoren tot de ge lukkigste uit myn jeugd. Mijn grootvader droeg de kosten van deze opleiding. Maar ook hij moest rondkomen van een bescheiden stantssalaris en dus kon er niets extra's af. Ik had in Egypte maar een heel klein zakgeld, waarvan ik nauwelyks een paar sandwiches kon kopen. Meestal ging ik ook 's middags naar het paleis en dineerde met hem. 's Avonds sprak hy over de subtilitei ten van de koninklijke taak. Ik trad vaak voor hem op als Engelse tolk en ging dikwyls mee op zijn tochten langs zyn geliefde bedouïnen. Hy leerde my veel. Dat de dood niet be langrijk is byvoorbeeld, omdat wan neer je sterft, dit Allahs wil is. Ik geloof, dat ik goed en onbevreesd be hoor te leven, trouw aan myn princi pes. Wanneer ik sterf, moet ik er ten minste van overtuigd zyn, dat ik mjjn best heb gedaan. De kleinzoon, niet de zoon De zorg, die koning Abdullah aan mij, zyn kleinzoon besteedde wordt begrijpelyk tegen de achter grond van de familieverhoudingen. Mijn vader was zeker niet de zoon, die koning Abdullah zich gewenst had. Hy had een dappere, onver schrokken stamhouder gewild, een bedouïen in de grote traditie van de Arabische Opstand. En wat had hij? Een invalide. Het was de bitterste te leurstelling van zyn leven. De beide mannen, hoe voortreffelyk ook ieders karakter was, kenden elkaar niet en zij begrepen elkaar nog minder. Opportunisten maakten van deze verschillen gretig gebruik. Nooit heeft myn grootvader geweten, hoe toegewyd zijn zoon hem eigenlyk wel was. In koning Abdullahs ogen werd ik de zoon, die hij zich altyd had voorgesteld. Ik was niet bang voor hem. Ik hield van hem en res pecteerde hem zeer. Slechts één ding heb ik voor hem verborgen proberen te houden: myn rage voor auto's. Toen hy ontdekte, dat ik er een had, wist ik me geen raad. Maar hij glim lachte en zei: „Wees voorzichtig!" „Ga niet naar Jeruzalem" Op woensdag 18 juli 1951 zouden wij naar Jeruzalem gaan, koning Abdullah en ik, de kleinzoon in wie hy zyn aspiraties vervuld dacht te zullen zien. Juist voor wij vertrokken, vroeg de Amerikaanse ambassadeur een audiëntie aan. „Mag ik Uwe Majesteit dringend ver zoeken" zei hij „niet naar Jeruzalem te gaan? Ik heb aanwijzingen, dat men een aanslag op uw leven wil ple gen. Ik moet U met klem vragen van uw voornemen af te zien". Myn grootvader weigerde. Maar toen de Amerikaan was vertrokken zei hij me: „Mischïen weet je, dat ik ver schillende mensen heb gevraagd me naar Jeruzalem te vergezellen, 't Is vreemd: sommigen schynen geen zin - te hebben. Ik heb nog nooit zulke ge zochte smoesjes gehoord." Wy gingen. Op vrijdagmorgen waren we al vroeg onderweg omdat we vrienden zouden bezoeken in Nablus. Toen ik aan de ontbijttafel verscheen, keek mijn grootvader my aan en vroeg: „Waarom ben je niet in uni form?" Ik had er maar één en dat had ik de vorige dag gedragen. Het was teruggestuurd naar Amman om opgeperst te worden. Maar ik was zo goed niet, of ik moest een auto uit- sturen om het terug te halen, wy kwamen Jeruzalem per auto bin nen. Zwaar gewapende troepen be waakten de straten. De mensen op de pleinen en in de deuren zagen ons nors aan. Toen wij de Oude Stad bin nenreden en uitstapten was het mili taire escorte zo massief dat ik een officier vroeg: „Wat is dit eigenlijk een begrafenisstoet?". Ontmoeting met de dood Ik liep een paar passen achter myn grootvader, toen wij de deur van de moskee naderden. Een erewacht presenteerde het geweer. Koning Ab dullah keerde zich in de deuropening om en zei tegen de commandant van de erewacht, dat in een heilige plaats geen militair vertoon behoorde te zijn. Toen ging hij de moskee binnen. Nog geen drie passen in de hal ontmoette hij de man, die voor hem de dag in de nacht zou ver anderen maar hij heeft hem nooit gezien. De man had een pistool in zijn hand en vuurde, van een afstand van nog geen twee meter. Mijn grootvader werd in het hoofd getroffen en viel. Zijn tulband rolde weg. Op dat ogenblik stond ik verstijfd; ik was ten slotte nog maar zestien jaar. De moordenaar bleef een ogenblik Mijn grootvader, koning Abdullah, op de dag, toen Arabische troepen Palestina binnenrukten om te pogen de vestiging van de Israëlische staat onmogelijk te maken. Het mislukken van die poging betekende voor de koning het einde van alles. stil. Toen draaide hy zich om en vluchtte het bedehuis in. In besprong hem. Maar terwyi ik dat deed, zag ik schuin achter mij, hoe mijn grootva ders getrouwen als oude vrouwen een goed heenkomen zochten. Schoten klonken. De moordenaar zocht wild een uitweg. Toen zag hij mij. Hy hief het zwarte pistool en vuurde. Ik voelde een hevige schok tegen myn borst en viel bijna om. La ter bleek, dat de kogel was afge schampt op een medaille op myn uni form. Het uniform redde my het le ven én het feit, dat ik niet helemaal recht voor de schutter had gestaan. Terwijl de moordenaar onder de ko gels van de wacht neerviel, knielde ik bij de koning. Er was geen leven meer in hem. Ik was alleen, geheel al leen. Toen ik later op het vliegveld wacht te, realiseerde ik my welke last op myn schouders was gekomen. Mijn vader lag ziek in Zwitserland en ik was nu de kroonprins. Wat kon de toekomst voor goeds brengen? Terwijl ik daar stond, op een afstand van de anderen, kwam een man in luchtmachtuniform op me af. Hij had een rood, ruig gezicht, sterke tanden en blond haar. In een nadrukkelijk Schots accent zei hy: „Ga met my mee, meneer. Ik zorg voor U". Met z'n tweeën beklommen wij een tweemotorïg vliegtuig, een De Ha- villand Dove. De man was Jock Dal- gleisch van de It.A.F. Hy bracht me terug naar Amman. Wij konden niet vermoeden, dat hy my twee jaar later zou leren vliegen en dat wij samen, zeven jaar later, In hetzelfde toestel zouden worden aangevallen door Sy rische Mig-straaljagers. De volgende dag droeg lk voor het eerst in mijn leven een pistool in myn zak. (Wordt vervolgd) Copyright Prov. Zeeuwse Crt - Opera Mundi. Poolse „deserteur" was een fantast Het verhaal van de sjofel uitziende man, die vrydag heeft gepoogd politiek asiel te verkrygen doch zaterdag door de Amsterdamse vreemdelingendienst als vreemdeling is ingesloten omdat hij geen identiteitspapieren en geen geld by zich had, zijn verhaal namelijk dat hij als Pools militair uit een legerplaats aan de Duits-Poolse grens was gedeserteerd en via Oost- en West-Duitsland liftend en fietsend naar Nederland was gevlucht, blykt totaal verzonnen. Op verzoek van de hoofdstedeiyke vreemdelingenpolitie heeft Interpol de gangen van de man nagegaan. De uit- hoezeer de twyfel van de Amsterdamse politie gerechtvaardigd was. De man is inderdaad een Pool, doch hij is reeds sinds 1949 in Bottrop (Duitsland) woon achtig en als mijnwerker werkzaam. Daar is hy met een Duitse vrouw ge trouwd. In de avond van de eerste mei is hy na een ruzie met zyn echtgenote weggelopen en naar Amsterdam ge fietst. De Amsterdamse politie heeft de „de serteur" aan de grens overgedragen aan enkele Duitse collega's die door zyn vrouw reeds van zijn vlucht op de hoog te waren gesteld en die hem by haar zullen terugbrengen. President Nasser van Egypte, de promotor van de Arabische eenheid onder Egyptes leiding wel te verstaan. Hij bezocht mij in Amman, was de hoffelijkheid zelf, maar intussen stortte de Egyptische radio een ononderbroken stroom van beschuldi gingen over mij uit. SUNIL blauwt voor u èn SUNIL is nylon-actief

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 11