„Verpleegstersdiploma opent
deuren ook in buitenland"
BONT: meer dan
dierevel alleen
Passende omlysting
voor eiwitrijke
peulvruchten
KINDERKRANT
Ciw pagina
meozoMv
sm#fgr
Het is altijd zo geweest
panty girdle
Cy&Cy~1
Zaterdag 9 maart 1963
ZUSTER T. A. VAN LEERZUM:
(Van onze redactrice.)
landelijk bestaat er zeker
nog een verpleegsterste
kort, Maar de provincie Zee
land staat er, wat het aantal
verpleegsters betreft, beslist
niet ongunstig voor. De meisjes
in Zeeland blijken dit werk
graag te doen en zij zijn er ook
bijzonder geschikt voor".
Aldus zuster T. A. van Leer-
zum, hoofdverpleegster der
kinderafdeling van het Middel
burgse Gasthuis.
Een jonge hoofdverpleegster
nog. Iets waarop ze zelf trou
wens helemaal niet prat gaat.
„Het ging vanzelf", zo zegt ze,
„diegenen, die boven mij ston
den gingen stuk voor stuk door
huwelijk of om andere redenen
weg en zo kreeg ik deze functie
toevallig. Ik ben trouwens ook
al toevallig in de verpleging te
recht gekomen
lijk green enkel idee over mijn
toekomst. Dus kwam ik op
een kantoor, want ik moest toch wat.
Het was daar erg leuk. Maar toen
ik er viereneenhalf jaar zat ging de
een na de ander weg en toen vond
ik het er niet meer leuk. Een paar
van mijn vroegere kantoorcollega's
waren in de verpleging gegaan en
dat leek me ook wel wat. Zo ben ik
in de verpleging gekomen. Dat was
in januari 1952.
De eerste paar maanden waren heel
moeilijk. Temeer, daar ik van hnis-
houdelijk werk totaal geen kaas had
gegeten. Maar na het eerste half
jaar heb ik geen seconde spijt meer
gehad van mijn kens. Nn moet ik er
niet aan denken, dat ik daar op kan
toor zou zijn biyven zitten.
Sinds anderhalf jaar ben ik nu hoofd
van de afdeling Ik vind het heel
fijn werken, speciaal op de kinder
afdeling. Op de andere afdelingen
is het ook erg prettig, maar dit ligt
me het meest. Dat heb ik ook nooit
geweten, tot ik in mijn leerlingentijd
op de kinderafdeling kwam. Toen
dacht ik, dat ik hier later wel wilde
werken
Na het verpleegstersdiploma heb ik
de kraam gehaald. Net toen ik er
V..
I„e
(Van onze medewerkster)
r romans van de Engelse schrijfster Nancy Mitford komt een scène
voor waarin twee bontmantels een byna even belangrijke rol spelen als
de twee hoofdpersonen. In die scène moet de vrouwelijke hoofdfiguur af
scheid nemen van haar geliefde (een Franse hertog) en daartoe verschijnt
zij ten tonele, „bescheiden gekleed in haar oudste kleren, ondermeer een
nertsmantel".
Bij het zien van die nertsmantel ontsteekt de minnaar in woede. „Wat heb
je nou voor kleren aan!" roept hij, „je ziet er uit als een zigeunerin!" En hjj
rukt haar de nertsmantel uit, frommelt het kledingstuk in elkaar, smijt het
in de prullemand en haalt uit een aangrenzende kamer een andere jas van
sabelbont
over liep te denken te vragen om
een plaats op de kinderafdeling
vroeg de directrice me of ik daar
voor voelde.
Toen kreeg ons ziekenhuis ook juist
de opleiding kinderaantekening, een
cursus in speciale kinderziekten en
kinderverpleging. Ik kon direct bij
de eerste groep cursisten komen. In
1958 kreeg ik de aantekening.
,,'k Wilde niet weg"
ZR. T. A. VAN LEERZUM
functie van
verpleegstei
In die tijd kwam de
waarnemend eerste
hebben, want ik had bedacht, i
belangstelling voor de kinderaante
kening wel eens heel groot kon wor
den en zoveel verpleegsters zijn er nu
ook weer niet nodig op een kinder
afdeling. En ik wilde daar niet weg.
Als ik waarnemend eerste verpleeg
ster werd kón ik er niet meer weg.
Ik heb er echt mijn best voor ge
daan en het is gelukt. Na anderhalf
jaar ging de eerste verpleegster weg
en een tjjdje daarna de hoofdzuster.
Ik kwam in die laatste functie op
proef. Daar was ik echt wel blij om.
In het begin woog de verantwoorde
lijkheid heel zwaar. Achteraf is het
heel erg meegevallen. Maar zo heb
ik ook opgezien tegen het doceren
Toen ik het onlangs voor de zo
veelste keer hoorde beweren
werd het me toch een beetje
te gortig. AI kan ik me voorstellen
dat het in de familiekring als dood
doener door de snel opgeschoten doch
ters en zoons maar vooral door
de laatsten nogal eens in het
brandpunt der discussie wordt ge
gooid. En dat menige brave moeder
van dat ontploffend stukje vuurwerk
schrikt en er zo snel geen weerwerk
op geven kan.
Want wat moet zij ter wereld ant
woorden op de enorme beschuldi
ging, die haar zo maar voor de voe
ten wordt gesmeten:
Jullie ouderen kunnen zo maar pra
ten als jullie willen, en ons de hele
dag voorhouden, dat we dit moeten
doen en dat vooral nalaten. Maar
kijk liever eerst eens naar jezelf;
een mooie wereld die jullie gemaakt
hebben voor ons om in te leven.
Het is wel een ongemakkelijk brok
voor een brave eenvoudige huis
moeder om te verteren.
Heeft zi) dan dat ellendige moderne
moordtuig op haar geweten zij
zou nog geen voetzoeker durven af
steken en kan zij er iets aan doen
dat de krant vol staat met vechterij
waardoor vroeger allang een oorlog
zou zijn losgebarsten?
Zij kan het niet helpen dat zij al die
grote woorden nogal onbillijk vindt,
en dat zij toch liever maar vasthoudt
aan de eenvoudige rechtlijnige leef
regels die in haar ouderlyk huis de
wet uitmaakten.
Je best doen, op de kleintjes passen,
werken zolang het dag is, de tering
naar de nering zetten. Met klagen
kom je niét verder, de mensen heb-
i hun gebreken, maar je bent zelf
geen uitzondering op die regel.
Ach ja, dat is allemaal héél
zegt haar cynisch nageslacht. Maar
mooi,
slips G
kant8lipa
breeches
in de cursus kinderaantekening. Ik
geef dan les in kinderverpleging en
omgang met kinderen. Ook dat viel
enorm mee.
„Wat omvat precies de functie van
hoofdzuster?" vroegen we zuster
Van Leerzum.
„Wel, je bent verantwoordelijk voor
de hele afdeling, in mijn geval dus
de kinderafdeling. Het werk moet
goed lopen en dé kinderen moeten
goed verpleegd en verzorgd worden.
Bovendien ben je zo'n beetje con
tactpunt tussen ouders, kinderen,
verpleegsters en doktoren. Je hebt
ook speciale supervisie over de leer
ling-verpleegsters en ook over de
cursisten voor de kinderaantekening.
In totaal werken er op de kinderaf
deling twintig verpleegsters en leer
ling-verpleegsters plus een eerste en
een waarnemend eerste verpleeg
ster".
Hoge eisen
Zuster Van Leerzum is zich
wel bewust van i
w .HELANCA- Sanitized
uper alaitiKh» vellen gtmlniwd
het klopt alleen zo slecht, en dan be
danken wij voor-de eer. Wat heb je
eraan om ijverig, spaarzaam, matig,
volhardend, onbaatzuchtig en noem
maar op te wezen.
Er hoeft maar één bom te vallen en
alles wat je met die mooie ijver bij
een gekrabt hebt ligt in puin met
jezelf eronder.
En dan zijn ze weer waar ze wezen
willen, en draven de deur uit om
hun leed over deze vreselijke
wereld, waarmee hun arme moeder
ze heeft opgezadeld, te gaan verge
ten op hun eigen luidruchtige manier.
Misschien bij een jukebox of een
voetbalmatch, met een draagbaar
radiootje of een platenspeler.
Het zijn wel doorgewinterde oren die
dat onafgebroken lawaai kunnen
verdragen, en dat is dan nog maar
kinderspel vergeleken bij het tumult
dat zij uit de grond stampen als er
een of andere ster van hun eigen
leeftijd ergens optreedt.
En ik dan? zou zo'n bedrukte moe
der kunnen vragen bij het hoog op
laaien van het debat.
Kan ik mafir de radio keihard aan
zetten of eindeloos platen draaien,
om van een zaal afbreken nog maar
te zwijgen?
Een aardige huishouding zou dat
worden, waar van pure narig
heid geen schoon overhemd in de
kast lag en geen bord eten op tijd
op tafel kwam. Maar om dat gedaan
te krijgen moet er toch weer op zijn
ouderwets gewerkt en gezorgd wor
den.
Trouwens mag zo'n huismoeder
tot haar verweer stellig aanvoeren:
hebben wij het in onze jonge tijd zo
gemakkelijk gehad? Jullie weten
tenminste alleen van horen zeggen
wat oorlog is: velen van de oudere
generatie hebben cr twee beleefd,
met alle honger, kou, gevaar, ziekte
en gebrek die daar achteraan hinkten.
Wij hebben de stempelaars op de
straathoeken zien staan. Wij weten
nog akelig duidelijk hoe er in de ge
zinnen van die uitgerangeerde werk
lozen honger werd geleden, en kou.
Hoe vrouwen op zaterdagavond nog
geen halve liter melk in huis hadden,
en kleine kinderen op de grond op
een kermisbed van oude kleren lagen.
De wereld die wij van onze ouders
overnamen was ook niet bepaald
een filiaal van het paradijs.
Er moest hard en harder gewerkt
worden om het hoofd boven water
te houden.
Het was geen plezierige tijd om jong
te zijn, toen het zwerk van een
tweede wereldoorlog al begon te drij
ven.
Geen brommers, geen scooters, geen
televisie, geen draagbare radio, geen
fototoestellen en geen grammofoon
platen. Alleen maar af en toe een
alleraardigst liedje voor de radio
wat werden er toen een liedjes ge
schreven waarvoor wij nu nog het
aardappelschilmesje neerleggen als
een of andere omroeporganisatie het
speelt.
Maar is deze benauwende wereld
iets om onze ouders de schuld
van te geven? Die hadden hun we
reld ook weer van de grootouders
overgenomen: en vraag die eens hoe
aangenaam het in hun tijd was om
jong te zijn, met cholera-epidemieën
en kelderwoningen en kindernachtar-
beid en schrikbarende zuigelingen
sterfte.
Wie jong was heeft alle eeuwen door
wel iets te klagen gehad over de
wereld waarin hij, niet op zijn ver
zoek, moest proberen volwassen te
worden-
Maar „omzien in wrok" heeft geen
zin en geen reden want per slot
zijn het niet de ouders, die de wereld
veranderen, maar de jeugd.
SASKIA.
heel
hoge eisen,
die het werk aan een verpleeg
ster stelt. „Er is een tijd geweest",
zo zegt ze, „dat rijp en groen werd
aangenomen omdat er zo'n enorm
verpleegsterstekort was. Door de sa
larissen te verbeteren en de vijf
daagse werkweek in te voeren is er
een grotere belangstelling voor ons
vak gekomen en nu kan men weer
selecteren. Dat is echt nodig. Meis
jes, die leerling-verpleegster worden,
moeten echt behoorlijk kunnen aan
pakken. Niet alleen in de praktijk,
maar ook op de theorielessen. Een
zekere mate van intelligentie is no
dig. Verder moeten ze natuurlijk
voor het werk voelen, ze moeten tact
hebben en voor de medemens voelen.
Het fijne van het vak is, dat je
eigenlijk overal terecht kunt in het
eigen land en in het buitenland. Het
Nederlandse verpleegstersdiploma
staat goed aangeschreven en het is
in heeT wat landen geldig. Zelf ben
ik er helaas nooit aan toegekomen
naar het buitenland te gaan. Nu
komt daar natuurlijk niets meer
van".
We kregen niet de indruk, dat zuster
Van Leerzum het heel erg vindt. Ze
is met hart en ziel verknocht aan
haar werk in het Middelburgse Gast
huis en ze voelt zich heel tevreden
en plezierig in haar gezellige kamers
in de Spanjaardstraat.
Aan die schilderachtige „bont-pas-
sage" moet men onwillekeurig
denken by het lezen van een zo
juist verschenen, hoogst interessant
boekje, dat schuil gaat achter de
korte en pretentieloze titel „Bont".
Een boekje, waarin het bont met heel
wat meer égards wordt benaderd en
behandeld, dan het van Naney Mit-
fords hertog ondervond! Deskundig
op het gebied van bont was die her
tog zeker niet, omdat hij anders zou
hebben geweten dat uit praktisch
oogpunt bezien de nerts hoger
mag worden aangeslagen dan het sa
belbont, omdat nerts twintig procent
sterker is.
De nerts hoort met z'n „sterkte-pro
cent" van tachtig namelijk tot de
„onverslijtbaar sterken" onder de
bontsoorten te rekenen, de soorten
waaraan een levensduur van 14 tot
50 jaar mag worden toegeschreven.
Het sabelbont mag er weliswaar ook
zijn met een sterkteprocent van
zestig valt het in de klasse der „zeer
sterken" die liet van 8 tot 16 jaar
kunnen uithouden maar het staat
dus qua sterkte een klasse lager dan
nerts. In die onverslijtbaar-sterke
sector van boven de zeventig procent
staan bever en Virginische otter aan
de top: beide halen een sterktepro
cent van honderd.
Alleen bij juist gebruik
Dat wil overigens niet zeggen dat
dit lijstje van sterkte-procenten
(het omvat tachtig bontsoorten)
in de praktijk zonder meer kan wor
den toegepast. En dit hangt ten
nauwste samen de auteur van het
boekje wijst er met klem op
met de manier waarop de draagster
met haar kostbare bontjas om
springt en met de wijze waarop het
bont in de zomer wordt bewaard.
„Bij mishandeling kan de levensduur
nog korter zijn dan het aangegeven
minimum", zo waarschuwt de schrij
ver en hiermee heeft hij dan geen
„bewuste mishandeling" op het oog,
maar een verkeerde behandeling ten
gevolge van verzuim of onkunde.
Daar staat tegenover dat de levens
duur van een goede bontjas het aan
gegeven maximum nog ver kan over
treffen dankzij een juist gebruik
en een vakkundige bewaring.
Nu mag de term „onverslijtbaar
sterk" natuurlijk ook niet te letter
lijk worden genomen: alle bontwerk
moet binnen het tijdperk van die
aangegeven levensduur wel eens wor
den hersteld. Slijtranden en -plekken
zijn nu eenmaal onvermijdelijk, ieder
kledingstuk moet worden onderhou
den en zeker als het om bont
werk gaat*
Ten aanzien van die slijtage wordt in
het boekje „Bont" onder meer op
gemerkt dat veelvuldig autorijden
een oorzaak van slijtage kan zijn. Er
z(jn nog andere oorzaken van slijta
ge, ze worden besproken in een af
zonderlijk hoofdstuk waarin boven
dien verscheidene gebruiksaanwij
zingen worden gegeven voor de juis
te behandeling van het bont: geen
vocht, wel geregelde ventilatie, maar
vooral geen zon! Tegen dit laatste
voorschrift wordt nogal eens gezon
digd, in menig tuintje ziet men in
voor- en najaar de bontmantel van
de vrouw des huizes feestelijk in het
zonnetje wapperen
De bereiderij
Van bont tot kledingstuk: hét is
een lange weg die langs een
team van toegewijde en bekwa
me vaklieden leidt. De „bereiderij"
zoals de vakterm luidt, kan voor
elke bontsoort verschillend zijn.
De bontwerker moet kunnen beschik-
over een team van zeer bekwame
medewerkers: de bontstikster die de
vellên op de voorgeschreven manier
aan elkaar zet, de bontcoupeur die
het modelpatroon ontwerpt, de bont-
stoffeerster die het „interieur" van
de mantel verzorgt. Pas dan komt
de bontjas in zijn eindfase het
einde van een lang en ingewikkeld
procédé, op uitermate boeiende wijze
beschreven in dit zeer lezenswaardige
boekje „Bont", geschreven door J.
H. de Vries en uitgegeven door Van
Dishoeck te Bussum.
(Van onze medewerkster)
Een maaltijd met peulvruchten is
synoniem met het begrip „echte
winterkost" en aan belangstelling
voor zulke kost is in deze exorbi
tante winter geen gebrek geweest!
De peulvrucht heeft dan ook ruim
schoots de eer gekregen die haar
toekomt, want dit „wapen tegen de
kou" zoals men haar gerust mag
noemen is rijk aan bouwstoffen
en beschermende stoffen: eiwitten,
jjzer, vitamina B. Het eiwitgehalte
is zelfs zo hoog dat vlees in een
peulvruchtenmaaltijd eventueel kan
worden gemist, al is zo'n menu mét
vlees natuurlijk smakelijker.
Wat niét kan worden gemist: de
groente! Groente hoort bij een peul
vruchtenmaaltijd en maakt het me
nu, uit voedingsoogpunt bezien, vol
waardig. Ook al daardoor hoeft een
peulvruchtenmaaltijd niet eentonig
te zijn, met wat fantasie kan men
bovendien de peulvrucht in allerlei
variaties opdienen.
Een harmonische verbintenis tus
sen groenten en peulvruchten kan
bijvoorbeeld ontstaan in een „stoof
pot met witte bonen". De benodigd
heden: vier ons witte bonen, ander
halve liter water, een ons krabbetjes
en een ons doorregen rookspek, wat
zout, drie ons knolraap, drie ons sa
vooiekool en vier vijf aardappels,
dit alles voor vier personen. Witte -
bonen wassen en een nacht in het
water weken, ze met weekwater en
wat zout aan de kook brengen, krab
betjes en spek toevoegen, het geheel
ongeveer een uur laten voorkoken.
den. Wat er nog aan bonennat over
is, kan afzonderlijk bij het gerecht
worden opgediend. Ook dit recept
geldt voor vier personen.
Bij peulvruchten kan altijd een fris
groenteslaatje worden geser-
wortel en rammenas, aangemengd
met olie, azijn of citroensap, zout
en peterselie;
witlof, gekookte biet, een appel
tje, vermengd met slasaus en/of
olie en azijn, met wat zout, pe
per en een uitje;
andijvie en selderijknol of sa
vooiekool in een slasausje of in
olie en azijn, met wat zout, peper
en een uitje;
savooiekool met wortel en een
stukje prei of gekookte biet, met
slasaus en/of olie en azijn, wat
zout en peper.
Aan al deze slaatjes kan een snufje
suiker worden toegevoegd, maar dat
is een kwestie van persoonlijke
smaak. De „harde" groenten kan
men grof raspen in plaats van klein
snijden. Geef tenslotte een peul
vruchtenmaaltijd eens extra kleur
door er in kleine schaaltjes allerlei
bijgerechten bij te zetten: gehakte
uitjes, augurken of komkommer uit
het zuur, uitgebakken spek, j
te kaas of tomatenketchup.
STOFFEN PRI ME U R
VOOR NEDERLAND
PARIS
Nu knolraap en kool schoonmaken,
in fijne reepjes snijden, wassen en
samen met de geschilde en in stuk
jes gesneden aardappels bij de bonen
voegen. Dit alles kookt nog een mi
nuut of twintig door, waarna het
vocht van de bonen wordt gegoten
om even later apart bjj de maaltijd
te worden opgediend. Spek en vlees
kunnen, in plakjes gesneden, afzon
derlijk bij het gerecht worden gege
ven, maar kunnen ook worden terug
gedaan in de stoofpot.
Met saucijsjes
Van een pond bruine bonen, een
pond zuurkool, een pond uien,
twee paar saucijsjes, vijftig gram
boter of margarine en wat zout kan
eveneens een gecombineerde schotel
worden gemaakt. Bonen worden
weer gewassen, een nacht in ruim
water geweekt cn in het weekwater
met wat zout gaar gekookt. Zuur
kool laat men in weinig water een
kwartiertje trekken, uien worden
schoongemaakt en
in boter of margarine
gaar en lichtbruin gebakken. Laat
de saucijsjes meebakken tot ze bruin
en gaar zijn en snijd ze in plakken,
giet de bonen af en doe een bodem
pje van dit bonennat in een vuur
vaste schotel. Nu volgen, laag om
laag, bonen, uien, worst en zuur
kool. Het bovenste laagje moet be
staan uit zuurkool, „versierd" met
wat bruine bonen. Giet over dit al
les nog wat bonennat en zet de
schotel een minuut of tien in een
hete oven of laat de inhoud op een
zacht vuur door-en-door warm wor-
STOFFEN PRIMEUR
VOOR NEDERLAND
i
STOFFENMODE
in
het SUrffehfuiie fc
*ew gnst te veel
Ik heb een idee!", riep Kar eitje Muis vrolijk, terwijl hij
met zijn pootjes op een lege doos trommelde, zodat
iedereen hem wel horen moest. „Ik heb een idee!"
,Jla, eindelijk", juichten de jonge muizen die van, alle kan
ten kwamen aanlopen, „eindelijk gaat er hier eens iets ge
beuren. We vervelen ons ziek de laatste tijd. We kennen
alle spelletjes, alle liedjes en verhaaltjes van onze moeders.
We willen iets anders. Gauw vertellen, Kareltje!"
,Ja", rip Kareltje vrolijk, „we gaan een carnaval houden."
„Carnavalt Wat is datt Kun je dat etenf Is het zoiets
als kaast"
,JIee", schudde
Kareltje met zijn kopje, „carnaval is
„O, een féést. Meer nlett, zeiden er al een paar teleurge
steld.'
Vertel nou toch over het
feest", riep een ande
re muis.
„Ach wat!" riep een stel
letje muizenkwajongens,
„we hebben toch zeker elke
dag feest!"
„Ja maar", zei Kareltje
geheimzinnig, „mijn idee
is een heel ander feest. Ik
heb het net bedacht. Weet
je, ik sprak een paar mui
zen die hier pas zijn ko
men wonen en die heel lang
tussen de mensen hebben
geleefd. Nou, moet je ho
ren wat die vertelden. De
mensen bij wie ze inwoon
den heetten Jan en Nelleke.
Maar op een dag deed Jan
net of hij Jan niet meer
was. Hij trok een ander
pakje aan, een gek pakje en
aij deed een masker voor".
„Wat is een masker?"
vroeg de oude muis.
„O, ik weet niet precies.
Iets dat je voor je kop doet
dat niemand meer ziet wie
je bent."
.Mmmm", zei de oude muis.
„En verder?" vroegen de
anderen nieuwsgierig.
„Nou", zei Kareltje, „Jan
deed dus net of hy Jan niet
meer was en Nelleke deed
hetzelfde: ook een gek
pakje, ook een masker".
„En toen?" vroegen de
muizen in koor.
„Toen gingen ze feest vie
ren met nog een heleboel
mensen".
„Nou, èn?" vroegen de mui
zen toen Kareltje ophield.
„Begrijp je het nog niet?"
Dat gaan wij ook doen-
Carnaval met een pakje en
een masker! Feestvieren en
doen of we een aiider zijn!"
Eerst zei niemand iets,
want ze moesten er alle
maal over nadenken en
mekaar aankijken, maar
opeens begon er één te la
chen omdat hij bedacht dat
hij dan net zou doen of hij
Kardoes de kater uit het
andere pakhuis was. En
toen er eentje lachte, moes
ten de anderen ook wel.
Iedereen kwam met plan
netjes en grapjes en een
paar begonnen al pruiken
te maken van houtwol die
overal in het pakhuis lag.
Iedereen had geheimen voor
iedereen, want er was af
gesproken dat niemand aan
niemand zou vertellen wat
hjj of zjj voor pakje dragen
zou. Karei Muis liep met
een trotse snuit rond om
dat hy het allemaal bedacht
had en de jonge muizen
maakten gekke liedjes die
ze zouden zingen op het
feest. Om lekkers hoefden
ze niet te lopen, want het
alles wat muis
is.
Met de maskers hadden ze
een beetje moeite totdat
Karei een hele doos vol ge
kleurde toffeepapiertjes
vond die precies goed wa
ren om als masker te ge
bruiken.
Ze rolden over hun eigen
staart van het lachen toen
ze één voor één voor de dag
kwamen. Natuuriyk waren
er wel tien muizen die zich
als kat hadden verkleed;
met grote oren van karton
op hun kopjes en een flinke
staart van houtwol achter
zich aan en met scherpe
klauwtjes van kaaskorstjes
en een stem waar je van
rilde. De meeste anderen
hadden zich als mensen
verkleed, omdat ze vonden
dat Je als muis eigeniyk het
meest om mensen lachte.
Wie wie was dat wist na
tuuriyk niemand door de
mooie maskertjes.
Toen ze elkaar allemaal be
keken hadden, zetten de
jonge muizen de feestliede
ren in en dansten ze poot
aan poot door het pakhuis.
Opeens gaf een klein mui
zenmeisje een gilletje van
schrik: achter een zak meel
vandaan kwam een hele
maal zwart gemaakte muis
op haar af. En behalve dat
hy zich had zwart gemaakt
had hij ook nog twee grote
zwarte vleugels die hy op
rijn rug meesleepte. Een
maskertje zoals de anderen
droeg hy ook niet, maar
wel ning er een hoedje van
stof en spinnewebben over
zijn spitse kopje, zodat je
hem nooit zou kunnen her
kennen. Een heleboel mui
zen klapten in hun pootjes
van bewondering toen ze de
zwarte muis daar zagen
staan en iedereen vroeg aan
iedereen: „weet jy wie dat
is? En hoe zou ie zo mooi
zwart komen? Denk je dat
ie dat er ooit nog afkrijgt?"
„Een eerste prijs!" riep Ka
reltje Muis, „hij krygt be
slist de eerste prijs!" want
hy had bedacht dat de muis
met het mooiste pakje een
prijs zou krijgen.
Het kleine muizenmeisje
was helemaal niet bang
meer, maar juist erg trots
dat die onbekende in zijn
mooie pakje naar héér toe
was gekomen. „Gaan we
dansen?", riep ze vroiyk en
ze legde haar pootjes al in
de zijne. Door zijn masker
tje van spinneweb heen
keek de onbekende muis
haar slaperig aan. En daar
moest iedereen weer vrese
lijk om lachen, vooral toen
het muizenmeisje hem mee
trok en een paar danspasjes
maakte. Want de zwarte
muls deed niets; hy liet
zich maar zo'n beetje mee
slepen en toen ze hem los
liet, tuimelde hy om en
bleef onbeweeglijk op een
hoopje houtwol liggen.
„Misschien heeft hy zó lang
over dat mooie pakje ge
werkt dat hy nu niet meer
kan van de slaap", lachte
er een.
„Nou, slaap dan ook maar"
zei het muizenmeisje en ze
liet zich door een muizen
man in een pakje van bo
terhampapier meenemen.
En zo vergaten ze voor
een poosje die rare zwarte
muis. Maar niet toen de
klok twaalf sloeg en Ka
reltje riep dat iedereen nu
zijn masker moest afzet
ten en de prijzen zouden
worden uitgereikt.
Ze lachten allemaal toen ze
de bekende snuitjes van
hun vrienden en familie te
rugzagen en rekten de hals
jes om te zien wie er nu wel
uit dat zwarte pakje te-
voorschyn zou komen. Maar
wat was dat nou? Ze mis
ten niemand. Wie kon het
eigenlijk zyn? Iedereen had
zijn vader, moeder, broer
tjes en zusjes en vrienden
teruggevonden en toch lag
die zwarte muis daar nog
altyd te slapen.
„Hé, grapjas!" riep Karel
tje en hij tikte hem op één
van zijn vleugels, „trek je
pakje uit; we willen weten
wie je bent!"
De zwarte muis bewoog
even en onder zijn masker
tje knipperde hy met z'n
ogen. „Hola!" riep Kareltje,
„je hebt de eerste prijs ge
wonnen!"
Baldadig trok hij het mas
kertje weg voor de snuit
van de zwarte muis. Ver
schrikt deden de anderen
allemaal een stapje terug,
want niemand kende dat
kopje.
„Wat zullen we nou heb
ben?" bromde Kareltje,
„ben jy zo maar binnenge
slopen op ons feest? Voor
uit. uittrekken dat pak. wy
willen weten wie je bent".
zaam overeind en keek i
hele ring rond alsof hy
maar niet begreep wat er
aan de hand was.
„Uittrekken dat pak!" rie-
Een de muizen nu in koor.
>e vreemdeling schudde
verwonderd met zyn kopje.
„Maar dat gaat helemaal
niet", zei hy, „dit is myn
pak. Dat droeg ik al toen
ik geboren werd".
„Wat vertel je me nou?"
zei Kareltje Muis die het
een beetje griezelig begon
te vinden. „Jazeker", zei
de muis met zijn slaperige
stem, „ik woonde met myn
ouders in de grote beuk die
hier voor het pakhuis staat,
weet je wel?
Maar toen de kou kwam en
de boom kaal werd ben ik
hier naar binnengevlogen
om te slapen".
„Gevlógen?" fluisterden de
verklede dieren.
„Ja zeker", knikte de zwar
te weer, „ik heb hier maan-
denland tussen de balken
gehangen. Kijk daar, met
myn broertje en myn vader
en moeder".
Alle muizen draaiden hun
kopje omhoog en warempel
daar hingen nog drie zwar
te muizen met keurig opge
vouwen vleugels aan de bal
ken boven in het pakhuis.
„Wacht eens even!" zei de
oudste muis, „nou weet ik
het. VleermuizenVleer
muizen zyn jullie. Ja, ik
weet het nog. 's Zomers
fladderen jullie altijd 7
zellig rond 's avonds,
natuuriyk. En familie ben
jok. Kor
i erby.
u het
eerst nog een dutje",
zei de zwarte muis, „het is
nog lang geen zomer, ziet
u en wy slapen liever zo
lang het koud is. Alleen
hoorde ik jullie in myn
droom feestvieren en toen
dacht ik dacht ik
Maar wét hij dacht kwam
er niet meer uit, want zjjn
kopje viel voorover op zjjn
zwarte borst en net alsof er
geen groot feest rondom
ncm was, sliep hy weer In.