INA BOUDIER- BAKKER 1 in haar stille huis aan een Utrechtse gracht EUROPA EN HET BOEK Europa in het boekenweekgeschenk EEN GESPREK MET ZATERDAG 30 MAART 1963 PRO V INC IALE ZEEUWSE COURANT Zo zag Lotte Ruting het Malheurvan privaatdocent K., zoals bezongen door Paul van Ostayen. (Uit: De muze en Europa) (Van een onzer redacteuren) \X7ie gedurende de boekenweek voor vijf gul den boeken koopt, krijgt van zijn boek handelaar een geschenk. Meestal is het ge schenk een anonieme novelle geweest, waar van men de auteur moest raden. Het ge schenk van deze week is geen novelle en is niet anoniem. Het heet „Europa in een boek" en het is geschreven door prof. dr. Jacob Presser (64 jaar oud, auteur van uiteenlopen de werken als „De tachtigjarige oorlog", „Or pheus en Aharverus", „Napoleon, historie en legende", „Amerika", „De macht der Giron dijnen", „Moord in Meppel" en „Moord in Moordrecht"). „Europa in een boek" is een snelle reis door de cultuurgeschiedenis van Europa. De reis geschiedt aan de hand van foto's. Het is een heel prettige reis. want prof. Presser is een gezellig causeur. Zelf zegt hij dat hij meent „niet meer te kunnen dan verdoezelen dat een Europa in een halfhonderd plaatjes-met-bijschriften nooit meer kan opleveren dan een ontzaglijk lege ruimte met wat verspreide brokjes substantie!" „Het is onnodige bescheiden heid. Ondanks de speelsheid en de beknoptheid (het boekje telt 95 bladzijden) biedt de lectuur substan tie te over. Niet voor elke willekeurige lezer. Als er gesproken wordt over Hippokrates, Achilles, Coper nicus. Mozart, Jean Jaures, om enkele willekeurig gekozen namen te noemen, moet men van hen toch wel enige basiskennis hebben, wil men begrijpen waarom prof. Presser juist hen heeft ingepast in zijn verhaal over de culturele tocht, gemaakt door Europa, de Phoenicische koningsdochter die zich van het strand van Turys liet meevoeren door Zeus in stierengedaante en door deze, na aangenaam ver pozen onder water, werd achtergelaten op het strand van Kreta. „Europa in een boek" is gedrukt in een oplage van 250.000 exemplaren. Men haaste zich. Muze en Europa Tclkcnjaro is tijdens de boekenweek ook tegen weinig geld een gedichtenbundel te koop. Vijf tigduizend belangstellenden kunnen voor de pr(js van negentig cent in het bezit komen van „De muze en Europa", een door prof. Garmt Stuiveling bij eengebrachte bundel Nederlandse gedichten, geïn spireerd op Europese landen, steden of streken; een en ander verlucht met illustraties van Lotte Ru ting. De illustraties zijn luchtig, maar te weinig persoonlijk. Ze doen wat iel aan. Ze passen echter weer wel bij de toon, die prof. Stuiveling in alle gedichten van reizende Nederlandse dichters meent te hebben gevonden, nl. verwondering en herken ning. Verwondering uit zich soms als verbazuig. Paul van Ostayen (.1896-1928) bewijst dat in zijn Alpengc- dlcht „Malheur". Warme waimstal de heer privaatdocent K. in de zomerfrisle uit Breslau probeert of hij bij middel van een convergerend glas zijn sigaar Uebcrsee Bismarck kan aansteken. Op 2 meter van de bergtop verwijderd valt zijn hoge hoed in de afgrond een waardevol kledingstuk voor een privaatdocent onmisbaai wal de heer K. bugrypi hij probeert te vatten zijn vallende cilinder waarbij hij zeil valt in de diepte zijn cilinder achterna differens weerstand van de lucht zo gelukt het de heer K. gelijktijdig mei zyn hoge hoed du atgrond te bereiken ongedeerde hoge hoed R.l.P. privaatdocent K. Men siert de banr van de arme alpetoerist met edelweiss De te zware rouwsluier zijner echtgenote wordt gevat door een sneltrein en bijgevolg ook de treurende Hintergebliebene. Alplnctragedie de dagbladen. Inderdaad. De verwondering van Van Ostayen is heel anders gericht dan die van Jacqueline van der Waals. 'Zij dichtte, toen ook zij in de bergen was: Nu zien de groote bergen op mij neder Ze zijn verwonderd, dat ik al zoo lang Alleen geklommen ben, en half nieuwsgierig,- Half spelend volgt hun oog mjjn tragen gang. boe V ïïkj BOEKENWEEK WEL BEKEND „Boekenweek" is een begrip. Het NIPO heeft het vorig jaar onder zocht en is tot de conclusie geko men dat men in negentig procent van de Nederlandse gezinnen van de Boekenweek gehoord had. Een hoog cijfer wanneer men bedenkt dat er honderdduizenden Neder landers zyn die geen boek in huis hebben. Niet iedereen kent de voordelen van de boekenweek. Wie geduren de de week voor vijf gulden boe ken koopt, krijgt een geschenk boekje. Vorig jaar werden 200.000 geschenkboeken uitgereikt. Merk waardig is dat 2/3 van degenen, die het geschenk ontvingen, dat van te voren niet wisten. Ze was pas ziek geweest en haar verzorgster, zuster Van der Wal, die al vanaf 1952, toen Henri Boudier, haar man, gestor ven is, in het Utrechtse grachtenhuis woont en voor alles zorgt, vertelde mij in de lange marmeren gang met helemaal aan het eind de schemerige tuin, ouderwets met rozenhaag en witte bank, dat mevrouw nog niet helemaal op krachten gekomen was, maar dat ze het bezoek toch niet hadden willen afzeggen. Al pratend hing ze mijn mantel op en bracht me in de kamer, één van de vele in dit hoge donkere huis, het was de kamer op dé tuin. Daar, in het gedempte licht dat door de tuinwand binnenviel, zat mevrouw Ina Boudier-Bakker, wier boeken wij als schoolmeisjes al lazen en wier naam bij weinig Nederlanders onbekend zal zijn. Ze zat daar in die hoge kamer met de zware donkere meubelen, de grote portretten met vreemde gezichten, de foto's en de stoelleunin gen met tapisserie zo klein en fragile aan de grote tafel, de smalle handen over elkaar gevouwen, een brede zilverige sjaal over een wijnrode kamerjapon, en ze keek me aan met de nieuwsgierige blik van iemand die nog altijd in alles en iedereen belang stelt. „Gaat U tegenover mij zitten", zei ze, „dan kunnen we elkaar beter verstaan en zien". De franje van een grote beschermende lampekap raakt telkens nijjn haar wanneer ik in de hoge stoel zit thee te drinken, luisterend naar de heldere en zeer duidelijk articulerende stem tegenover mij. Op de rustbank achter mevrouw Boudier zitten twee reusachtige grijze kat ten mij uit laatdunkende oogkieren aan te staren, de dikke staart om de vier pootjes geplooid- „We hebben er nóg vijf", deelt zr. v. d. Wal mee. Ze schudt het hoofd maar ze lacht ook. En mevrouw Boudier glimlacht, een vrolijke- blijde lach die de grote blauwe ogen in het fijn gerimpeld gezicht doet glanzen. Nu vertelt ze van haar schooltijd in het oude Amsterdam, toen ze woonde in het grachtenhuis aan het Singel en naar school ging aan de Nieuwe Zijds Voorburgwal. Het was de tijd van de oude koning, Willem m, van koningin Emma, en van het prinsesje Wilhelmina. Tijd van rijtuigen en paarden, van kanten kragen op een stemmig zwart jurkje, ge plooid en met smockwerk versierd. Want zó ziet de jonge Ina Boudier er uit op een fotootje dat ik mag zien, en zó kan men haar zich heel goed voorstellen, de hoge stoepen aftrippend op haar weg over de grachten. Een gereserveerd, tamelijk eenzaam meisje ze wilde het ook niet anders maar die toch op een dag een ander klein meisje tegenkwam, óók uit school op weg naar huis, óók wonend op het Singel. „Maar dan kunnen we elkaar uit het raam bijna zien!" He) was Cor Scheltema, en die twee werden vriendinnen voor het leven. Nog hangt in de salon van dit Utrechtse grachtenhuis waar mevrouw Boudier nu al meer dan dertig jaren woont een geschilderd portretje 'van Cors dochter, een dromerig gezichtje onder lang zwart haar. Er naast hangt een portret van Ina Boudier als jonge vrouw, geschilderd door Isaac Israëls, en ook daar zweeft iets omheen van vroegere Am sterdamse tijden. Maar hoor nu hoe mevrouw Boudier over haar school vertelt: „Nee, ik vond het er helemaal niet plezierig! Integendeel. Het was naar. Of er dan niet een paar vakken waren waar ik plezier in had?" Ze denkt na. „Nee. Alles was naar". Dat komt er zo gedeci deerd uit dat men geneigd is in de lach te schieten. Want dit is het fascinerende aan haar: achter de zo broze fragiliteit, het vriendelijk en bescheiden voorkomen, de aarzelende en dan rustig formulerende stem. verbergt zich toch een duidelijke vastberadenheid, een humorvolle ge decideerdheid. Op de bewaarschool Dat begon al op de bewaarschool. Je moest daar dingen zitten knut selen van papier en zo. Dat kon ik niet, het interesseerde me ook helemaal niet. Elke dag zei de juffrouw: „Hé, kind, wat zit" jy weer te modderen". En op de lagere school? Ik zat er omdat ik het moest. Niet met zó grote tegenzin, dat ook weer niet. Maar als ik in mijn bank gleed wist ik: „Dat moet nu eenmaal zo". En als ik er om vier uur uit mocht, dacht ik: „Zo, dat is weer afgelopen voor vandaag". Op de meisjes-h.b.s. Ncc, werkelijk, daar heb ik het ook niet prettig gevonden. Thuis zei ik wel tegen mijn ouders en tegen vriendelijk in formerende bezoekers dat ik het prettig vond, maar het was niet waar. Goed, later maakte je wel wat plezier, met Cor vooral, en net als alle jonge meisjes. Maar ik was blij toen ik van dat alles af was. Ik heb nog colleges in literatuur gelopen, en ben onderwijzeres geweest. Dat vond ik ook niet prettig". Nu lach ik toch werkelijk. Want wie de bundel „Kinderen" gelezen heeft weet met hoe grote liefde en inten siteit daar de kleine levens van het kind geobserveerd zijn, met al zijn eenzame verdrieten en tobberijen en vreugden. Trouwens, ook in de romans van Ina Boudier zijn de kinderen (en de vrouwen) lang niet de zwakste figuren. „Ik' schreef eigenlijk altijd al. Op school ook, in een schrift. Mijn moeder zag daar niet zoveel in, zoiets was voor een dochter zeker in die tijd dan ook niet wat men als toekomst wenste. Vader dacht er wel anders over. Maar hot was Cor Scheltema die me naar mijn eerste uitgever sleepte. Zijn naam ben ik vergeten. Hij nam mijn bundel novellen aan en zei dat ik er wel meer.van zou horen. Dat'duurde een hele tijd en tenslotte gingen Cor en ik er weer op af. Toen begon hij met een „Dat is niets, juffrouw Bakker!" waarop hij uitvoerig uit dc doeken ging staan doen wat er nu wel precies aan elk van mijn novel len mankeerde. Middenin zijn exposé zei ik: „Ja mijnheer. En wilt U mij mijn manuscript nu maar teruggeven?" Wij lachen, en zr. Van der Wal werpt mij een blik toe dié wil zeggen: „Zie je wel dat ze nog steeds niet is veranderd?" Nee, waarachtig niet. .,11c ging er toen mee naar Van Kampen, de grootvader van mijn tegenwoordige uitgever. Hij nam het werk onmiddellijk aan, en alles wat ik verder heb geschreven is bij hem uitgegeven. „Dat alles" is zoals men weet een formidabele hoeveelheid. Maar formidabeler is misschien toch, dat al het werk van mevrouw Boudier, of het nu ge schreven werd in 1907 of 1917 of 1937, nog gelezen wordt. En welke boeken halen na een zo lange tijd hun 16de druk, zoals ARMOEDE, de familieroman over het oude Amsterdam van omstreeks 1900; welke een 18de, zoals DE KLOP OP DE DEUR, een nog lijviger boek, één van de nog steeds meest verkochte oorspronkelijke familieromans? „Er is al heel wat „geklopt" al die jaren", zegt mevrouw Boudier met een glimlach. „Misschien is dat böek me wel het liefst. Hoewel..." Er is zoveel. Er is het kleine „KLEINE KRUISVAART" (5de druk), waarin Ina Boudier de jeugdjaren van een meisje uit welverzorgde leringen beschrijft, en haar ontmoeting met de minder beschutte wereld daaromheen. „Zó was ze", zegt zr. Van der Wal, die eigenlijk meer familielid dan alleen verzorgster is, omdat beider ouders elkaar al kenden. Weer treft daar de heldere beschrijving van het denken van een kind, al uit een paar regels van het begin: „wat is er in het vroegste leven van een kind?... er zijn mensen die bij haar behoren: vader, moeder, Anna, de meid; een grootvader of grootmoeder soms ineens, maar ook gauw weg en weer vergeten. Misschien nog eerst bewust vertrouwd de kamer omgeving: elk ding op zijn plaats onveranderlijk, het alledag bekende. En door het raam van de huiskamer ook bekend de gracht, huizen, rode daken. ...in de voorkamer waar ze door de tussendeur heenloopt, kan ze op het balkon uitkijken: geen huizen, geen daken, maar de bomen van het Weteringplantsoen, en verder, zo ver ze zien kan, groen land. En diep beneden haar lopen mensen, en soms een paard voor een kar of rijtuig". Toen Amsterdam, nu Utrecht Dat was het Amsterdam van de kleine Ina. Nu is het Utrecht, en wéér een grachtenhuis, hoe zou het anders kunnen. Weer water, weer een oude grijze toren voor het raam. In Utrecht was Henri Boudier, haar man. jarenlang directeur van de posterijen. Tien jaar geleden is hij gestorven, en het is spoedig duidelijk hoezeer zijn vrouw hem nog elke dag mist. Zijn portret hangt tegenover ons. Ik kijk er naar terwijl mevrouw Boudier vertelt van „HONGER", een nog niet lartg geleden verschenen roman, die mij gefrappeerd had door zijn totaal moderne vormgeving, de strakheid van vertellen, de weglating van alle overbodigheden die in de nu wat ouderwets aandoende familieromans breed uitgesponnen waren. Het is zonder meer al frap pant dat iemand op zijn 87ste nog schrijft, maar nog frappanter is, dat zij het volkomen aangepast doet aan de tijd van nu: strak, ge reserveerd, ingehouden. Zó, en mogelijk nog knapper, is ook FINALE geschreven, de levensavond van een oude, wijs geworden vrouw, die haar betrekkingen met haar kinderen en de dingen om haar heen overziet met een helderheid en scherpte die hier en daar zelfs wat wrang aandoet. HONGER is milder van toon, wat optimistischer ook. „Ik had het al jaren geleden geschreven", vertelt de zachte, duidelijk sprekende stem tegenover mij. U weet dat de hoofdfiguur, Koos Vorenaar, dezelfde werkzaamheden verricht als destijds mijn man. Hij las het manuscript hij las altijd alles eerst en zei onmiddellijk: „Ja, maar dat kun je niet doen hoor!" Natuurlijk, zijn werk, mogelijk soortgelijke belevenissen, kwa men in het boek voor, maar toch geen portretten". Toch zei hij: „Het kan heus niet, Ina!" Ik zej: „Nou, bedaar maar!" Ze lacht opeens weer, mevrouw Boudier, en wij lachen om dat gedecideerde „bedaar maar!" dat nog altijd precies klinkt zoals het in zo'n situatie zou moeten klinken. „Ik heb het weggelegd", gaat ze verder. „Maar nu is het zo lang geleden. Ach, hij zou er geen bezwaren tegen kunnen hebben. Ik heb het omgewerkt, het slot veranderd, en bovendien zijn nog meer personen die iets zouden kunnen herkennen, gestorven. Zo gaat dat". Ja, zo gaat dat. Steeds meer mensen verdwijnen uit haar leven, en eenzaam wordt een mens tenslotte als allen die hij heeft gekend en die met hem die volkomen andere tijd kenden, weggevallen zijn. Wie zaten er met U in het bestuur van de Vereniging van Letter kundigen?" Ina Boudier Bakker komt op de eerste pagina van "'le ledenlijst nog altijd voor als erelid. Eens kijken: „Boutens, en dan Frans Mijnssen. Ja, Kloos heb ik ook wel gekend, en Annie Salomons natuurlijk, kijk hier op de foto staat ze naast ons, met Kitty Josselin de Jong. Voor Boutens was ik toch zo bang". Ze houdt op, lacht als in herinnering. „Hij was zo razend knap, daarbij bijzonder gereserveerd en ontoegankelijk, werkelijk, ik durfde nauwelijks het woord tot hem te richten. Toen, op een keer sprak hij mij aan: „Ik heb je boek ge lezen". De jonge Ina Boudier wachtte bedeesd wat de grote man zou zeggen, ,,'k Heb het nóg eens ge lezen v. Boutens staarde haar door dringend aan. ,,'k Heb het goed gevonden". Wie mevrouw Boudier deze scène na hoort doen, verbaast zich er niet over dat zij bij haar romans, dichtwerk, ook voor het toneel heeft geschreven! We bladeren in foto's, zien mevrouw aan haar piano, waar zij nog elke dag op speelt; bij de televisie, „ik geniet er met mate van maar zou hem toch zeker niet meer willen missen!"; met een heel stel lyceïsten uit Utrecht: „die komen altijd hier voor hun scripties en letterkundig werk voor 't eindexamen en zo". Mevrouw Boudier ont vangt hen graag, ze weet nog altijd met hen jover hun belangen te praten. Maar zr. v. d. Wal zegt mij dat ze het toch te druk vindt wor den: de jongelui praten natuurlijk honderd uit, willen de mening van mevrouw Boudier over alle schrijvers van vroe'ger én van nu, zitten boordevol onderwerpen en ideeën; en dat is vermoeiender dan zij weten! Zelf heeft mgvrouw Boudier Couperus altijd graag gelezen, en Boutens, en dat lijkt niet zo verwonderlijk! Toch moet ze heel wat meer gelezen hebben om zó haar stijl te kunnen evolueren en bij-de-tijd te blijven. Wie alleen al de inzet van het beroemde ARMOEDE vergelijkt met die van bijvoorbeeld FINALE, dat wel het knapste werk van nü is, moet dat toch wel opvallen: „In Amsterdam viel de régen den gansen dag. Snel, met kleine pasjes over het glibberig asphalt, stak Ammy de Brière de drukke Hartenstraat door, die nat te glimmen lag in de pas aan gestoken winkellichten. In haar haastigen loop botste telkens haar druipende paraplu tegen andere, zodat de druppels koud spatten in haar gezicht. Ze merkte het nauwelijks, liep even gejacht door, in zich zelf gekeerd te denken. i „Laat al. Toch nog maar bij Papa aangaan, misschien was Lot er en ze wou vandaag niet vroeg thuiskomen. Juf zou wel wat met Jopie spelen tot het eten. Eigenlijk dom, dat ze niet afgesproken had bij Lot te gaan eten. óf by Papa dat was in ieder geval beter geweest..." (Uit: „Armoede") De slag van de deur. Dit geluid, het overbekende, opeens van ongekende betekenis gewor den: de vlucht tenslotte uit al het eigene, vertrouwde, naar een vreemd oord. een zomer lang. Daar rijdt zij, weggedoken in de diepe auto, en naast zich het jonge kind, haar kleindochter". In een paar regels Wat in de vroegere boeken dertig bladzijden nodig had voltrekt zich hier in een paar regels, al wil dat geenszins zeggen dat de romans niet zó geschreven hadden moeten worden- Want door de brede opzet, het kunstig door elkaar gevlochten leven van al die kin deren uit één Amsterdams gezin kon zo'n epos van de Amsterdamse bourgeoisie tenslotte ook een bijzonder gezellig leesbare familieroman worden. En dat daaraan behoefte bestond (en bestaat) is wel bewezen. Mevrouw Boudier komt weinig meer buiten of in de openbaarheid. Bovendien was zij nog niet helemaal weer beter: nog stond het rust bed, ook al vanwege de lange, koude winter die in het hoge grachten huis lang niet gemakkelijk te verduren is geweest, beneden in de kamer. Door de tuinramen kijk ik naar de romantisch gebogen poort van struiken, erachter staat in de verte een witte bank. Daar wandelt mevrouw nog wel. „En werkt U nog, zult U nog verder schrijven?" Ze kijkt me aan, kijkt dan peinzend de schemerige tuin in. Haar stem zegt langzaam: „Ja, ik wil nog schrijven. Er is zoveel..." Later is er de lange, koele gang, de familieportretten, het porselein en de piano in de salon, en Isaac Israëls. Buiten op de leistenen stoep schynen de grachtenhuizen en de Dom grijzig en geheimzinnig, alsof ze zich aanpassen bij het stille huis achter de hoge groene deur met het bordje „Boudier", waar de kleine figuur nog aan tafel zit, met de zilveren sjaal, het zachte witte haar, en de peinzende, blauwe ogen. GERTIE EVENHUIS DE BOEKENWEEK 1963 draagt tot motto „Europa en het boek". De Commissie voor de Collectieve Propagan da van het Nederlandse Boek wil de nadruk leggen op de grote rol, die het boek heeft gespeeld in de ontwikkeling van de Europese samenle ving. Bovendien wordt gelijk tijdig ook in België, Enge land, Frankrijk, Oostenrijk en Zwitserland een „week van het boek"-actie gevoerd. Het is een Nederlands initiatief. wierp, wordt met andere op druk ook in andere Europese landen gebruikt. In alle landen is een catalogus verkrijgbaar van boeken over Europa. De lijst is samengesteld door het Europese Cultuurcentrum Ivan Denis de Rougemont) te Genève. De selectie bevat vooral de juist verschenen werken, die geschikt zyn om het begrip vooi de culturele eenheid van Europa te verdiepen en om de economi sche en politieke vraagstukken, die de eenwording van Europa met zich meebrengen, toe te lich ten. Op de kaft van de catalogus staat „Leer EUROPA kennen, uw gemeenschappelijk Vaderland". Het motto is ook afgedrukt in het Frans, Duits, Italiaans en En gels. De vertaling in het Frans. Duits en Italiaans is vrijwel let terlijk. Het motto werd in het En- U behoort er ook toe). 40.000, waarvan 10.000 ex. voor de ver spreiding alleen in Nederland) be vat 105 titels. HET IS OPVALLEND dat geen enkel werk genoemd wordt dal oorspronkelijk in het Nederlands is verschenen. Voorts wordeD slechts drie Nederlandse auteurs genoemd, die blijkbaar met vol doende verstand over Europese aangelegenheden kunnen schrij ven. Van prof, H. Brugmans wordt ge noemd diens „Les Origines de la Civilasation Europeenne" en „La Europe prend le Large", geschre ven in het Frans en uitgegeven te Parijs. W. de Valk staat vermeld mei diens „La signafication de inte gration pour le developpement du droit international moderne", ge schreven in het Frans en uitge geven door Sijthoff in Leiden. Van J. N. Sterrenburg is opgeno men diens publikatie „LTntegra- tion monétaire", geschreven in het Frans en uitgegeven door Stenfert Kroese te Leiden. DE NEDERLANDER, die alleen Nederlands spreekt en (deson danks) geïnteresseerd is in Euro pese vraagstukken, moet het blij kens de in Genève samengestelde catalogus doen met in totaal vijf titels: Het zijn: „Geschiedenes der hedendaagse europese wejsbegeer- te" door I. M. Bochenski, uitge geven door De Brouwer in Brug ge (de taalfouten zijn overgeno men uit de catalogus red.). ,De Ontovoering van Europa" door Luis Diez del Corral, uit gegeven door Spectrum, Utrecht (idem red.).' „Economische atlas van West-Europa" door Jean Dollfus. uitgegeven door Al berts drukkerijen, Sittard. „De wereld en het westen" door Ar nold Toynbee. „De Europese Ar beidsmarkt" door J. Schiefer, uit gegeven door Stenfert Kroese, Leiden.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 15