Colin Wilson:
bohémiens in Soho
„De Perzen"
indrukwekkende
manifestatie van
regietalent
VROEG-CH RISTE LIJ KE KUNST
UIT ROME IN UTRECHT
zaterdagnummer
Zaterdag 16 februari 1963
fOLIN WILSON, NU WEL NIET
bepaald een literair- en filoso
fisch wonderkind maar toch heel jong
beroemd (hij wordt dit jaar 32 en
is al vanaf zijn 25ste in het literaire
nieuws) heeft thans drie min. of
meer wijsgerige werken en twee ro
mans op zijn naam staan. In de reeks
„Auteurs van de tweede eeuwhelft"
gaf Contact de tweede daarvan,
„Adrift in Soho" in vertaling uit.
„Bohémiens in Soho" zoals de Neder
landse titel luidt, speelt naar men ra
den zal onder de artiesten en zelfkant
figuren van de bekende en beruchte
Londense wijken Soho en Notting
Hill. Succes leek reeds bij voorbaat
verzekerd: sinds jaar en dag immers
leest de gezeten, rustig levende
nieuwsgierige burger graag over het
ongewisse leven van arme jonge
kunstenaars, lanterfanters en dagdie
ven. Een sneetje van dat leven, vers
opgediend met een pikante garnering
gaat er vlot in. En dan te weten dat
Colin Wilson met zijn verbazingwek
kende eruditie een autodidact is, een
arbeiders jongen uit de Midlands (Lei-
cester) die genoeg door dit zelfkant
leven heeft gezworven om er de
„splendour et misère" van te hebben
geproefd.
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
Dit alles zou echter niet voldoende zijn
voor bijval, ware het boek bovendien
niet verbluffend knap geschreven en door
en door sympathiek. Harry Preston, de
hoofdpersoon uit het verhaal die zijn stad
in de Midlands verlaat om in Londen zijn
geluk en zijn vrijheid te gaan zoeken, is
een alleraardigste kerel, een lieve jongen
voor de meisjes en een goed kameraad
voor zijn vrienden. Het is dan ook geen
wonder dat h(j in een minimum van tijd
geaccepteerd wordt door het milieu. Vele
van Harry Prestons belevenissen moeten
Colin Wilson zelf overkomen zijn toen hfl
als zwerver in Londen leefde: het relaas
maakt een buitengewoon authentieke in
druk. Wat echter een aparte charme aan
het geheel geeft is Harry's positie van out
sider, van buitenstaander in dit milieu dat
hij niettemin zoekt.
Schrijvers van boeken over het zelfkantle
ven zijn dat bijna alt(jd door hun afkomst
of intellectuele scholing. Doch Harry is een
doodgewone jongen qua afkomst en opvoe
ding zou h(j geheel in deze omgeving op
kunnen gaan. Hij heeft zich echter, zoals
zijn geestelijke vader Colin Wilson, geducht
filosofisch geschoold en hij is bezeten door
een positieve nieuwsgierigheid naar het le
ven en naar de mens, die maken dat hij
automatisch geestelijk alleen komt te staan
ook al wordt dat door zijn omgeving nau
welijks opgemerkt. Hij blijft onder alle om
standigheden van inborst een „burger" zo
als hij zichzelf bekent wanneer hij veertien
dagen in Soho geleefd heeft; iemand die
niet zonder „zekerheden" bestaan kan en
die behoefte heeft aan afzondering om zijn
hersenspinsels te maken.
Het probleem dat hem voornamelijk bezig
houdt is dat van de persoonlijke vrijheid.
Het beklemt deze Engelse en modernere
Mathieu Delarue te zien hoe vrijwel alle
mensen lichamelijk en vooral geestelijk in
een tredmolen lopen, en de vrijheid van ar
tiesten en zwervers trekt hem aan. De Pro
loog verhaalt hoe Harry wegens nerveuze
ongeschiktheid de R.A.F. verlaat met twee
maanden salaris op zak. veertig pond, een
heel bedrag in zijn ogen. Hij probeert zich
eerst tot literair werk te dwingen, doch
kan zich niet disciplineren. Voor z(jn geld
op is. verhuurt hij zich als grondwerker. De
sleur van dit lichamelijk werk dreigt hem
te hynotiseren. Doch dan sterft zijn groot
vader, en de overpeinzingen die dit sterfge
val hem ingeven maken hem op een won
derlijke manier „Los", ze bevrijden hem
uit het spoor dat hij tot nu toe volgde. We
hebben dit als lezer maar aangenomen, erg
duidelijk en overtuigend heeft de schrijver
het niet gemaakt. Hij vertrekt naar Lon
den op goed geluk. Dit is het einde van de
Proloog.
Dan volgt het eigenlijke boek in twee de
len. Het eerste deel, het omvangrijkste,
geeft een boeiend beeld van zijn eerste con
tacten. Het is onvermijdelijk dat hij in een
café in aanraking komt met allerlei typen
die speurneuzen bezitten voor nieuwelin
gen, provincialen en buitenlandse toeris
ten, en een van hen, James Street! werpt
zich op tot zijn vriend en gids zodra hij be
merkt dat Harry enig geld bezit. James is
een donkere, knappe man, een zoveelste-
rangs toneelspeler die van de hand in de
tand leeft. Hij bezit grote aantrekkings
kracht voor vrouwen, en de eerste avond
ontstaat er dan ook reeds een contact tus
sen James, Harry en Doreen, een Nieuw-
Zcelandse met wat geld en een flatje in
Londen, een contact dat het hele boek door
zal blijven bestaan. Typerend is, dat Wil
son zijn boek aan „James" opdroeg. Want
James is in wezen geen beroerde kerel, hij
geeft even graag als hij neemt. Hij heeft
overal contacten en hij brengt Harry met
talloze wonderlijke figuren in aanraking.
Al deze mensen worden zeer raak, haast
met genegenheid, getypeerd. De genegen
heid waarmee dit alles is uitgebeeld maakt
het boek juist zo plezierig om te lezen.
Harry beziet het bohémien-leven waar
in hij terecht komt heel kritisch, maar
hij veroordeelt niets en niemand, maar
Harry merkt dat zijn vernuftige methoden
al te goed dat het in de eerste plaats
niet de acteurs zijn geweest, die „De
Perzen'' tot een indrukwekkende ma
nifestatie hebben gemaakt, maar
regisseur Erik Vos.
Erik Vos heeft het materiaal zijn
sterke wil opgelegd. Het mate
riaal was het stuk zelf, dat 2400
jaar moest overbruggen, dat was de
ruimte, waarin gespeeld moest wor
den, en dat waren de acteurs, die
afgezien van de vier solo-rollen
met hun vijftienen één moesten zijn;
het koor. Het koor als verlengstuk,
als eenheid met de toeschouwers op
de tribunes rondom. Het koor, dat
vroeger, bij de Grieken, de stem was
van de toeschouwers in de arena. On
geveer acht jaar geleden heeft Johan
de Meester in dezelfde piste de Iphi-
genia geregisseerd. Zijn koor bestond
uit enkele spreekstemmen en uit dan
sers, die de tekst van het koor in hun
bewegingen uitbeelden. Het koor als
spreekstem, als zanger en als bewe
ging te zamen, de conceptie dus van
Erik Vos, bleek een krachtiger een
heid met het publiek rondom te be
werkstelligen. Het zou echter onjuist
zijn te beweren, dat al die vijftienhon
derd bezoekers, door die directe band,
behalve ruimtelijk, ook tot in hun ziel
verbonden waren met het koor en,
vanuit dit intermediair, met het
schrikkelijk lot van de Perzen, die
hun overmoedige oorlog met de Grie
ken met meer dan een miljoen doden
hebben moeten betalen. De slag bij
Salamis ligt te ver weg. En ook
en hier kan men kritiek hebben op
de visie van Erik Vos de metriek
in de tekst en de methodiek in de be
wegingen, de dril van vijftien indivi
duele acteurs, had een mathematiek,
die weliswaar een indrukwekkend
kijk- en luisterspel opleverde, maar
die een afstand schiep tussen het ge
voel en het verstand.
Het gevoel leek ook tekort te komen
in de vertaling van mr. Evert Straat.
Er zat soms te weinig zang in en te
veel de harde klank van een spreek
koor anno de dertiger jaren.
Voorts moet in aanmerking geno
men worden dat de nieuwe kome
die voor de solo-rollen niet be
schikt over acteurs en actrices
van het formaat als bijvoorbeeld Jo
han Schmitz en Caro van Eyck, die
ruimte z(jn als zij hun verzen zeggen.
In het programmablad van „De Per
zen" staat een fragment afgedrukt
uit „Xerxes" van Lonis Couperus. Hij
schrijft: „een beving om schoonheid,
naderende ontzetting en immer door
trillend medelijden doorvaart de
dichte menigte (het koor), die staart,
die staart-... want het is Atossa, de
moeder, die uit het paleis is getreden.
Gemaskerd met het tragische vrrm-
wenmasker, omhangen door de wijde,
purpergouden konïngïnnenmantel is
de figuur immens, bovenmenselijk".
Naar uiterlijk was er alles: de tril
ling in het koor. De immense trap,
die van hoog, heel hoog uit het paleis
neerdaalt tot de nederigen op het
voorplein. De purpergoucien koningin-
moeder die de trap afschrijdt, ten ein
de 't volk (het koor), verloochenend
haar onaantastbare positie, deelge
noot te maken van haar droom, waar
in zij de ondergang van het leger van
haar zoon Xerxes voorzag. Dit alles
was van een niet te vergeten, indruk
wekkende mise en scène. Maar het
lukte Marthe Gevers vervolgens niet
ook in de zegging van haar tekst het
bovenmenselijke in de koningin-moe-
der te zijn. Men mag het haar niet
kwalijk nemen. Zoals het Dolf de
Vries niet kwalijk genomen mag wor
den dat men zich een meer hartver
scheurende Xerxes kan voorstellen.
Ook hij is een jong acteur. Legt men
dat criterium aan, dan kan men zelfs
niet anders dan de grootste bewonde
ring hebben voor de wijze waarop zij
hun zware opgaven gestalte hebben
gegeven. Een bewondering, die men
thans zonder enige restrictie reeds
moet hebben voor de eveneens bloed-
jonge, eerst vorig jaar afgestudeerde
acteur Carol Linssen, die het lange
verhaal van de bode zo indrukwek
kend van toon en plastiek vertelde,
dat al die vijftienhonderd toeschou
wers ademloos luisterden als hoorden
zij een verslag van een oorlog, die
gisteren is gevoerd en niet vele eeu
wen geleden.
De Perzen" is een wonderschoon
schouwspel. Het is een durf
geweest voor deze ambitie het
^ubliek uit stad en land bij voorbaat
te requireren. Het is geen gok ge
weest. De visie, die achter de opvoe
ring steekt en vooral het gezamenlijk
iets groots willen presteren, in plaats
zoals zo vaak het op het toneel ge
beurt gezamenlijk iets móeten
presteren, is een fundament gebleken
waarop de gedachte een eventuele
mislukking, achteraf als te beschei
den moet worden beschouwd.
om werk te vermijden meer energie kos
ten dan een gewoon baantje, en op een be
paald moment valt hij zelfs uit: „Dit soort
leven rondhangen in de cafés van Soho
en op vloeren slapen voldoet me niet.
Ik geloof niet dat het antwoord Is, een
nieuwe manier van leven te vinden. De
manier waarop je leeft is niet hetzelfde als
leven". Hij ziet de bohémiens met hun
voorkeuren voor het onconventionele en
uitheemse als een stomvervelend stelletje
slappelingen (pag. 199). Nutteloze mensen,
nutteloze ervaringen, en hij zou rustig kun
nen zitten studeren en theedrinken en in
tweedehands boekwinkels snuffelen. De
paar weken die het boek bestrijkt zijn Har
ry's leertijd: de provinciale, filosofisch aan
gelegde jongen past zich uiterlijk spoedig
aan, duikt onder in dit moeras van vrij
heid, doch weet zich gepantserd Zozeer
gepantserd dat temidden van^deze asociale
troep een idylle bloeit: de genegenheid tus
sen Doreen en hem, kuis, hoewel zij in één
kamer wonen temidden van de verwording.
Want het grote huis herbergt de vreemdste
mensen, allen met hun aanhang en aanloop
van nóg vreemder exemplaren, variërend
van schatrijke heren met titels tot rijk ge
worden modellen en sybarieten.
Behalve voor de van nature ook burgerlijke
Doreen voelt Harry een warme vriend
schap voor de zeer begaafde schilder Rick
die boven in het huis woont. Rick heeft
genie, maar weet dat hij nog niet rijp is
om in de openbaarheid te treden. Zijn op
rechtheid en bescheidenheid, zijn positief
kunnen, zijn Harry tot voorbeeld. Met veel
humor wordt in het tweede deel van de ro
man verteld hoe rijke, Invloedrijke vrienden
Rick tegen zijn wil in de publiciteit bren
gen. Harry en Doreen zijn dan min of
meer zijn vertrouwelingen geworden. Een
bonte wemeling van figuren buitelt er op
een feest dooreen. Het is allemaal even
treffend uitgebeeld en het eindigt heel laco
niek. Men is als lezer geamuseerd en geïn
trigeerd, en blijft dat.
Is dit nu zo'n geweldig boek? Beslist niet,
maar het is een aangenaam boek, en dat
is ook heel veel waard. Het shockeert niet,
er staat, menen we, geen onvertogen
woord in. het „ergste" zijn mogelijk grap
jes over een wind, en die accepteert tegen
woordig zelfs de meest preutse lezeres.
Harry rookt één marihuanasigaret en dan
nooit meer, verleidt niemand en wordt zelf
ook niet verleid, 't Is, zoals gezegd, een
aardige lieve jongen waar je je dochter ge
rust mee uit dansen kunt sturen. Een beet
je rebels, goed. Zijn vrijheidsfilosofie Is niet
nieuw en gaat niemand te hoog of te diep,
en zyn blazoen bl(jft onbesmet. Hjj dook
wel onder in het leven der bohémiens maar
het vuil en het gevaar glijden van hem af
als water van een eend. Hij is, zoals ge
zegd, te goed gepantserd en geeft toe, een
burger te zijn. Vandaar wel dat hjj bjj de
burgers zo'n succes heeft.
Colin Wilson: Bohémiens in Soho,
vert. Jean Schalekamp.
Contact, Amsterdam.
(Van onze redacteur beeldende kunsten)
Vroeg-christelyke kunst uit Rome" is de naam van een ten
toonstelling, die tot 17 maart in het Centraal Museum te
Utrecht wordt gehouden. De titel belooft eigenljjk iets te
veel. Want nu wij aan deze expositie terugdenken, blijkt ons vry-
wel alleen de herinnering aan 't grote verguld-zilveren kruis van
keizer Justinus II te zyn bijgebleven. Dat komt niet alleen door
de geraffineerde opstelling: helverlicht in een overigens pik
donker vertrek. Het komt ook, doordat dit kruis een van de wei
nige zaken in dit geheel is, die waarlijk de moeite waard zijn.
Wy herinneren ons dit kleinood nog van een kleine, maar zeer
indrukwekkende tentoonstelling in 1958 in Den Haag. Al had
het toen een heel wat minder fraaie plaats het was evenzeer
als nu het middelpunt van de collectie.
Het is dan ook een indruk
wekkend stuk juweliers-
werk. Aan de voorzijde van
boom en armen zijn langs de
randen kleurige, halfronde ge
slepen halfedelstenen gezet.
Voorts hangen er vier aan de
armen. De velden tussen deze
versiering zijn gevuld met een
inscriptie, die volgens het let
tertype dit de-tiende of de elf
de eeuw zou kunnen stammen.
De latijnse tekst hiervan luidt
in vertaling: „Aan dit kruis
overwon Christus de vijand der
mensen. Justinus en zijn ge
malin gaven dit schone werk
aan Rome". Nu zegt dit nog
niet alles, maar volgens de
overlevering was de in 578
overleden Justinus II de schen
ker van dit „Crux Vaticana".
Op het snijpunt van boom en
armen bevindt zich een kleine,
rijkversierde reliekhouder
deze ontbrak in 1953! waar
in een reliek van het H. Kruis
verborgen is. Daarmee is de
inhoud van het opschrift ver
klaard: „aan dit kruis" let
terlijk: aan dit hout wil
hier zeggen: aan het kruis,
waarvan zich een fragment in
deze reliekhouder bevindt. Dat
verklaart de grote zorg, waar
mee dit kostbare voorwerp
door de eeuwen heen is be
hoed, ook tijdens de plunderin
gen waaraan Rome meer dan
eens is ten prooi gevallen.
De achterkant van het kruis is
rijk met drijfwerk versierd. De
vier uiteinden van het kruis
dragen medaillons: keizer Jus
tinus n en keizerin Sophia als
„oranten", verder Christus als
Albeheerser en als leraar. Op
de kruising nog een medaillon
met een voorstelling van Het
Lam Gods met de kruisvaan in
de voorpoot.
Ambachtswerk
Er is eerlyk gezegd maar
heel weinig, dat ons zo
heeft geboeid als dit bruis.
Toch kunnen specialisten er
hun hart ophalen. Er is een
groep sarcofagen en fragmen
ten van sarcofagen van be
lang als ambachtswerk en als
voorbeelden van de wijze,
waarop bepaalde christelijke
motieven in de loop van enkele
eeuwen zijn verwerkt. Maar
kunst? Zuiver artistiek beke
ken is dit werk maar uiterst
Krovinciaals en primitief
et kan niet in de schaduw
staan van wat tydens de bloei
tijd van het Romeinse rijk tot
stand kwam. Men lijkt de weg
kwijt te zijn en nog geen nieu
we mogelijkheden te zien. En
toch liggen er maar een paar
eeuwen tussen
Wij hebben trouwens boeiender
stukken gevonden op deze ex
positie: fragmenten van aller
lei mozaïeken, in uitstekende
kopieën aanwezig. Het meren
deel komt uit de kerk van
Santa Maria Maggiore te Ro
me; deze zijn beroemd, en naar
deze imitaties te oordelen te
recht, hoewel men hier eerder
een indruk krijgt van de vorm
dan van de kleurenweelde. Ge
verfd gips werkt nu eenmaal
anders dan gekleurd glas. An
dere brokken komen uit de
puinhopen in de grotten on
der het Vatïcaan. Er is in
Rome in de loop der eeuwen
nogal eens een kerk verbouwd
of vernieuwd. Wat was èr dan
simpeler, dan het vrijkomende
puin onder de grond te laten
verdwijnen? Op deze wijze is
nog veel behouden gebleven,
dat wij nu kunnen gebruiken
om onze kennis van de bouw
kundige ontwikkeling in het
vroeg-christelijke Italië te ver-
diepen. Er blijkt menig stuk
tussen te zitten dat van een
primitieve kracht getuigt.
Rondweg vervelend vonden wij
de enorme collectie oude olie
lampen en lampfragmenten,
die ook tot de tentoonstelling
behoort. Ten eerste heeft dit
alles niets met kunst te ma
ken. Het is doodgewoon indus
triegoed, waarvan de vorm
zuiver is bepaald door het ge
bruik.
't Christelijke zit dan vooral in
de decoratie met christelijke
symbolen en zelfs de inter
pretatie van deze tekens is
vaak twijfelachtig. Hier zou
het beeld bepaald overtuigen
der zijn geweest, wanneer men
zich een strenge beperking had
opgelegd en door selectie was
gekomen tot enkele fraaie
voorbeelden. Het lijkt ons, dat
hier al te veel is gedacht aan
de belangstelling van een zeer
beperkte groep cultuurhistori
sche specialisten. Voor een
groter publiek van belangstel
lende leken is dit deel van de
collectie nauwelijks te verte
ren door haar „teveel".
Iets soortgelijks geldt voor de
vele voorbeelden van grafin
scripties. Men had hier rustig
met een enkel stuk kunnen
volstaan, vooral omdat de toe
passing, ervan pas duidelijk
wordt door foto's van het In
terieur der oude Romeinse ca
tacomben.
Duitse collectie
Nu is deze overvloed niet
helemaal zonder bijbedoe
lingen naar Nederland geko
men. Het merendeel is name
lijk afkomstig van het Campo
Santo Teutonico te Rome. Ve
le eeuwen lang hadden inge
zetenen van het Duitse Rijk,
waartoe toen ook Nederlan
ders behoorden, hier een zie
kenhuis voor pelgrims met bij
behorend kerkhof in de scha
duw van de Sint-Pieter. Het
kerkhof is buiten gebruik ge
raakt, al bestaat het nog. Het
ziekenhuis is na vele weder
waardigheden in het eind van
de vorige eeuw een priester
college geworden. Er ontston
den een uitgebreide bibliotheek
en 'n zeer interessante collectie
Romeinse oudheden. Nu gaan
de oudheden eerlang naar een
nieuw museum; in afwachting
hiervan geeft men ze intussen
op reis gezonden, eerst naar
de Villa Hiieel in Essen en
thans naar Utrecht. Dit ver
klaart waarschijnlijk het ont
breken van een vaste lijn, een
leidende idee. Er is getoond
wat er was. En dat is heel
veel, al is lang niet alles
vroeg-christelijk, gelijk enkele
ikonen uit de zeventiende eeuw
bewijzen....
Bij de foto's: Het „Crux Vati
cana", door kei-er Justinus II
en keizerin Sophia in de twee
de helft van de zesde eeuw
aan de basiliek van Sint-Pieter
te Rome geschonken (links).
Maria met Kind, een ikoon van
de zeventiende-eeuwse Griekse
schilder Andrea Paria. Een in-
drukroekkend voorbeeld van
latere christelijke kunst ttif de
collecties van het Campo San
to Teutonico te Rome. Be fi
guurtjes in de hoeken zijn de
aartsengelen Mic.hael (links)
en Gabriel (rechts).
lieren die van alom in den lande
naar Amsterdam waren gereisd,
op de benedenbalkons de geno
digden: staatssecretaris prof.
Janssen van o. k. en w., burge
meester Kolfschoten van Den
Haag, de draagster van de Theo
Mann.-Bouwmeesterring Caro
van Eyck, enz. enz., enz. De la
wine van applaus, die de vijf
tienhonderd in de piste lieten
neerdalen, was het gezamenlijk
en overweldigend huldebetoon
voor een toneelgroep en voor
een regisseur, die het nauwe
lijks mogelijk geachte waar
hadden gemaakt.
De Nieuwe Komedie Arena heeft zich
overtroffen, ook Erik Vos. Na afloop
van de voorstelling was er een ont
vangst in de foyer van Carré. Erik
Vos verscheen daar, gehuld in een
plaid. Na de voorpremière, vorige
week woensdagmiddag, is hij ziek ge
worden. Zijn verschijning op de ont
vangst, zal een theateranekdote wor
den. Ook de toespraak die hq hield en
die er op neer kwam dat men vooral
eerbied moest hebben voor de vijftien
acteurs, die het koor hebben gespeeld.
Want zij, die de kwaliteiten kennen
van de nieuwe komedie, weten maar
pen stampvol Carré, in Am-
sterdam, en dat betekent
1500 bezoekers, heeft na de ga
la-première van Aeschylus „tra
gedie" „De Perzen" een kwar
tier lang onafgebroken geap
plaudisseerd: bovenin de scho-
De koningin-moeder (Marthe Ge
vers) komt in ,fle Perzen" statig
de trap af. Op de voorgrond het
vijftien acteurs tellende koor als
eenheid met de toeschouwers".