BERGTOCHTEN
BEST, MAAR
Bergland gezond,
maar kijk uit
in
de
alpen
ZWITSERSE
ALPENPOST
alleen als U zich aan de
spelregels houdt I
GA ER EENS EEN
BERG BEKLIMMEN
S.O.S.
T
ips voor
Maart 1963
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
De bergen zijn een heerlijk speelterrein voor wie een onbezorg
de vakantie wil genieten. De bergen zijn echter een levens
gevaarlijk speelterrein voor wie de spelregels niet nauwkeu
rig in acht neemt. De voornaamste spelregels ontleend aan Luis
Trenkers „Zehn Bergsteigergebote" zijn: „Gij zult geen berg
tocht maken, die uw krachten te boven gaat en „Gij zult iedere
bergtocht zorgvuldig met hoofd en hand voorbereiden".
Die spelregels gelden zowel voor de
„matadors", die zware en zeer
zware bergtochten maken, als voor
u, die er ook wel eens mee wil be
ginnen. „Geen bergtocht, die uw
krachten te boven gaat". Dat houdt
dus in: tot hoever reiken uw krach
ten? Dat hangt van uw leeftijd af
(ouderen doen er goed aan, voor het
vertrek naar „bergland" even bij de
huisarts langs te lopen), dat hangt
ook van een serie andere factoren af:
een goede nachtrust, met andere
woorden: vroeg naar bed (in de berg
hutten is dat doorgaans verplicht om
tien uur) en een bed, dat u qua
lengte en stevigheid van de matras
een goede rust waarborgt;
goed eten en drinken, wat wil zeg
gen dat men zich wat de maaltijden
betreft zoveel mogelijk bij het menu
van de berglanders moet aanpassen
geen alcoholhoudende dranken moet
gebruiken en onderweg per se geen
koude spullen moet drinken (funest
vooral bij warm weer) en nooit uit
Amateur bergbeklimmers op de top
van dé Iséler (Allgdu) vanwaar ze
over de Thannheimerbergen (Tirol)
tot het Wittersteinmasief met de
Zugspitze (rechtsachter) kunnen kij
ken.
een bergbeek moet drinken als men
er niet honderd procent zeker van is,
dat bovenstrooms geen vee meer aan
wezig is;
een beetje conditietraining, dat wil
zeggen dat men zich een beetje oefent
met name op het afdalen; het klim
men met licht doorveren in de knie-
en leren we gauw genoeg, maar het
afdalen van laaglanders is vaak bela
chelijk: met stijve benen, die er oor
zaak van zijn dat de kniegewrichten
het zwaar te verduren krijgen en dat
menigeen na een tijdje rondloopt met
een (dikke en pijnlijke „daalknie";
dat soepele in de knieën doorveren bij
het dalen kunnen we in Nederland
leren in de duinen en op de hellin
gen van de heuvels.
Gy zult iedere bergtocht zorgvuldig
met hoofd en hand voorbereiden".
Dat wil zeggen, dat u alle bergtoch
ten (en zeker de zwaardere) heel
zorgvuldig uitstippelt aan de hand
van de topografische kaarten, die in
vrijwel alle berggebieden zijn te krij
gen. Aan de band van de hoogtelij
nen ziet u hoever u kunt komen
een geoefende bergbeklimmer kan,
wanneer een pad steil klimt, per nur
ongeveer een hoogteverschil van 300
100 meter overwinnen en de
kaart vertelt u verder, of er mis
schien (koele) bossen zjjn, die u on
derweg mee kunt pikken en of er hel
lingen zijn, die eerst in de zon en dan
in de schaduw komen. Dat is van be
tekenis, omdat een sneeuwhelling, die
u 's morgens in de zon uitstekend
kon oversteken, 's middags met een
levensgevaarlijk laagje ijs bedekt kan
zijn (omdat het er vriest zodra de
zon weg is).
By het uitstippelen van de tocht
houdt men er uiteraard rekening
mee, wat men op het gebied van
bergbeklimmen al gepresteerd heeft.
Wie ongeoefend is, zoelte een stand
plaats uit, van waaruit men uiteen
lopende lichte tochten kan maken
met weinig sterke klimmingen van
het terrein. De beginneling houde
zich vooreerst aan de wegen en pa
den met „Marltierungen"; dat zijn
strepen van een bepaalde kleur op
bordjes aan bomen, op bomen of op
rotsen en stenen en boven de boom
grens in onoverzichtelijk terrein door
„Steinmanner" (steenhopen van één
a anderhalve meter). Deze „Markie-
rungen" vindt men natuurlijk alleen
in gebieden, waar vrij regelmatig toe
risten komen.
T Tebt U dat ook wanneer U in de bergen bent, dat U zo'n berg wilt beklim
men? U hebt het natuurlijk ook wel eens geprobeerd en het is U niet
gelukt. Maar het liet U niet los en U hebt uzelf voorgenomen, dat U het
nog eens gaat proberen. Er bljjkt een massa mensen met dezelfde neiging
te zijn; vandaar de toeloop by de alpinistenvereniglngen, óók van Neder
landers.
Bergbeklimmen kan men op vele
plaatsen in vele landen leren. Na
tuurlijk in de Alpenlanden zoals
Frankrijk, Zwitserland, Oostenryk en
Italië, maar dichterbij kan ook: in
Duitsland. De Duitse Alpen hebben
alleen al 1378 bergen, waarvan de
toppen hogen zyn dan 1500 meter;
kampioen is de Zugspitze met 2695
meter. Maar ook in het Zwarte Woud
het Beierse Woud (tegen de Tsjechi
sche grens aan) en de Harz zijn ber
gen, die boven de 1500 meter uitko
men.
Wat die 1500 meter er mee te ma
ken heeft? Die hoogte is bepalend
voor het „alpinisme". Wat daaronder
ligt, telt voor de Deutsche Alpen-
verein zogezegd niet mee. Ze zou er
ook maar de handen vol aan hebben,
want bergen ónder de 1500 meter
telt Duitsland by duizenden en om
die allemaal geschikt te maken voor
bergtoerisme en bergbeklimming met
kabels, klimyzers en hutten zou te
veel gevraagd zyn.
Wie wil zien, wat de Deutsche Alpen-
verein voor de bergtoeristen en berg
beklimmers zoal doet, volge eens de
„Heilbronner Weg" in de Allgauer
Alpen by Obersdorf, een route die
op ongeveer 2000 meter hoogte van
de ene hut naar de andere loopt
langs Madelcgabcl cn Hochvogcl.
Een weg, die met in de rotsen uit
gehouwen treden, kabels en klim
yzers begaanbaar is gemaakt voor
iedere toerist, die niet over hoogte
vrees, maar wel over een fikse dosis
volharding beschikt. Men kan hem
zelfs zonder gids afleggen. Dat is
voor de Zugspitze niet aan te be
velen dan moet U tocht beslist wel
een van de zestig gediplomeerde gid
sen in de arm nemen, die in de
Duitse Alpen ter beschikking staan
van hen, die eens van de platgetre
den paden willen afwijken. Men vindt
ze in de plaatsen, die zich uitste
kend leenen als uitgangspunt voor
bergtochten: Obersdorf, Garmisch-
Partenkirchen en Berchtesgaden en
verder Grainau, Mittenwald en Riez-
lern in het Klein Walsertal. Wilt U
een complete lijst met alle informa
ties: het adres van de Deutsche Al-
penvercin is Praterinsel 5, München
22.
De 53 hutten (en men stelle zich zo'n
hut niet al te simpel voor) die de
Alpenverein in de bergen heeft, zijn
voor iedereen toegankelijk. Daar
naast heeft de vereniging „Die Na-
türfreundc" (Friedrichstrasse 25 in
Stuttgart) nog twintig berghutten,
waaronder enkele zeer grote zoals
het Kanzelwandhaus (1519 meter),
waarin per jaar alleen al 20.000
nachtingen worden geboekt.
De meeste berghutten zyn evenwel
particulier bezit; alleen in de Duitse
Alpen zyn er al een tweehonderd.
Ten slotte: in het Alpine-informatie
bureau van de Deutsche Bergwacht
in het centraal station van, München
kan de bergtoerist alle inlichtingen
over de bergen en ook over het
weer krijgen.
Geoefende bergbeklimmers kunnen,
mits zij over een goede topografische
kaart beschikken en wanneer de
weersomstandigheden dit toelaten,
ook buiten de gemarkeerde routes
gaan. Men denke er wel om maar
dat behoeven we ervaren klimmers
eigenlyk niet te vertellen dat men
puinhellingen („Geroll'-hellingen)
langzaam zigzaggend beklimt en dat
men nooit aan een nieuwe serpentine
begint als er nog anderen op een la
gere serpentine lopen: één los ge
raakte steen kan een hele serie an-
dere meenemen en wee degeen, die in
de baan van. de naar beneden hup
pelende stenen gaat. Gletschers (die
altyd een grote aantrekkingskracht
op de Nederlanders hebben uitge
oefend) steke men in principe nooit
zonder gids over: ze hebben vaak met
sneeuw bedekte spleten, die een peil
loze diepte hebben.
Bij onweer (komt vaak in bergen
voor) en bij mist is het zaak, zo gauw
mogelijk een gemarkeerde weg op te
zoeken en te zorgen dat men bene
den komt. Wjjk by mist niet van
de „Markierungen" af. Bij het do
len in de mist kan het zaak zijn
te letten op de uitwerpselen van de
gemzen, wanneer die tenminste in het
betrokken gebied voorkomen: waar
een gems kan lopen, kan de mens
ook nog gaan. Veiliger dan op de
gems kan men op de „Hüttenwirt"
afgaan: vraag voor u vertrekt zijn
oordeel over het weer.
Ten slotte: bij de voorbereidingen
van een bergtocht hoort ook, dat u
de mensen in uw hotel of hun mee-
Bergbeklimmen is niet alleen maar
kerelswerk: ook vrouwen kunnen
hun drang naar de hoge posten op
vele plaatsen uitleven. Zoals hier op
de Mammerlvng-Hom in Opper -
Beieren.
deelt waar u heengaat. Normaal is,
dat bergtoeristen 's avonds om
streeks zeven uur terug zijn. Wan
neer men zich door de weersomstan
digheden zou verlaten, trachte men
het hotel of de hut er telefonisch van
in kennis te stellen (telefoonnum
mer dus noteren!), opdat niet node
loos het reddingsapparaat, de Berg
wacht, in werking wordt gesteld.
Zo'n Bergwacht is vaak een wijdver
takte, veel mensen en materiaal (in
de Franse Alpen zelfs helikopters)
omvattende organisatie, die men niet
in actie moet brengen als het niet
nodig is. Dat betekent ook, dat men
in de bergen niet moet schreeuwen:
heel vaak is dat door de berglanders
opgevat als een schreeuw om hulp,
waardoor ook weer belangrijke men
sen aan hun eigenlijke taak worden
onttrokken.
Nog even één adviesje: in het voor
jaar (mei-juni) is het in de bergen
het mooist; beneden in het dal bloei
en dan de zomerbloemen al en boven
is het nog voorjaar. De kans op re
gen is dan veel minder dan in juli-
augustus, tenminste in de noordelijke
en centrale Alpen; aan de zuidzijde is
het weer in die maanden doorgaans
beter: standvastig en zonnig. In juli-
augustus is het bovendien vaak moei
lijk nog een plaatsje in de hotels te
vinden, omdat dan de bewoners van
het land zelf ook „los" komen.
E'en van de gezondste vakanties is een verblijf in het hooggebergte (boven
1200 meter). De stilte en de rust, het klimaat, de zuivere lucht, de
sterke ultraviolette straling, de geringe luchtbewegingen en de snelle wisse
lende temperaturen hebben een heilzame werking op het hart en bloedsom
loop, op het systeem van de inwendige klieren, op de stofwisseling, op de
zenuwen en vooral op de stemming van de mensen en de psychische proces
sen.
Wie van plan is bergtochten te maken vergewisse zich eerst of zyn consti
tutie het toestaat. Dat geldt vooral voor mensen op oudere leeftijd: wie ze
kerheid wil hebben, laat zich eerst nog even thuis door de dokter onder
zoeken.
Dit geldt met name ook voor wie autotochten maakt in het bergland. Het
mag dan niet vermoeiend zyn, maar het menselijke lichaam kan (vooral
bij ons, laaglanders) een snelle wisseling in luchtdruk vaak maar moeilijk
verwerken. Bergland-artsen waarschuwen er tegen, dagelijks meer dan eens
grote hoogteverschillen (van 100 meter en meer) te willen oVerwinnen.
Bergkleding dient degelijk, praktisch en warm te zijn: men moet altijd regen
kleding en een trui of pullover bij zich hebben; de temperaturen kunnen
binnen enkele uren sterk veranderen. Neem geen plastic regenkleding, maar
een anorak, die winddicht en licht van gewicht is (bijvoorbeeld poplin).
Men drage 'nooit nylon (ondergoed!) in het hooggebergte. Koop uw berg
kleding hier; ze is goed, vaak goedkoper en dan weet U dat ze past: daar
ginds hebben ze misschien uw maat niet omdat de mensen er kleiner en
tengerder zyn.
Bergschoenen zyn in de bergen een onverbiddelyke noodzaak. Ze moeten
de enkels omsluiten, voorzien zyn van profielzolen én waterdicht zyn. Ge
bruik bij bergschoenen Noorse geiteharen kniekousen. Wanneer er gaten
in komen: stop ze liever niet, maar trek nieuwe aan. Gestopte kousen
leiden tot blaren en o wee!
Een bergstok is meer een toeristentotem dan een ding van enig nut: U
hebt er meer last dan lust van. Wat U wel moet meenemen: een klein ver-
banddoosje, een zaklantaarn en een kompasje (voor het geval de lucht be
wolkt is of er mist optreedt).
Neem op elke bergtocht mondvoorraad mee. De lunchpaketten van de hotels
zijn vaak anders dan wy thuis gewend zyn, maar voor het bergland absoluut
beter: past U dus bij het eten van de berglanders aan.
Drink zo weinig mogelijk op bergtochten. In geen geval koude dranken en
nóóit water uit een bergbeek als U er niet zeker van bent, dat hogerop geen
vee meer graast. Neem tegen de dorst suikerklontjes en citroenen mee:
laat een paar druppels citroen op de klontjes vallen en eet ze dan. Wie
toch drinken meeneemt: thee of tafelwater is het beste: geen alcohol.
Maak de eerste dagen geen lange, vermoeiende bergtochten. Uw hart en
longen moeten even tijd hebben om zich aan te passen.
„Bergklettern" tegen steile bergwanden opklauteren is geen zaak, die
men zo en passant even leert: daar moet men toch wel even voor oefenen
in Amsterdam of in het Belgische Maasdal onder auspiciën van de öster-
reichische Alpenverein, Sektion Holland of in de voortreffelijke bergbeklim-
mersschool in Chamonix. Het aanschaffen van pickels, stijgijzers, karabiners
en touwen heeft dan ook geen zin voordat U weet hoe U ze moet gebruiken.
Oriënteer U over het maken van huttentochten. Die hutten (waar men kan
overnachten en vaak ook kan eten) liggen in het hooggebergte op afstanden
van vier tot acht uur lopen van elkaar. Het is liet goedkoopst, dan eerst lid
te worden van een Alpenverein, b.v. de liierboven genoemde Oostenrijkse of
de Club Alpin Frangais; men behoeft dan in de hut geen entreegeld te beta
len en heeft voorrang boven niet-leden.
Wie een trektocht door de bergen maakt( bijvoorbeeld van hut naar hut)
moet leeftocht meenemen en heeft dus een rugzak nodig. Een goed model
is smal en hoog.
Voor bergtochten verdient een standplaats, die by dalen van verschillende
lengte ligt, de voorkeur. Men vindt die onder meer in Frankryk: La Bérarde
bij het nationale park Pelvoux in de Franse Alpen, in Italië: Cogne in het
nationale park Gran Paradiso. Ortisei in do Dolomieten en Madonna di
Campiglio in de Brcnta-Dolomieten; in Zwitserland: Lenk in het Berner
Oberland, Zernez in het Zwitserse nationale park; in Oostenryk: Matrei
by het nationale park ilohe Tauern en Berwang.
Overigens: ook in Schotland en zeker in Noorwegen (Hardanger Vidda!) zyn
voortreffeiyke bergtochten te maken. Dat is echter geen hooggebergte meer,
zij het dan dal de boomgrens daar veel lager ligt dan in de Alpen.
En eh plukt op de Alpenweiden en nog hoger toch alstublieft geen
bloemen! Zo worden al zo schaars (dat geldt met name voor de Edelweiss)
en als U in het dal terug komt, zyn ze verlept en gooit U ze toch nog maar
weg. We hebben het zelf gezien
Stel dat U in de Alpen tit
moeilijkheden komt. U
kuilt struikelen op een eenza
me wandeling, U kunt ja,
alles wat U thuis bij het op
hangen van een schilderijbij
het snoeien van een perelaar
en het poetsen van uw tanden
kan overkomen, kan U in het
beste hotel, op de drukste bou
levard en op het eenzaamste
plekje van de Alpen gebeuren.
Alleen: thuis, in het hotel en
op de boulevard hebt U gauw
genoeg hulp bij de hand; in de
Alpen wil uw roep wel eens
in de ruimte verloren gaan of
wanneer men U wel hoort
als een folkloristisch ge
bruik worden opgevat. Alleen
wanneer U het Alpen-noodsig
naal geeft, zal men begrijpen
dat U in moeilijkheden ver
keert. Dat Alpen-noodsignaal
is aldus:
U geeft zichtbaar of hoorbaar
(roepen, gillen, met een steen
op een schutting slaan of wat
dan ook) zesmaal binnen een
minuut een teken, elke keer
met ongeveer tien tellen tus
senpoos. Dan wacht U een vol
le minuut en dan herhaalt
het signaal weer zes keer;
weer een volle minuut wachten
enzovoort. Wie het signaal
hoort (en dat kunt U dus ook
zijn, als U een ander het nood
signaal hoort geven) ant
woordt door in één minuut drie
tekens te geven, elk met rond
twintig seconden tussenpoos,
dan een volle minuut te wach
ten enzovoort.
Het is te hopen, dat U het
Alpennoodsignaal nooit be
hoeft te geven en nooit hoort
geven, maar stél dat enfin,
begint U maar weer bovenaan
te lezen.
Nog even dit: wanneer U op de
hoofdwegen en de paswegen
in Zwitserland panne of een
ongeluk krijgt: bel op een S.O.
S.-toestel aan de weg nummer
11. U krijgt dan meteen de
diclt tstbijzijnde garage.
LUZERN
Internationale Muziek
werken in Luzern dit
jaar voor de 25ste keer.
Worden dus extra goed
en duren maand lang;
half-augustus tot half-
september. Best pro-
g-am met orkesten uit
erlijn, Engeland en
Zwitserland. Wilt U
eens op origineel plek
je eten? Dan naar Ver-
keersmuseum in Lu
zern, want daar is 't
restaurant gevestigd in
het oudste Zwitserse
restauratierijtuig. An
der culinair trefpunt is
„Pilatusblick", oud boe
renhuis, waarin eens
barones Von Krüdener
woonde, de rondtrek
kende predikster, die
uit Luzem werd verban
nen.
ETZEL BLIJFT
Stryd om Etzel (1100
meter hoge berg by
Zürich) is beslist: blijft
zoals die is en dus geen
zweefbaan en geen
autoweg. Zürichers blij,
want Etzel is berg voor
heerlyke wandelingetjes.
Zwitserse Alpenclub
heeft bergrestaurant ge
kocht en daarmee berg
gered. Zelfde soort strijd
om Rïgi bij Luzern nog
in volle gang: willen
wonderlijke winstjagers
óók autoweg en óók
zweefbaan heen hebben,
Luzern razend: wil daar
geen pretpark.
WATER
Staan op verschillende
punten op Zwitserse
paswegen waterreser
voirs. Zijn niet voor de
trein (komt er niet en
bovendien: Zwitser
land was eerste land
dat geheel elektrisch
reed), maar voor U,
automobilist. Voor ge
val water uit uw radi
ator is gekookt. Let
op: niet zo ingooien,
maar eerst motor laten
afkoelen.
VERKEER
Let er in Zwitserland
op: snelverkeer heeft
géén voorrang op lang
zaam verkeer: in ste
den gaat rechts voor,
daarbuiten verkeer op
hoofdweg (heeft weg-
nummer). Maximum
snelheid in bebouwde
kom 60, daarbuiten 80
km. Ononderbroken
witte streep op weg is
dwingend: er rechts
van blijven. Toeteren is
tussen zonsonderg
en -opkomst
TIP VOOR TRIPS
Nationaal Zwitsers Ver
keersbureau in Amster
dam, Koningsplein 11,
heeft drie boekjes voor
U klaar liggen voor het
geval U naar Zwitser
land gaat. Laat ze daar
niet liggen, want ze zijn
bijzonder instructief.
Enne, „Tips voor uw va
kantie in Zwitserland"
geeft antwoord op massa
algemene vragen: „Per
auto of motor naar
Zwitserland" licht U in
over alle verkeersvoor-
schriften, regelen voor
bergwegen, hoogten van
passen en mogelijkheden
voor transport door tun
nels; derde, „Die Schweiz
im Auto", geeft dertig
voortreffelijke routes
door land van Wilhelm
Teil aan. Vraag ze even
aan, ja?
PONTRESINA
Pontresina in Zwitser
se Engadin by Sankt
Moritz heeft voordelig
januari-arrangement:
hotels en pensions geven
korting op maximum-
seizoenprijs van 20 pet.
Verder goedkopere ski
lessen (20 pet), goed
kopere huur van sport
artikelen (10 pet.) en
goedkope abonnemen
ten op bergbanen. Om
streeks Kerstmis wordt
nieuwe zweefbaan naar
Piz Lagalb (2959 m) in
skigebied; fraai uitzicht
punt.
VAST NUMMER
Zwitserland heeft vaste
telefoonnummers voor
hulp: op bergwegen
staan telefoontoestellen
en als U 11 draait, krygt
U dichtbyzijnde garage.
U betaalt telefoonkosten,
maar hulp van garage
mensen (ook als ze U
naar garage moeten sle
pen) is voor buitenlandse
personenauto's gratis.
Waar U in Zwitserland
ook bent: telefoonnum
mer 163 geeft U alle
inlichtingen omtrent be-
rijdbaarheid en toestand
van paswegen.
AANHANG
Zwitserland let nauw
keurig op uw caravan:
of ie niet te breed is
(maximaal 2 meter óf,
als uw auto breder is,
hooguit zo breed als die
auto), of ie niet te lang
is (mét trekstang niet
meer dan 6 meter) en of
ie niet te zwaar is (niet
zwaarder dan de lege
auto). Is de belaste aan
hangwagen zwaarder
dan 60 pet van auto,
dan moet ie gekoppelde
of aparte rem hebben.
En: caravans mogen al
leen achter personen
auto's. Met caravan
maximum snelheid 50
km, in kom 30.
erkwaardig hoe sommige dingen zich bij voorbaat van onze sympathie
1V1 verzekerd kunnen weten, dingen, waarmee we in wezen niets aan de
pet hebben. Dat we de hand ten groet opsteken tegen sneeuwruimers, die
de weg voor ons vrijmaken en tegen brugwachters, die ons nog net doorlaten,
is nog verklaarbaar omdat er een tikkeltje eigenbelang bij zit. Maar vanwaar
onze onblusbare trots voor de K.L.M., onze zwellende borst als we horen
dat een Nederlandse sleper het 'm dan toch maar weer gelapt heeft, dat de
Nederlandsche Spoorwegen tot de modernste van de wereld behoren en dat
de Nederlandse telefoondienst z'n taak het best voor elkaar heeft? En
vanwaar die sympathie voor de gele Zwitserse postauto's, voor wie we met
liefde links van de weg aan de afgrond gaan staan als ze hun drïetonige
hoorn door het dal laten echoën?
K.L.M., zeeslepers, spoorwegen en
telefoonautomatisering och ja: ze
strelen onze nationale trots, maar
dat doen de Zwitserse postauto's
toch niet. Is het misschien onze be
wondering voor perfectie, voor vei
ligheid, voor bekwaamheid, waarvan
de roep de drietonen-toeter ver voor
uitgesneld is? Hoe het zij: die be
wondering is terecht, want het zyn
knapen, die deze postauto's bestu
ren en het feit, dat er sinds 1921,
toen de postauto's de 'dienst op de
Alpenwegen van de oude paarden-
post overnamen, nog nooit een ern
stig ongeval met zo'n gele bus is
gebeurd, is alleen maar een bevesti
ging van ons gevoel.
Waar in Zwitserland de trein niet
verder kan om de dóódsimpe
le reden, dat de natuur hem een
halt toeroept, staat de postauto klaar
om z'n taak over te nemen en om
de post en passagiers verder naar
de plaats van bestemming te bren
gen. De postauto is dus als het ware
een verlengstuk van de spoorwegen
en dat gaat zelfs zover, dat de
dienstregeling van de gele bussen
nauwkeurig op die van de spoorwe
gen aansluit en dat de tarieven ook
aan die van het spoor zijn aange
past, alle faciliteiten en reducties in
begrepen (met andere woorden: het
vakantiebiljet, dat vijftig procent re
ductie op de tarieven geeft, geldt
ook voor de postauto's).
De postauto heeft een tweeledig
doel: hij wil voor de toerist de
schoonheden van het Zwitserse berg
land ontsluiten en hij wil de men
sen, die in de hooggelegen dalen wo
nen, contact met de wereld geven.
Voor de meeste van deze bergbewo
ners is het de enige verbinding: in
de achter ons liggende veertig jaar
is het ene na. het andere afgelegen
dorp door de drietoon uit zyn Doorn-
roosjeslaap gewekt. De dankbaar
heid, die de gele postauto's daarmee
geoogst hebben, laat zich niet in sta
tistieken uitdrukken. Om der wille
van deze dorpen getroost de Zwit
serse post zich soms grote offers:
de meeste Alpenpaslijnen worden al
leen in de zomer gereden (de pas
sen kunnen onmogelijk sneeuwvry
worden gemaakt en 's winters zijn
er bovendien vrijwel geen toeristen),
maar tussen de dorpen in de afgele
gen dalen van Graubünden (zoals
Maloja, Ofenberg en Samnaun) en
de bewoonde wereld blijft de post
auto rijden.
Het postantonct omvat tegenwoordig
vrywel alle bekende en belangrijke
Alpenpaswegen voor zover daarover
geen trein rijdt (wat het geval is
bij de Albula en de Oberalp). De
steunpunten van de postanto's zyn
Sion, Meiringen, Andermatt. Nesslau,
Heiden, Chur, Sankt Moritz, Scuol
(Schuls), Lugano en Locarno.
Dat de Zwitserse postauto's op een
zo wydverbreide roem van vei
ligheid kunnen bogen, is uiteraard
in de eerste plaats een compliment
voor de organisatie, maar zeker niet
in de laatste plaats een gevolg van
de wyze, waarop het materiaal en
het personeel wordt uitgezocht. De
Zwitserse Alpenpost gebruikt voor
de bergtrajecten alleen bussen, die
aan de hoogste eisen voldoen. Ze
hebben om enkele voorbeelden te
noemen allemaal drie onafhanke
lijk van elkaar werkende remsyste-
men, enorm krachtige motoren en
een heel speciale stuurinrichting,
waardoor ze zelfs de nauwste en
scherpste haarspeldbochten in één
keer kunnen nemen.
Alleen de meest bekwame chauffeurs
komen in aanmerking om de bussen
te besturen. Er is een scherpe selec
tie, niet alleen naar rijcapaciteiten,
maar ook naar gezondheid en karak
ter. Vóór een chauffeur de eer te
beurt valt een postauto op de Alpen
paswegen te besturen, ïs hij al ten
minste zeven jaar in dienst van de
Zwitserse P.T.T. geweest en in die
zeven jaar wordt hy geducht ge
traind op de verantwoordelijkheid,
die straks in zyn handen wordt ge
legd. Is het een wonder dat de Ne
derlandse toeristen, die zelf nooit een
auto in de Alpen zouden durven be
sturen, zo gerust in de gele bus zit
ten als die hen meeneemt op zijn
boeiende slingerweg door de grootse
natuur?