ZORG VOOR DE JEUGD \Sr
ZORG VAN PRO JUVENTUTE
Moeilijk volhouden
Dc tekenaar en
de eïreusdieren
Werk in Zeeland kreeg in
zes jaar grote bekendheid
Ciw pag
eozetitv
HUISHOUDTIPS
Tien goede voornemens
voor een goede voeding
SPECIALE
STOFFENVERKOOP
STOFFENPALEIS
(JÊÊ^Ë \5K,ND"KRANT/^Bp^e6r^
VRIJDAG 11 JANUARI 1963
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
r
(Van onze redactrice).
LJet is met het werk van Pro Juventute eigenlijk net zo als met
het werk van de huisvrouw. Je ziet het alleen als het NIET
gebeurt". Deze uitspraak is van mejuffrouw A. W. Bos te Middel
burg, hoofd van het bureau van Pro Juventute in het arrondisse
ment Middelburg (dat het hele gewest Zeeland omvat). En om op
deze uitspraak door te gaan zouden we willen vragen: Welke niet-
ïngewijde kent alle taken van de huisvrouw! Met stof afnemen
strijken en wassen is ze er niet. Pro Juventute is al evenmin klaar
met het kalenders verkopen en raad geven aan ouders met moei
lijke kinderen.
Wat Pro Juventute. dan wel doet is
ons uitvoerig uitgelegd door mejuf
frouw Bos. De vereniging heeft ten
doel de voorkoming en bestrijding
van verwaarlozing en ontsporing van
minderjarigen. Zij tracht dit te be
reiken door voorlichting van ouders
of voogden van kinderen, die ont
spoord zijn of dreigen te ontsporen,
door gezinsvoogdij en patronaat en
door bevordering van goede besteding
van vrije tijd en vakanties.
Berg problemen
Pro Juventute is opgericht in "1895
in Amsterdam, in eerste instan
tie om steun te verlenen aan kinde
ren, die voor de rechtbank moesten
verschijnen. Deze kinderen kregen
geen verdediger. Pro Juventute zorg
de ervoor, dat de minderjarigen een
advocaat kregen. Maar dat bleek niet
voldoende. Het was gauw duidelijk,
dat het onderzoek in zo'n kinder
zaak een berg problemen loswroette.
In 1908 werd de eerste ambtenaar
van de kinderwetten benoemd. Hij
was belast met het onderzoek in de
kinderrechtszaken.
Zo kreeg men een inzicht in de pro
blemen van het kind, zo zag men de
weg, die het kind had afgelegd eer
het tot zijn „misse daad" kwam. Zo
begreep men, dat dc schuld vaak in
hef gezin lag, omdat de ouders
hoewel vaak van goede wille niet
in staat waren het kind in de goede
richting te leiden. Om de ouders te
helpen by hun opvoedende taak werd
het vrije patronaat ingesteld.
De patroons van Pro Juventute (die
geheel op vrijwillige basis werkten,
zoals dat ook nu nog gebeurt met
vrye patroons) gaven de ouders raad.
Vrij patronaat
T~\e komst van de kinderrechter in
LJ de Nederlandse rechtsspraak in
1922 bracht weer veranderingen.
Daarmee deed namelyk de figuur van
de gezinsvoogd zijn intrede. De kin
derrechter kan namelijk onder toe-
zichtstelling vorderen. Daarvoor
wordt de hulp ingeroepen van een ge
zinsvoogd, die dus via de kinderrech
ter de ouders komt helpen bij de op
voeding van de kinderen.
Het patronaat is vervangen door het
vrije patronaat, dat door Pro Juven
tute wordt gehanteerd, óf na recht
streeks contact met de ouders, óf
via de Raad voor de Kinderbescher
ming, óf via de kinderrechter, die
bijvoorbeeld in verband met het af
lopen van de onder toezichtstelling
het vrije patronaat inschakelt in de
overgangsfase.
Eigenlijk is Pro Juventute dus een
verlengstuk van de kinderrecht-
spraak, aldus mejuffrouw Bos. „Maar
daarnaast besteden wij grote aan
dacht aan het preventieve werk. Dat
komt bijvoorbeeld tot uiting op onze
spreekuren. Met vreugde kunnen wy
constateren, dat steeds meer ouders
die moeilijkheden hebben met hun
kinderen, zich tot ons wenden om
hulp en raad. De „drempelvrees" gaat
er echt af.
Geen „schande"
Dat is heel belangrijk in dit werk.
Vroeger dacht men en er zijn
ouders, die dat nog denken dat
het „een schande" was, wanneer men
als ouders het alleen niet afkon met
de r Dvoeding van het kind. Maar zo
goed er bij lichamelijke stoornissen
een dokter nodig is, zo' goed zijn er
bij opvoedingsmoeilijkheden deskun
digen nodig". En één van de instan
ties, die in dat geval graag hulp en
steun geeft is Pro Juventute. Advies
en inlichtingen geeft de vereniging op
de spreekuren door de gehele provin
cie. Metterdaad wordt geholpen
indien nodig door de vrije patroon.
Het vinden van gezinsvoogden of pa
troons blijkt niet altijd even gemak
kelijk. Ze zjjn overal in de provincie
nodig, want de gezinnen waarmee zjj
moeten samenwerken, zyn uiteraard
overal verspreid. Het gunstigste is
natuurlijk een gezinsvoogd, die zo
dicht mogelijk in de buurt van zijn
of haar gezin woont.
„Het kost soms moeite gezinsvoog
den te werven, maar als ze het doen,
doen ze het prima. Ik kan niet an
ders, dan ze een geweldige pluim
op de hoed steken", zo zei mejuf
frouw Bos.
Stimulansen geven
„Een van de dingen, waarmee we
veel aandacht en belangstelling heb
ben gekregen is onze kalender met
foto's van het koninklijk huis. Die
heeft bereikt, dat de klank van onze
naam een vertrouwde klank is ge
worden. Het is nu gelukkig zover,
dat we ingeschakeld worden bij wat
op het oog onbeduidende dingen lij
ken. Een onderwijzer belt ons eens
op, omdat hy vindt, dat ccn jongen
Der traditie getrouw behoorde ons
eerste verhaal in het nieuwe
jaar het dankbare thema van de
goede voornemens te behandelen.
Althans eenmaal in heel die lange
rij van tweeënvijftig weken is een
poging om tenminste één enkele van
al onze gebreken, tekortkomingen,
verkeerde aanwensels en hatelyke
eigenschappen als een lastige pluk
onkruid uit te rukken toch waarlijk
geen luxe.
Als het ons op oudejaarsavond aan
staande desondanks niet gelukt
blijkt, kunnen wij ons zelf tenminste
troosten met de gedachte dat wij er
in elk geval ons bost voor gedaan
hebben. Het was alleen zo'n heksen
toer om het vol te houden
Nu is dat laatste in het algemeen
de moeilijkste opgave die een mens
in het leven te volbrengen krijgt. Be
ginnen is niet zo moeilijk, maar bij
volhouden komt meer kijken. Zoveel
meer, dat velen daardoor al bij
voorbaat worden afgeschrikt.
Het is toch eigenlijk wel zo eenvou
dig de dingen te laten zoals ze zijn.
Een mens neeft nu eenmaal zijn spe
ciale karakter met al zijn fouten en
leemten meegekregen. Dat is zoiets
als wat men wetenschappelijk een
gegeven grootheid zou noemen.
Een zaak die zijn beslag al gekre
gen heeft in de jeugd, misschien
zelfs wel bij de geboorte. Soms zit
men nog met een erfenis aan eigen
schappen van een of andere lang
dode en begraven voorvader of
-moeder. Ga daar maar eens iets
aan fatsoeneren: dat had de ouder
lijke opvoeding moeten doen, en die
heeft in veler ogen jammerlijk ge
faald.
Hadden zij mij vroeger dit of dat'
maar grondig afgeleerd, des
noods met de harde hand. dan was
het nu niet tot een vastgeroeste
eigenschap verstard waaraan ik zelf
bitter weinig verwrikken kan.
Nu ben ik levenslang vergeetachtig,
slordig, opvliegend, prikkelbaar, be
hept met een afgrijselijk morgenhu-
meur, jaloers, achterdochtig, gemak
zuchtig en noem maar op- Het is de
Moriaan gewassen daaraan iets te
willen veranderen of verbeteren. De
mensen moeten mij nu eenmaal maar
nemen zoals ik ben.
Nu is het bij al deze mooie betogen
alleen maar jammer dat één punt
zo glashelder naar voren komt: vol
houden is een kenmerk van volwas
senheid. Wie kans ziet geheel op
eigen initiatief en kracht een weinig
aangename taak tot een goed einde
te brengen, toont daarmee zijn vol
wassenheid zelfs vóór de datum
van zijn meerderjarigheid.
Sterker nog: er zijn kinderen die in
dit opzicht menige oudere een ge
voelige les kunnen geven. Met piëteit
bewaar ik nog altijd een foeilelijke
vaas uit de jaren toen men het als
toppunt van artistieke versiering be
schouwde klodders verf in verschil
lende kleuren lukraak hier of daar
op te brengen om die verder naar
hartelust te laten uitdruipen. Het re
sultaat bood ongeveer de trieste aan
blik van een veelkleurig truitje dat
men totaal doorgelopen uit de was
tobbe tilt
Muar al was het ding nog tienmaal
zo onooglijk uitgevallen, ik zal het
wel laten om er afstand van te doen.
Want de kleine jongen die het mij
met een stralend gezicht op Sinter
klaas aanbood haa zich een bescha
mend standvastig volhouder getoond.
Op een leeftijd waarop men aan niet
veel anders denkt dan ravotten, bok-
kesprongen maken en de lieve lange
dag onvermoeid ronddraven, trof dit
pienter, beweeglijke jochie het on
geluk van een voortdurend gezwol
len, voortdurend gloeiend knietje.
Het bleek een beenvliesontsteking in
de knieschijf en het vonnis van de
dokter luidde: Een half jaar stilzit
ten met het been in het gips.
Hij zat stil met zijn speelgoed,
maar vooral met zijn leesboek
jes. zijn sommenschrift op de plank
boven zijn dekens, voor het raam
waar hij de kinderen uit de buurt
kon zien ravotten. En al die lange
zes maanden liet hjj geen traan en
klaagde hij niet één keer. Hij hield
vol met een vanzelfsprekendheid die
iedereen verbaasde maar het
scheen, dat alleen al het vooruitzicht
van: „Na zes maanden ben ik er lek
ker af" hem alle narigheid met
aartsengelengeduld deed verdragen.
Totdat de trage maanden werkelijk
omgekropen waren, en het hatelijk
glpsbeen werd stukgeklopt om de
dokter te laten ontdekken dat het
knietje nóg gloeide, de ontsteking
zich nog niet gelegd had. En er niets
anders op zat dan een nieuwe een
zame afsluiting van de wereld van
opnieuw zes maanden-
Hij heeft ze opnieuw uitgezeten, zon
der protest, zonder klagen, zonder
kuurtjes of humeurigheden, ploete
rend op de tafels van vermenigvul
diging en de geheimenissen van ei
en ij, van au en ou. Met het glorie
rijk resultaat, dat hij met ere in
zyn ruststoel werd bevorderd naar
de derde klas, alvorens de gipsen-
gevangenis opnieuw werd stukgesla
gen, en de knie eindelijk genezen
bleek.
Het was een prestatie die menig
volwassene hem kan bonyden,
en ik kijk ziin leiyke vaas er nog
vaak met voldoening op aan. Zo'n
heel gewoon schriel onopvallend jon
getje. dat in zijn kleine eentje zo
maar presteert wat alle beroemde
uitvinders en ontdekkers, alle gro
ten op het gebied van kunst en cul
tuur heeft gebracht tot de top van
het menseiyk kunnen: volhouden tot
het eind.
Wie dus haar eigen peil van volwas
senheid, al was het maar uit sporti
viteit. zou willen bepalen, kan dat
niet beter aflezen dan uit de mate
waarin zij in staat is iets vol te hou
den. En dan niet een of andere aan-
gename bezigheid die haar goed ligt
en dus betrekkelyk weinig inspan
ning kost.
Rekent U daarbij vooral niet op de
bijval van uw omgeving. Want een
slordige die ordelijk probeert te wor
den, een verstrooide die zich op
nauwgezetheid gaat toeleggen, een
gulle uitgeefster die zichzelf zuinig
heid opdraagt, lokken in de regel al
leen maar geamuseerde plageryen
uit: Houd er maar mee op, myn lieve
mens het ligt er al te dik boven
op.
Met schroom offreer ik U daarom
mijn allerbeste wensen in dit opzicht
van hier tot Oudejaar is nog zo
lang.
SASKIA.
in zijn klas eigenlijk verder zou moe
ten leren, maar de ouders van de jon
gen zpn daar niet enthousiast over.
Of wij niet eens met die ouders kun
nen praten. Een moeder vraagt naar
een bepaalde opleiding voor haar
dochtertje. Een gezinsvoogdes belt op
met een probleem!"
Pro Juventute antwoordt, zoekt een
oplossing of verwijst naar een ande
re, meer ter zake bevoegde, instan
tie, „want", zo vertelde mejuffrouw
Bos, „het is zeker niet onze bedoe
ling op de stoel van een ander te
gaan zitten. Wel om een bepaald
werk te stimuleren. Zo is bijvoor
beeld het kindercircus Elleboog ont
staan op instignatie van Pro Juven
tute".
Hoezeer ook in Zeeland het werk
van Pro Juventute is toegenomen
blykt wel uit de bureau-uitbreiding.
In 1956 begon mejuffrouw Bos al
leen; op het bureau aan de Molstraat
werken nu vier mensen.
Pro Juventute betekent: „Voor de
ieugd". En de jeugd in goede banen
leiden betekent een zo goed mogelijke
grondslag leggen voor de maatschap
pij van morgen.
Ook voetenzorg
In perioden van strenge winterkou
krijgen de handen meestal wel wat
hun toekomt: af en toe een extra
massage met een goede handcrème of
lotion. De huid van de voeten komt
er bij de meeste vrouwen heel wat
slechter af Gevolg van die stiefmoe
derlijke behandeling zijn vaak de
kloofjes, venijnige barstjes langs de
rand van de voetzool een pijnlijke
affaire die bovendien het leven van
vele nylonkousen eist Allemaal
narigheid die voorkomen wordt, als
ook de voetzool elke dag even met
wat voedende crème, glycerine of va
seline wordt gemasseerd.
De eerste vlekken op het mooie lich
te behangselpapieren verschijnen bij
na altijd rond de stopcontacten. Wilt
U dit voorkomen? Koop een flesje
heldere vernis en bewerk daarmee
het behang op de kwetsbare plaatsen.
Gebruik daarbij een kartonnen „fra
me" van de juiste afmetingen.
Een perkamenten lampekap krijgt in
de loop van de tijd wel deukjes hier
en daar. Die zijn er gemakkelijk uit
te krijgen, als U de kap even boven
de stoom van kokend water houdt.
Als de eerste tien dagen van ja
nuari verstreken zyn, staat de
mens al niet meer zo open voor de
befaamde „goede voornemens". Des
ondanks willen wij IJ de „Tien goede
voedingsvoornemens" voor 1963 niet
onthouden, die het voorlichtingsbu
reau voor de voeding tot lering van
de Nederlandse huisvrouw heeft ver
zameld. Hier zijn ze alle tien:
Wanneer in deze weken na. de
feestdagen de wyzer van de
weegschaal dreigend doorslaat, ga
dan minder vetten en zoetigheid eten,
maar bezuinig daarentegen niet op
(karne)melk, vlees vis en eieren,
groente en fruit. Wie een kleuter
heeft die niet wil eten, geve dit zor
genkindje kleinere porties en make
zich niet bezorgd wanneer het kind
(naar moeder's "smaak) eens wat erg
weinig eet. Vaak zyn moeders ogen
veel groter dan kleuters maag! Ver-
feet ook niet dat, als een kind aan
e maaltijden geen trek heeft, dit in
veel gevallen komt doordat het „tus
sendoor" teveel gegeten heeft.
Laat géén van de gezinsleden zonder
ontbijt de deur uitgaan, zorg zonodig
ook voor een lunchpakket dat aan-
trekkelyk èn voldoende is.
Waren het tot nu toe zoete beleg-
Advertentie)
Uit de lente-zomercollectie van de
Londense ontwerper Marcusa is dit
toiletje, bedoeld voor de namiddag
of als cocktailjurk. Het is vervaar
digd van blauwe-zijde. Het aparte
accent is het. geplooide driehoekige
front aan de voorkant over de boot
hals.
gingen, thee en koffie die bij het
ontbijt de toon aangaven? Stap dan
in 1963 eens over op hartig beleg:
kaas, pindakaas, ei of vleeswaren,
en geef bij voorkeur melk in een of
andere vorm: melkdrank, pap of
yoqhurt.
Dochters van veertien, vijftien jaar
hebben doorgaans een goede eetlust
maar zijn daarnaast vaak doodsbe
nauwd voor haar „lijn". Zorg ervoor
dat de jongedames het niet gaan zoe
ken in een beperking van de maaltij
den maar in meer lichaamsbeweging.
Beschouw vitaminepreparaten niet
als noodzakelyk onderdeel van
het dagelijks menu, maar zorg er
voor dat de voeding ook zonder zulke
preparaten goed is: dat kan zekér
bij voldoende variatie en by gebruik
van normale levensmiddelen. Alleen
vitamine D moet men de kinderen
apart geven, volgens het bekende
voorschrijft: R in de maand, dan le
vertraan óf vitamine D"-preparaat
óf hoogtezon, maar niet alles tege-
lijk!
Zijn uw kinderen nog niet aan snoep
verslaafd? Laat dat zo blijven! Geef
ze inplaats van zoete snoep wat
rauw fruit, rauwe groente, rozijnen
of nootjes de nootjes niet voor de
kleintjes die zich hierin nog kunnen
verslikken en geef ze als zoetig
heid hoogstens een biscuitje of koek
je inplaats van zuurtjes en soortge
lijk „kleefspul".
Houd tanden, kiezen en spijsverte
ring van de gezinsleden aan het werk
door ervoor te zorgen dat de maal
tijden niet overwegend uit zachte
kost (stamppot, pap) bestaan; zorg
dat er elke dag iets hards te kauwen
is, ook voor de volwassenen.
Een heel goed voornemen is ook,
's winters net zoveel verse groente
te eten als 's zomers, van alle be
schikbare soorten gebruik te maken
en ze met evenveel zorg klaar te
maken.
En voornemen nummer tien is een
van de belangrijkste: gebruik de
maaltijden niet om klachten of stand
jes te spuien, maar maak ze vooral
gezellig:
in het
met vele speciale, dus extra
voordelige aanbiedingen:
wit/zwart tweed, 150 br., 6,90
wit/zwart pied de poule,
135 br., 4,90
Helanca-stretch voor pantalons,
150 br., 12,50
;OES, LANGE KERKSTRAAT 44
TERNEUZEN, NIEUWSTRAAT 6-8
Oogschaduw
Jet opbrengen van oogschaduw is
niet ieders werk en het manipu
leren met zo'n blauwe of groene kleu-
renstift levert, inplaats van de ver
eiste betoverende oogopslag, maar al
te vaak een resultaat op dat onweer
staanbaar doet denken aan de gevol
gen van een vechtpartij Gemak
kelijker wordt het kleuren van het
ooglid als dit tevoren met wat vette
crème wordt aangetipt; een heel klein
vleugje is al genoeg. De oogschaduw
Iaat zich op deze basis veel gemakke
lijker aanbrengen en uitwrijven.
„Gaat uw gang", zei de circusdirecteur met een beleefde
buiging; hij hield de deur van de stal een eindje open en
liet een jonge man in een geruit jasje en met een klein
zwart baardje voorgaan. Alle dieren draaiden tegelijk hun
hoofden naar hem toe en namen hem van top tot teen
op. „Een nieuwe temmer?", gromden de leeuwen en tijgers
achter de tralies. „Een nieuwe oppasser?", trompetterden
de olifanten; „Een nieuioe paardeknechtf", briesten de
paarden en ponies; „Misschien een nieuwe goochelaar",
fluisterde het, witte konijntje in zijn hokje. Ze spitsten
allemaal hun oren om te horen wat de mannen zeiden.
„Heeft. U mij nog nodig?", vroeg de directeur. ,JJee, dank
U", zei de man in het geruite jasje, „ik heb alles wat ik
nodig heb. Ik wil het liefst alleen zijn".
Met nog een klein buigink
je verdween de directeur uit
de stal. De dieren keken
met grote ogen toe wat de
vreemdeling nu zou gaan
doen. Eigenlijk deed hij he
lemaal niets; hij nam een
klein krukje, legde het reus
achtige boek dat hij onder
zijn arm droeg op de grond,
zocht een plekje midden in
de stal, vanwaar hy alle
dieren tegelijk zou kunnen
zien, ging zitten en keek.
Maar hy «eek anders dan
mensen die >n de pauze van
de circusvoorstelling door
de stal dwalen en even
hier en daar stil staan. Hij
keek niet alleen met zijn
ogen: hij keek met zijn hele
hoofd, met zyn ogen, zyn
handen en zijn voeten.
..Maar waarom kykt hy?",
vroegen de anderen, „zou
hij ons misschien willen
kopen"
„Nee", brieste een schim
mel. „daar ziet hij niet naar
uit. Laten we maar afwach
ten, want wie zó .kijkt, ver
staat gauw genoeg de taal
van de dieren. En als hij
óns verstaat, vragen we
hem gewoon wat hy komt
doen".
Een hele middag bleef de
man in het geruite jasje
kijken; onbcweegUjk zat hy
op zyn krukje en keek van
het ene naar het andere
dier. Toen de schemer in
viel probeerden de paarden
het een keer.
„Waar kyk je naar, ky-
ker?", riepen ze hem toe,
maar hy had zeker nog
niet lang genoeg gekeken,
want hy antwoordde niet.
Toen het helemaal donker
was geworden nam hy het
grote bock op en liep diep
in gedachten de stal uit.
Nog lang praatten de die
ren na over de vreemde kij
ker en iedereen vroeg zich
af ze hem ooit nog eens
terug zouden zien.
hoopten van wel, want
iedereen was ei'g blij met
zyn bezoek geweest, ook al
had hy niets gezegd. Ze wa
ren er zelfs een beetje op
gewonden van, want je
kreeg het gevoel dat die
man daar helemaal alleen
voor jou zat en je gelukkig
zou kunnen maken.
Toen dus de deur van de
stal de volgende morgen al
vroeg open ging en de man
met het geruite jasje op de
drempel stond, sloegen de
staarten en zwaaiden de
koppen heen en weer van
plezier.
„En gaat U nu beginnen?",
vroeg de circusdirecteur
die ook weer mee was ge
komen.
„dat weet ik nog niet", zei
de vreemdeling, „ik geloof
dat ik eerst maar weer eens
ga kijken. Ik heb het ge
voel dat ik héél héél lang
zal moeten kyken voor ik
ze begrijp. En pas als ik ze
begrijp kan ik aan het werk
gaan."
„Behalve aardig is hy nog
verstandig ook", zeiden de
tygers, die zelf uren lang
naar iets kunnen kyken
voor ze besluiten met dat
iets wat te gaan doen.
Een kleine ponie die zo
mak was dat ze altijd los
in de stal mocht lopen,
drukte haar zachte neus te
gen zijn hand en vroeg:
„wat doe je toch? Waar
denk jc aan terwyl je zo
naar ons kykt?"
„Ik denk", zei de vreemde
ling. „dat ik jullie nu al een
klein beetje ken. Ik geloof
dat ik kan proberen bin te
beginnen".
„Waarmee beginnen?",
vroeg de ponie.
„Laat ik mijn papier er
maar eens bij nemen," zei
de man en hij bukte en
raapte het grote boek van
de grond. Toen hy het open
de was het geen boek, maar
een map vol grote witte
vellen. Uit zy'n borstzak
nam hij een stukje houts
kool en met zijn ogen op de
ponie gericht begon hij lij
nen te trekken op het pa
pier.
„Denk je neus dat je iets
van ons begrijpt?", vroeg
de ponie.
Met een zucht legde de man
zijn stukje houtskool neer-
„Het gaat niet", zei hy, „ik
zal nog meer van jullie
moeten weten."
„Luister, zeiden de paar
den, die vonden dat zo'n
kleine ponnie dat niet alle
maal uit kon leggen. „Je
hebt zó veel moeite geno
men om iets van ons te be
grijpen. Je verdient dat je
alles weet. Wy zullen het je
vertellen. Toen je hier bin
nenkwam was je een mens
als iedereen. Je dacht: o,
wat zijn ze toch mooi, al
die circu^diercn. En wat
hebben ze het goed. Volop
te eten, knechten die ze
borstelen en wassen, prach
tig tuig, pluimen en strik
ken, alles hebben ze. Toen
ging je beter kijken. Je zag
aan ons dat er nog iets
meer was. Dat in al onze
hoofden en koppen nog an
dere gedachten zijn dan een
warme stal, goed voer en
strikken en pluimen. O, niet
dat we klagen, hoor. We
hebben het heerlyk. Maar
soms, hè, als de buitendeur
openstaat of als we op reis
moeten en er waaien opeens
geuren van gras of bossen
tegemoet, dan gebeurt er
iets met ons. Wy paarden
denken aan ronddraven in
eindeloze weilanden, de
ponies spitsen hun oren en
willen liet suizen van gras
op de steppen horen. De oli
fanten denken aan grote
meren, waarin ze hun zwa
re lijven laten zakken en
dan met een slurf vol wa
ter bovenkomen om elkaar
heerlijk nat te spuiten. De
tijgers denken aan op de
loer liggen tussen de strui
ken, de apen zien zichzelf
aan hun staart heen en weer
zwaaien boven een oer
woud vol wilde geurende
bloemen. De giraf denkt
aan de hoogste bomen, de
beren aan geheime holen
vol honing en het kleine
witte konyn aan kriebelen
de sprietjes waar hij in
rondhuppelt.
Want zie je, eigenlijk zijn
we dat echt. Wc zyn niet
de dieren van de strikken
en de pluimen, maar de die
ren van het gras, de grond
en de bomen. We weten wel
dat we niet meer terug
kunnen, maar soms. hè. dan
krygt het je te pakken en
dan zouden we héél héél
even willen zyn wat we
dromen."
„Dank je wel", zei de man
in het geruite jasje, die heel
stil geluisterd had, „nu be
grijp ik jullie beter- Nu kan
ik beginnen."
Hy nam zyn tekenbladen op
en begon als een razende te
tekenen. Zonder ophouden
vloog het stukje houtskool
over het papier en telkens
als hy een nieuw vel nam,
knikte hij even met zijn
hoofd. „Ja ja, dat is het",
zei hy zacht.
Toen het weer begon te
schemeren zocht hij alle pa
pieren bij elkaar en stond
op.
„Mogen we het zien?",
vroeg de schimmel. De te
kenaar lachte.
„Natuurlijk", zei hij. Hij
hield de eerste tekening
op, zó dat alle dieren het
konden zien. De paarden
hielden hun adem in en
sommigen voelden tranen
in hun ogen komen.
„Dat zijn wij", konden de
dieren alleen maar uitbren
gen.
„Ja. dat zijn jullie", zei de
tekenaar, ,ik vind dat de
mensen ook jullie andere
kant eens moeten zien. Niet
alleen de strikken en plui
men. de mooie stal en het
goeie voer. En ik zal het ze
laten zien!"
Hoe hij dat deed? Op een
middag dat er geen voor
stelling was in het circus
huurde de tekenaar de gro
te tent. Waar je maar keek
had hy zyn tekeningen van
de dieren opgehangen. En
de mensen icwamen; in even
grote drommen als ze an
ders naar de voorstelling en
de stallen komen, schuifel
den ze de tent binnen en
genoten van de dieren op
het papier.
Maar wie er het meest ge
noten? Dat waren de die
ren zelf. want de directeur
had bedacht dat ook zij zich
zelf mochten zien. In een
lanse rij werden ze door de
knechts binnengebracht en
drentelden langs de teke
ningen. Ze Iconden er maar
niet genoes: van krijgen en
de knechts moesten hen
tenslotte met duwtjes en
zoete woordjes terugbren
gen naar de stal. Maar toen
ze daar kwamen waren ze
noar lang niet uitgepraat:
het was al 'liep in de nacht
toen ze één voor één weg
doezelden en insliepen, zó
gelukkig als misschien nog
nooit een dier is ingeslapen.
MIES BOUHUYS.