Gedichtenbundels van W.HussemJ.A. Emmens en Wilfred Smit HET PUIKJE VAN DE POCKETBOOKS BRAHMS ZOU NU WEL ANDERS PRATEN zaterdagnummer Zaterdag 20 april 1963 DERIODIEK KOMT DE wes terse wereld in de ban van het oosten; de kunst getuigt er van in de loop der eeuwen. Exo tisme, oriëntalisme van wisse lende oorsprong beïnvloedt dan onze dicht- en schilderkunst. Men denke b.v. aan de Chinese invloeden tijdens en na het Ro coco, het Arabische stempel op vele uitingen der romantiek. Soms gaat zo'n golf exotisme tevens gepaard met beïnvloe ding van de filosofische stro mingen. Steeds is het echter zo, dat er een zekere overeenkomst moet bestaan tussen de geestes houding van een bepaald tijdvak en het voorkeurs-oriëntalisme. Letterkundige kroniek door HANS WARREN Zocht een vorige generatie, nog in de ban van de Art Nouveau (Ju gendstil) het meer bij de Chinezen (en dan vooral utterly k: kimono's, chrysanten, draken, reigers, waai ers en maneschijn), de huidige gene ratie, opgegroeid tussen de kubus sen, de rechte lijnen en vlakken der Nieuwe Zakelijkheid, de schilderijen van Mondriaan, blükt gemakkelijker aansluiting te vinden bij de Japan ners en de levenshouding die uit het Zen-boeddhisme voortvloeit. In de schilderkunst geeft deze affiniteit aanleiding tot het ontstaan van ab stracte schilderijen die aan Japanse calligrafieën doen denken, in de dichtkunst tot een hausse in haiku's en in Japans-bondige trant geschre ven uiterst korte verzen. Notities die verzwijgen, sugereren, de stlite la ten spreken. Deze nieuwe vorm van exotisme lijkt ons dieper tot de kern der dingen, ook der poëzie, door te dringen dan voorheen het geval geweest is. De chinoiserieën uit de tijd van Slauer- hoff en daarvóór (reeds Slauerhoff nam duidelijk stelling tegen het ba rokke en lieflijk-sierlijke der Simili- Chinese verzen) waren meer op het uiterlijke effect berekend, behaag- zieker, vrouwelijker. De moderne ex otische richting is innerlijker, man nelijker, en bij alle soberheid en ka righeid in wezen veel poëtischer. Rij per en wijzer ook, er is minder illu sie en zelfbedrog in. De haiku is een der meest geconcen treerde poëzievormen die er bestaan. In klassieke vorm is het een gedicht je van j.7 lettergrepen, drie regels van respectievelijk 5, 7 en 5 letter grepen, die onderling nog aan vele wetten moeten gehoorzamen. De ou de Japanners zagen soms kans die 17 lettergrepen met zoveel poëzie te met „Tabi ni yande" van de grote Basho (16441694), zijn „jisei" of doods vers (beschaafde Japanners plachten op hun sterfbed een jisei te dichten, vaak zijn deze bijzonder aangrijpend), die in vertaling onge veer luidt: Al reizend ziek gexcorden - mijn dromen zwerven over verdorde moerassen Ook een gedichtje als „Moeizaam trekken paarden/een kar voort/door de sneeuw/om hen zweven vlokken" is imitatie. Niettemin slaagt Hussem er soms in, een zeer treffend gedichtje te schrij ven dat de vergelijking met goede Japanse verzen doorstaan kan. We citeren er enkele: mensen zijn wolken waar zij komen betrekt de lucht het smetteloze van de diamant bracht mij zo in verwarring dat ik de ring heb afgedaan een valk staat in gebed boven het maaiveld de prooi verhoort het nu de maan uitkijkt over het populierenbos sneeuwt het nachtmuziek laden, dat enkele haiku's tot de hoog tepunten der wereldliteratuur gere kend mogen worden, tot de hoogste poëtische uitingen der mensheid. Het spreekt vanzelf dat dan het uiterste van concentratie en weglaten bereikt moet worden, en dat navolging er van zelden blijvende resultaten ople veren zal. Ten onzent schrijft Max Croiset, de toneelspeler, verzen die aan deze Ja panse poëzie verwant zijn, en ook de pasverschenen bundel „Lente in de herfst" van de Haagse schilder dichter W. Hussem is zonder Japan se voorbeelden ondenkbaar. Er ko men zelfs verzen in voor, zoals „Elf stedentocht" die men zuivere imita tie noemen kan. Men vergelijke: Elfstedentocht en ziek te bed mijn dromen schaatsen over de meren de wolken leggen hun ruzie bij ik ben tot op mijn huid toe nat sneeuw heeft de wind het zwijgen opgelegd de stilte spreekt In de „langere" gedichten (lang in verhouding tot de hierboven geci teerde) is de poëtische zeggings kracht direct veel slapper. Een haiku kuur zou overigens al onze wijdlo pige en uitbundige poëtische praat vaars beslist goed doen. Wilfred Smit en J. A. Emmens hebben dit gemeen, eventueel ook met Hussem, dat hun Muze iets onzwaarwisehtigs en lichtvoetigs heeft. De muze die de Nederlandse poeten pleegt te bezoeken is meestal van een Germania-achtig ras. Volu mineus, matriarchaal, angstwekkend serieus. Mogelijk was er ook zo'n dame op paa naar Emmens en Smit en ontweken deze dichters angstig de naderende stap en kus; hun poë zie werd er wel wat mager en vluch tig van, maar behield althans iets speels. Zi.j zijn de dans ontsprongen. Men hoeft het gelaat niet in de krampachtig-tragische plooi te trek ken als men hun bundeltjes opent, men kan ze glimlachend lezen. „Autobiografisch Woordenboek" noemt Emmens tekenend zijn ver zameling korte verzen die gevolgd worden door een alfabet van aforis men en arabesken in proza. Verbrok keld, versplinterd, los zand, vol fon kelende facetjes. „De samenhang van een individu is niet groter dan van een woordenboek" lezen we er, een goede zelfanalyse. De gedich ten zijn te mager, zij drijven meestal te uitsluitend op een aardige vondst, een woordspeling. „Dan nog liever de lucht in met Van Speyk,/een écla- ïnte verdwijning". Tekenend is ook: AGRESSIEF PLAN Iets maken van droog zand, een vuistje ballen van droog zand, een zucht van droog zand slaken. Een heel klein kluitje van droog zand verschieten: het valt als droog zand uit elkaar. Men moet hier werkelijk niet te veel van krijgen. Zijn o.i. vers is: MEESTERWERK Wat nu de Saul van Rembrandt betreft, mij ontbreekt het wel eens aan een tulband en iemand die harp of harpsichord voor mij speelt, aan een scepter en een bescheiden gordijn waarmee ik tranen kan drogen. Van de aforismen, een in onS land helaas heel weinig beoefend genre, schrijven we er twee over (de kort ste zijn ook hier de beste, kernach tigste): Flink. Betekent in het Nederlands: met een gebroken been en een maag zweer achter de toonbank blijven staan om krenten te verkopen, ingewikkeld geworden dat een huwe- Huwelijk. Hun verhouding is nu zo lijk onvermijdelijk moet worden ge acht. Het geheel: geen gebeurtenis, wel een aardig, onderhoudend boekje. TI Tilfred Smit heeft het geluk of VV het ongeluk gehad dat Vestdijk bijzonder lovend over zijn debuut, „Een harp op wielen" geschreven heeft. Zijn tweede bundel heet „Fransje" ook hier een verraderlijke (of „goe de") titel die van zelfkennis getuigt. Het is kleine poëzie, maar vaak van een heel grote charme. Beter dan omschrijvingen een voorbeeld, het speelse: OVER VIOLEN Krullen, jazeker, maar niet week zoals z'n neef ze draagt, een stem van mottenziek fluweel maar roder, manlijker. zo groeiden ze samen op vroeg leed vroeg donker dezelfde kleinnapolitaanse straat in de barok, wie oren heeft en geld vindt hen vanavond nog: da gamba, d'amore. In de barok, dat is deze poëzie in derdaad, zo'n vers doet denken aan barokliederen. Onder het speelse, zoete, steekt een slangetje, zijn kop je op. Zoals gezegd: kleine poëzie, maar in elk geval poëzie, en dat is heel veel. CHRYSANTEN ,fNaar de kleur zijn ze uit een oud mantelkostxium, bruin dat blijft". „nee, het doet denken aan een zekere Monika, het bruin dat blond moest zijn" „ach, zoiets verknipts uit de tuin! de gever is lief maar de bedoeling duister". 't is met chrysanten als met de mening van wouwen over het tedere leven als goudgeel bedoeld, dan vernist, en tenslotte gebrekkig weergegeveti. W. Hussem: Lente in de herfst. Be zige Bij, Amsterdam. J. A. Emmens: Autobiografisch Woordenboek, Van Oorschot, Amsterdam. Wilfred Smit: Fransje, Polak en Van Gennep, Am sterdam. Het heelt de Ciciliaanse prins Giuseppe di Lampedusa als auteur niet meegezeten. 25 jaar lang heeft hij over een boek gemediteerd en het daarna in één jaar tyd ge schreven. Hij kon er geen uitgever voor vinden. Na zijn dood bleek het een wereldwijde bestseller te zijn: H Gat- topardo, in de Engelse vertaling, die in Fontana Books herdrukt werd: The Leopard. Het is een historische roman, die speelt in de tijd van het Risorgimento, de door Garibal di gevoerde strijd voor de eenwording van Italië, om streeks 1860. Het is evenwel ook meer dan een historische roman omdat het de botsing beschrijft tussen de oude, feudale instelling van de goedaardige en bepaald verlichte despoot Fabrizio Corbera, prins van Salina en de nieuwe, revolutionaire denkbeelden. Het is daardoor ook een roman geworden met een wijsgerige, beschouwelijke inslag en daarom is „The Leopard" temidden van het geweld en het tumult van veel moderne literatuur voor velen een verademing geweest en het is door sommige geroemd als „de grootste roman van de eeuw". Tumult en gewelddaarmee is de inhoud van sommige boeken van Henry Miller te omschrijven en voorzeker de reacties, die ze hier en daar hebben opgeroepen. Wie nu die schrijver van de „Tropics" eigenlijk is, of liever, wie hij was toen hij er in de „dertiger" jaren aan werkte, komt aan de dag in het boek dat Millers oude vriend Alfred Perlès over hem geschreven heeft: Henry Miller, My Friend, herdrukt als Belmont Book. Het is een zeer onder houdend en vlot werk met herinneringen aan de jaren van armoe en van zwerven, toen Miller en ook Perlès lang niet altijd zeker waren van de volgende maaltijd, maar ze tevens bijzonder effectieve technieken ontwikkeld had den om allerlei kennissen aan te klampen, die beter bij kas waren. Boeiend is ook wat Perlès zich herinnert van de ontmoetingen met Jack Kahane, de man die voor het eerst in Parijs Engelse boeken uitgegeven heeft, die in Engeland niet konden verschijnen. B(jzonder veel stof heeft Richard Aldington indertyd doen opwaaien met zijn levensbcschryving van E. E. Lawrence, Lawrence of Arabia, een boek dat nog weer eens herdrukt. Is als Four Square Book. De vraag: „hero or humbug?" is door Aldington beantwoord op een wijze, zo verbitterd en verbeten kwaadaardig, dat de kwestie, wat hem tot Qp 18 mei aanstaande zal het Concertgebouworkest onder leiding van Bernard Haitinlt in Middelburg een optreden verzorgen. De organisatie berust bij de gemeente Middelburg en de in de stichting Cultuurspreiding Zeeland gegroepeerde cultuurverzorgende instellingen. De Z.V.U. verzorgt de kaart verkoop. Het concert op 18 mei zal gegeven worden, precies 25 jaar na de dag, waarop dit orkest voor de eerste en laatste maal in Zeeland optrad, en in het kader van de tournee, die het Concertgebouworkest ter ge legenheid van zyn 75-jarig bestaan langs de provinciale hoofdsteden maakt. Het programma luidt: Vierde Symfonie (Italiaanse) van Felix Mendelssohn-Bartholdy, de Suite Iberia van Claude Debussy en het Concert voor riool en cello van Johannes Brahms. De solisten zijn Herman Krebbers (viool) en Tibor de Machula (cello). Met het oog op de te verwachten grote belangstelling voor dit muziek evenement is het met de bedoeling zoveel mogelijk liefhebbers uit alle delen van de provincie een kans te geven nodig een regionaal distributiesysteem toe te passen, geleid over de bij de stichting Cultuurspreiding Zeeland aangesloten instellingen. Aan elk van deze instellingen wordt ten behoeve van haar leden en andere gegadigden, een beperkt aantal plaatsen ter beschikking gesteld. De intekentermijn, welke dezer dagen wordt opengesteld, sluit op 29 april. Ter gelegenheid van het optreden in Middelburg en het 75-jarig jubileum van het Concertgebouworkest plaatsen wij vandaag op deze pagina een artikel, aan de geschiedenis van het orkest en het gebouw gewijd. WVWWAft/WW\AAAA/WUWVWWVWWWWWWVWUWVWüVW\A/V\AAft/W\flAA/WWWWWW In de weilanden Een vast ensemble zoveel verbittering bewogen heeft eigenlijk interessanter is dan de vraag hoe heldhaftig Lawrence geweest is. Zo zwart als Aldington hem afschildert, was hy bepaald niet. We zien in ieder geval nog weer eens uit dit boek, dat het achterhalen van „de historische waarheid" een hache lijke opgave is. De oorsprong van een der machtigste en rijkste geslach ten, die de wereld ooit gezien heeft, is terug te brengen tot het ghetto van Frankfort, waar Mayer Rothschild om streeks 1770 een handel dreef in munten en een „Wechsel- stube" had. Hy moest er nog zijn hoed afnemen en een buiging maken voor iedere straatjongen, die hem daartoe sommeerde, hy moest nog „jodentol" betalen om het ghet to te betreden, een woonwijk, die 's nachts met zware ket tingen werd afgesloten. Hy huwde met Gutele Schnapper en reeds hun derde zoon, Nathan, was een der machtigste mannen van Engeland. De Rothschilds en hun strijd met Napoleon, vooral ook hun wederwaardigheden onder de terreur van Hitier en natuurlijk de geschiedenis van de dynastie zelve, in stand gehouden door schone vrouwen als bijvoorbeeld Betty de Rothschild, afgebeeld naar het portret dat Ingres van haar schilderde, zijn onderwerp van het boek van Frederic Morton, The Rothschilds (Crest Book), een stuk historie dat terecht een bestseller werd. Christopher Isherwood is de onvergetelijke schrijver van de „Berlin Stories", de verhalen uit het Berlijn tegen de opkomst van Hitier. Na enkele minder geslaagde pogin gen heeft hy zyn oude vorm teruggevonden in Down there on a Visit (Populair Library), een reekt ontmoetingen en belevenissen met nogal wrakke leden van de samenleving. Wat het tydsbestek betreft zet dit boek eigeniyk de Ber- ïynse verhalen voort met onder meer de crisis van Mün- chen als achtergrond en Hollywood, waar Isherwood tij dens de oorlog gewoond en gewerkt heeft. Het is altyd in zijn werk de vraag in hoeverre hel auto biografisch is; als het dat is dan heeft hy blykbaar grote aantrekkingskracht voor figuren, die bepaald geen spre kende voorbeelden van deugdzaamheid zijn. Misschien maakt dat zijn werk voor mij zo aantrekkelijk, het noopt mij in ieder geval de wysringer vermanend te heffen en de waarschuwende woorden neer te schryven: „geen kin derkost JACQUES DEN HAAN. Steeds tekorten ederlands is voor vreemdelingen een wonderlijk soort koeter waals even onverstaanbaar als voor ons het Hebreeuws. Maar toch beschikken wij over één woord, dat vrijwel de hele wereld kent En wel dit: „Concertgebouw", meestal gebruikt in combinatie met de wél voor iedereen vertaalbare toevoeging -orkest, -orchestra, -orchestre. Beide vierden vorige week een jubileum. Het Concertgebouw én het orkest begonnen in het najaar hun vijfenzeventigste seizoen. Dus is er alle reden eens óm te kijken, en de vraag te' stellen: waaraan hebben zij hun ontstaan te danken en hoe groeide die reputatie? In 1879 kwam Johannes Brahms naar Amsterdam om er zijn derde sym fonie te dirigeren. Speciaal hiervoor was een ensemble gevormd, maar dat bracht er niet veel van terecht. Na afloop zei de meester dan ook: „Ihr seid liebe Leute aber schlechte Musikanten". Gelukkig hebben de organisatoren van dit evenement zich deze woorden aangetrokken. Ze besloten een goed orkest te vormen. Dat was niet makkelijk in die dagen. Want de „betere kringen" hadden weinig behoefte aan concerten buitenshuis. Het was toen de gewoonte zelf in de familiekring te musiceren. En voor eventuele „uit zonderingen" had men toch de Parkzaal? Maar die moest worden gesloopt, en dus Voorname Amsterdammers formeerden een commissie, die de opdracht kreeg plannen te maken voor het stichten van een concertgebouw. Dit initiatief paste goed in de opleving, die driekwart eeuw geleden de hoofdstad liet bruisen van energie. Zo kent muziekminnend Amsterdam een muziekminnend Nederland het Concertgebouxo 't best: een feestelijk verlichte gevel, waarvoor de auto's met bezoekers af en aan rijden. JPJR O GHA.MMA. Burgemeester van Tienhoven wilde zo'n concertgebouw wel hebben aan de Ceintuurbaan. Hij was zelfs bereid daarvoor een ander project te ver schuiven: het Sarphatiepark. Maar de commissie voelde er niet voor. Presi dent P. A.. L. van Ogtrop kwam met een andere plek; in de weilanden, achter het nie\iwe museum. Een gédürfd idee, dat natuurlijk veel kritiek ondervond: „dat centrum van cultuur hóórt in het hart van de stad te komen, anders wil er niemand heen". (Even terug naar het heden: velen verzetten zich tegen het plan voor een operapaleis aan de rand van het huidige Amsterdam). De commissie hield vol en overtuigde zelfs b. en w. Een bezwaar was, dat het beoogde terrein voor een groot deer buiten de gemeente lag en behoorde tot het grondgebied van Nieuwer Amstel. Niettemin kocht men de ruim zevenduizend beschikbare vierkante meters voor drie gulden per stuk. Tevoren was op 8 juli 1882 gesticht de N.V. Concertgebouw. Veertig welgestelde Amsterdammers ondertekenden de akte, die was „bewilligd" door Koning Willem III. Het benodigde kapitaal had men toen nog niet eens bijeen. Er was voor 250.000 ingetekend op het totaal begrootte bedrag van vier ton destijds een gigantische som. Het Concertgebouw is nu ver zekerd voor meer dan tien miljoen. Architect A. L. van Gendt won de prijsvraag voor een ontwerp met zyn inzending, die ondanks het stylverschil probeerde aan te sluiten bij het naburig museum. De bouw werd gegund voor 257.883. Het grondwerk was toen al uitgevoerd; men had ondermeer 2186 palen geheid. Op 11 april 1888 werd het inwijdingsconcert gegeven door een orkest van meer dan honderd man onder leiding van mr. Henri Viotta- Op het programma ontbrak een werk van „eigen bodem". De volgende dag kon men in de kranten lezen dat er meer dan vierhonderd rijtuigen waren geteld. Bewoners van de P. C. Hooftstraat beklaagden zich via ingezonden stukken over het drukke verkeer: zij eisten, dat er spoedig een aparte toegangsweg zou worden bestraat. (Het Concertgebouw was niet per paardetram bereikbaar. De bezoekers moesten vanaf het eindpunt een heel eind lopen). EERSTE DEEL. 1. Einzug der Gaste uit Tannhauser. RichardWagner Voor Koor en Orkest. 2. Hallelujauit der MessiasG. F. Handel. Voor Koor en Orkest. 3. Suite D-durJ. S. Bach. Ouverture. 1 Voor Orkest met Aria. Viool-solo, Gavotte. de Heer JOS. CRAMER. 4. Der Herbst, uit die Jahrcszeiten. Jos. Haydn. Voor Soli, Koor eD Orkest. Mevrouw ELISE HARLACHER, {Sopraan). De Heer J. J. ROGMANS, {Tenor). JOH. M. MESSCHAERT, {Bas). TWEEDE DEEL. Al gauw kwam de oprichting van een vast orkest weer ter sprake. Brahms werd uitgenodigd de samenstelling te regelen. Hij kon die opdracht helaas niet aanvaarden, waarop het bestuur deze taak toevertrouwde aan de pas benoemde directeur jaarsalaris 3000,Willem Kes. Op 3 november 1888 stelde hy het ensemble voor aan een weinig tairijk pubiiek slechts enkele honderden stoelen waren bezet in de enorme zaal, die toen nog plaats bood aan byna tweeduizend personen. In die periode dronk men tydens de concerten koffie met likeur. Willem Kes maakte aan het gekletter van vaatwerk snel een einde. Hy eiste „zelfs" vol komen stilte Praktisch onmiddellyk na de start ontstonden financiële problemen bij de exploitatie. Rijke Amsterdammers stichtten toen de Vereeniging tot Instand houding van het Concertgebouw. De leden konden profiteren van „gunstige prijzen": zij betaalden vyftien cent entree per concert, hun „dames en kin deren", hadden vrije toegang. Verder besloot men een premielening uit tc schryven. De tyden waren slecht slechts weinigen tekenden in. Op 17 juni 1892 maakte het bestuur bekend, dat de contracten met alle orkestleden waren opgezegd men moest tot ontbinding overgaan. Twee weken later werden de artiesten weer geënga geerd: de lening was „overhaast" geplaatst: 500.000, Het Concertgebouw was toen omgeven door een uitgestrekte tuin, met daar in een als tempel opgebouwd openlucht-podium. Daar concerteerde elke zon dagmiddag het orkest: deze matinees werden dé attracties voor Amsterdam. Daarbuiten hoorde men weinig over deze aanwinst. In 1895 verscheen Willem Mengelberg. Hij zou de wereldfaam verschaffen. Over zijn eerste jaren is weinig bekend. Werkend in stilte zyn toen de grondslagen gelegd voor een fantastische toekomst. Rond de eeuwwisseling werd in de Grote Zaal het podium verlaagd. En het publiek moest op last van de brandweer genoegen nemen met ryen „vaste stoelen". Er ontstond toen ook een ernstig conflict tusen zakelijke en artis tieke leiding. Het is „vreedzaam" opgelost. Later in onze tijd zou een soortgelijk verschil van mening leiden tot de splitsing tussen orkest en ge bouw. 5. 9e Sinfonie D-mol Op. 125. 1. Allegro ma non troppo, un poco maestoso 2. Scherzo molto vivace. 3. Adagio molto e cantabile. 4. Finale met soli en slotkoor. Mevrouw ELISE HARLACHER, {Sopraan). Mejufvr. CHR. VELTMAN, {Alt). De Heer J. J. ROGMANS, {Tenor). JOH. M. MESSCHAERT, {Bas). L. van Beethoven, Directeur: de Heer Mr. HENRI VIOTTA. Het allereerste programnxa van 11 april 1888. Aan xoerk van eigen bodem was het Concertgebouw nog niet toe.... wegeruimd door een cheque van zegge honderdtachtigduizend gulden, zoals die kort voor de tweede wereldoorlog werd geoffreerd door een ryke muziekliefhebber, dr. Heineken. Maar w&t ook veranderde: het exploiteren is nog steeds ook In deze tyd van welvaart een moeizaam en soms ook riskant bedryf. Administrateur Verbrugen streeft naar een zo intensief mogelijk benutten van alle moge lijkheden. Vooral tydens de weekeinden gebeurt er veel. Zowel in de zalen als op de podia wordt dan om de paar uur „gewisseld". Op het programma staan recitals en kerkdiensten, balletuitvoeringen en toneelvoordrachten, nachteiyke jazzconcerten en grootse ontvangsten. Aan het personeel stelt die gevarieerde „bezetting" hoge eisen: er moet vaak worden gechangeerd lesenaars opruimen, muziek uitdelen, doeken ophangen, Instrumenten ver sjouwen. Daartussendoor wordt praktisch onafgebroken verbouwd. Het Concertgebouw moet helemaal gemoderniseerd. Akoestiek behouden De eerste subsidie-aanvragen gingen in zee: ze kregen tot twee keer toe een geiyk aantal stemmen voor en tegen in de Kamer. Het duurde tot 1918 voor de eerste overheidssteun werd uitbetaald, een bedrag van 7500. Het zilveren jubileum was toen al gevierd, met een grandioos banket. Bij die gelegenheid had men een bouwfonds gesticht voor het aanbrengen van gaanderijen, zodat de capaciteit kon worden vergroot. Maar de bijeenge brachte gelden zijn tijdens die eerste wereldoorlog gebruikt „om de exploita tietekorten te dekken". Tien jaar later moest de tuin worden verkocht. De opbrengst (byna twee ton) diende „om de exploitatietekorten te dekken". Na de crisis aan het begin van de dertiger jaren ging het bestuur er toe over bokswedstrijden toe te laten, „om de exploitatietekorten te dekken". Dit eentonige verhaal wordt nog steeds voortgezet. „De aandeelhouders heb ben tot nu toe nog nooit één cent dividend gezien", zo verzekerde ons ver leden week de huidige voorzitter van het bestuur, mr. J. W. de Jong Schou wenburg. „Maar het moet wel héél gek gaan voor we ooit nog eens aan bokswedstryden zouden moeten denken". Evenmin is er veel kans op dat eventuele noodtoestanden zullen worden Langzaam voltrekt zich de metamorfose. Het wordt lichter overal. Over dadige ornamenten verdwynen. De eigeniyke restauraties worden uiterst voorzichtig uitgevoerd. De fenomenale en wereldberoemde akoestiek moet behouden biyven. Daarom wordt by elke vernieuwing uitgegaan van de oor- spronkeiyke materialen. In de „Grote Zaal" moest 'n nieuwe vloer komen: het hout was aangetast door zwammen. Daar kwam by dat de fundamenten versteviging behoefden. En dus lag 't voor de hand, dat er een massieve betonplaat zou worden geconstrueerd: twee vliegen in dezelfde klap. Maar wat zou het geluid gaan doen? De experts namen geen enkel risico. Die betonplaat kwam er. Maar daarboven werd een hele nieuwe houten vloer gelegd. Onder de planken had altyd zoals in elk oud gebouw gewoon zand gelegen. Dat zand ligt er nu wéér. Op het beton. Men heeft er zelfs aan gedacht, dat dit zand door de trillingen zou kunnen gaan „lopen". Om dat te voorkomen werd een raamwerk van latten gelegd. Als dit karwei met alles wat er nog bijkomt klaar Is pas over enkele jaren zal het oude gebouw weer jong zyn. Het kan dan opnieuw minsten drie kwart eeuw mee.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 6