NIET NAAR GUNTER
JENNY LIND
BEROEMDE PRIMADONNA'S (IV)
Zaterdag 30 maart 1963
zaterdagnummer
Uen goede kans om alles in het vage
te houden, daar in Poortvliet. Als
moeder de vrouw vraagt: Waar ben
je nou zo laat nog geweest kan men
met een onbestemde armzwaai mom
pelen: gunter. Gewoon: gunter. Dat
kan in Poortvliet van alles betekenen.
Het kan slaan op een stille wandeling
door de merkwaardig kronkelende
straatjes met hoogteverschillen die in
vreemde strengels rond de Markt lig
gen. Het kan ook slaan op een bezoek
aan het café van W. Gunter met de
huiselijke gelagkamer en het opstap
je vanuit de kille betegelde gang.
De mannen vergaderen ernstig onder het
rookgordijn van hun sigaren. Dertien
mannen in de voor bejaarden zo tekenende
houding: een gekromde oude hand aan het
oor. Ze luisteren naar de voorzitter, die de
namen voor de bestuursverkiezing noemt:
Steenpoorte, Oostdijk, Van Tichelen,
QuaakEr zyn in Poortvliet nog meer
bejaarden. Een heleboel zelfs en toch komen
er maar twaalf op de jaarvergadering bij
Gunter van de Poortvlietsé afdeling van de
Algemene Bond van Bejaarden. Ze maken
van de stemming een ernstige zaak. Met
gefronste wenkbrauwen schrijven ze beve
rig namen op de stembriefjes: Steenpoorte,
Oostdijk.
De dertiende man doet niet mee. Hy wacht
zyn beurt af. Het is Verhage uit Willemstad,
zeventig-jarig lid van het hoofdbestuur die
straks zal spreken. Met een kwiek gebaar
veegt hij kleine vlokjes sigarenas van zyn
grijze pak.
De ramen van de gelagkamer zyn aan de
binnenkant beslagen. Buiten zijn geen ge
luiden in de stille middag. Het lijkt of er
zelfs geen buiten meer is in de gelagkamer
met biljart, die door de steeds dikkere rook
kleiner en lager wordt.
De oude mannen vullen zuchtend de stem
briefjes en schuiven ze dan, langs hun bor
relglaasjes over het tafelblad naar de voor
zitter. Dan komt de uitslag: Steenpoorte,
Oostdyk, Van Tichelen, QuaakSteen
poorte, Van Tichelen, Quaak, Oostdijk
Van Tichelen (welke Van Tichelen? Jewan-
nes of Cornelis van Tichelen?) Jewannes
van Tichelen, Steenpoorte, Quaak, Oost
dykSteenpoorte
Jacobus Pieter Gebraad zit thuis met zijn
pyp en zijn honderd en één jaren. Ja
cobus Gebraad gaat niet naar Gunter.
Het café met de vergadering is vlak bij zyn
huis, daar gaat het niet om. Maar die hon
derd en één jaren staan hem'het bezoek
aan de vergadering niet toe. Gebraad is wel
lid van de bond, maar de jaren drukken
hem vast in zyn stoel. Gebraad bestaat
meer dan een eeuw en i3 te bejaard voor dc
bejaarden geworden. Al die jaren hebben
hem langzaam maar zeker geïsoleerd op
een eilandje dat voortdurend verder van het
dageiyks leven afdryft. Zijn doofheid is ge
groeid, het praten is "moeilyker geworden
en overgegaan in een alleen voor zijn zoon
en schoondochter verstaanbaar gemompel.
Gebraad bestaat alleen nog op die stoel,
met zyn pyp en herinneringen. Herinnerin
gen aan een vorige eeuw, aan de tyd van
koetsen, Thorbecke, de eerste fietsen en de
kennissen en familieleden uit zeventienhon-
derdzoveel. Jacobus Pieter Gebraad is het
door zijn lange leven vergund een groot
brok van de bewogenste wereldgeschiede
nis voor zich te halen. Als herinneringen
aan een lang tijdperk waar hy niet door
geschiedenisboeken, maar gewoon in leven
de lijve by betrokken was.
Als Gebraad de mensen om hem heen be-
kykt, zit er iets in die blik van: wat weten
jullie ervan Jullie zijn er nog pas zo kort...
Dat vergroot de afstand. De jaren staan er
ook hier weer tussen. Gebraad denkt na,
haalt diep aan zyn pyp en mompelt dan dat
de winter zo streng was. Nee, niet de win
ter van achttienzoveel maar gewoon de win
ter 1962/63. Het lijkt van zijn kant een
soort tegemoetkoming. De afstand valt
even weg, die meer dan honderd jaren tre
den even terug: over die winter kunnen we
immers allemaal meepraten?
Gebraad heeft de uitwerking van zijn woor
den gezien. Achter zyn brilletje hebben de
ogen even geglinsterd. Oude, vriendeiyke
ogen die heel andere dingen ïyken te zien
dan de stoel, de pijp en de kleine kamer...
VT
Bij Gunter is de kogel door de kerk. Steen
poorte, Van Tichelen, Oostdijk en
Quaak zullen in het bestuur zitting ne
men. De voorzitter veegt de stembriefjes
van tafel en draait zijn oude kop vol ver
wachting naar Verhagen, de hoofdbestuur
der. Maar dan wijst een van de mannen ver
baasd naar zijn glaasje. Moet dat eerst niet
vol? Natuurlyk, knikt de voorzitter en alle
hoofden draaien naar de kleine tapkast,
waar Gunter al achter vandaan komt met
een fles in zijn hand.
Dan wordt het doodstil.
Verhagen gaat staan, kijkt de kring rond,
zuigt zijn longen vol lucht en begint met
een geweldig stemgeluid te spreken:
Beste mannen!
Ik ben bly dat ik in uw midden kan zyn,
weer geheel hersteld van mijn ziekenhuis
periode. Als je op onze leeftijd het zieken
huis in moet weet je eigenlyk niet wat er
van komt. De vergadering knikt instem
mend. Maar ik ben blij dat ik hier sta en
het werk als lid van het hoofdbestuur weer
ter hand kan nemen. Ik doe het voor myn
medemensen. En ik ben blij dat ik hèt kan
doen. Myn vrouw zegt wel eens: wat maak
je je toch druk op je oude dag en dan denk
ik, daar heeft ze wel gelijk in, maar ik kan
het niet laten dit werk voor myn medemen
sen te doen. Er is nog veel te doen voor de
bejaarden. Ik ben erg blij dat er twee jon
ge mensen in ons midden zijn, vanmiddag.
Jonge mannen van de pers. Dat geeft een
bijzondere tint aan de vergadering en staan
de de vergadering wil ik deze jongemannen
toewensen: dat zij ook eens vijfenzestig mo
gen worden en kunnen profiteren van wat
wy voor de bejaarden bereikt hebben! Ik
wil het vanmiddag hebben over de interim
regeling die van kracht is geworden. De in-'
terimregeling als voorloper van de arbeids
ongeschiktheidswet. Want wat hebben die
stumperds vroeger armoe geleden. Wat
hébben ze geléééédenü
Béste ménnen, wat hebben ze geléden!
De luisteraars schuiven wat op hun stoel
om Verhagen beter tc kunnen zien. Met hun
oude handen aan het oor draaien ze verder
naar de spreker toe. De rook wordt dikker
en scherper. De ogen gaan ervan tranen.
Beste mannen, het was een noodtoestand en
de uitkeringen werden berekend op onvol
waardigheid. En dan moest je gekeurd wor
den voor een commissie. Dan was je niet
gewoon bejaard, maar arbeidsonvolwaardig.
En die kamerleden konden het over de uit
keringen aan de bejaarden maar niet eens
worden. Maar toen de kamerleden zelf ver
hoogd moesten worden, beste mannen, was
dat in een paar uur gebeurd. Dat ging met
een paar duizend tegeiyk. Daar hoefden ze
niet lang over te praten. En dat vond ik
jammer!
De redevoering van Verhagen golft als
een verkiezingstoespraak door de klei
ne gelagkamer, over de oude hoofden heen.
Sommigen verliezen de aandacht en draaien
hun hoofden naar het raam.
Maar naar buiten kijken kunnen ze
niet, want de ramen zijn beslagen. Verha
gen begint aan de bystandwet en de man
links op de hoek van de tafel tuurt ernstig
in zijn glas, dat op een beetje suiker na, al
een poosje leeg is. Wij, beste mannen, gij en
ik, hebben geholpen deze maatschappij op
te bouwen. Wij hebben nooit vrije tijd gehad
en mogen wy dan ook nu helpen de koek op
te eten die er te verdelen valt? Als men de
oude toestand bekykt, doet dat nog pijn één
het hért! De bystandwet is gebaseerd op het
recht dat iedere Nederlander heeft om ge
holpen te worden. Wij moeten ontzelf kun
nen bedruipen. Alle liefdadigheid moet weg.
Wy willen rechten
Rechts aan de tafel draait een oude man al
een tydje onrustig op zijn stoel. Achter zijn
rug heeft hy zijn pet van het biljart gepakt
en hij tuurt gespannen naar de spreker. Het
is hem aan te zien dat hij dringend even
weg moet. Maar de spreker spreekt door...
Wij moeten niet meer naar sociale zaken
behoeven te lopen. Wij moeten, genoeg uit
kering krygen dat we onszelf kunnen be
druipen!
Verhagen zwijgt plotseling en neemt een
flinke slok bier. Jae, drink jie maer 's
mompelt iemand in de vergadering en het
mannetje bij het biljart maakt van de gele
genheid gebruik vlug zijn pet op te zetten
en de deur uit te glippen. Even later komt
hy opgelucht terug.
Buiten is een school uitgegaan. Lachende
hoge kinderstemmen dringen door in de ge
lagkamer, waar de rook byna niet meer te
verdragen is.
En beste mannen, toen was ik eens in Am
sterdam. Ik spreek ook wel eens in Amster
dam. In Middelburg heb ik ook wel eens
moeten spreken. Ik was toen in Amsterdam
en daar sprak een man over de bedrijfspen-
sioenen. Een man die meer school had ge
gaan dan ik, dat kon ik zo wel aan zijn ma
nier van praten horen. En toen hij klaar
was, zei ik, bent U klaar? Meneer, zei ik,
ik ken U niet en toen noemde hy mij zyn
naam meneer, zeg ik, dr. Van Ryn heeft
gezegd dat als de A.O.W. niet toereikend is
moet geput worden uit de bedrijfspensioe-
nen. Want daar is vier miljard over! Toen
ging die meneer niet met my in debat. En
kyk, beste mannen, dat vond ik nu jammer.
Ik heb niet zoveel school gegaan, ik ben
maar een jongen van de platte grond, maar
hij wilde niet met me in debat. En dat vond
ik nu jammer!
De rede van Verhagen loopt op zijn eind.
De asbakken zitten vol, de glazen zijn leeg
en donkere luchten buiten, maken de gelag
kamer nog somberder. Gunter draait een
lamp aan. De rook hangt er in trage slier
ten omheen.
Beste mannen, onze organisatie is de laat
ste organisatie. Wy zyn niet meer in het ar
beidsproces opgenomen, men zou kunnen
zeggen: wy zijn uitgerangeerd. Maar zijn
we uitgerangeerd? Nee. beste mannen, nog
niet! We zijn er nog en we kunnen nog voor
onze eigen belangen biyven opkomen!
Ook in de kamer van Gebraad, rond zyn
stoel en pyp, is het donkerder gewor
den. Zyn zoon vertelt over de oude va
der, alsof de man van meer dan een eeuw er
zelf niet bij zit. Natuurlyk is Gebraad te
oud voor de vergadering by Gunter. Nee,
hy zou er niets meer aan hebben. Dat is
meer iets voor de jongere bejaarden.
Voor de oude Gebraad, de oude dorpssmid
van Poortvliet zijn er de stoel, de pyp, de
krant en de rol King. Hij rookt veel, hele
dagen rookt hy zyn pyp. En als er bezoek
is blyft hy er altijd gezellig by zitten. Hij
wil niet naar bed voor dat wij gaan. Soms
denk ik wel eens: wat weet hij er nog alle
maal van, van wat er omgaat. Wat begrijpt
hij er nog van En dan zit hy maar te ro
ken en voor zich uit te kyken. Maar ja, als
je ook zo oud wordt. Honderd en een jaar....
En je vraagt je af wat zo'n oude man nog
denkt en doet. Maar hy is heus nog goed
by. Dat heb ik pas nog gemerkt met de pe
permunt. Iedere dag haal ik een rol King
voor 'm en dan betaalt hy my twintig cent.
En vrijdag bracht ik er weer een mee en
toen betaalde hij niet. Ik zei daar natuurlyk
niets van. Zaterdag was het weer zo en zon
dag ook. Maar toen ik hem maandag een
rol King bracht zei hyen nu krijg je tach
tig cent van me.
jyjaar nee, voor die vergaderingen
van de bejaardenbond is hij te
oud. Hij gaat niet meer naar Gunter.
Dan kijkt Gebraad junior naar zijn
oude vader en roept hem iets in het
oor. Gebraad begint langzaam te
glimlachen en knikt van nee. De zoon
kijkt hem nog eens even aan en draait
zich weer om. Je kan er zo weinig van
zeggen, doet hij ernstig, het is net als
een bloem. Als het even waait ligt
'ie om
De lucht is boven Poortvliet nog don
kerder geworden. De eerste druppels
van een lange grijze regenbui spat
ten op de stenen. Café Gunter loopt
leeg, de bejaarden zoeken hun huizen
op voordat de bui goed doorzet.
uvuwvuwuuvuinAAivwnMmAAmivwwMMUvvvMniuvvwvwiMVVUVMWVMmAMVWwnwvuvuuimjuwwHmfl^^
'TAL van grote primadonna's deden niet alleen door haar
kunst, maar ook door haar ongebreidelde levenswan
del van zich spreken. Jenny Lind, wellicht de grootste van
allen, leverde zelfs aan de vrijmoedigste roddelaars geen
stof. Zij was „een diva zonder schandalen". Zeker dreef de
Anglicaanse bisschop het wat erg ver, die haar in zijn
preek „een Heiland in vrouwengewaad" noemde, „uit de
hemel neergedaald om door haar zang onze zielen van zon
de te bevrijden". Maar haar eerlijke vroomheid en haar on
begrensde offervaardigheid staan vast. En het aureool van
kuisheid droeg zij stellig niet ten onrechte. Haar stem
schijnt iets onstoffelijks te hebben gehad, dat haar zang
als het ware boven het aardse uithief.
zy werd In Stockholm geboren, op 6 oktober 1820. Haar vader was
een onaanzieniyk boekhoudertje, haar moeder verbitterd door de
schrijnende armoede, waarin het gezin gedoemd was te leven. Die
armoede was ook oorzaak, dat de ouders haar opvoeding aan draag-
krachttger familieleden toevertrouwden. Toen de negenjarige Jenny
bij verschillende gelegenheden door haar zingen opgevallen was,
moest zij graaf Pake voorzingen, de directeuj- van de Koninklijke
Schouwburg van Stockholm. Deze, zelf zangpedagoog, besefte dade
lijk haar grote mogelykhéden en bezorgde haar een studiebeurs van
de staat. Maar hy had nog heel wat moeite om de tegenstand van
Jennys moeder te overwinnen, die in het theater slechts een poel
van verderf kon zien. Dezelfde opvattingen bewogen Jenny zelf
trouwens al vóór haar dertigste jaar. het toneel voor altyd de rug
toe te keren.
Na wat onbeduidende rolletjes debuteerde Jenny, zeventien jaar
oud, te Stockholm als Agathe in Webers „Freischütz". Het was op 7
maart 1838 en het typeert haar, dat zy deze datum haar hele ver
dere leven met religieuze ernst als een tweede verjaardag is biyven
vieren. In korte tijd was zy de lieveling van het Zweedse publiek.
Zodra zy er voldoende voor byeen had gespaard, ging zy naar
Parys, naar de vermaardste zangleraar van die tyd, Manuel Gar
cia. „Mejuffrouw, wat U wellicht aan stem hebt gehad, bent U
kwyt!" was het «verpletterende vonnis, dat deze velde, zy moest zes
weken volkomen zwygen, begon daarna onder Garcia's leiding met
een langdurige en strenge leertyd volgens de klassieke Italiaanse
tradities. Toen zy zes jaar na haar Stockholmse debuut opnieuw de
buteerde, ditmaal te Beriyn en als Norma, was zij op slag een Euro
pese beroemdheid.
Meyerbeer, Mendelssonh en Schumann waren haar bewonderende
vrienden. Ze stelden er een eer in, werken speciaal voor haar
stem te schrijven. De sprookjesdichter Hans Christian Andersen, tot
over de oren verliefd, waagde zelfs een huweiyksaanzoek. maar
kreeg nul op het rekest.
In haar korte toneelloopbaan zong Jenny Lind 27 operarollen, stuk
voor stuk creaties die waarschijnlijk nadien ook door de grootste
zangeressen niet meer zyn overtroffen en die niet alleen door een
sublieme zangtechniek, maar bovenal door menseiyke warmte en
dramatische overtuigingskracht frappeerden. Ook in Nederland heeft
Jenny Lind bij herhaling gezongen, onder meer in Handels „Mes
siah" met Johannes Verhulst als dirigent.
Hoe groot haar operasuccessen ook waren, toch voelde zij zich in de
theaterwereld nooit werkelijk thuis. Op het toppunt van haar roem,
nog ,pas 29 jaar oud, besloot zy het toneel voorgoed vaarwel te
zeggen. Zij hield zich onwrikbaar aan het eenmaal genomen besluit
en heeft zich na 1849 nog slechts op het concertpodium laten horen.
Maar dat dan ook tot haar 63e jaar toe en al die tyd vrijwel on
verminderd beschikkend over haar uitzonderlyke stemmiddelen.
Haar optreden was van de opperste ingetogenheid. Er stak niet het
allergeringste in van wat wij in onze dagen „show-business" noe
men. Des te opvallender is, dat zelfs in het bezadigde Engeland het
publiek ware veldslagen leverde om zich toegangsbewijzen voor haar
concerten te veroveren. In het gedrang voor de kassa scheurden
elegante dames elkaar de kleren van het lijf. De uitdrukking „een
Jenny-Lindgedrang" werd spreekwoordelyk. Het honorarium van de
zangeres was over vier maanden in koopwaarde uitgedrukt, stellig
een half miljoen van onze hedendaagse guldens.
Maar van Phineas Barnum, de Amerikaan wiens naam aan het
vermaarde circus Barnum Bailey verbonden bleef, bereikte Jenny
Lind een aanbod voor een Amerikaanse tournee die 150 concerten zou
omvatten, tegen een gegarandeerd honorarium van 1000 dollar per
optreden. Jenny Lind aarzelde, maar tekende het contract ten slotte.
Dat was het begin van de grootste triomftocht die in de loop dei-
geschiedenis ooit door één kunstenares kon worden geboekt.
Beter dan lange verhalen drukken karikaturen uit die tyd de opwin
ding uit, die zich van de Amerikanen meester maakte. Eén van die
tekeningen laat een Amerikaan zien, op weg naar het bespreek
bureau om zich een toegangsbewys aan te schaffen. Hij wordt ge
volgd door een hele stoet onder geldzakken gebukte negerslaven. Op
een andere karikatuur biedt een Amerikaan have en goed, ja zelfs
zyn vrouw te koop aan, om aan geld te komen voor het concert van
Jenny Lind.
De werkeiykheid overtrof eigenlyk nog deze fantasieën. Twintig
duizend nieuwsgierigen liepen te hoop toen Jenny Lind in New
York aankwam en tweehonderd zangers zongen haar een welkomst
lied toe. Haar Newyorkse concerten trokken elk 10.000 betalende be
zoekers en velen daarvan hadden 500, 600 en zelfs 825 dollar voor
een plaatsbewijs neergeteld. De ondernemende Barnum zelf incas
seerde 12.000 tot 16.000 dollar per concert.
De zangeres was wel een beetje onder de indruk van al die bewijzen
van bewondering, maar het geld imponeerde haar nauwelyks. Zy
liet tot Barnums teleurstelling de laatste zestig van de voorgenomen
honderdvyftig concerten schrappen en daarmee ongeveer 40 pet
van een ongekend honorarium.
Haar kennismaking met de pianist die haar op de Amerikaanse
tournee aan de vleugel begeleidde, de sympathieke musicus Otto
Goldschmïdt, een leerling van Chopin, had een huwelyk tot gevolg.
Jenny Lind vond er eindelyk haar verlangen naar stille huiselykheid
in bevredigd. Otto Goldschmidt kon zich, nu hij niet meer om den
brode piano behoefde te spelen, vooral op componeren toeleggen.
De tournee van Jenny Lind door de Nieuwe Wereld is voor de Ame
rikanen een magische herinnering gebleven. In 1920 vierde Amerika
de honderdste geboortedag van de Zweedse nachtegaal met een ge
trouwe nabootsing van die muzikale zegetocht met de toen geliefde
sopraan Frieda Hempel.
Jenny Lind gaf na haar terugkeer uit Amerika de met haar zang
verdiende sommen nog met guller hand uit dan tevoren. Zri bedreef
haar grootscheepse liefdadigheid uit een werkeliike behoefte des
harten en niet met de biibedoeling. er 1 aar populariteit mee te ver
sterken.
In een villa te Wynds Point, op Malvern Hill by Londen, sleet Jenny
Lind haar laatste jaren, zy werd ziek, iedereen, ook zyzelf, begreep,
dat het einde van haar levensweg naby was. Op een mooie herfst
ochtend opende haar dochter Jenny het raam, om de zon binnen te
laten. Zachtjes zong de stervende het lied, dat Robert Schumann
meer dan veertig jaar tevoren voor haar had gecomponeerd: „O
Sonnenscheln, O Sonnenscheln, wie scheinst du mlr ins Herz hinein!"
Met een glimlacht nam zy afscheid van de wereld. Zij stierf op 2
november 1887. Maar zy zal het onsterfelijke symbool blijven van
een volmaakte zangkunst.