Gedichtenbundels van
W.HussemJ.A. Emmens
en Wilfred Smit
HET PUIKJE VAN DE
POCKETBOOKS
BRAHMS ZOU NU
WEL ANDERS PRATEN
zaterdagnummer
Zaterdag 20 april 1963
DERIODIEK KOMT DE wes
terse wereld in de ban van
het oosten; de kunst getuigt er
van in de loop der eeuwen. Exo
tisme, oriëntalisme van wisse
lende oorsprong beïnvloedt dan
onze dicht- en schilderkunst.
Men denke b.v. aan de Chinese
invloeden tijdens en na het Ro
coco, het Arabische stempel op
vele uitingen der romantiek.
Soms gaat zo'n golf exotisme
tevens gepaard met beïnvloe
ding van de filosofische stro
mingen. Steeds is het echter zo,
dat er een zekere overeenkomst
moet bestaan tussen de geestes
houding van een bepaald tijdvak
en het voorkeurs-oriëntalisme.
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
Zocht een vorige generatie, nog in
de ban van de Art Nouveau (Ju
gendstil) het meer bij de Chinezen
(en dan vooral utterly k: kimono's,
chrysanten, draken, reigers, waai
ers en maneschijn), de huidige gene
ratie, opgegroeid tussen de kubus
sen, de rechte lijnen en vlakken der
Nieuwe Zakelijkheid, de schilderijen
van Mondriaan, blükt gemakkelijker
aansluiting te vinden bij de Japan
ners en de levenshouding die uit het
Zen-boeddhisme voortvloeit. In de
schilderkunst geeft deze affiniteit
aanleiding tot het ontstaan van ab
stracte schilderijen die aan Japanse
calligrafieën doen denken, in de
dichtkunst tot een hausse in haiku's
en in Japans-bondige trant geschre
ven uiterst korte verzen. Notities die
verzwijgen, sugereren, de stlite la
ten spreken.
Deze nieuwe vorm van exotisme lijkt
ons dieper tot de kern der dingen,
ook der poëzie, door te dringen dan
voorheen het geval geweest is. De
chinoiserieën uit de tijd van Slauer-
hoff en daarvóór (reeds Slauerhoff
nam duidelijk stelling tegen het ba
rokke en lieflijk-sierlijke der Simili-
Chinese verzen) waren meer op het
uiterlijke effect berekend, behaag-
zieker, vrouwelijker. De moderne ex
otische richting is innerlijker, man
nelijker, en bij alle soberheid en ka
righeid in wezen veel poëtischer. Rij
per en wijzer ook, er is minder illu
sie en zelfbedrog in.
De haiku is een der meest geconcen
treerde poëzievormen die er bestaan.
In klassieke vorm is het een gedicht
je van j.7 lettergrepen, drie regels
van respectievelijk 5, 7 en 5 letter
grepen, die onderling nog aan vele
wetten moeten gehoorzamen. De ou
de Japanners zagen soms kans die
17 lettergrepen met zoveel poëzie te
met „Tabi ni yande" van de grote
Basho (16441694), zijn „jisei" of
doods vers (beschaafde Japanners
plachten op hun sterfbed een jisei
te dichten, vaak zijn deze bijzonder
aangrijpend), die in vertaling onge
veer luidt:
Al reizend ziek gexcorden -
mijn dromen zwerven
over verdorde moerassen
Ook een gedichtje als „Moeizaam
trekken paarden/een kar voort/door
de sneeuw/om hen zweven vlokken"
is imitatie.
Niettemin slaagt Hussem er soms in,
een zeer treffend gedichtje te schrij
ven dat de vergelijking met goede
Japanse verzen doorstaan kan. We
citeren er enkele:
mensen zijn wolken
waar zij komen
betrekt de lucht
het smetteloze van de diamant
bracht mij zo in verwarring
dat ik de ring heb afgedaan
een valk staat in gebed
boven het maaiveld
de prooi verhoort het
nu de maan uitkijkt
over het populierenbos
sneeuwt het nachtmuziek
laden, dat enkele haiku's tot de hoog
tepunten der wereldliteratuur gere
kend mogen worden, tot de hoogste
poëtische uitingen der mensheid. Het
spreekt vanzelf dat dan het uiterste
van concentratie en weglaten bereikt
moet worden, en dat navolging er
van zelden blijvende resultaten ople
veren zal.
Ten onzent schrijft Max Croiset, de
toneelspeler, verzen die aan deze Ja
panse poëzie verwant zijn, en ook de
pasverschenen bundel „Lente in de
herfst" van de Haagse schilder
dichter W. Hussem is zonder Japan
se voorbeelden ondenkbaar. Er ko
men zelfs verzen in voor, zoals „Elf
stedentocht" die men zuivere imita
tie noemen kan. Men vergelijke:
Elfstedentocht
en ziek te bed
mijn dromen schaatsen
over de meren
de wolken leggen
hun ruzie bij
ik ben tot op
mijn huid toe nat
sneeuw heeft de wind
het zwijgen opgelegd
de stilte spreekt
In de „langere" gedichten (lang in
verhouding tot de hierboven geci
teerde) is de poëtische zeggings
kracht direct veel slapper. Een haiku
kuur zou overigens al onze wijdlo
pige en uitbundige poëtische praat
vaars beslist goed doen.
Wilfred Smit en J. A. Emmens
hebben dit gemeen, eventueel
ook met Hussem, dat hun Muze iets
onzwaarwisehtigs en lichtvoetigs
heeft.
De muze die de Nederlandse poeten
pleegt te bezoeken is meestal
van een Germania-achtig ras. Volu
mineus, matriarchaal, angstwekkend
serieus. Mogelijk was er ook zo'n
dame op paa naar Emmens en Smit
en ontweken deze dichters angstig
de naderende stap en kus; hun poë
zie werd er wel wat mager en vluch
tig van, maar behield althans iets
speels. Zi.j zijn de dans ontsprongen.
Men hoeft het gelaat niet in de
krampachtig-tragische plooi te trek
ken als men hun bundeltjes opent,
men kan ze glimlachend lezen.
„Autobiografisch Woordenboek"
noemt Emmens tekenend zijn ver
zameling korte verzen die gevolgd
worden door een alfabet van aforis
men en arabesken in proza. Verbrok
keld, versplinterd, los zand, vol fon
kelende facetjes. „De samenhang
van een individu is niet groter dan
van een woordenboek" lezen we er,
een goede zelfanalyse. De gedich
ten zijn te mager, zij drijven meestal
te uitsluitend op een aardige vondst,
een woordspeling. „Dan nog liever
de lucht in met Van Speyk,/een écla-
ïnte verdwijning". Tekenend is ook:
AGRESSIEF PLAN
Iets maken van droog zand,
een vuistje
ballen van droog zand, een zucht
van droog zand slaken.
Een heel klein kluitje van droog
zand verschieten:
het valt als droog zand uit elkaar.
Men moet hier werkelijk niet te veel
van krijgen. Zijn o.i.
vers is:
MEESTERWERK
Wat nu de Saul van Rembrandt
betreft,
mij ontbreekt het wel eens aan
een tulband en iemand
die harp of harpsichord voor
mij speelt,
aan een scepter en een
bescheiden gordijn
waarmee ik tranen kan drogen.
Van de aforismen, een in onS land
helaas heel weinig beoefend genre,
schrijven we er twee over (de kort
ste zijn ook hier de beste, kernach
tigste):
Flink. Betekent in het Nederlands:
met een gebroken been en een maag
zweer achter de toonbank blijven
staan om krenten te verkopen,
ingewikkeld geworden dat een huwe-
Huwelijk. Hun verhouding is nu zo
lijk onvermijdelijk moet worden ge
acht.
Het geheel: geen gebeurtenis, wel
een aardig, onderhoudend boekje.
TI Tilfred Smit heeft het geluk of
VV het ongeluk gehad dat Vestdijk
bijzonder lovend over zijn debuut,
„Een harp op wielen" geschreven
heeft.
Zijn tweede bundel heet „Fransje"
ook hier een verraderlijke (of „goe
de") titel die van zelfkennis getuigt.
Het is kleine poëzie, maar vaak van
een heel grote charme. Beter dan
omschrijvingen een voorbeeld, het
speelse:
OVER VIOLEN
Krullen, jazeker, maar niet week
zoals z'n neef ze draagt,
een stem van mottenziek fluweel
maar roder, manlijker.
zo groeiden ze samen op
vroeg leed vroeg donker
dezelfde kleinnapolitaanse straat
in de barok, wie oren
heeft en geld vindt hen vanavond
nog: da gamba, d'amore.
In de barok, dat is deze poëzie in
derdaad, zo'n vers doet denken aan
barokliederen. Onder het speelse,
zoete, steekt een slangetje, zijn kop
je op. Zoals gezegd: kleine poëzie,
maar in elk geval poëzie, en dat is
heel veel.
CHRYSANTEN
,fNaar de kleur zijn ze
uit een oud mantelkostxium,
bruin dat blijft".
„nee, het doet denken
aan een zekere Monika,
het bruin dat blond moest zijn"
„ach, zoiets verknipts
uit de tuin! de gever is lief
maar de bedoeling duister".
't is met chrysanten
als met de mening van wouwen
over het tedere leven
als goudgeel bedoeld,
dan vernist, en tenslotte
gebrekkig weergegeveti.
W. Hussem: Lente in de herfst. Be
zige Bij, Amsterdam. J. A. Emmens:
Autobiografisch Woordenboek, Van
Oorschot, Amsterdam. Wilfred Smit:
Fransje, Polak en Van Gennep, Am
sterdam.
Het heelt de Ciciliaanse prins Giuseppe di Lampedusa
als auteur niet meegezeten. 25 jaar lang heeft hij over
een boek gemediteerd en het daarna in één jaar tyd ge
schreven. Hij kon er geen uitgever voor vinden. Na zijn
dood bleek het een wereldwijde bestseller te zijn: H Gat-
topardo, in de Engelse vertaling, die in Fontana Books
herdrukt werd: The Leopard. Het is een historische roman,
die speelt in de tijd van het Risorgimento, de door Garibal
di gevoerde strijd voor de eenwording van Italië, om
streeks 1860.
Het is evenwel ook meer dan een historische roman omdat
het de botsing beschrijft tussen de oude, feudale instelling
van de goedaardige en bepaald verlichte despoot Fabrizio
Corbera, prins van Salina en de nieuwe, revolutionaire
denkbeelden. Het is daardoor ook een roman geworden
met een wijsgerige, beschouwelijke inslag en daarom is
„The Leopard" temidden van het geweld en het tumult
van veel moderne literatuur voor velen een verademing
geweest en het is door sommige geroemd als „de grootste
roman van de eeuw".
Tumult en gewelddaarmee is de inhoud van sommige
boeken van Henry Miller te omschrijven en voorzeker de
reacties, die ze hier en daar hebben opgeroepen. Wie nu
die schrijver van de „Tropics" eigenlijk is, of liever, wie
hij was toen hij er in de „dertiger" jaren aan werkte, komt
aan de dag in het boek dat Millers oude vriend Alfred
Perlès over hem geschreven heeft: Henry Miller, My
Friend, herdrukt als Belmont Book. Het is een zeer onder
houdend en vlot werk met herinneringen aan de jaren
van armoe en van zwerven, toen Miller en ook Perlès lang
niet altijd zeker waren van de volgende maaltijd, maar
ze tevens bijzonder effectieve technieken ontwikkeld had
den om allerlei kennissen aan te klampen, die beter bij
kas waren. Boeiend is ook wat Perlès zich herinnert van
de ontmoetingen met Jack Kahane, de man die voor het
eerst in Parijs Engelse boeken uitgegeven heeft, die in
Engeland niet konden verschijnen.
B(jzonder veel stof heeft Richard Aldington indertyd doen
opwaaien met zijn levensbcschryving van E. E. Lawrence,
Lawrence of Arabia, een boek dat nog weer eens herdrukt.
Is als Four Square Book. De vraag: „hero or humbug?"
is door Aldington beantwoord op een wijze, zo verbitterd
en verbeten kwaadaardig, dat de kwestie, wat hem tot
Qp 18 mei aanstaande zal het Concertgebouworkest onder
leiding van Bernard Haitinlt in Middelburg een optreden
verzorgen. De organisatie berust bij de gemeente Middelburg
en de in de stichting Cultuurspreiding Zeeland gegroepeerde
cultuurverzorgende instellingen. De Z.V.U. verzorgt de kaart
verkoop.
Het concert op 18 mei zal gegeven worden, precies 25 jaar na de dag,
waarop dit orkest voor de eerste en laatste maal in Zeeland optrad,
en in het kader van de tournee, die het Concertgebouworkest ter ge
legenheid van zyn 75-jarig bestaan langs de provinciale hoofdsteden
maakt. Het programma luidt: Vierde Symfonie (Italiaanse) van Felix
Mendelssohn-Bartholdy, de Suite Iberia van Claude Debussy en het
Concert voor riool en cello van Johannes Brahms. De solisten zijn
Herman Krebbers (viool) en Tibor de Machula (cello).
Met het oog op de te verwachten grote belangstelling voor dit muziek
evenement is het met de bedoeling zoveel mogelijk liefhebbers uit
alle delen van de provincie een kans te geven nodig een regionaal
distributiesysteem toe te passen, geleid over de bij de stichting
Cultuurspreiding Zeeland aangesloten instellingen. Aan elk van deze
instellingen wordt ten behoeve van haar leden en andere gegadigden,
een beperkt aantal plaatsen ter beschikking gesteld. De intekentermijn,
welke dezer dagen wordt opengesteld, sluit op 29 april.
Ter gelegenheid van het optreden in Middelburg en het 75-jarig
jubileum van het Concertgebouworkest plaatsen wij vandaag op deze
pagina een artikel, aan de geschiedenis van het orkest en het gebouw
gewijd.
WVWWAft/WW\AAAA/WUWVWWVWWWWWWVWUWVWüVW\A/V\AAft/W\flAA/WWWWWW
In de weilanden
Een vast ensemble
zoveel verbittering bewogen heeft eigenlijk interessanter
is dan de vraag hoe heldhaftig Lawrence geweest is. Zo
zwart als Aldington hem afschildert, was hy bepaald niet.
We zien in ieder geval nog weer eens uit dit boek, dat
het achterhalen van „de historische waarheid" een hache
lijke opgave is.
De oorsprong van een der machtigste en rijkste geslach
ten, die de wereld ooit gezien heeft, is terug te brengen
tot het ghetto van Frankfort, waar Mayer Rothschild om
streeks 1770 een handel dreef in munten en een „Wechsel-
stube" had. Hy moest er nog zijn hoed afnemen en een
buiging maken voor iedere straatjongen, die hem daartoe
sommeerde, hy moest nog „jodentol" betalen om het ghet
to te betreden, een woonwijk, die 's nachts met zware ket
tingen werd afgesloten. Hy huwde met Gutele Schnapper
en reeds hun derde zoon, Nathan, was een der machtigste
mannen van Engeland. De Rothschilds en hun strijd met
Napoleon, vooral ook hun wederwaardigheden onder de
terreur van Hitier en natuurlijk de geschiedenis van de
dynastie zelve, in stand gehouden door schone vrouwen
als bijvoorbeeld Betty de Rothschild, afgebeeld naar het
portret dat Ingres van haar schilderde, zijn onderwerp van
het boek van Frederic Morton, The Rothschilds (Crest
Book), een stuk historie dat terecht een bestseller werd.
Christopher Isherwood is de onvergetelijke schrijver van
de „Berlin Stories", de verhalen uit het Berlijn tegen de
opkomst van Hitier. Na enkele minder geslaagde pogin
gen heeft hy zyn oude vorm teruggevonden in Down there
on a Visit (Populair Library), een reekt ontmoetingen en
belevenissen met nogal wrakke leden van de samenleving.
Wat het tydsbestek betreft zet dit boek eigeniyk de Ber-
ïynse verhalen voort met onder meer de crisis van Mün-
chen als achtergrond en Hollywood, waar Isherwood tij
dens de oorlog gewoond en gewerkt heeft.
Het is altyd in zijn werk de vraag in hoeverre hel auto
biografisch is; als het dat is dan heeft hy blykbaar grote
aantrekkingskracht voor figuren, die bepaald geen spre
kende voorbeelden van deugdzaamheid zijn. Misschien
maakt dat zijn werk voor mij zo aantrekkelijk, het noopt
mij in ieder geval de wysringer vermanend te heffen en
de waarschuwende woorden neer te schryven: „geen kin
derkost
JACQUES DEN HAAN.
Steeds tekorten
ederlands is voor vreemdelingen een wonderlijk soort koeter
waals even onverstaanbaar als voor ons het Hebreeuws.
Maar toch beschikken wij over één woord, dat vrijwel de hele
wereld kent En wel dit: „Concertgebouw", meestal gebruikt in
combinatie met de wél voor iedereen vertaalbare toevoeging
-orkest, -orchestra, -orchestre.
Beide vierden vorige week een jubileum. Het Concertgebouw én het
orkest begonnen in het najaar hun vijfenzeventigste seizoen. Dus is
er alle reden eens óm te kijken, en de vraag te' stellen: waaraan
hebben zij hun ontstaan te danken en hoe groeide die reputatie?
In 1879 kwam Johannes Brahms naar Amsterdam om er zijn derde sym
fonie te dirigeren. Speciaal hiervoor was een ensemble gevormd, maar dat
bracht er niet veel van terecht. Na afloop zei de meester dan ook: „Ihr seid
liebe Leute aber schlechte Musikanten". Gelukkig hebben de organisatoren
van dit evenement zich deze woorden aangetrokken. Ze besloten een goed
orkest te vormen. Dat was niet makkelijk in die dagen. Want de „betere
kringen" hadden weinig behoefte aan concerten buitenshuis. Het was toen
de gewoonte zelf in de familiekring te musiceren. En voor eventuele „uit
zonderingen" had men toch de Parkzaal? Maar die moest worden gesloopt,
en dus
Voorname Amsterdammers formeerden een commissie, die de opdracht kreeg
plannen te maken voor het stichten van een concertgebouw. Dit initiatief
paste goed in de opleving, die driekwart eeuw geleden de hoofdstad liet
bruisen van energie.
Zo kent muziekminnend Amsterdam een muziekminnend Nederland
het Concertgebouxo 't best: een feestelijk verlichte gevel, waarvoor de auto's
met bezoekers af en aan rijden.
JPJR O GHA.MMA.
Burgemeester van Tienhoven wilde zo'n concertgebouw wel hebben aan de
Ceintuurbaan. Hij was zelfs bereid daarvoor een ander project te ver
schuiven: het Sarphatiepark. Maar de commissie voelde er niet voor. Presi
dent P. A.. L. van Ogtrop kwam met een andere plek; in de weilanden, achter
het nie\iwe museum.
Een gédürfd idee, dat natuurlijk veel kritiek ondervond: „dat centrum van
cultuur hóórt in het hart van de stad te komen, anders wil er niemand heen".
(Even terug naar het heden: velen verzetten zich tegen het plan voor een
operapaleis aan de rand van het huidige Amsterdam).
De commissie hield vol en overtuigde zelfs b. en w. Een bezwaar was, dat
het beoogde terrein voor een groot deer buiten de gemeente lag en behoorde
tot het grondgebied van Nieuwer Amstel. Niettemin kocht men de ruim
zevenduizend beschikbare vierkante meters voor drie gulden per stuk.
Tevoren was op 8 juli 1882 gesticht de N.V. Concertgebouw. Veertig
welgestelde Amsterdammers ondertekenden de akte, die was „bewilligd"
door Koning Willem III. Het benodigde kapitaal had men toen nog niet
eens bijeen. Er was voor 250.000 ingetekend op het totaal begrootte bedrag
van vier ton destijds een gigantische som. Het Concertgebouw is nu ver
zekerd voor meer dan tien miljoen.
Architect A. L. van Gendt won de prijsvraag voor een ontwerp met zyn
inzending, die ondanks het stylverschil probeerde aan te sluiten bij
het naburig museum. De bouw werd gegund voor 257.883. Het grondwerk
was toen al uitgevoerd; men had ondermeer 2186 palen geheid. Op 11 april
1888 werd het inwijdingsconcert gegeven door een orkest van meer dan
honderd man onder leiding van mr. Henri Viotta- Op het programma ontbrak
een werk van „eigen bodem".
De volgende dag kon men in de kranten lezen dat er meer dan vierhonderd
rijtuigen waren geteld. Bewoners van de P. C. Hooftstraat beklaagden zich
via ingezonden stukken over het drukke verkeer: zij eisten, dat er spoedig
een aparte toegangsweg zou worden bestraat. (Het Concertgebouw was niet
per paardetram bereikbaar. De bezoekers moesten vanaf het eindpunt een
heel eind lopen).
EERSTE DEEL.
1. Einzug der Gaste uit Tannhauser. RichardWagner
Voor Koor en Orkest.
2. Hallelujauit der MessiasG. F. Handel.
Voor Koor en Orkest.
3. Suite D-durJ. S. Bach.
Ouverture. 1 Voor Orkest met
Aria. Viool-solo,
Gavotte. de Heer JOS. CRAMER.
4. Der Herbst, uit die Jahrcszeiten. Jos. Haydn.
Voor Soli, Koor eD Orkest.
Mevrouw ELISE HARLACHER, {Sopraan).
De Heer J. J. ROGMANS, {Tenor).
JOH. M. MESSCHAERT, {Bas).
TWEEDE DEEL.
Al gauw kwam de oprichting van een vast orkest weer ter sprake. Brahms
werd uitgenodigd de samenstelling te regelen. Hij kon die opdracht helaas
niet aanvaarden, waarop het bestuur deze taak toevertrouwde aan de pas
benoemde directeur jaarsalaris 3000,Willem Kes. Op 3 november
1888 stelde hy het ensemble voor aan een weinig tairijk pubiiek slechts
enkele honderden stoelen waren bezet in de enorme zaal, die toen nog plaats
bood aan byna tweeduizend personen.
In die periode dronk men tydens de concerten koffie met likeur. Willem Kes
maakte aan het gekletter van vaatwerk snel een einde. Hy eiste „zelfs" vol
komen stilte
Praktisch onmiddellyk na de start ontstonden financiële problemen bij de
exploitatie. Rijke Amsterdammers stichtten toen de Vereeniging tot Instand
houding van het Concertgebouw. De leden konden profiteren van „gunstige
prijzen": zij betaalden vyftien cent entree per concert, hun „dames en kin
deren", hadden vrije toegang.
Verder besloot men een premielening uit tc schryven. De tyden waren slecht
slechts weinigen tekenden in. Op 17 juni 1892 maakte het bestuur bekend,
dat de contracten met alle orkestleden waren opgezegd men moest tot
ontbinding overgaan. Twee weken later werden de artiesten weer geënga
geerd: de lening was „overhaast" geplaatst: 500.000,
Het Concertgebouw was toen omgeven door een uitgestrekte tuin, met daar
in een als tempel opgebouwd openlucht-podium. Daar concerteerde elke zon
dagmiddag het orkest: deze matinees werden dé attracties voor Amsterdam.
Daarbuiten hoorde men weinig over deze aanwinst. In 1895 verscheen Willem
Mengelberg. Hij zou de wereldfaam verschaffen. Over zijn eerste jaren is
weinig bekend. Werkend in stilte zyn toen de grondslagen gelegd voor een
fantastische toekomst.
Rond de eeuwwisseling werd in de Grote Zaal het podium verlaagd. En het
publiek moest op last van de brandweer genoegen nemen met ryen „vaste
stoelen". Er ontstond toen ook een ernstig conflict tusen zakelijke en artis
tieke leiding. Het is „vreedzaam" opgelost. Later in onze tijd zou een
soortgelijk verschil van mening leiden tot de splitsing tussen orkest en ge
bouw.
5. 9e Sinfonie D-mol Op. 125.
1. Allegro ma non troppo, un poco maestoso
2. Scherzo molto vivace.
3. Adagio molto e cantabile.
4. Finale met soli en slotkoor.
Mevrouw ELISE HARLACHER, {Sopraan).
Mejufvr. CHR. VELTMAN, {Alt).
De Heer J. J. ROGMANS, {Tenor).
JOH. M. MESSCHAERT, {Bas).
L. van Beethoven,
Directeur: de Heer Mr. HENRI VIOTTA.
Het allereerste programnxa van 11 april 1888. Aan xoerk van eigen bodem
was het Concertgebouw nog niet toe....
wegeruimd door een cheque van zegge honderdtachtigduizend gulden,
zoals die kort voor de tweede wereldoorlog werd geoffreerd door een ryke
muziekliefhebber, dr. Heineken.
Maar w&t ook veranderde: het exploiteren is nog steeds ook In deze tyd
van welvaart een moeizaam en soms ook riskant bedryf. Administrateur
Verbrugen streeft naar een zo intensief mogelijk benutten van alle moge
lijkheden. Vooral tydens de weekeinden gebeurt er veel. Zowel in de zalen
als op de podia wordt dan om de paar uur „gewisseld". Op het programma
staan recitals en kerkdiensten, balletuitvoeringen en toneelvoordrachten,
nachteiyke jazzconcerten en grootse ontvangsten. Aan het personeel stelt
die gevarieerde „bezetting" hoge eisen: er moet vaak worden gechangeerd
lesenaars opruimen, muziek uitdelen, doeken ophangen, Instrumenten ver
sjouwen. Daartussendoor wordt praktisch onafgebroken verbouwd. Het
Concertgebouw moet helemaal gemoderniseerd.
Akoestiek behouden
De eerste subsidie-aanvragen gingen in zee: ze kregen tot twee keer toe
een geiyk aantal stemmen voor en tegen in de Kamer. Het duurde tot
1918 voor de eerste overheidssteun werd uitbetaald, een bedrag van 7500.
Het zilveren jubileum was toen al gevierd, met een grandioos banket. Bij die
gelegenheid had men een bouwfonds gesticht voor het aanbrengen van
gaanderijen, zodat de capaciteit kon worden vergroot. Maar de bijeenge
brachte gelden zijn tijdens die eerste wereldoorlog gebruikt „om de exploita
tietekorten te dekken".
Tien jaar later moest de tuin worden verkocht. De opbrengst (byna twee
ton) diende „om de exploitatietekorten te dekken".
Na de crisis aan het begin van de dertiger jaren ging het bestuur er toe over
bokswedstrijden toe te laten, „om de exploitatietekorten te dekken".
Dit eentonige verhaal wordt nog steeds voortgezet. „De aandeelhouders heb
ben tot nu toe nog nooit één cent dividend gezien", zo verzekerde ons ver
leden week de huidige voorzitter van het bestuur, mr. J. W. de Jong Schou
wenburg. „Maar het moet wel héél gek gaan voor we ooit nog eens aan
bokswedstryden zouden moeten denken".
Evenmin is er veel kans op dat eventuele noodtoestanden zullen worden
Langzaam voltrekt zich de metamorfose. Het wordt lichter overal. Over
dadige ornamenten verdwynen. De eigeniyke restauraties worden uiterst
voorzichtig uitgevoerd. De fenomenale en wereldberoemde akoestiek moet
behouden biyven. Daarom wordt by elke vernieuwing uitgegaan van de oor-
spronkeiyke materialen. In de „Grote Zaal" moest 'n nieuwe vloer komen: het
hout was aangetast door zwammen. Daar kwam by dat de fundamenten
versteviging behoefden. En dus lag 't voor de hand, dat er een massieve
betonplaat zou worden geconstrueerd: twee vliegen in dezelfde klap. Maar
wat zou het geluid gaan doen? De experts namen geen enkel risico. Die
betonplaat kwam er. Maar daarboven werd een hele nieuwe houten vloer
gelegd. Onder de planken had altyd zoals in elk oud gebouw gewoon
zand gelegen. Dat zand ligt er nu wéér. Op het beton. Men heeft er zelfs aan
gedacht, dat dit zand door de trillingen zou kunnen gaan „lopen". Om
dat te voorkomen werd een raamwerk van latten gelegd.
Als dit karwei met alles wat er nog bijkomt klaar Is pas over enkele jaren
zal het oude gebouw weer jong zyn. Het kan dan opnieuw minsten drie
kwart eeuw mee.