INA BOUDIER-
BAKKER
1
in haar stille huis
aan een Utrechtse gracht
EUROPA EN HET BOEK
Europa in het
boekenweekgeschenk
EEN GESPREK MET
ZATERDAG 30 MAART 1963
PRO V INC IALE ZEEUWSE COURANT
Zo zag Lotte Ruting het Malheurvan
privaatdocent K., zoals bezongen door
Paul van Ostayen.
(Uit: De muze en Europa)
(Van een onzer redacteuren)
\X7ie gedurende de boekenweek voor vijf gul
den boeken koopt, krijgt van zijn boek
handelaar een geschenk. Meestal is het ge
schenk een anonieme novelle geweest, waar
van men de auteur moest raden. Het ge
schenk van deze week is geen novelle en is
niet anoniem. Het heet „Europa in een boek"
en het is geschreven door prof. dr. Jacob
Presser (64 jaar oud, auteur van uiteenlopen
de werken als „De tachtigjarige oorlog", „Or
pheus en Aharverus", „Napoleon, historie en
legende", „Amerika", „De macht der Giron
dijnen", „Moord in Meppel" en „Moord in
Moordrecht").
„Europa in een boek" is een snelle reis door de
cultuurgeschiedenis van Europa. De reis geschiedt
aan de hand van foto's. Het is een heel prettige
reis. want prof. Presser is een gezellig causeur.
Zelf zegt hij dat hij meent „niet meer te kunnen dan
verdoezelen dat een Europa in een halfhonderd
plaatjes-met-bijschriften nooit meer kan opleveren
dan een ontzaglijk lege ruimte met wat verspreide
brokjes substantie!" „Het is onnodige bescheiden
heid. Ondanks de speelsheid en de beknoptheid (het
boekje telt 95 bladzijden) biedt de lectuur substan
tie te over. Niet voor elke willekeurige lezer. Als er
gesproken wordt over Hippokrates, Achilles, Coper
nicus. Mozart, Jean Jaures, om enkele willekeurig
gekozen namen te noemen, moet men van hen toch
wel enige basiskennis hebben, wil men begrijpen
waarom prof. Presser juist hen heeft ingepast in
zijn verhaal over de culturele tocht, gemaakt door
Europa, de Phoenicische koningsdochter die zich
van het strand van Turys liet meevoeren door Zeus
in stierengedaante en door deze, na aangenaam ver
pozen onder water, werd achtergelaten op het strand
van Kreta. „Europa in een boek" is gedrukt in een
oplage van 250.000 exemplaren. Men haaste zich.
Muze en Europa
Tclkcnjaro is tijdens de boekenweek ook tegen
weinig geld een gedichtenbundel te koop. Vijf
tigduizend belangstellenden kunnen voor de pr(js
van negentig cent in het bezit komen van „De muze
en Europa", een door prof. Garmt Stuiveling bij
eengebrachte bundel Nederlandse gedichten, geïn
spireerd op Europese landen, steden of streken; een
en ander verlucht met illustraties van Lotte Ru
ting. De illustraties zijn luchtig, maar te weinig
persoonlijk. Ze doen wat iel aan. Ze passen echter
weer wel bij de toon, die prof. Stuiveling in alle
gedichten van reizende Nederlandse dichters meent
te hebben gevonden, nl. verwondering en herken
ning.
Verwondering uit zich soms als verbazuig. Paul van
Ostayen (.1896-1928) bewijst dat in zijn Alpengc-
dlcht „Malheur".
Warme waimstal
de heer privaatdocent K.
in de zomerfrisle uit Breslau
probeert of hij bij middel van een
convergerend glas
zijn sigaar Uebcrsee Bismarck kan aansteken.
Op 2 meter van de bergtop verwijderd
valt zijn hoge hoed in de afgrond
een waardevol kledingstuk voor een
privaatdocent onmisbaai
wal de heer K. bugrypi
hij probeert te vatten zijn vallende cilinder
waarbij hij zeil valt in de diepte
zijn cilinder achterna
differens weerstand van de lucht
zo gelukt het de heer K. gelijktijdig mei zyn
hoge hoed
du atgrond te bereiken
ongedeerde hoge hoed R.l.P. privaatdocent K.
Men siert de banr van de arme alpetoerist
met edelweiss
De te zware rouwsluier zijner echtgenote
wordt gevat door een sneltrein
en bijgevolg ook de treurende Hintergebliebene.
Alplnctragedie de dagbladen.
Inderdaad. De verwondering van Van Ostayen is
heel anders gericht dan die van Jacqueline van
der Waals. 'Zij dichtte, toen ook zij in de bergen
was:
Nu zien de groote bergen op mij neder
Ze zijn verwonderd, dat ik al zoo lang
Alleen geklommen ben, en half nieuwsgierig,-
Half spelend volgt hun oog mjjn tragen gang.
boe V
ïïkj
BOEKENWEEK
WEL BEKEND
„Boekenweek" is een begrip. Het
NIPO heeft het vorig jaar onder
zocht en is tot de conclusie geko
men dat men in negentig procent
van de Nederlandse gezinnen van
de Boekenweek gehoord had. Een
hoog cijfer wanneer men bedenkt
dat er honderdduizenden Neder
landers zyn die geen boek in
huis hebben.
Niet iedereen kent de voordelen
van de boekenweek. Wie geduren
de de week voor vijf gulden boe
ken koopt, krijgt een geschenk
boekje. Vorig jaar werden 200.000
geschenkboeken uitgereikt. Merk
waardig is dat 2/3 van degenen,
die het geschenk ontvingen, dat
van te voren niet wisten.
Ze was pas ziek geweest en haar verzorgster, zuster Van der
Wal, die al vanaf 1952, toen Henri Boudier, haar man, gestor
ven is, in het Utrechtse grachtenhuis woont en voor alles zorgt,
vertelde mij in de lange marmeren gang met helemaal aan het eind
de schemerige tuin, ouderwets met rozenhaag en witte bank, dat
mevrouw nog niet helemaal op krachten gekomen was, maar dat ze
het bezoek toch niet hadden willen afzeggen. Al pratend hing ze
mijn mantel op en bracht me in de kamer, één van de vele in dit
hoge donkere huis, het was de kamer op dé tuin.
Daar, in het gedempte licht dat door de tuinwand binnenviel, zat
mevrouw Ina Boudier-Bakker, wier boeken wij als schoolmeisjes al
lazen en wier naam bij weinig Nederlanders onbekend zal zijn. Ze
zat daar in die hoge kamer met de zware donkere meubelen, de
grote portretten met vreemde gezichten, de foto's en de stoelleunin
gen met tapisserie zo klein en fragile aan de grote tafel, de smalle
handen over elkaar gevouwen, een brede zilverige sjaal over een
wijnrode kamerjapon, en ze keek me aan met de nieuwsgierige blik
van iemand die nog altijd in alles en iedereen belang stelt.
„Gaat U tegenover mij zitten", zei ze, „dan kunnen we elkaar beter
verstaan en zien".
De franje van een grote beschermende lampekap raakt telkens nijjn
haar wanneer ik in de hoge stoel zit thee te drinken, luisterend naar
de heldere en zeer duidelijk articulerende stem tegenover mij. Op de
rustbank achter mevrouw Boudier zitten twee reusachtige grijze kat
ten mij uit laatdunkende oogkieren aan te staren, de dikke staart om
de vier pootjes geplooid- „We hebben er nóg vijf", deelt zr. v. d. Wal
mee. Ze schudt het hoofd maar ze lacht ook.
En mevrouw Boudier glimlacht, een vrolijke- blijde lach die de grote
blauwe ogen in het fijn gerimpeld gezicht doet glanzen. Nu vertelt ze
van haar schooltijd in het oude Amsterdam, toen ze woonde in het
grachtenhuis aan het Singel en naar school ging aan de Nieuwe Zijds
Voorburgwal. Het was de tijd van de oude koning, Willem m, van
koningin Emma, en van het prinsesje Wilhelmina. Tijd van rijtuigen
en paarden, van kanten kragen op een stemmig zwart jurkje, ge
plooid en met smockwerk versierd. Want zó ziet de jonge Ina Boudier
er uit op een fotootje dat ik mag zien, en zó kan men haar zich heel
goed voorstellen, de hoge stoepen aftrippend op haar weg over de
grachten. Een gereserveerd, tamelijk eenzaam meisje ze wilde het
ook niet anders maar die toch op een dag een ander klein meisje
tegenkwam, óók uit school op weg naar huis, óók wonend op het
Singel. „Maar dan kunnen we elkaar uit het raam bijna zien!" He)
was Cor Scheltema, en die twee werden vriendinnen voor het leven.
Nog hangt in de salon van dit Utrechtse grachtenhuis waar mevrouw
Boudier nu al meer dan dertig jaren woont een geschilderd portretje
'van Cors dochter, een dromerig gezichtje onder lang zwart haar. Er
naast hangt een portret van Ina Boudier als jonge vrouw, geschilderd
door Isaac Israëls, en ook daar zweeft iets omheen van vroegere Am
sterdamse tijden. Maar hoor nu hoe mevrouw Boudier over haar school
vertelt: „Nee, ik vond het er helemaal niet plezierig! Integendeel. Het
was naar. Of er dan niet een paar vakken waren waar ik plezier in
had?" Ze denkt na. „Nee. Alles was naar". Dat komt er zo gedeci
deerd uit dat men geneigd is in de lach te schieten. Want dit is het
fascinerende aan haar: achter de zo broze fragiliteit, het vriendelijk en
bescheiden voorkomen, de aarzelende en dan rustig formulerende stem.
verbergt zich toch een duidelijke vastberadenheid, een humorvolle ge
decideerdheid.
Op de bewaarschool
Dat begon al op de bewaarschool. Je moest daar dingen zitten knut
selen van papier en zo. Dat kon ik niet, het interesseerde me ook
helemaal niet. Elke dag zei de juffrouw: „Hé, kind, wat zit" jy weer
te modderen". En op de lagere school? Ik zat er omdat ik het moest.
Niet met zó grote tegenzin, dat ook weer niet. Maar als ik in mijn
bank gleed wist ik: „Dat moet nu eenmaal zo". En als ik er om vier
uur uit mocht, dacht ik: „Zo, dat is weer afgelopen voor vandaag".
Op de meisjes-h.b.s. Ncc, werkelijk, daar heb ik het ook niet prettig
gevonden. Thuis zei ik wel tegen mijn ouders en tegen vriendelijk in
formerende bezoekers dat ik het prettig vond, maar het was niet waar.
Goed, later maakte je wel wat plezier, met Cor vooral, en net als alle
jonge meisjes. Maar ik was blij toen ik van dat alles af was. Ik heb
nog colleges in literatuur gelopen, en ben onderwijzeres geweest. Dat
vond ik ook niet prettig". Nu lach ik toch werkelijk. Want wie de
bundel „Kinderen" gelezen heeft weet met hoe grote liefde en inten
siteit daar de kleine levens van het kind geobserveerd zijn, met al
zijn eenzame verdrieten en tobberijen en vreugden. Trouwens, ook in
de romans van Ina Boudier zijn de kinderen (en de vrouwen) lang
niet de zwakste figuren.
„Ik' schreef eigenlijk altijd al. Op school ook, in een schrift. Mijn
moeder zag daar niet zoveel in, zoiets was voor een dochter zeker in
die tijd dan ook niet wat men als toekomst wenste. Vader dacht er wel
anders over. Maar hot was Cor Scheltema die me naar mijn eerste
uitgever sleepte. Zijn naam ben ik vergeten. Hij nam mijn bundel
novellen aan en zei dat ik er wel meer.van zou horen. Dat'duurde een
hele tijd en tenslotte gingen Cor en ik er weer op af. Toen begon hij
met een „Dat is niets, juffrouw Bakker!" waarop hij uitvoerig uit dc
doeken ging staan doen wat er nu wel precies aan elk van mijn novel
len mankeerde. Middenin zijn exposé zei ik: „Ja mijnheer. En wilt U
mij mijn manuscript nu maar teruggeven?"
Wij lachen, en zr. Van der Wal werpt mij een blik toe dié wil zeggen:
„Zie je wel dat ze nog steeds niet is veranderd?" Nee, waarachtig niet.
.,11c ging er toen mee naar Van Kampen, de grootvader van mijn
tegenwoordige uitgever. Hij nam het werk onmiddellijk aan, en alles
wat ik verder heb geschreven is bij hem uitgegeven. „Dat alles" is
zoals men weet een formidabele hoeveelheid. Maar formidabeler is
misschien toch, dat al het werk van mevrouw Boudier, of het nu ge
schreven werd in 1907 of 1917 of 1937, nog gelezen wordt. En welke
boeken halen na een zo lange tijd hun 16de druk, zoals ARMOEDE,
de familieroman over het oude Amsterdam van omstreeks 1900; welke
een 18de, zoals DE KLOP OP DE DEUR, een nog lijviger boek, één
van de nog steeds meest verkochte oorspronkelijke familieromans? „Er
is al heel wat „geklopt" al die jaren", zegt mevrouw Boudier met een
glimlach. „Misschien is dat böek me wel het liefst. Hoewel..."
Er is zoveel. Er is het kleine „KLEINE KRUISVAART" (5de druk),
waarin Ina Boudier de jeugdjaren van een meisje uit welverzorgde
leringen beschrijft, en haar ontmoeting met de minder beschutte
wereld daaromheen. „Zó was ze", zegt zr. Van der Wal, die eigenlijk
meer familielid dan alleen verzorgster is, omdat beider ouders elkaar
al kenden. Weer treft daar de heldere beschrijving van het denken van
een kind, al uit een paar regels van het begin:
„wat is er in het vroegste leven van een kind?... er zijn mensen die
bij haar behoren: vader, moeder, Anna, de meid; een grootvader of
grootmoeder soms ineens, maar ook gauw weg en weer vergeten.
Misschien nog eerst bewust vertrouwd de kamer omgeving: elk ding op
zijn plaats onveranderlijk, het alledag bekende. En door het raam van
de huiskamer ook bekend de gracht, huizen, rode daken.
...in de voorkamer waar ze door de tussendeur heenloopt, kan ze op
het balkon uitkijken: geen huizen, geen daken, maar de bomen van
het Weteringplantsoen, en verder, zo ver ze zien kan, groen land. En
diep beneden haar lopen mensen, en soms een paard voor een kar of
rijtuig".
Toen Amsterdam, nu Utrecht
Dat was het Amsterdam van de kleine Ina. Nu is het Utrecht, en
wéér een grachtenhuis, hoe zou het anders kunnen. Weer water,
weer een oude grijze toren voor het raam. In Utrecht was Henri
Boudier, haar man. jarenlang directeur van de posterijen. Tien jaar
geleden is hij gestorven, en het is spoedig duidelijk hoezeer zijn vrouw
hem nog elke dag mist. Zijn portret hangt tegenover ons. Ik kijk er
naar terwijl mevrouw Boudier vertelt van „HONGER", een nog niet
lartg geleden verschenen roman, die mij gefrappeerd had door zijn
totaal moderne vormgeving, de strakheid van vertellen, de weglating
van alle overbodigheden die in de nu wat ouderwets aandoende
familieromans breed uitgesponnen waren. Het is zonder meer al frap
pant dat iemand op zijn 87ste nog schrijft, maar nog frappanter is,
dat zij het volkomen aangepast doet aan de tijd van nu: strak, ge
reserveerd, ingehouden. Zó, en mogelijk nog knapper, is ook FINALE
geschreven, de levensavond van een oude, wijs geworden vrouw, die
haar betrekkingen met haar kinderen en de dingen om haar heen
overziet met een helderheid en scherpte die hier en daar zelfs wat
wrang aandoet. HONGER is milder van toon, wat optimistischer ook.
„Ik had het al jaren geleden geschreven", vertelt de zachte, duidelijk
sprekende stem tegenover mij.
U weet dat de hoofdfiguur, Koos Vorenaar, dezelfde werkzaamheden
verricht als destijds mijn man. Hij las het manuscript hij las altijd
alles eerst en zei onmiddellijk: „Ja, maar dat kun je niet doen
hoor!" Natuurlijk, zijn werk, mogelijk soortgelijke belevenissen, kwa
men in het boek voor, maar toch geen portretten". Toch zei hij: „Het
kan heus niet, Ina!" Ik zej: „Nou, bedaar maar!" Ze lacht opeens
weer, mevrouw Boudier, en wij lachen om dat gedecideerde „bedaar
maar!" dat nog altijd precies klinkt zoals het in zo'n situatie zou
moeten klinken. „Ik heb het weggelegd", gaat ze verder. „Maar nu is
het zo lang geleden. Ach, hij zou er geen bezwaren tegen kunnen
hebben. Ik heb het omgewerkt, het slot veranderd, en bovendien zijn
nog meer personen die iets zouden kunnen herkennen, gestorven. Zo
gaat dat".
Ja, zo gaat dat. Steeds meer mensen verdwijnen uit haar leven, en
eenzaam wordt een mens tenslotte als allen die hij heeft gekend en
die met hem die volkomen andere tijd kenden, weggevallen zijn.
Wie zaten er met U in het bestuur van de Vereniging van Letter
kundigen?" Ina Boudier Bakker komt op de eerste pagina van
"'le ledenlijst nog altijd voor als erelid. Eens kijken: „Boutens, en dan
Frans Mijnssen. Ja, Kloos heb ik ook wel gekend, en Annie Salomons
natuurlijk, kijk hier op de foto staat ze naast ons, met Kitty Josselin
de Jong. Voor Boutens was ik toch zo bang". Ze houdt op, lacht als in
herinnering. „Hij was zo razend knap, daarbij bijzonder gereserveerd
en ontoegankelijk, werkelijk, ik durfde nauwelijks het woord tot hem
te richten. Toen, op een keer sprak hij mij aan: „Ik heb je boek ge
lezen". De jonge Ina Boudier wachtte bedeesd wat de grote man zou
zeggen, ,,'k Heb het nóg eens ge lezen v. Boutens staarde haar door
dringend aan. ,,'k Heb het goed gevonden".
Wie mevrouw Boudier deze scène na hoort doen, verbaast zich er niet
over dat zij bij haar romans, dichtwerk, ook voor het toneel heeft
geschreven! We bladeren in foto's, zien mevrouw aan haar piano, waar
zij nog elke dag op speelt; bij de televisie, „ik geniet er met mate van
maar zou hem toch zeker niet meer willen missen!"; met een heel
stel lyceïsten uit Utrecht: „die komen altijd hier voor hun scripties en
letterkundig werk voor 't eindexamen en zo". Mevrouw Boudier ont
vangt hen graag, ze weet nog altijd met hen jover hun belangen te
praten. Maar zr. v. d. Wal zegt mij dat ze het toch te druk vindt wor
den: de jongelui praten natuurlijk honderd uit, willen de mening van
mevrouw Boudier over alle schrijvers van vroe'ger én van nu, zitten
boordevol onderwerpen en ideeën; en dat is vermoeiender dan zij
weten! Zelf heeft mgvrouw Boudier Couperus altijd graag gelezen, en
Boutens, en dat lijkt niet zo verwonderlijk! Toch moet ze heel wat meer
gelezen hebben om zó haar stijl te kunnen evolueren en bij-de-tijd te
blijven. Wie alleen al de inzet van het beroemde ARMOEDE vergelijkt
met die van bijvoorbeeld FINALE, dat wel het knapste werk van nü
is, moet dat toch wel opvallen:
„In Amsterdam viel de régen den gansen dag.
Snel, met kleine pasjes over het glibberig asphalt, stak Ammy de Brière
de drukke Hartenstraat door, die nat te glimmen lag in de pas aan
gestoken winkellichten. In haar haastigen loop botste telkens haar
druipende paraplu tegen andere, zodat de druppels koud spatten in
haar gezicht. Ze merkte het nauwelijks, liep even gejacht door, in zich
zelf gekeerd te denken. i
„Laat al. Toch nog maar bij Papa aangaan, misschien was Lot er
en ze wou vandaag niet vroeg thuiskomen. Juf zou wel wat met Jopie
spelen tot het eten. Eigenlijk dom, dat ze niet afgesproken had bij Lot
te gaan eten. óf by Papa dat was in ieder geval beter geweest..."
(Uit: „Armoede")
De slag van de deur.
Dit geluid, het overbekende, opeens van ongekende betekenis gewor
den: de vlucht tenslotte uit al het eigene, vertrouwde, naar een
vreemd oord. een zomer lang. Daar rijdt zij, weggedoken in de diepe
auto, en naast zich het jonge kind, haar kleindochter".
In een paar regels
Wat in de vroegere boeken dertig bladzijden nodig had voltrekt
zich hier in een paar regels, al wil dat geenszins zeggen dat de
romans niet zó geschreven hadden moeten worden- Want door de
brede opzet, het kunstig door elkaar gevlochten leven van al die kin
deren uit één Amsterdams gezin kon zo'n epos van de Amsterdamse
bourgeoisie tenslotte ook een bijzonder gezellig leesbare familieroman
worden. En dat daaraan behoefte bestond (en bestaat) is wel bewezen.
Mevrouw Boudier komt weinig meer buiten of in de openbaarheid.
Bovendien was zij nog niet helemaal weer beter: nog stond het rust
bed, ook al vanwege de lange, koude winter die in het hoge grachten
huis lang niet gemakkelijk te verduren is geweest, beneden in de
kamer. Door de tuinramen kijk ik naar de romantisch gebogen poort
van struiken, erachter staat in de verte een witte bank. Daar wandelt
mevrouw nog wel. „En werkt U nog, zult U nog verder schrijven?"
Ze kijkt me aan, kijkt dan peinzend de schemerige tuin in. Haar stem
zegt langzaam: „Ja, ik wil nog schrijven. Er is zoveel..."
Later is er de lange, koele gang, de familieportretten, het porselein en
de piano in de salon, en Isaac Israëls. Buiten op de leistenen stoep
schynen de grachtenhuizen en de Dom grijzig en geheimzinnig, alsof
ze zich aanpassen bij het stille huis achter de hoge groene deur met
het bordje „Boudier", waar de kleine figuur nog aan tafel zit, met de
zilveren sjaal, het zachte witte haar, en de peinzende, blauwe ogen.
GERTIE EVENHUIS
DE BOEKENWEEK 1963
draagt tot motto „Europa en
het boek". De Commissie
voor de Collectieve Propagan
da van het Nederlandse Boek
wil de nadruk leggen op de
grote rol, die het boek heeft
gespeeld in de ontwikkeling
van de Europese samenle
ving. Bovendien wordt gelijk
tijdig ook in België, Enge
land, Frankrijk, Oostenrijk
en Zwitserland een „week
van het boek"-actie gevoerd.
Het is een Nederlands initiatief.
wierp, wordt met andere op
druk ook in andere Europese
landen gebruikt.
In alle landen is een catalogus
verkrijgbaar van boeken over
Europa. De lijst is samengesteld
door het Europese Cultuurcentrum
Ivan Denis de Rougemont) te
Genève. De selectie bevat vooral
de juist verschenen werken, die
geschikt zyn om het begrip vooi
de culturele eenheid van Europa
te verdiepen en om de economi
sche en politieke vraagstukken,
die de eenwording van Europa
met zich meebrengen, toe te lich
ten. Op de kaft van de catalogus
staat „Leer EUROPA kennen, uw
gemeenschappelijk Vaderland".
Het motto is ook afgedrukt in
het Frans, Duits, Italiaans en En
gels. De vertaling in het Frans.
Duits en Italiaans is vrijwel let
terlijk. Het motto werd in het En-
U behoort er ook toe).
40.000,
waarvan 10.000 ex. voor de ver
spreiding alleen in Nederland) be
vat 105 titels.
HET IS OPVALLEND dat geen
enkel werk genoemd wordt dal
oorspronkelijk in het Nederlands
is verschenen. Voorts wordeD
slechts drie Nederlandse auteurs
genoemd, die blijkbaar met vol
doende verstand over Europese
aangelegenheden kunnen schrij
ven.
Van prof, H. Brugmans wordt ge
noemd diens „Les Origines de la
Civilasation Europeenne" en „La
Europe prend le Large", geschre
ven in het Frans en uitgegeven
te Parijs.
W. de Valk staat vermeld mei
diens „La signafication de inte
gration pour le developpement du
droit international moderne", ge
schreven in het Frans en uitge
geven door Sijthoff in Leiden.
Van J. N. Sterrenburg is opgeno
men diens publikatie „LTntegra-
tion monétaire", geschreven in
het Frans en uitgegeven door
Stenfert Kroese te Leiden.
DE NEDERLANDER, die alleen
Nederlands spreekt en (deson
danks) geïnteresseerd is in Euro
pese vraagstukken, moet het blij
kens de in Genève samengestelde
catalogus doen met in totaal vijf
titels: Het zijn: „Geschiedenes der
hedendaagse europese wejsbegeer-
te" door I. M. Bochenski, uitge
geven door De Brouwer in Brug
ge (de taalfouten zijn overgeno
men uit de catalogus red.).
,De Ontovoering van Europa"
door Luis Diez del Corral, uit
gegeven door Spectrum, Utrecht
(idem red.).' „Economische
atlas van West-Europa" door
Jean Dollfus. uitgegeven door Al
berts drukkerijen, Sittard. „De
wereld en het westen" door Ar
nold Toynbee. „De Europese Ar
beidsmarkt" door J. Schiefer, uit
gegeven door Stenfert Kroese,
Leiden.