A. Marja: „De fatale bres" Vertaalde Duitse poëzie Sonia Gaskell bljjft aan het Nationale Ballet GOEDE KEUS VOOR AMSTERDAMS „STEDELIJK" zaterdagnummer SNIJDEN IN ILLUSTRATIEVE MUZIEK" J_Jet staat er zo eenvoudig: „De fa tale bres", vertaalde hedendaagse Duitse poëzie door A. Marja. Bij na der inzien: dertig dichters, de oudsten nog in de vorige eeuw geboren, de jongste in 1937. Totaal een veertig verzen. Eer deze boven kwamen drij ven, wat is er gebeurd? Duizenden Duitse bundels, we durven niet te schatten hoeveel, zijn er in die, zeg vijftig jaar, verschenen. Daaruit wer den bloemlezingen samengesteld. Goe de, laten we hopen, doch die even goed, in de letterlijke zin van het woord, volkomen anders uit hadden kunnen vallen. Van die bloemlezin gen heeft Marja er enkele gelezen. Daarnaast heeft hij natuurlijk ook menige Duitse dichtbundel integraal Letterkundige kroniek door HANS WARREN gelezen. Vóórgekozen, zélf gekozen, zo ontstond een nieuwe bloemlezing en deze moest ten slotte door de aller moeilijkste en allernauwste zeef: die der herdichting, beter woord dan vertaling. Daar is elk vers niet voor geschikt: er zijn verzen die an-sich vrijwel onvertaalbaar zijn, er zijn er die door een bepaalde dichter niet vertaald kunnen worden. Deze laat ste zware proef doorstond dus een veertigtal verzen, en het resultaat, „De fatale bres", is van die aard dat we er geboeid door werden. Op een gecompliceerde wijze geboeid, wat het volgende duidelijk moge maken. Marja is een oorspronkelijk en persoon lijk dichter die ons nimmer „kond" laat. Zijn verzen hebben vrijwel aitjjd span ning, zitten vol tegenstrijdigheden. Er wordt nogal eens gesproken over „over gangsfiguren" in de literatuurgeschiedenis, welnu, naar onze mening is Marja er een frappant, onharmonisch voorbeeld van: hjj staat met één been in de oude wereld en met één in de nieuwe. De zwanen en treur wilgen schieten voor hem te kort, de cy bernetica en de woonblokken evenzeer. Hij wil geloven, maar kan het eigenlijk niet. Het klinkt misschien pathetisch, maar het woord .verscheurd" is voor zijn poëzie op zijn plaats, en die enorme strjjd, dit zelf- gevecht waarvan zij getuigt maakt dat men deze door en door eerlijke en vaak aangrijpende poëzie herhaaldelijk opneemt. Zij treft U, laat U niet onverschillig, ook al hebt ge er mogelijk nog zovele bezwaren tegen. Het is mogeljjk zelfs meer het ac cent van noodzakelijkheid, dat zo door dringt. Een klank die men onmiddellijk herkent. Nu is het wel een uitgemaakte zaak dat een dichter met een sterke eigen persoon lijkheid geen ideale vertolker van de poë zie van anderen kan zijn. Het bloed kruipt immers waar het niet gaan kan, de per soonlijkheid laat zich eenvoudig niet on derdrukken om dienend en tastend, volg zaam in de andere huid te gigden tot die past als de eigen. Vraagt men nu: maakt Marja dan een uitzondering op deze regel dan is het antwoord nee en toch ook ja: Marja kan bijzonder goed herdichten, maar hij kan zich niet wegcijferen, en wanneer de huid hem niet past, trekt hij haar goed schiks kwaadschiks over zich heen. Hij veroorlooft zich daarbij vergaande vrijhe den, maar daar de originele Duitse tekst links, Marja's Nederlandse rechts afge drukt is, hindert dit niet zozeer, is het zelfs heel interessant te zien hoe hg (zoals in „Latrine" van Günter Eich) door het ge bruiken van andere beelden en een ander citaat een nogal andere werkelijkheid weet op te roepen. We noemen dit vers van Eich omdat naar ons idee de vrijheid van bewerking hier te groot geworden is typisch overigens in een vers dat door zijn extreem aards-hemelse tegenstelling Marja zeer liggen moest. Hij redt de situa tie doordat hij is wie hij is. (Van een onzer verslaggevers) Conia Gaskell blijft leidster van Nationale Ballet. Geruchten als zou George Skibine, tot voor kort directeur van het ballet van de opera in Parijs, zijn aangezocht om me vrouw Gaskell per 1 september a.s. op te volgen, zijn volledig uit de lucht gegrepen", aldus een verklaring van de heer Jos Wouters, vice-voorzitter van het stichtingsbestuur. Er is voor de zoveelste keer deining rond het Nationale Ballet, Op 4 februari is een rumoerige vergadering gehouden van de leden van het ballet, die tal van bezwaren uitten tegen het beleid van Sonia Gaskell. Op 6 februari werd mevrouw Gaskell ziek. Ze had longontsteking. Op 23 februari is ze voor herstel van gezondheid naar Zuid- Spanje gereisd. 17 maart wordt ze terug verwacht. „Van een diplomatieke ziekte is bepaald geen sprake", aldus de heer Wou ters. De zakelijke leiding wordt op het ogenblik gevoerd door mevrouw Lee, chef de bureau van het ballet. De programma's en de rol bezettingen worden bepaald door de ballet- meesters en door de uit de dansers ge vormde artistieke commissie. Het bestuur is er niet gelukkig mee dat mevrouw Gaskell niet heeft kunnen samen werken met de zakelijke leider van het bal let, mr. J. Waage. Men heeft mevrouw Gas kell, desgevraagd, echter carte blanche gegeven voor de alleenleiding, omdat geen andere oplossing mogelijk was. De termijn loopt af per september a.s.; voor die tijd zal worden bezien of naast mevrouw Gas kell opnieuw een zakelijk directeur moet worden benoemd. Er is echter geen enkele aanwijzing, aldus de heer Wouters, dat mevrouw Gaskell per 1 september het bal let zou willen verlaten. „Integendeel. Ze zit vol plannen. En het bestuur wil haar bepaald niet kwijt". Dansers zijn snel opgewonden mensen. Tijdens de voorstellingen in Monte Carlo, tussen Kerstmis en nieuwjaar, is er een vechtpartij geweest tussen twee buiten landse dansers, die bij het ballet zijn ge- engageerd, en de Franse balletmeester. Het wordt uitgelegd als een bewijs van de ge brekkige leiding van mevrouw Gaskell. maar de ruzie ging om een meisje en vond plaats buiten het theater. Een opgewonden standje is ook de Russi sche balletmeestercs, die enkele maanden geleden in Amsterdam Is gearriveerd. Ze komt uit de harde Russische school, waarin de kinderen vanaf hun zesde jaar dag in, dag uit worden gedrild en ze vindt de Nederlandse dansers en danseressen te wei nig gedisciplineerd. De dansers van hnn kant noemen hnn Russische lerares een beul. Het heeft enkele keren tot huilbuien over en weer geleid, maar de dag daarop was alles weer in orde. Het contract van de Russische balletmeesteres loopt tot 1 januari a.s. en zal normaal worden afge werkt. De huidige dagelijkse leiding van het Na tionaal Ballet begrijpt niet waarom nu weer plotseling tegen het ballet wordt ge ageerd. Er is gezegd dat mevrouw Gaskell enkele weken geleden 'n flat heeft gekocht in Parijs, hetgeen een bewijs zou zijn, dat zij uit Nederland weg zou willen. De flat heeft zij echter al sinds jaar en dag. Voor de oorlog heeft mevrouw Gaskell in Parijs gewoond. Zij is van daar, na haar huwelijk met een Nederlander, naar Amsterdam ge komen. „Er wordt hard gewerkt op het ogenblik", aldus de dagelijkse leiding. „Een deel van het gezelschap werkt aan de t.v.- opera welke volgende, week woensdag door de N.C.R.V. wordt uitgezonden. Deze maand gaan nog in première het ballet La Sylphide, waarvoor maanden is gerepeteerd; een nieuw ballet van Rudi van Dantzig „Schaduwen" op muziek van Ton de Leeuw, terwijl ook Conrad van de Weetering met een ballet bezig is. Het ballet Petroesjka is opgehaald en daar naast zijn er de voorstellingen in het land. Binnenkort beginnen bovendien de repe tities voor drie nieuwe balletten, die midden juni In het Holland-Festival in nremière moeten gaan. Het is haast afgezaagd te beweren dat men uit een bloemlezing het karakter van de bloemlezer afleiden kan; in nog sterker mate geldt dit uiteraard voor een bloemlezer die tevens herdichter is. Wan neer deze Marja heet, krijgt het geheel nog markanter lijnen. We vinden dan ook prompt verzen uit de „twee werelden" waarvan we spraken: verzen als „Lezend" van Bechner, „Harpspelende Engel" van Goes, naast „Gered" van Kunert of verzen van Enzensberger. En daartussen een hele boel poëzie die een soort synthese van bei de zijn. Scherpe, hekelende, spottende en smeltende, zwermende verzen, grapjes, experimenten, lege klinkklank, van alles is er. Zeer nobel de twee Duitse verzets- sonnetten van Albrecht Haushofer (1903- 1945). Marja schreef ook een verantwoorde inleiding bij de bundel, waarin hij veel be- hartenswaardigs zegt over de hedendaagse Duitse poëzie en over het vertalen, „een vorm van literaire zelf-ekspressie en kom- munikatie die tussen hartstocht en huisvlijt in ligt". Enigszins buitensporig lijkt ons zijn waardering voor Celan's „Todesfuge" die wij persoonlijk onder de „poëtische op lichterij" rubriceren, ook al moge de aan leiding tot het vers echt zijn geweest. Hoewel we moeten bekennen dat we de moderne Duitse poëzie hoofdzakelijk slechts uit bloemlezingen kennen, lijkt het ons toch dat deze bundel ondanks alle be perkingen een tamelijk veelzijdig beeld van de twintigste-eeuwse Duitse lyriek in haar verschillende genres geeft. De fascinerende spil waarom in dit geval echter letterlijk alles blijft draaien is de dichter Marja. Hij noopt tot instemming en prikkelt tot ver zet als altijd. Moge dit welkome boekje een kleine bijdrage zijn tot een bredere ver spreiding der moderne Duitse poëzie in ons land. Wanneer iemand als Marja zelfs een vers van Gottfried Benn opnam, moet dit tot nadenken stemmen. Het heeft weinig zin een lgst van opgenomen dichters te citeren of de keuze van bepaalde verzen te gaan kritiseren. Laten we liever tot besluit een van Marja's herdichtingen aanhalen, „Fund im Schnee" van Hans Magnus En zensberger (geb. 1929). In de sneeuw gevonden een pen die heeft mijn broef de raaf verloren drie druppels bloed heeft mijn vader de vergoten [rover een blad van de jeneverbes is in de sneeuw gedwarreld een sierlijk schoentje van mijn lief een brief van meneer weetikveel een steen een ring een stro-opper waar de oorlog ze achterliet lang geleden verscheur de brief verniel het schoentje schrijf met de pen op het blad: witte steen donker stro bloedrood spoor toch maar goed dat ik niet weet hoe mijn lief mijn land mijn huis hoe mijn broer hoe ik heet A. Marja: De fatale bres. A. A. M. Stols/J. P. Bart, 's-Gravenhage. In het stedelijk museum is enige tijd geleden een tentoonstelling geopend van werken die in 1962 door de gemeente Amsterdam werden aangekocht. Rond het aankoopbeleid van jhr. Sandberg is vaak veel te doen geweest. Toch hebben de soms extreme opvattingen van de museum-directeur de visie bij kunstaan kopen m het algemeen verbreed. Op de foto de Amsterdamse kunstschilder Rik van Bentum, bij zijn door de gemeente aangekochte doek „Vuilnisbak op het punt over te steken". (Van onze redacteur beeldende kunsten) I-Jet is nu ongeveer anderhalf jaar geleden, dat jhr. W. J. H. B. Sandberg, de toenmalige directeur der Amsterdamse gemeentemusea, de wens te kennen gaf, op 1 januari 1963 als zodanig heen te gaan. Te gelijkertijd verluidde, dat hij zijn adjunct-directeur, dr. H. L. Jaffé ongeschikt had verklaard om hem op te volgen. Dr. Jaffé, die al thans voor de buitenwereld zijn sporen als „tweede man" bij ons belangrijkste museum voor mo derne kunst had verdiend, trok uit dit brevet van onvermogen de con sequenties, nam op zeer korte ter mijn ontslag uit zijn functie en aanvaardde een benoeming als privaat-docent bij de Amsterdam se universiteit en als directeur van het joods historisch museum, na dat het er eerst nog even naar had uitgezien, dat hij in een leidende culturele functie zou verdwijnen. Om de post van jhr. Sandberg ontwik kelde zich sindsdien een hele warwin kel van gissingen, geruchten en zachte pressie. Een ogenblik zag het ernaar uit, dat een Zweed deze belangrijke functie zou krijgen. Dr. Pontus Huiten uit Stockholm, bij herhaling genoemd als de voornaamste kandidaat, kwam, zag, en trok zich terug. De internationale orga nisatie van kunstcritici sprak ziefi niet onduidclgk uit voor de benoeming van dr. Jaffé, die de voorzitter is van de Ne derlandse sectie. Anderen wisten de na men van andere kanshebbers te noemen hetgeen zover ging, dat Pierre Jans sen zich op een gegeven moment ge noodzaakt voelde, in „het Parool" een verklaring te laten afdrukken, dat hij in elk geval niet gesolliciteerd had voor de functie en dus ook niet op de hoogte was van zjjn kansen Blijkbaar wisten b. en w. van Amster dam vooralsnog geen uitweg uit deze impasse, want jhr. Sandberg verdween per 1 januari uit het museum, de leiding ervan viel tijdelijk toe aan de conserva tor van de afdeling kunstnijverheid, de heer Otto Meger. De sollicitatie werd opengesteld: a. voor het stedelijk mu seum, b. voor het Amsterdams histo risch museum. Het wees er al op, dat b. en w. van Amsterdam een splitsing van de functies overwogen een split sing, die zo langzamerhand noodzakelijk was geworden, omdat de ontwikkeling der afzonderlijke musea volgens zeer verschillende lijnen bleek te verlopen. Bovendien was een volkomen nieuwe op zet nodig voor het Amsterdams Histo risch Museum, dat tot dusver in de Sint- Antonius-waag op de Nieuwmarkt ge vestigd is, maar dat dan thans zal wor den overgebracht naar het Burgerwees huiscomplex tussen Kalverstraat en Nieuwezijdsvoorburgwal. Het ziet er thans naar uit, dat twee figuren zullen worden benoemd. Mr. E. L. L. de Wilde uit Eindho ven wordt de opvolger van jhr. Sand berg, dr. S. H. Levie zal het Amster dams Historisch Museum in zjjn nieuwe onderdak een waardige vorm moeten geven. Beide directeuren komen voor een niet geringe taak te staan. Van de nieuwe directeur van het Stedelijk Mu seum hebben modernisten bjj herhaling beweerd, dat hjj „de lijn van Sandberg" (Van onze toneelmedewerker.) D ondom de inmiddels met roem overladen voorstel- lingen van De Perzen door de Nieuwe Komedie heeft zich een meningsverschil voorgedaan, dat van veel verdere strekking is dan dit geval alleen: een conflict tussen de componist Rudolf Escher, die spe ciale muziek voor deze uitvoering van Aeschylos' tragedie maakte, en de regisseur Erik Vós. Het verwijt was, dat Vos eigenmachtig coupures in de partituur had aangebracht. Vos erkende dit, maar beriep zich ten dele op overmacht (te laat ingele verde muziek), ten dele op artistieke noodzaak (de muziek was ondergeschikt aan het geheel van spre ken, koorritmen, beweging; waar die muziek blijkens de praktijk van de laatste repetities dit totaal van krachten niet steunde, „moest" ze dus gekapt worden). Met de auteurswet in de hand heeft de componist gelijk: niemand mag zonder toestemming van de maker eigen machtig zelfs maar de luttelste wijzigingen in een kunstwerk aanbrengen. Een uitgever, die niet als drukfout maar welbe wust een komma verandert in een puntkomma, kan door de schrijver gerechtelijk worden vervolgd. Maar deze door de wet beschermde onaantastbaarheid van het kunstwerk wordt twijfelachtig en zelfs betwistbaar indien het gaat om toege paste kunst. Een meubelfabriek, die een ontwerp bestelt, heeft daarin heel wat te zeggen uiteraard. Maar een opera- regisseur, die hoofdverantwoordelijke is voor een „totaal kunstwerk", heeft uiteraard óók veel te zeggen inzake de door hem bestelde en in dit geval dienende kunstwerken op het gebied van decor; kostuum, muziek, bewegingschoregra- fie, enzovoort. Zolang hij deze zeggenschap uitoefent met de medewerking van de betrokken ontwerper, componist of choreograaf, is er geen probleem. Men heeft soms knetterende ruzies, maar uit eindelijk wordt men het over een compromis eens en wijzigt de ontwerper, componist of choreograaf zelf in het werk. Het probleem komt pas (en vaker dan men denkt) Indien de ma ker van het kunstwerk niet meer leeft, of wel leeft en wei gert aan de verlangens van de „hoofdverantwoordelijke" te voldoen. En in deze gevallen zou men, los van de wet en met het doel van een door één artistieke visie beheerste voorstel ling voor ogen, geneigd zijn om de regisseur het recht te ge ven de vereiste wijzigingen in de „hulp-kunsten" aan te bren gen. Erik Vos heeft met „verminkte" muziek een betere to neeltragedie voor het voetlicht gebracht dan hem met de in tegrale muziek mogelijk zou zijn geweest. Het totale kunst effect heeft dus gewonnen ten koste van één mede-werkende kunst. SCHRAPPEN, BEWERKEN Lijkt het wijzigen in „hulp-kunsten" dus artistiek en moreel goed te praten, anders wordt het probleem ten opzichte van de hoofd-kunst zelf. Met name: mag een regisseur, uit voerder van een toneelstuk, eigenmachtig coupures aanbren gen in de tekst of wijzigingen in het dialoog? Voor de prak tijk is dit geen vraag: vrijwel elke regisseur, en met name de televisie-regisseur, brengt wijzigingen aan in de tekst. Uit Shakespeare (dood, en dus weerloos) worden hele scènes ge schrapt omdat anders het totale stuk te lang wordt en de be trokken scènes hun actuele nevenbetekenis voor het huidige publiek hebben verloren.... Moderne buitenlandse stukken worden verdietst, de figuren krijgen andere namen en de oor spronkelijk gestelde lokatie wordt aan Nederlandse begrippen aangepast.... Een voor de planken geschreven toneelstuk wordt voor de televisie „bewerkt" en aangepast aam de gro tere ruimtelijke mogelijkheden, waardoor ook de sfeer geheel verandertEen film, die naar een bestaande roman wordt gemaakt, wijkt zover af dat de romanschrijver weigert zijn naam aan het produkt te lenen.... In ai deze gevallen zou de Ietter van de auteurswet de ingre pen volstrekt verbieden. In de internationale praktijk gaat de regisseur zjjn gang zonder dat er ooit een haan (of auteur) naar kraait, om nog te zwijgen van de doeleinden waarvoor muziek gebruikt wordt als illustratie of achtergrond in to neel, film en t.vom dan hélemaal te zwijgen van de dans kunst, waarin een choreograaf rustig een als pastorale ge schreven compositie gebruikt om er een gruwelijk driehoeks- verhaal op te dansen! De auteurswet staat hier bulten werking. Maar een groter ar tistiek verantwoordelijkheidsgevoel tegenover de auteurs rechtelijke makers van de bedoelde en verminkte kunstwer ken zou langzamerhand wel wettelijk vastgelegd mogen wor den, als dut kon! Jhr. Sandberg, tot voor kort de veelom streden directeur van Nederlands eerste museutn voor moderne kunst, het Amsterdamse Stedelijk Museum. Nadat jhr. Sandberg zich per 1 januari jl. te rugtrok ontstond veel verwarring rond de opvolging van deze fel bekritiseerde doch vooral ook dynamische museumdi recteur, die er in hoge mate toe bij droeg dat het Stedelijkzich een goe de vaam verwierf. zou moeten voortzetten. Vandaar, dat zij beurtelings sterk voor Huiten en voor Jaffé geporteerd waren. In dit opzicht zullen zj| misschien niet helemaal aan hun trekken komen. Want De Wilde zal, naar het zich laat aanzien, zijn eigen lijn volgen. Hij heeft sinds 1946. aan het stedelijk Van Abbe-Museum te Eindhoven, tijd en gelegenheid genoeg gehad om zich daar in te bekwamen. Zijn aankoopbeleid is soms heftig aangevochten, maai- had toch in eik geval tot resultaat, dat het Eindhovense museum een niet grote, maar wel volkomen representatieve col lectie moderne kunst heeft. Wat veel belangrijker is: ais adviseur van ver schillende grote verzamelaars in de om geving van de lichtstad kon hij bewerk stelligen dat er een particulier kunstbe zit ontstond, dat tot in verre omtrek om zijn kwaliteit en zijn veelzijdigheid beroemd is. En dat is naar onze smaak van groter belang dan alle bewogen be wegingen en dynamische labyrinten met elkaar hoe groot de verdiensten van Sandberg ook zijn geweest. De. Wilde is overigens geen uitvoerend kunstenaar, alleen kunstkenner. Hij zal dus niet in de dezelfde mate als Sandberg zijn per soonlijk stempel op affiches en catalogie van het Amsterdamse museum zetten. Sandberg smaakte veel van deze dingen zelf, omdat h(j een grafisch ontwerper van grote bekwaamheid is. Dr. Levie is in de eerste plaats kunst historicus. Z(jn loopbaan is dan ook veel minder spectaculair, al heeft hij als conservator van het Centraal Museum in Utrecht onder mr. M. E. Houtzager zowel veel ervaring als grote verdien sten verworven. Aan hem de zware taak, een museum op te bouwen, dat over schatten beschikt, maar vrij lang een stiefkind is geweest. Het zal in het gerestaureerde en opnieuw ingerichte weeshuis stellig meer mogelijkheden krijgen dan het thans in het vreemde labyrint van de oude stadspoort ooit heeft mogen hebben. Hier moet het de toch al niet overdadige ruimte ook nog delen met het Joods Historisch Museum, dat momenteel een zeer grote activiteit ontwikkelt en stellig binnen afzienbare tijd ruimte te kort zal komen. Zoals het nu staat, zal men voor beide functies andere personen kunnen den ken. Maar de. twee, die thans zullen worden voorgedragen, hebben beiden Voortreffelijk werk gedaan. Ze zullen stellig op hun nieuwe post kunnen bij dragen tot een harmonisch uitbouw van het Amsterdamse kunstbezit en tot de internationale roem van de hoofdstede lijke musea. Daarom gaat het uiteinde lijk wie het daarvoor nodige werk doet, is een kwestie van tweede orde.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 6