ONGEKROONDE BURGEMEESTER Van ossenploeg tot bulldozer - vijfenzeventig jaar Heidemaatschappij zaterdagnummer Zaterdag 2 februari 1963 Zo staat Jan de Bat donker en scherp tegen de strakke winter lucht: zwarte hoed met slappe rand, bejaard rond hoofd, zwarte bonker met twee rijen kno pen, zwarte streepjesbroek, zwarte schoenen. Hij leunt op zijn zwarte wandelstok, die als de poot van een vreemd krukje schuin onderuit zijn bonker steekt. Of hij prikt er krach tig mee in de sneeuw: witte h'ardbe- vroren schilfers springen rond. Tweemans goed is geen goed, gromt hij ergens achter zijn bolle wangen, je kunt het nergens beter mee verge lijken als met Duitsland, ook al in twee stukken gesneden en van wie is nu het ene en van wie het andere stuk? Komen alleen maar conflicten van. Hij zwaait kordaat met de wan delstok of houdt hem ernstig kijkend even langs de zijkant van zijn hoofd, poot hem feodaal terug in de sneeuw. De zon staat al laag. Van zijn loods met juuntjes aan het spoor tot aan Oostdijk is wel een kwartier lopen. Zeker met die sneeuw. Eindeloze sneeuw, fel schitterend in de lage zon. Jan de Bat priemt zijn stok driftig naar het blauwwitte bord: Oost- dijk, gemeente Krabbendijke. Niks bijzon ders, dat bord. Maar moet je aan de andere kant van het dorp komen, op de weg naar Kruiningen. Staat ook zo'n bord, maar dan lees je: Oostdijk, gemeente Kruiningen. En van wie is nu Oostdijk? Ha, da'; is het probleem van de kleine verzameling huizen in de sneeuw. Het grote probleem waar Jan de Bat al zo lang tegen gevochten heeft. De borden staan er, liegen er niet om. De grens moet dus ergens tussen de huizen lopen. Misschien wel dwars over ,de tafel van Jan de Bat, zodat ie 's morgens in Kruiningen ontbijt en zijn vrouw in Krab bendijke. Het ligt allemaal zo moeilijk in Oostdijk. Jan de Bat denkt terug, de sneeuw kraakt onder zijn voeten. Hij denkt terug, met een oude trek over zijn 72-jarige gezicht: er zijn verschrikkelijke moeilijkheden geweest. Maar och, die burgemeester is nu weg. Die burgemeesters zijn al lang weg en om daar nu weer op terug te komen. Het gaat tegenwoordig allemaal zoveel beter en om dan al die oude koeien op te rakelen Het kon vroeger soms zo moeilijk zijn. Achter zijn rug rommelt een trein voorbij, vlak langs de loods met juuntjes. Boordevol juuntjes en een sorteermachine. Mooie loods, zijn levenswerk. Steeds stukjes bij gebouwd. Stond zo mooi aan het spoor, die loods. Keurig aan een goederenemplace ment. En trots was Jan de Bat op zijn transportband die de zakken juuntjes zo maar in de trein wierp. Maar toen alles eenmaal goed en wel geïnstalleerd was stop ten er geen treinen meer in Oostdijk. Ik ben persoonlijk altijd het zwarte schaap geweest, zegt zijn herinnering. Het is een confidentie. De raadsleden van Krui ningen vergaten wel eens dat Oostdijk be stond, maar dat duurde nooit lang. Want Oostdijk zat in de raad. Dat was Jan de Bat zelf. Dan sprong hij overeind en maak te de heren attent op hun denkfout. Die denkfout lag voor de hand. Voor Krui ningen was een stuk van Oostdijk gewoon Kruiningen en voor Krabbendijke een stuk Krabbendijke. Maar voor Jan de Bat niet. Oostdijk is Oostdijk, alleen gemeentelijk verdeeld, maar innerlijk niet. Wie er woont voelt het zo, ervaart het zo. Al honderden jaren. Vooral tegenwoordig beseft Jan de Bat wel dat de jeugd uiteindelijk liever naar Krab bendijke dan naar Kruiningen gaat op de "zaterdagavonden. Maar dat komt omdat er in Krabbendijke een cafetaria is en in Krui ningen niet. Dat zegt niet alles. Niets zelfs. Ze blijven Oostdijker, net als Jan de Bat. Geboren Oostdijker in hart en nieren. Achttien jaar raadslid geweest en ik durfde het te zeggen. En dan waren er die moei lijkheden, soms grote moeilijkheden. Ik durfde ze precies te zeggen waar het op stond. School 'èk niet zo veel gegaan, maar bang ben 'k voor geen mens! En dan kwa men ze naar me toe, hier van Oostdijk. En dan vroegen ze: De Bat, vroegen ze, kan je daar nu niet eens over praten en: De Bat. vroegen ze, De Bat, hoe moeten we dit of dat nu eens doen. Jan de Bat, voor de s.g.p. in de raad. maakte er werk van. Oostdijk was Jan de Bat en Jan de Bat was de ongekroonde burgemeester van Oostdijk. En dat is nog zo. Pas kwamen ze voor het keukentje van Apeldoorn nog bij me. Hoe of dat nu moest met dat keukentje. En zo zijn er meer dingen. Achttien jaar ben 'k in de raad geweest en toen vond ik het welletjes. Nee, het was niet vanwege de leeftijd dat ik er uit gegaan ben. Ik was zo'n beetje stootblok. Neen, daar was 't ook niet voor dat ik uit de raad gegaan ben. Maar om dat allemaal weer eens op te ra kelen. Alle moeilijkheden. Tegenwoordig gaat het goed. Veel beter dan vroeger en om dan weer met al die grote moeilijkhe den uit het verleden voor de dag te komen. Langs de dijkweg is besneeuwd Oostdijk vlakbij gekomen. De zon is vurig ver trokken, een kil grauwend licht valt tussen de huisjes. Het was hier de veekoek. Zo zeggen wij dat. De veekoek van de ramp. Het water kwam opzetten, steeds hoger. En hier in die hoek, waar deze twee dij ken samenkomen werd al het vuil opge hoopt. Mesthopen, kadavers en rommel. En Oostdijk ligt precies in die hoek van de dijken. Oostdijk was de veekoek. Zo noe men wij dat. Het was allemaal even vies en het water kwam hoger. Jan de Bat wijst met een ruim gebaar de twee dijken aan. Met zijn stole volgt hij de loop van de kruinen die bij elkaar komen met een derde dijk. Aldus is een \soort hooggelegen pleintje ontstaan: het cen trum van Oostdijk. In het midden van het pleintje een cirkelvormig gazonnetje afge zet met recht in de grond staande bakste nen. En in het middelpunt van die be sneeuwde cirkel staat een korte buis in de grond. Donkerbruin. Centrum van het dorp, wijst Jan de Bat op het gazonnetje. Dan tikt hij met zijn stok achteloos tegen de korte holle buis. Vlaggemast, licht hij toe. Heel vroeger stond Oostdijk veel meer in het groen. Bomen langs de dijken en vette weilanden. Jantje de Bat als een klein hol lend ventje in het wijde land. Onder warme zomerluchten misschien luisterend naar vo gels. Jan de Bat groeide met Oostdijk en schonk het dorp zijn hart. Voor altijd. Ik draai nu al een tijdje mee. Een van m'n zoons heeft het bedrijf overgenomen. Ik heb het opgebouwd, het is gegroeid. Er is in Oostdijk oorlog geweest, er is een ramp geweest. Ik heb het water zien ko men. Aangrijpende taferelen. De meeste huizen stortten in of werden zwaar bescha digd en zes mensen verdronken. Iedereen moest weg, niemand mocht in Oostdijk blijven, behalve aan de andere kant van de dijk. Krabbendijks grondgebied zoals het kruidenierswinkeltje van de weduwe Zuid- weg, dat zo handig in de dijk gebouwd staat. Maar soms sloeg het water van de andere kant van de dijk er bij harde wind nog overheen. Over het winkeltje. Ik zat op zolder en kon niet direct weg. En toen heeft Kruiningen zoveel voor ons gedaan. Merakels veel. Vooral veearts de Groof en loco-burgemeester Polderman. Toen voelden de meesten hier wel veel voor Kruiningen. Ze hebben zo merakels veel voor ons gedaan. We kregen steun van Apeldoorn. Daar is het houten verenigingsgebouw van. Daar om heet het Apeldoorn, fijn voor clubjes enzo. Onopvallend bruinig, beetje verve loos houten geval. Een somber ingangetje en sombere ramen. Kruiningen en Krab bendijke betalen nu allebei mee aan het onderhoud. Ze betalen ook allebei mee aan het keukentje van Apeldoorn. Pas vroegen ze nog an me hoe of me dat nu eens moesten doen mee dat keukentje, 'k Ebber zo eens over nagedacht Jan de Bat kijkt recht in de Tweede Vliet- weg, waardoorheen de grens ergens moet lopen. Je ziet hem niet. maar je voelt hem overal. Zoals in het gemeentelijk aanplak bord met officiële mededelingen. Op een papier is Krabbendijke doorgekrast en er staat Kruiningen voor in de plaats. Het is een verzoek van J. Nieuwenhuijse ingevol ge de hinderwet, voor vestiging van een bedrijf voor tuinbouwprodukten. Een an dere bekendmaking over de gemeentelijke indeling en de nummering van huizen komt van Krabbendijke, en die raakt de kern! Voorts hangen er twee grote verweerde reclameplaten, allebei van chocolade. Een van Union en een van Droste. Hij voelt de kou van de grond opstijgen in zijn voeten, langzaam omhoog in zijn benen. Maar toch. daar op die kruising van dijken, met die paar straatjes van het dorp voor zich, voelt hij een warm gevoel van tevredenheid door zich stromen. De strenge trek op zijn gezicht lost even op, z\jn oog jes tintelen even. Oostdijk? Toch een wel varende plaats. Het gaat de mensen hier goed. Ze werken, zijn meestal in loondienst, maar hebben toch bijna allemaal zo hun lapje juun! Er wordt veel over werkvolk geklaagd van daag de dag. Daar ben ik het niet mee eens. Als er maar goede werkgelegenheid is, als ze het maar naar hun zin hebben. Dan werken ze best! Het ligt ook wel eens aan de bazen. Qostdijk is vooruitgegaan. Heel vroeger waren er twee café's, maar Oostdijk heeft ze beide over leefd. Oostdijk heeft zijn vereniging „Oostdijk Vooruit" en daar is Jan de Bat voorzitter van. Jan de Bat met zijn zwarte bonker en streepjesbroek die ernstig vergaderingen leidt in een wolk sigarenrook in Apeldoorn. Maar ik ben nu twee-en-zeventig, ik heb er mijn best voor gedaan. Voor Oostdijk en voor „Oostdijk Vooruit". Ik vind het nu welletjes. Ze hebben altijd op me kunnen rekenen. Mijn zaak is gegroeid, maar ik was voor iedereen gewoon Jan de Bat. Ik ben Jan de Bat en ik bluuf Jan de Bat. M'n vader was gewoon werkman, maar al was 't da'k no zovee centen had, ik heb nergens zo'n hekel aan als aan grootheid! Voorzichtig prikkend met zijn stok loopt hij langs de dijkhelling naar beneden, het dorp in. Een zwart figuurtje in de sneeuw. |n 1892 werden door de Nederlandsche Heidemaat schappij 7 ossen aangeschaft als trekkrachten voor de diepploeg. De jonge maatschappij stond aan het be gin van een ontwikkeling die in 75 jaar zou uitgroeien tot een werkorganisatie met tweeduizend medewerkers. De bulldozer is een van de technische hulpmiddelen, die het devies van de maatschappijverbetering van de op brengsten van de Nederlandse bodem, Waar maken. 0 Boze dienstknechten Het was Staring die de grondeigenaren, die hun waerte gron den niet bebosten, vergeleek met de boze dienstknecht uit de Bijbel, die het hem toevertrouwde pand in de zweetdoek had weggelegd. Steeds luider werd om ontginning geroepen van heidegronden, „die woest daarhenen lagen". Op 5 januari 1888 namen heren van de Gelders-Overyselse Maatschappij in de Grote Sociëteit te Arnhem het besluit tot oprichting van de Nederlandsche Heidemaatschappy. Een naam die herinnert aan de begintijd toen ontginning van woeste gronden het eerst aan de orde kwam. 0 De jaren tachtig Het is de journalist De Kok die de bewogen jaren beschrijft in een ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan der Ned. Heide Mij. uitgegeven boekje: „Het virtuut van de mei". „Een bewogen tyd, die jaren omstreeks achttientachtig. In menig op zicht een grote tijd zelfs, een periode van vernieuwingen en ontdekkingen, van overgang en aanpassing. Zo hadden de tach tigers „kraaiers uit het hanekot De Nieuwe Gids" letter kundig Nederland wakker geschud en op staatkundig terrein werd er heftig gediscussieerd door mannen als Kuyper, Schaepman en Domela Nieuwenhuis. Het socialisme was in op komst, de doleantie verdeelde protestants Nederland in fel tegen over elkaar staande kampen, de katholieken werkten aan hun emancipatie". Het boekje van De Kok, met als ondertitel „Over de Nederlandsche Heidemaatschappij" is geen gedenkboekje in de geijkte zin. Daar wyst de titel al op. Een vreemde titel zal men zeggen, maar een die tekenend is voor de schrijver. Hij is ontleend aan een middeleeuws lied: De winter is vergangen, ik zie des meis virtuut Ik zie die looverkens hangen, die bloemkens spruten in 't kruud. 0 Virtuut Het woord virtuut heeft een vrij algemene maar positieve strekking van schoon en goed. „Des meis virtuut" is dus het ede, het schone van mei, wanneer de winter vergangen is en j: :s gaat uitbotten. In overdrachtelijke zin helpen de wer kers van de Heidemy, zoals deze maatschappij wel kortaf wordt genoemd, de winter te doen vergaan. Zij helpen de dorre vlakten van weleer vruchtbaar maken, zelfs woestijnbodems, zodat men nu de bloemkens kan zien „spruten in 't kruud". Ook in het buitenland is de maatschappij bezig woeste gronden en onvrucht bare steppen in cultuur te brengen. Op 12 september 1952 namen andere heren in een andere Sociëteit, „De Vergenoeging" te Middelburg, een statutenwijziging aan, die beoogde de maat schappij in staat te stellen haar werkzaamheden ook tot het buitenland uit te strekken. TTiskwekerijen. beplantingen, bosbeheer, gereedschappen en V werktuigen, natuurbescherming en recreatie, het behoort alles tot het terrein van de maatschappij. Men kan dit lezen in het boekje van De Kok. Het wordt opgediend op een smakelijke manier, waarin ook „kleine feiten" worden vermeld zoals de toestemming tot de aanschaf van een rijwiel voor de directeur in 1896. „Wij glimlachen er nu om. maar in die dagen, waarin men nog werkte met de osseploeg, was een fiets een revolu- tionnair ding, dat met veel argwaan werd bekeken". De tekst wordt geruggesteund door de uitstekende foto's van Wïm Rie- mens. De opzet van het boekje was niet de lezers aan de hand van cijfers alles te vermelden wat de maatschappij in de loop van haar vijfenzeventigjarig bestaan nu allemaal heeft gedaan. Het geeft, en dit iykt ons belangrijk, bepaalde achtergronden. Wie behoefte heeft aan verdere informatie, kan terecht in het jubileumnummer van het Tijdschrift der Nederlandsche Heide maatschappij. De belangrijkste ontwikkelingen na 1900 worden hierin jaarsge- wijze opgenoemd met als slot: 1962. „Voor de eerste maal worden alle werken in een ruilverkaveling in één bestek tegelijk aan besteed. Het betreft de ruilverkaveling „Ivlcverskerke". Totale kosten, 3,5 miljoen. Directievoering: Nederlandsche Heide maatschappij". M. P. DE BRUIN.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 5