Gaeltacht, nog
onvervalst
Kapitale
landgoederen
EENZAME BOEREN
zaterdagnummer
Zaterdag 9 maart 1963
Een rustiek stukje Ierland: Maguires
Bridge in Fermanach.
Een turfsteker in Cennemara.
(Van een medewerker).
T\E stad Galway aan de
Ierse westkust ligt niet
alleen aan de oceaan, maar
ook aan het eind van een
langgerekt meer Lough
Corrib. Aan dit meer ligt een
vruchtbare vlakte met een
kalkrijke bodem. Maar vooral
het deel tussen het meer en de
zeekust is markant. In de verte
schemeren de „Twelve Bens
een merkwqardige groep
kegelvormige heuvels, elk ge
scheiden door diepe dalen,
met op de bodem een meer
Dit gedeelte van het graafschap
draagt de naam Connemara en het
is eigenlijk het meest Iers van heel
Ierland gebleven. Het is het „Gael-
tacht" de streek waar nog op
grote schaal het onvervalste Iers
wordt gesproken.
Wie deze taal hoort in Dublin en
straatnamen en andere naambordjes
ziet in twee talen, twijfelt wel eens
aan de reële betekenis van deze oude
spraak. Zeker, zij wordt op de scho
len onderwezen en de meeste school
kinderen kunnen er een aardig mond
jevol van spreken, maar met haar
wonderlijke lettertekens lQkt zij toch
ver van het gangbare Engels af te
staan. Weliswaar wordt de taal
ook in deze streek niet verstaan
baarder, maar ineens voelt men dat
zij een~ wezenlijk element van het
leven uitmaakt, zo zelfs dat het uni
versitair college in Galway er in do
ceert en veel studenten er hun exa
mens in afleggen.
Connemara Is het land van de ezel
tjes, die dikwijls in grote manden de
turf van de af graveryen naar de dor
pen brengen. Als we In de buurt van
zo'n afgravery gestopt zyn, zien we
onverwacht by een hoge hoop turf
rook opkringclen. Die rook heeft de
stapel aangetast, maar komt van een
vuurhaard onder de grond. Een veen
brand!
De turfstekers pakken stokken
en schoppen en slaan de vlammen
uit. Maar even verderop lekken weer
nieuwe, vurige tongen boven de grond
uit. Plotseling arriveert een ploeg
mannen op een vrachtauto en nu gaat
iedereen met grote hevigheid het ge
niepige vuur te lijt Terwijl we weer
in de bus stappen schijnt het vuur
verdwenen te zijn. Maar onder het
wegrijden zien we iets verderop weer
een rookwolkje opkringelen.
„Dat kan wel dagen duren", zegt
een van onze medepassagiers.
„Krijgen ze het dan niet onder de
knie?"
„Jawel, maar het eist honderd per
cent waakzaamheid", zegt hij.
EEN eind verderop stoppen we in
een dorpje, dat Cong heet, eigen
lijk „Cunga", wat nek betekent.
Die nek is de landengte tussen Longh
Corrib eneen sortgelyk meer, dat
In het verlengde ervan ligt en Longh
Mask heet.
In Cong is het juist schapenmarkt
en dat verschaft ons een blik in deze
handel. Een paar boeren hebben twee
dieren gekocht en leggen ze op hun
rug op de grond. Daar worden de
Sjten samengebonden en vervolgens
llen zfj de dieren op de achterbank
van hun auto. waar ze heel menselijk
blijven zitten, wachtend op het ver
trek. Dat duurt wel even, want .de
koop moet beklonken worden in een
cafeetje, dat tevens half winkel is.
Zoals overal in Ierland vinden we
ook in Cong een interessante ruïne:
die van de Augustijner Abdij, uit
1128, waar tot zijn dood in 1198
Roderick O'Conor laatste „high-
Lief is een vreemde zaak met
de dubbele nationaliteit
van de leren: ze bezitten hun
eigen burgerrechten, maar ge
nieten bovendien in Engeland
dezelfde behandeling als alle
Britse onderdanen. Dit laatste
is een overblijfsel uit de tijd
voor de afscheiding, en de
Engelsen lieten het bestaan.
king" (opperkoning) van Ierland
zijn laatste levensjaren sleet.
Vlak er naast ligt het Indrukwekkend
Ashford Castle vroeger de ver
blijfplaats van de Guinness-familie
een befaamd Iers bierbrouwersge
slacht. Sinds enkele jaren is in dit
Castle een hotel gevestigd.
Het is overigens eigenaardig dat
juist Engelsen die hier doorgaans
niet zo gezien zijn graag naar
Ierland gaan. Het verblijf in Ierland
is ongeveer een kwart goedkoper dan
in hun eigen land.
Het land in de Graafschap Galway
is nogal arm, zo wordt ons verteld.
De boerderijen zijn er dikwijls te klein
en de regering moet al het mogelij
ke doen, om de boeren er bovenop
te helpen. En werkelijk: er zijn on
aanzienlijke, krotachtige huisjes.
Maar er staan toch ook moderne,
frisse bungalows.
Als we zijn teruggekeerd in Gal
way, dwalen we door de straten van
dit schilderachtig stadje, met zijn
21.000 inwoners, dat al voor de Chris
telijke jaartelling door Ptolemeus als
Magnata werd aangeduid en dat door
zijn levendige handel met Spanje op
vele plaatsen in de bouwstijl een ty
pisch Spaans karakter kreeg. Lange
jaren werd het overheerst door de
Noormannen, die in 1320 de St. Ni-
colaaskerk bouwden. Columbus bad
er, voor hy naar Amerika trok.
Overigens werkt het systeem niet
helemaal wederkerig: een Engels
man wordt in Ierland wel als vreem
deling beschouwd, hoewel hij zich
daar weinig van aantrekt. Nu Is het
een typisch Ierse trek, dat Ieren tot
hun grootste krachtsontplooiing ko
men, juist als zy buiten hun vader
land zijn. Thuis is alles gemoedelijk
en vaak een beetje gemakzuchtig-
Maar over de grenzen moet je aan
pakken en je doet dat dan ook.
Nu is het onzin dat Engeland en Ier
land niets meer met elkaar te ma
ken zouden hebben, ook al willen de
Ieren wel eens die indruk wekken.
Van hun export gaat immers nog
steeds bijna 90 pet naar het Ver
enigd Koninkrijk en omstreeks 90
pet van him import komt daar van
daan. Toch is er een andere, minder
opvallende export, die het land be
paald geen goed doet. Eigenlijk valt
die uiteen in twee delen: kapitaal en
mensen. Ieren, die wat geld over
hebben, beleggen ner. bij voorkeur in
het buitenland, waar zich naar
schatting het bedrag van twee
miljard pond moet bevinden. De ren
te van dit geld komt aan Ierland ten
goede, maar het werkt in feite voor
anderen
Zo mogeljjk nog bedenkelijker dan
het afvloeien van al dit geld is
de uittocht van Ieren, die in het bui
tenland gaan werken. Deze uittocht
wordt op 24.000 man per jaar ge
schat, al zyn er pessimisten, die zelfs
over 1000 mensen per week spreken!
De meesten gaan naar Engeland
waar ook alle mogelijke openbare
functies voor hen open staan (zelfs
in het leger).
Zo wordt niet minder dan 40 pet van
de verpleegsters in Engeland geacht
Iers te zijn. Ook werken er tenmin
ste duizend Ierse dokters. Ierse boe
ren werken er in eigen beroep, maar
ook wel in fabrieken.
Maar waarom trekken ze eigenlijk
weg? Daar zijn velerlei redenen
voor. Soms blijft de vader op zijn be
drijf en laat de zoon niet aan de
beurt komen. Deze kan dan ook niet
trouwen eer hij een man van middel
bare leeftijd is. Maar er zijn andere
gevallen. In de kranten worden da
gelijks boerderijen tc koop aangebo
den voor een appel en een ei. Grond
is hier en daar al te krijgen voor
twaalf cent per vierkante meter. En
vaak koopt toch niemand zo'n be
drijf. Niet verder dan vijftien kilo
meter van Dublin zagen wij kleine
boerderijen, gelegen in een aardige
streek en met land waar heus wel
iets van te maken is, maar waélrvan
de eigenaar was vertrokken. De be
zitter kwam niet terug en zijn bezit
ting is geleidelijk aan vervallen.
„Je hebt hier niets", zei een jonge
boerenzoon, die ook meer zin had
weg te trekken dan te blijven. De
meeste jongens, met wie ik vroeger
omging, zijn verdwenen. Meisjes....
ze gaan byna allemaal in de stad
werken. Dat maakt het leven niet
prettiger!"
„Maar U hebt toch een goed bedrijf,
waar U voor kunt werken?"
„Dat lijkt zo. Maar wat heb je er
aan, als alle gezelligheid ont
breekt?"
En zoals hij zijn er tallozen: vroeger
was het de Engelse overheersing, die
een excuus vormde om niet te hard
te werken, zeker niet hier. Moest
immers een boer zijn paard niet af
staan, als het meer dan vijf pond
waard werd? Die tijd is voorbij,
maar het lijkt wel of hij ook een deel
van de fut, die nog over was, heeft
opgeslokt.
TROUWENS: ae Ierse boer is by-
elovig en al lacht hy spottend,
wanneer het bygeloof eens ter spra
ke komt in vele opzichten blijkt
dat hij er wel "rekening mee houdt.
Daar is bijvoorbeeld dë „fairy tree",
een ogenschijnlijk gewone boom, die
op een open piek in het bouwland
staat.
Die open plek daar zit het hem
nu luist in! Want die is niet toeval
lig, wis en waarachtig niet! De
plaats rond de „fairy tree" (Feeën-
boom) moet onbebouwd blijven, an
ders krijg je zeker ongeluk. Probeer
zo'n boer niet te vertellen dat het
onzin is. Hij zal het niet prettig vin
den n in zijn hart is hij er boven
dien van overtuigd, het bij het rech
te eind te hebben. Evenals met de
„leperchaum",. het kaboutertje dat
alom tegenwoordig is en dat U sus
souvenir in de winkels kunt kopen.
Als je zo'n leperchaun in huis hebt
doe j' beter hem te vriend te hou
den. Waarom zou je je ongeluk op je
hals halen?
Diverse oude bogen in Galway her
inneren aan de Spaanse invloeden van
eeuwen terug, die zich in Ierland sterk
deden gelden.
VIAN de feodale tijd die in
Ierland langer heeft ge
duurd dan in de meeste andere
landen zijn nog talrijke
kapitale landgoederen over.
Hier en daar woont er nog een
lord op, die sinds lange tijd
zijn basis niet meer heeft in
good old England. De tijden
werden echter duur en het per
soneel schaars. Bijna elke
edelman heeft iets onderno
men om zijn bezitting produk-
tiever te maken.
Een graaf van Rosse byv., stiefvader
van Tony Armstrong-Jones, vindt het
gewoon om de produkten uit rijn tui
nen aan de meest-biedende te verko
pen. Zo betrekt het gezin van onze
Ierse collega Murray regelmatig ho
ning en fruit van hem.
Een ander prominent landgoed, dat
nogal eens in het nieuws is door de
ontvangsten, die er nog van tijd tot
tijd worden gehouden is Powerscourt,
in county Wicklow, achttien kilome
ter ten zuiden van Dublin, bij het ge
zellige dorpje Enniskerry. Het werd
te koop aangeboden, maar liefheb
bers zijn er nog niet. Auto's hebben
in het dorp sinds lang hun intrede
gedaan, maar ezel en paard werken
ook nog dagelijks mee. Vandaar dat
we hier een verschijnsel zagen, dat
wij verdwenen waanden sinds de daa-
gen van onze jeugd: de hoefsmid, die
ivens garagehouder is. Ja, het be
slaan van paarden bracht niet meer
zoveel drukte als vroeger, maar de
smid had er toch nog wel werk aan.
Enniskerry leunt eigenlyk tegen het
landgoed Powerscourt aan. Vlak bij
de kom van het dorp begint dan ook
de oprijlaan die zich l'A kilome
ter door een fraai park slingert, eer
hij het statige landhuis bereikt. De
portier van vroeger, die rijn huis aan
het begin van die laan heeft, vervult
tegenwoordig meer de rol van een
soort tolgaarder, die er op moet toe
zien dat de dubbeltjes van de bezoe
kers binnen komen. Vlak by het huis,
gaan die bezoekers nog eens door een
slagboom en dan kunnen ze, naar
verkiezing, even neerstrijken in het
cafetaria-achtige theehuis, dat er
voor hen is neergezet en dat be
halve souvenirs ook fruit en verse
eieren te koop aanbiedt.
Dan komt een bediende, die uiterst
correct Engels spreekt,^ ons halen
om de ronde te doen door het prach
tige park, met zijn vele exotische bo
men en planten. Het landgoed be
vindt zich op het vroegere domein
van het kasteel, dat de O'Tooles, de
Ierse heren van Glencullen," hier be
zaten. Het paleisachtige huis staat
boven aan een glooiende helling en
is opgetrokken uit granietblokken.
Het bezit een machtige ontvanghal,
die 24 m. lang en 12 m. breed is en
in 1821 werd gebouwd toen koning
George IV Ierland en Powerscourt
met een bezoek vereerde. In de
balzaal staat een antiek harpsichord,
uit 1612. In het interieur bevinden
zich schilderingen van Van Leur, die
scènes uit de oorlogen van Lodewijk
voorstellen. Een van de pronkstuk
ken van het landgoed is de waterval,
die van 120 meter hoogte over de
rotsen naar benedenstort en waarvan
gezegd wordt dat hij de hoogste in
Ierland is.
De Powercourts die volgens hun
familienaam eigenlijk Wingfield
heten hebben rond hun huis
de prachtigste smeedijzeren hekken
verzameld die uit Italië, Frankrijk,
Duitsland en andere landen afkom
stig zijn.
In het front van het huis dalen enke
le terrassen die zijn ingelegd met
prachtig mozaïek naar net park af.
Beelden, sommige naar de trant van
de vorige eeuw, sieren hier en daar
deze terassen. En dan is er een echte
kasteeltoren, met transen, die midden
in het park op een heuvel staat. De
gids verklapt ons het geheim van de
echtheid: hij werd in 1912 door een
van de Powercourts die eens wat on
derhanden wilde hebben, gebouwd-
Hoe is dit prachtige park, met rijn
holle wegen en bruggetjes, met rijn
verzonken tuinen en zijn smaakvolle
beplanting tot stand gekomen?
„Natuur", zegt de gids, „maar niet
helemaal. In de jaren na 1812 werk-'
ten hier soms wel honderd man uit
de omgeving, die bly waren, dat er
een warme maaltijd en soms wel iets
meer bij was inbegrepen. Ook met
hun loon waren zij in hun schik, al
bracht hun geploeter, vaak met
paard en wagen, niet meer dan zes
pence per dag op. Ja, dat was in do
tijd van de penny-Ionen, een periode
die nog tot 1920 zou voortduren. Tot
in dat jaar verdiende een journalist
dikwijls één penny per regel wat hem
de bijnaam bezorgde „Penny-a-li-
nor"Die tyd is wel voorbij.