„Verpleegstersdiploma opent deuren ook in buitenland" BONT: meer dan dierevel alleen Passende omlysting voor eiwitrijke peulvruchten KINDERKRANT Ciw pagina meozoMv sm#fgr Het is altijd zo geweest panty girdle Cy&Cy~1 Zaterdag 9 maart 1963 ZUSTER T. A. VAN LEERZUM: (Van onze redactrice.) landelijk bestaat er zeker nog een verpleegsterste kort, Maar de provincie Zee land staat er, wat het aantal verpleegsters betreft, beslist niet ongunstig voor. De meisjes in Zeeland blijken dit werk graag te doen en zij zijn er ook bijzonder geschikt voor". Aldus zuster T. A. van Leer- zum, hoofdverpleegster der kinderafdeling van het Middel burgse Gasthuis. Een jonge hoofdverpleegster nog. Iets waarop ze zelf trou wens helemaal niet prat gaat. „Het ging vanzelf", zo zegt ze, „diegenen, die boven mij ston den gingen stuk voor stuk door huwelijk of om andere redenen weg en zo kreeg ik deze functie toevallig. Ik ben trouwens ook al toevallig in de verpleging te recht gekomen lijk green enkel idee over mijn toekomst. Dus kwam ik op een kantoor, want ik moest toch wat. Het was daar erg leuk. Maar toen ik er viereneenhalf jaar zat ging de een na de ander weg en toen vond ik het er niet meer leuk. Een paar van mijn vroegere kantoorcollega's waren in de verpleging gegaan en dat leek me ook wel wat. Zo ben ik in de verpleging gekomen. Dat was in januari 1952. De eerste paar maanden waren heel moeilijk. Temeer, daar ik van hnis- houdelijk werk totaal geen kaas had gegeten. Maar na het eerste half jaar heb ik geen seconde spijt meer gehad van mijn kens. Nn moet ik er niet aan denken, dat ik daar op kan toor zou zijn biyven zitten. Sinds anderhalf jaar ben ik nu hoofd van de afdeling Ik vind het heel fijn werken, speciaal op de kinder afdeling. Op de andere afdelingen is het ook erg prettig, maar dit ligt me het meest. Dat heb ik ook nooit geweten, tot ik in mijn leerlingentijd op de kinderafdeling kwam. Toen dacht ik, dat ik hier later wel wilde werken Na het verpleegstersdiploma heb ik de kraam gehaald. Net toen ik er V.. I„e (Van onze medewerkster) r romans van de Engelse schrijfster Nancy Mitford komt een scène voor waarin twee bontmantels een byna even belangrijke rol spelen als de twee hoofdpersonen. In die scène moet de vrouwelijke hoofdfiguur af scheid nemen van haar geliefde (een Franse hertog) en daartoe verschijnt zij ten tonele, „bescheiden gekleed in haar oudste kleren, ondermeer een nertsmantel". Bij het zien van die nertsmantel ontsteekt de minnaar in woede. „Wat heb je nou voor kleren aan!" roept hij, „je ziet er uit als een zigeunerin!" En hjj rukt haar de nertsmantel uit, frommelt het kledingstuk in elkaar, smijt het in de prullemand en haalt uit een aangrenzende kamer een andere jas van sabelbont over liep te denken te vragen om een plaats op de kinderafdeling vroeg de directrice me of ik daar voor voelde. Toen kreeg ons ziekenhuis ook juist de opleiding kinderaantekening, een cursus in speciale kinderziekten en kinderverpleging. Ik kon direct bij de eerste groep cursisten komen. In 1958 kreeg ik de aantekening. ,,'k Wilde niet weg" ZR. T. A. VAN LEERZUM functie van verpleegstei In die tijd kwam de waarnemend eerste hebben, want ik had bedacht, i belangstelling voor de kinderaante kening wel eens heel groot kon wor den en zoveel verpleegsters zijn er nu ook weer niet nodig op een kinder afdeling. En ik wilde daar niet weg. Als ik waarnemend eerste verpleeg ster werd kón ik er niet meer weg. Ik heb er echt mijn best voor ge daan en het is gelukt. Na anderhalf jaar ging de eerste verpleegster weg en een tjjdje daarna de hoofdzuster. Ik kwam in die laatste functie op proef. Daar was ik echt wel blij om. In het begin woog de verantwoorde lijkheid heel zwaar. Achteraf is het heel erg meegevallen. Maar zo heb ik ook opgezien tegen het doceren Toen ik het onlangs voor de zo veelste keer hoorde beweren werd het me toch een beetje te gortig. AI kan ik me voorstellen dat het in de familiekring als dood doener door de snel opgeschoten doch ters en zoons maar vooral door de laatsten nogal eens in het brandpunt der discussie wordt ge gooid. En dat menige brave moeder van dat ontploffend stukje vuurwerk schrikt en er zo snel geen weerwerk op geven kan. Want wat moet zij ter wereld ant woorden op de enorme beschuldi ging, die haar zo maar voor de voe ten wordt gesmeten: Jullie ouderen kunnen zo maar pra ten als jullie willen, en ons de hele dag voorhouden, dat we dit moeten doen en dat vooral nalaten. Maar kijk liever eerst eens naar jezelf; een mooie wereld die jullie gemaakt hebben voor ons om in te leven. Het is wel een ongemakkelijk brok voor een brave eenvoudige huis moeder om te verteren. Heeft zi) dan dat ellendige moderne moordtuig op haar geweten zij zou nog geen voetzoeker durven af steken en kan zij er iets aan doen dat de krant vol staat met vechterij waardoor vroeger allang een oorlog zou zijn losgebarsten? Zij kan het niet helpen dat zij al die grote woorden nogal onbillijk vindt, en dat zij toch liever maar vasthoudt aan de eenvoudige rechtlijnige leef regels die in haar ouderlyk huis de wet uitmaakten. Je best doen, op de kleintjes passen, werken zolang het dag is, de tering naar de nering zetten. Met klagen kom je niét verder, de mensen heb- i hun gebreken, maar je bent zelf geen uitzondering op die regel. Ach ja, dat is allemaal héél zegt haar cynisch nageslacht. Maar mooi, slips G kant8lipa breeches in de cursus kinderaantekening. Ik geef dan les in kinderverpleging en omgang met kinderen. Ook dat viel enorm mee. „Wat omvat precies de functie van hoofdzuster?" vroegen we zuster Van Leerzum. „Wel, je bent verantwoordelijk voor de hele afdeling, in mijn geval dus de kinderafdeling. Het werk moet goed lopen en dé kinderen moeten goed verpleegd en verzorgd worden. Bovendien ben je zo'n beetje con tactpunt tussen ouders, kinderen, verpleegsters en doktoren. Je hebt ook speciale supervisie over de leer ling-verpleegsters en ook over de cursisten voor de kinderaantekening. In totaal werken er op de kinderaf deling twintig verpleegsters en leer ling-verpleegsters plus een eerste en een waarnemend eerste verpleeg ster". Hoge eisen Zuster Van Leerzum is zich wel bewust van i w .HELANCA- Sanitized uper alaitiKh» vellen gtmlniwd het klopt alleen zo slecht, en dan be danken wij voor-de eer. Wat heb je eraan om ijverig, spaarzaam, matig, volhardend, onbaatzuchtig en noem maar op te wezen. Er hoeft maar één bom te vallen en alles wat je met die mooie ijver bij een gekrabt hebt ligt in puin met jezelf eronder. En dan zijn ze weer waar ze wezen willen, en draven de deur uit om hun leed over deze vreselijke wereld, waarmee hun arme moeder ze heeft opgezadeld, te gaan verge ten op hun eigen luidruchtige manier. Misschien bij een jukebox of een voetbalmatch, met een draagbaar radiootje of een platenspeler. Het zijn wel doorgewinterde oren die dat onafgebroken lawaai kunnen verdragen, en dat is dan nog maar kinderspel vergeleken bij het tumult dat zij uit de grond stampen als er een of andere ster van hun eigen leeftijd ergens optreedt. En ik dan? zou zo'n bedrukte moe der kunnen vragen bij het hoog op laaien van het debat. Kan ik mafir de radio keihard aan zetten of eindeloos platen draaien, om van een zaal afbreken nog maar te zwijgen? Een aardige huishouding zou dat worden, waar van pure narig heid geen schoon overhemd in de kast lag en geen bord eten op tijd op tafel kwam. Maar om dat gedaan te krijgen moet er toch weer op zijn ouderwets gewerkt en gezorgd wor den. Trouwens mag zo'n huismoeder tot haar verweer stellig aanvoeren: hebben wij het in onze jonge tijd zo gemakkelijk gehad? Jullie weten tenminste alleen van horen zeggen wat oorlog is: velen van de oudere generatie hebben cr twee beleefd, met alle honger, kou, gevaar, ziekte en gebrek die daar achteraan hinkten. Wij hebben de stempelaars op de straathoeken zien staan. Wij weten nog akelig duidelijk hoe er in de ge zinnen van die uitgerangeerde werk lozen honger werd geleden, en kou. Hoe vrouwen op zaterdagavond nog geen halve liter melk in huis hadden, en kleine kinderen op de grond op een kermisbed van oude kleren lagen. De wereld die wij van onze ouders overnamen was ook niet bepaald een filiaal van het paradijs. Er moest hard en harder gewerkt worden om het hoofd boven water te houden. Het was geen plezierige tijd om jong te zijn, toen het zwerk van een tweede wereldoorlog al begon te drij ven. Geen brommers, geen scooters, geen televisie, geen draagbare radio, geen fototoestellen en geen grammofoon platen. Alleen maar af en toe een alleraardigst liedje voor de radio wat werden er toen een liedjes ge schreven waarvoor wij nu nog het aardappelschilmesje neerleggen als een of andere omroeporganisatie het speelt. Maar is deze benauwende wereld iets om onze ouders de schuld van te geven? Die hadden hun we reld ook weer van de grootouders overgenomen: en vraag die eens hoe aangenaam het in hun tijd was om jong te zijn, met cholera-epidemieën en kelderwoningen en kindernachtar- beid en schrikbarende zuigelingen sterfte. Wie jong was heeft alle eeuwen door wel iets te klagen gehad over de wereld waarin hij, niet op zijn ver zoek, moest proberen volwassen te worden- Maar „omzien in wrok" heeft geen zin en geen reden want per slot zijn het niet de ouders, die de wereld veranderen, maar de jeugd. SASKIA. heel hoge eisen, die het werk aan een verpleeg ster stelt. „Er is een tijd geweest", zo zegt ze, „dat rijp en groen werd aangenomen omdat er zo'n enorm verpleegsterstekort was. Door de sa larissen te verbeteren en de vijf daagse werkweek in te voeren is er een grotere belangstelling voor ons vak gekomen en nu kan men weer selecteren. Dat is echt nodig. Meis jes, die leerling-verpleegster worden, moeten echt behoorlijk kunnen aan pakken. Niet alleen in de praktijk, maar ook op de theorielessen. Een zekere mate van intelligentie is no dig. Verder moeten ze natuurlijk voor het werk voelen, ze moeten tact hebben en voor de medemens voelen. Het fijne van het vak is, dat je eigenlijk overal terecht kunt in het eigen land en in het buitenland. Het Nederlandse verpleegstersdiploma staat goed aangeschreven en het is in heeT wat landen geldig. Zelf ben ik er helaas nooit aan toegekomen naar het buitenland te gaan. Nu komt daar natuurlijk niets meer van". We kregen niet de indruk, dat zuster Van Leerzum het heel erg vindt. Ze is met hart en ziel verknocht aan haar werk in het Middelburgse Gast huis en ze voelt zich heel tevreden en plezierig in haar gezellige kamers in de Spanjaardstraat. Aan die schilderachtige „bont-pas- sage" moet men onwillekeurig denken by het lezen van een zo juist verschenen, hoogst interessant boekje, dat schuil gaat achter de korte en pretentieloze titel „Bont". Een boekje, waarin het bont met heel wat meer égards wordt benaderd en behandeld, dan het van Naney Mit- fords hertog ondervond! Deskundig op het gebied van bont was die her tog zeker niet, omdat hij anders zou hebben geweten dat uit praktisch oogpunt bezien de nerts hoger mag worden aangeslagen dan het sa belbont, omdat nerts twintig procent sterker is. De nerts hoort met z'n „sterkte-pro cent" van tachtig namelijk tot de „onverslijtbaar sterken" onder de bontsoorten te rekenen, de soorten waaraan een levensduur van 14 tot 50 jaar mag worden toegeschreven. Het sabelbont mag er weliswaar ook zijn met een sterkteprocent van zestig valt het in de klasse der „zeer sterken" die liet van 8 tot 16 jaar kunnen uithouden maar het staat dus qua sterkte een klasse lager dan nerts. In die onverslijtbaar-sterke sector van boven de zeventig procent staan bever en Virginische otter aan de top: beide halen een sterktepro cent van honderd. Alleen bij juist gebruik Dat wil overigens niet zeggen dat dit lijstje van sterkte-procenten (het omvat tachtig bontsoorten) in de praktijk zonder meer kan wor den toegepast. En dit hangt ten nauwste samen de auteur van het boekje wijst er met klem op met de manier waarop de draagster met haar kostbare bontjas om springt en met de wijze waarop het bont in de zomer wordt bewaard. „Bij mishandeling kan de levensduur nog korter zijn dan het aangegeven minimum", zo waarschuwt de schrij ver en hiermee heeft hij dan geen „bewuste mishandeling" op het oog, maar een verkeerde behandeling ten gevolge van verzuim of onkunde. Daar staat tegenover dat de levens duur van een goede bontjas het aan gegeven maximum nog ver kan over treffen dankzij een juist gebruik en een vakkundige bewaring. Nu mag de term „onverslijtbaar sterk" natuurlijk ook niet te letter lijk worden genomen: alle bontwerk moet binnen het tijdperk van die aangegeven levensduur wel eens wor den hersteld. Slijtranden en -plekken zijn nu eenmaal onvermijdelijk, ieder kledingstuk moet worden onderhou den en zeker als het om bont werk gaat* Ten aanzien van die slijtage wordt in het boekje „Bont" onder meer op gemerkt dat veelvuldig autorijden een oorzaak van slijtage kan zijn. Er z(jn nog andere oorzaken van slijta ge, ze worden besproken in een af zonderlijk hoofdstuk waarin boven dien verscheidene gebruiksaanwij zingen worden gegeven voor de juis te behandeling van het bont: geen vocht, wel geregelde ventilatie, maar vooral geen zon! Tegen dit laatste voorschrift wordt nogal eens gezon digd, in menig tuintje ziet men in voor- en najaar de bontmantel van de vrouw des huizes feestelijk in het zonnetje wapperen De bereiderij Van bont tot kledingstuk: hét is een lange weg die langs een team van toegewijde en bekwa me vaklieden leidt. De „bereiderij" zoals de vakterm luidt, kan voor elke bontsoort verschillend zijn. De bontwerker moet kunnen beschik- over een team van zeer bekwame medewerkers: de bontstikster die de vellên op de voorgeschreven manier aan elkaar zet, de bontcoupeur die het modelpatroon ontwerpt, de bont- stoffeerster die het „interieur" van de mantel verzorgt. Pas dan komt de bontjas in zijn eindfase het einde van een lang en ingewikkeld procédé, op uitermate boeiende wijze beschreven in dit zeer lezenswaardige boekje „Bont", geschreven door J. H. de Vries en uitgegeven door Van Dishoeck te Bussum. (Van onze medewerkster) Een maaltijd met peulvruchten is synoniem met het begrip „echte winterkost" en aan belangstelling voor zulke kost is in deze exorbi tante winter geen gebrek geweest! De peulvrucht heeft dan ook ruim schoots de eer gekregen die haar toekomt, want dit „wapen tegen de kou" zoals men haar gerust mag noemen is rijk aan bouwstoffen en beschermende stoffen: eiwitten, jjzer, vitamina B. Het eiwitgehalte is zelfs zo hoog dat vlees in een peulvruchtenmaaltijd eventueel kan worden gemist, al is zo'n menu mét vlees natuurlijk smakelijker. Wat niét kan worden gemist: de groente! Groente hoort bij een peul vruchtenmaaltijd en maakt het me nu, uit voedingsoogpunt bezien, vol waardig. Ook al daardoor hoeft een peulvruchtenmaaltijd niet eentonig te zijn, met wat fantasie kan men bovendien de peulvrucht in allerlei variaties opdienen. Een harmonische verbintenis tus sen groenten en peulvruchten kan bijvoorbeeld ontstaan in een „stoof pot met witte bonen". De benodigd heden: vier ons witte bonen, ander halve liter water, een ons krabbetjes en een ons doorregen rookspek, wat zout, drie ons knolraap, drie ons sa vooiekool en vier vijf aardappels, dit alles voor vier personen. Witte - bonen wassen en een nacht in het water weken, ze met weekwater en wat zout aan de kook brengen, krab betjes en spek toevoegen, het geheel ongeveer een uur laten voorkoken. den. Wat er nog aan bonennat over is, kan afzonderlijk bij het gerecht worden opgediend. Ook dit recept geldt voor vier personen. Bij peulvruchten kan altijd een fris groenteslaatje worden geser- wortel en rammenas, aangemengd met olie, azijn of citroensap, zout en peterselie; witlof, gekookte biet, een appel tje, vermengd met slasaus en/of olie en azijn, met wat zout, pe per en een uitje; andijvie en selderijknol of sa vooiekool in een slasausje of in olie en azijn, met wat zout, peper en een uitje; savooiekool met wortel en een stukje prei of gekookte biet, met slasaus en/of olie en azijn, wat zout en peper. Aan al deze slaatjes kan een snufje suiker worden toegevoegd, maar dat is een kwestie van persoonlijke smaak. De „harde" groenten kan men grof raspen in plaats van klein snijden. Geef tenslotte een peul vruchtenmaaltijd eens extra kleur door er in kleine schaaltjes allerlei bijgerechten bij te zetten: gehakte uitjes, augurken of komkommer uit het zuur, uitgebakken spek, j te kaas of tomatenketchup. STOFFEN PRI ME U R VOOR NEDERLAND PARIS Nu knolraap en kool schoonmaken, in fijne reepjes snijden, wassen en samen met de geschilde en in stuk jes gesneden aardappels bij de bonen voegen. Dit alles kookt nog een mi nuut of twintig door, waarna het vocht van de bonen wordt gegoten om even later apart bjj de maaltijd te worden opgediend. Spek en vlees kunnen, in plakjes gesneden, afzon derlijk bij het gerecht worden gege ven, maar kunnen ook worden terug gedaan in de stoofpot. Met saucijsjes Van een pond bruine bonen, een pond zuurkool, een pond uien, twee paar saucijsjes, vijftig gram boter of margarine en wat zout kan eveneens een gecombineerde schotel worden gemaakt. Bonen worden weer gewassen, een nacht in ruim water geweekt cn in het weekwater met wat zout gaar gekookt. Zuur kool laat men in weinig water een kwartiertje trekken, uien worden schoongemaakt en in boter of margarine gaar en lichtbruin gebakken. Laat de saucijsjes meebakken tot ze bruin en gaar zijn en snijd ze in plakken, giet de bonen af en doe een bodem pje van dit bonennat in een vuur vaste schotel. Nu volgen, laag om laag, bonen, uien, worst en zuur kool. Het bovenste laagje moet be staan uit zuurkool, „versierd" met wat bruine bonen. Giet over dit al les nog wat bonennat en zet de schotel een minuut of tien in een hete oven of laat de inhoud op een zacht vuur door-en-door warm wor- STOFFEN PRIMEUR VOOR NEDERLAND i STOFFENMODE in het SUrffehfuiie fc *ew gnst te veel Ik heb een idee!", riep Kar eitje Muis vrolijk, terwijl hij met zijn pootjes op een lege doos trommelde, zodat iedereen hem wel horen moest. „Ik heb een idee!" ,Jla, eindelijk", juichten de jonge muizen die van, alle kan ten kwamen aanlopen, „eindelijk gaat er hier eens iets ge beuren. We vervelen ons ziek de laatste tijd. We kennen alle spelletjes, alle liedjes en verhaaltjes van onze moeders. We willen iets anders. Gauw vertellen, Kareltje!" ,Ja", rip Kareltje vrolijk, „we gaan een carnaval houden." „Carnavalt Wat is datt Kun je dat etenf Is het zoiets als kaast" ,JIee", schudde Kareltje met zijn kopje, „carnaval is „O, een féést. Meer nlett, zeiden er al een paar teleurge steld.' Vertel nou toch over het feest", riep een ande re muis. „Ach wat!" riep een stel letje muizenkwajongens, „we hebben toch zeker elke dag feest!" „Ja maar", zei Kareltje geheimzinnig, „mijn idee is een heel ander feest. Ik heb het net bedacht. Weet je, ik sprak een paar mui zen die hier pas zijn ko men wonen en die heel lang tussen de mensen hebben geleefd. Nou, moet je ho ren wat die vertelden. De mensen bij wie ze inwoon den heetten Jan en Nelleke. Maar op een dag deed Jan net of hij Jan niet meer was. Hij trok een ander pakje aan, een gek pakje en aij deed een masker voor". „Wat is een masker?" vroeg de oude muis. „O, ik weet niet precies. Iets dat je voor je kop doet dat niemand meer ziet wie je bent." .Mmmm", zei de oude muis. „En verder?" vroegen de anderen nieuwsgierig. „Nou", zei Kareltje, „Jan deed dus net of hy Jan niet meer was en Nelleke deed hetzelfde: ook een gek pakje, ook een masker". „En toen?" vroegen de muizen in koor. „Toen gingen ze feest vie ren met nog een heleboel mensen". „Nou, èn?" vroegen de mui zen toen Kareltje ophield. „Begrijp je het nog niet?" Dat gaan wij ook doen- Carnaval met een pakje en een masker! Feestvieren en doen of we een aiider zijn!" Eerst zei niemand iets, want ze moesten er alle maal over nadenken en mekaar aankijken, maar opeens begon er één te la chen omdat hij bedacht dat hij dan net zou doen of hij Kardoes de kater uit het andere pakhuis was. En toen er eentje lachte, moes ten de anderen ook wel. Iedereen kwam met plan netjes en grapjes en een paar begonnen al pruiken te maken van houtwol die overal in het pakhuis lag. Iedereen had geheimen voor iedereen, want er was af gesproken dat niemand aan niemand zou vertellen wat hjj of zjj voor pakje dragen zou. Karei Muis liep met een trotse snuit rond om dat hy het allemaal bedacht had en de jonge muizen maakten gekke liedjes die ze zouden zingen op het feest. Om lekkers hoefden ze niet te lopen, want het alles wat muis is. Met de maskers hadden ze een beetje moeite totdat Karei een hele doos vol ge kleurde toffeepapiertjes vond die precies goed wa ren om als masker te ge bruiken. Ze rolden over hun eigen staart van het lachen toen ze één voor één voor de dag kwamen. Natuuriyk waren er wel tien muizen die zich als kat hadden verkleed; met grote oren van karton op hun kopjes en een flinke staart van houtwol achter zich aan en met scherpe klauwtjes van kaaskorstjes en een stem waar je van rilde. De meeste anderen hadden zich als mensen verkleed, omdat ze vonden dat Je als muis eigeniyk het meest om mensen lachte. Wie wie was dat wist na tuuriyk niemand door de mooie maskertjes. Toen ze elkaar allemaal be keken hadden, zetten de jonge muizen de feestliede ren in en dansten ze poot aan poot door het pakhuis. Opeens gaf een klein mui zenmeisje een gilletje van schrik: achter een zak meel vandaan kwam een hele maal zwart gemaakte muis op haar af. En behalve dat hy zich had zwart gemaakt had hij ook nog twee grote zwarte vleugels die hy op rijn rug meesleepte. Een maskertje zoals de anderen droeg hy ook niet, maar wel ning er een hoedje van stof en spinnewebben over zijn spitse kopje, zodat je hem nooit zou kunnen her kennen. Een heleboel mui zen klapten in hun pootjes van bewondering toen ze de zwarte muis daar zagen staan en iedereen vroeg aan iedereen: „weet jy wie dat is? En hoe zou ie zo mooi zwart komen? Denk je dat ie dat er ooit nog afkrijgt?" „Een eerste prijs!" riep Ka reltje Muis, „hij krygt be slist de eerste prijs!" want hy had bedacht dat de muis met het mooiste pakje een prijs zou krijgen. Het kleine muizenmeisje was helemaal niet bang meer, maar juist erg trots dat die onbekende in zijn mooie pakje naar héér toe was gekomen. „Gaan we dansen?", riep ze vroiyk en ze legde haar pootjes al in de zijne. Door zijn masker tje van spinneweb heen keek de onbekende muis haar slaperig aan. En daar moest iedereen weer vrese lijk om lachen, vooral toen het muizenmeisje hem mee trok en een paar danspasjes maakte. Want de zwarte muls deed niets; hy liet zich maar zo'n beetje mee slepen en toen ze hem los liet, tuimelde hy om en bleef onbeweeglijk op een hoopje houtwol liggen. „Misschien heeft hy zó lang over dat mooie pakje ge werkt dat hy nu niet meer kan van de slaap", lachte er een. „Nou, slaap dan ook maar" zei het muizenmeisje en ze liet zich door een muizen man in een pakje van bo terhampapier meenemen. En zo vergaten ze voor een poosje die rare zwarte muis. Maar niet toen de klok twaalf sloeg en Ka reltje riep dat iedereen nu zijn masker moest afzet ten en de prijzen zouden worden uitgereikt. Ze lachten allemaal toen ze de bekende snuitjes van hun vrienden en familie te rugzagen en rekten de hals jes om te zien wie er nu wel uit dat zwarte pakje te- voorschyn zou komen. Maar wat was dat nou? Ze mis ten niemand. Wie kon het eigenlijk zyn? Iedereen had zijn vader, moeder, broer tjes en zusjes en vrienden teruggevonden en toch lag die zwarte muis daar nog altyd te slapen. „Hé, grapjas!" riep Karel tje en hij tikte hem op één van zijn vleugels, „trek je pakje uit; we willen weten wie je bent!" De zwarte muis bewoog even en onder zijn masker tje knipperde hy met z'n ogen. „Hola!" riep Kareltje, „je hebt de eerste prijs ge wonnen!" Baldadig trok hij het mas kertje weg voor de snuit van de zwarte muis. Ver schrikt deden de anderen allemaal een stapje terug, want niemand kende dat kopje. „Wat zullen we nou heb ben?" bromde Kareltje, „ben jy zo maar binnenge slopen op ons feest? Voor uit. uittrekken dat pak. wy willen weten wie je bent". zaam overeind en keek i hele ring rond alsof hy maar niet begreep wat er aan de hand was. „Uittrekken dat pak!" rie- Een de muizen nu in koor. >e vreemdeling schudde verwonderd met zyn kopje. „Maar dat gaat helemaal niet", zei hy, „dit is myn pak. Dat droeg ik al toen ik geboren werd". „Wat vertel je me nou?" zei Kareltje Muis die het een beetje griezelig begon te vinden. „Jazeker", zei de muis met zijn slaperige stem, „ik woonde met myn ouders in de grote beuk die hier voor het pakhuis staat, weet je wel? Maar toen de kou kwam en de boom kaal werd ben ik hier naar binnengevlogen om te slapen". „Gevlógen?" fluisterden de verklede dieren. „Ja zeker", knikte de zwar te weer, „ik heb hier maan- denland tussen de balken gehangen. Kijk daar, met myn broertje en myn vader en moeder". Alle muizen draaiden hun kopje omhoog en warempel daar hingen nog drie zwar te muizen met keurig opge vouwen vleugels aan de bal ken boven in het pakhuis. „Wacht eens even!" zei de oudste muis, „nou weet ik het. VleermuizenVleer muizen zyn jullie. Ja, ik weet het nog. 's Zomers fladderen jullie altijd 7 zellig rond 's avonds, natuuriyk. En familie ben jok. Kor i erby. u het eerst nog een dutje", zei de zwarte muis, „het is nog lang geen zomer, ziet u en wy slapen liever zo lang het koud is. Alleen hoorde ik jullie in myn droom feestvieren en toen dacht ik dacht ik Maar wét hij dacht kwam er niet meer uit, want zjjn kopje viel voorover op zjjn zwarte borst en net alsof er geen groot feest rondom ncm was, sliep hy weer In.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 10