ZORG VOOR DE JEUGD \Sr ZORG VAN PRO JUVENTUTE Moeilijk volhouden Dc tekenaar en de eïreusdieren Werk in Zeeland kreeg in zes jaar grote bekendheid Ciw pag eozetitv HUISHOUDTIPS Tien goede voornemens voor een goede voeding SPECIALE STOFFENVERKOOP STOFFENPALEIS (JÊÊ^Ë \5K,ND"KRANT/^Bp^e6r^ VRIJDAG 11 JANUARI 1963 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT r (Van onze redactrice). LJet is met het werk van Pro Juventute eigenlijk net zo als met het werk van de huisvrouw. Je ziet het alleen als het NIET gebeurt". Deze uitspraak is van mejuffrouw A. W. Bos te Middel burg, hoofd van het bureau van Pro Juventute in het arrondisse ment Middelburg (dat het hele gewest Zeeland omvat). En om op deze uitspraak door te gaan zouden we willen vragen: Welke niet- ïngewijde kent alle taken van de huisvrouw! Met stof afnemen strijken en wassen is ze er niet. Pro Juventute is al evenmin klaar met het kalenders verkopen en raad geven aan ouders met moei lijke kinderen. Wat Pro Juventute. dan wel doet is ons uitvoerig uitgelegd door mejuf frouw Bos. De vereniging heeft ten doel de voorkoming en bestrijding van verwaarlozing en ontsporing van minderjarigen. Zij tracht dit te be reiken door voorlichting van ouders of voogden van kinderen, die ont spoord zijn of dreigen te ontsporen, door gezinsvoogdij en patronaat en door bevordering van goede besteding van vrije tijd en vakanties. Berg problemen Pro Juventute is opgericht in "1895 in Amsterdam, in eerste instan tie om steun te verlenen aan kinde ren, die voor de rechtbank moesten verschijnen. Deze kinderen kregen geen verdediger. Pro Juventute zorg de ervoor, dat de minderjarigen een advocaat kregen. Maar dat bleek niet voldoende. Het was gauw duidelijk, dat het onderzoek in zo'n kinder zaak een berg problemen loswroette. In 1908 werd de eerste ambtenaar van de kinderwetten benoemd. Hij was belast met het onderzoek in de kinderrechtszaken. Zo kreeg men een inzicht in de pro blemen van het kind, zo zag men de weg, die het kind had afgelegd eer het tot zijn „misse daad" kwam. Zo begreep men, dat dc schuld vaak in hef gezin lag, omdat de ouders hoewel vaak van goede wille niet in staat waren het kind in de goede richting te leiden. Om de ouders te helpen by hun opvoedende taak werd het vrije patronaat ingesteld. De patroons van Pro Juventute (die geheel op vrijwillige basis werkten, zoals dat ook nu nog gebeurt met vrye patroons) gaven de ouders raad. Vrij patronaat T~\e komst van de kinderrechter in LJ de Nederlandse rechtsspraak in 1922 bracht weer veranderingen. Daarmee deed namelyk de figuur van de gezinsvoogd zijn intrede. De kin derrechter kan namelijk onder toe- zichtstelling vorderen. Daarvoor wordt de hulp ingeroepen van een ge zinsvoogd, die dus via de kinderrech ter de ouders komt helpen bij de op voeding van de kinderen. Het patronaat is vervangen door het vrije patronaat, dat door Pro Juven tute wordt gehanteerd, óf na recht streeks contact met de ouders, óf via de Raad voor de Kinderbescher ming, óf via de kinderrechter, die bijvoorbeeld in verband met het af lopen van de onder toezichtstelling het vrije patronaat inschakelt in de overgangsfase. Eigenlijk is Pro Juventute dus een verlengstuk van de kinderrecht- spraak, aldus mejuffrouw Bos. „Maar daarnaast besteden wij grote aan dacht aan het preventieve werk. Dat komt bijvoorbeeld tot uiting op onze spreekuren. Met vreugde kunnen wy constateren, dat steeds meer ouders die moeilijkheden hebben met hun kinderen, zich tot ons wenden om hulp en raad. De „drempelvrees" gaat er echt af. Geen „schande" Dat is heel belangrijk in dit werk. Vroeger dacht men en er zijn ouders, die dat nog denken dat het „een schande" was, wanneer men als ouders het alleen niet afkon met de r Dvoeding van het kind. Maar zo goed er bij lichamelijke stoornissen een dokter nodig is, zo' goed zijn er bij opvoedingsmoeilijkheden deskun digen nodig". En één van de instan ties, die in dat geval graag hulp en steun geeft is Pro Juventute. Advies en inlichtingen geeft de vereniging op de spreekuren door de gehele provin cie. Metterdaad wordt geholpen indien nodig door de vrije patroon. Het vinden van gezinsvoogden of pa troons blijkt niet altijd even gemak kelijk. Ze zjjn overal in de provincie nodig, want de gezinnen waarmee zjj moeten samenwerken, zyn uiteraard overal verspreid. Het gunstigste is natuurlijk een gezinsvoogd, die zo dicht mogelijk in de buurt van zijn of haar gezin woont. „Het kost soms moeite gezinsvoog den te werven, maar als ze het doen, doen ze het prima. Ik kan niet an ders, dan ze een geweldige pluim op de hoed steken", zo zei mejuf frouw Bos. Stimulansen geven „Een van de dingen, waarmee we veel aandacht en belangstelling heb ben gekregen is onze kalender met foto's van het koninklijk huis. Die heeft bereikt, dat de klank van onze naam een vertrouwde klank is ge worden. Het is nu gelukkig zover, dat we ingeschakeld worden bij wat op het oog onbeduidende dingen lij ken. Een onderwijzer belt ons eens op, omdat hy vindt, dat ccn jongen Der traditie getrouw behoorde ons eerste verhaal in het nieuwe jaar het dankbare thema van de goede voornemens te behandelen. Althans eenmaal in heel die lange rij van tweeënvijftig weken is een poging om tenminste één enkele van al onze gebreken, tekortkomingen, verkeerde aanwensels en hatelyke eigenschappen als een lastige pluk onkruid uit te rukken toch waarlijk geen luxe. Als het ons op oudejaarsavond aan staande desondanks niet gelukt blijkt, kunnen wij ons zelf tenminste troosten met de gedachte dat wij er in elk geval ons bost voor gedaan hebben. Het was alleen zo'n heksen toer om het vol te houden Nu is dat laatste in het algemeen de moeilijkste opgave die een mens in het leven te volbrengen krijgt. Be ginnen is niet zo moeilijk, maar bij volhouden komt meer kijken. Zoveel meer, dat velen daardoor al bij voorbaat worden afgeschrikt. Het is toch eigenlijk wel zo eenvou dig de dingen te laten zoals ze zijn. Een mens neeft nu eenmaal zijn spe ciale karakter met al zijn fouten en leemten meegekregen. Dat is zoiets als wat men wetenschappelijk een gegeven grootheid zou noemen. Een zaak die zijn beslag al gekre gen heeft in de jeugd, misschien zelfs wel bij de geboorte. Soms zit men nog met een erfenis aan eigen schappen van een of andere lang dode en begraven voorvader of -moeder. Ga daar maar eens iets aan fatsoeneren: dat had de ouder lijke opvoeding moeten doen, en die heeft in veler ogen jammerlijk ge faald. Hadden zij mij vroeger dit of dat' maar grondig afgeleerd, des noods met de harde hand. dan was het nu niet tot een vastgeroeste eigenschap verstard waaraan ik zelf bitter weinig verwrikken kan. Nu ben ik levenslang vergeetachtig, slordig, opvliegend, prikkelbaar, be hept met een afgrijselijk morgenhu- meur, jaloers, achterdochtig, gemak zuchtig en noem maar op- Het is de Moriaan gewassen daaraan iets te willen veranderen of verbeteren. De mensen moeten mij nu eenmaal maar nemen zoals ik ben. Nu is het bij al deze mooie betogen alleen maar jammer dat één punt zo glashelder naar voren komt: vol houden is een kenmerk van volwas senheid. Wie kans ziet geheel op eigen initiatief en kracht een weinig aangename taak tot een goed einde te brengen, toont daarmee zijn vol wassenheid zelfs vóór de datum van zijn meerderjarigheid. Sterker nog: er zijn kinderen die in dit opzicht menige oudere een ge voelige les kunnen geven. Met piëteit bewaar ik nog altijd een foeilelijke vaas uit de jaren toen men het als toppunt van artistieke versiering be schouwde klodders verf in verschil lende kleuren lukraak hier of daar op te brengen om die verder naar hartelust te laten uitdruipen. Het re sultaat bood ongeveer de trieste aan blik van een veelkleurig truitje dat men totaal doorgelopen uit de was tobbe tilt Muar al was het ding nog tienmaal zo onooglijk uitgevallen, ik zal het wel laten om er afstand van te doen. Want de kleine jongen die het mij met een stralend gezicht op Sinter klaas aanbood haa zich een bescha mend standvastig volhouder getoond. Op een leeftijd waarop men aan niet veel anders denkt dan ravotten, bok- kesprongen maken en de lieve lange dag onvermoeid ronddraven, trof dit pienter, beweeglijke jochie het on geluk van een voortdurend gezwol len, voortdurend gloeiend knietje. Het bleek een beenvliesontsteking in de knieschijf en het vonnis van de dokter luidde: Een half jaar stilzit ten met het been in het gips. Hij zat stil met zijn speelgoed, maar vooral met zijn leesboek jes. zijn sommenschrift op de plank boven zijn dekens, voor het raam waar hij de kinderen uit de buurt kon zien ravotten. En al die lange zes maanden liet hjj geen traan en klaagde hij niet één keer. Hij hield vol met een vanzelfsprekendheid die iedereen verbaasde maar het scheen, dat alleen al het vooruitzicht van: „Na zes maanden ben ik er lek ker af" hem alle narigheid met aartsengelengeduld deed verdragen. Totdat de trage maanden werkelijk omgekropen waren, en het hatelijk glpsbeen werd stukgeklopt om de dokter te laten ontdekken dat het knietje nóg gloeide, de ontsteking zich nog niet gelegd had. En er niets anders op zat dan een nieuwe een zame afsluiting van de wereld van opnieuw zes maanden- Hij heeft ze opnieuw uitgezeten, zon der protest, zonder klagen, zonder kuurtjes of humeurigheden, ploete rend op de tafels van vermenigvul diging en de geheimenissen van ei en ij, van au en ou. Met het glorie rijk resultaat, dat hij met ere in zyn ruststoel werd bevorderd naar de derde klas, alvorens de gipsen- gevangenis opnieuw werd stukgesla gen, en de knie eindelijk genezen bleek. Het was een prestatie die menig volwassene hem kan bonyden, en ik kijk ziin leiyke vaas er nog vaak met voldoening op aan. Zo'n heel gewoon schriel onopvallend jon getje. dat in zijn kleine eentje zo maar presteert wat alle beroemde uitvinders en ontdekkers, alle gro ten op het gebied van kunst en cul tuur heeft gebracht tot de top van het menseiyk kunnen: volhouden tot het eind. Wie dus haar eigen peil van volwas senheid, al was het maar uit sporti viteit. zou willen bepalen, kan dat niet beter aflezen dan uit de mate waarin zij in staat is iets vol te hou den. En dan niet een of andere aan- gename bezigheid die haar goed ligt en dus betrekkelyk weinig inspan ning kost. Rekent U daarbij vooral niet op de bijval van uw omgeving. Want een slordige die ordelijk probeert te wor den, een verstrooide die zich op nauwgezetheid gaat toeleggen, een gulle uitgeefster die zichzelf zuinig heid opdraagt, lokken in de regel al leen maar geamuseerde plageryen uit: Houd er maar mee op, myn lieve mens het ligt er al te dik boven op. Met schroom offreer ik U daarom mijn allerbeste wensen in dit opzicht van hier tot Oudejaar is nog zo lang. SASKIA. in zijn klas eigenlijk verder zou moe ten leren, maar de ouders van de jon gen zpn daar niet enthousiast over. Of wij niet eens met die ouders kun nen praten. Een moeder vraagt naar een bepaalde opleiding voor haar dochtertje. Een gezinsvoogdes belt op met een probleem!" Pro Juventute antwoordt, zoekt een oplossing of verwijst naar een ande re, meer ter zake bevoegde, instan tie, „want", zo vertelde mejuffrouw Bos, „het is zeker niet onze bedoe ling op de stoel van een ander te gaan zitten. Wel om een bepaald werk te stimuleren. Zo is bijvoor beeld het kindercircus Elleboog ont staan op instignatie van Pro Juven tute". Hoezeer ook in Zeeland het werk van Pro Juventute is toegenomen blykt wel uit de bureau-uitbreiding. In 1956 begon mejuffrouw Bos al leen; op het bureau aan de Molstraat werken nu vier mensen. Pro Juventute betekent: „Voor de ieugd". En de jeugd in goede banen leiden betekent een zo goed mogelijke grondslag leggen voor de maatschap pij van morgen. Ook voetenzorg In perioden van strenge winterkou krijgen de handen meestal wel wat hun toekomt: af en toe een extra massage met een goede handcrème of lotion. De huid van de voeten komt er bij de meeste vrouwen heel wat slechter af Gevolg van die stiefmoe derlijke behandeling zijn vaak de kloofjes, venijnige barstjes langs de rand van de voetzool een pijnlijke affaire die bovendien het leven van vele nylonkousen eist Allemaal narigheid die voorkomen wordt, als ook de voetzool elke dag even met wat voedende crème, glycerine of va seline wordt gemasseerd. De eerste vlekken op het mooie lich te behangselpapieren verschijnen bij na altijd rond de stopcontacten. Wilt U dit voorkomen? Koop een flesje heldere vernis en bewerk daarmee het behang op de kwetsbare plaatsen. Gebruik daarbij een kartonnen „fra me" van de juiste afmetingen. Een perkamenten lampekap krijgt in de loop van de tijd wel deukjes hier en daar. Die zijn er gemakkelijk uit te krijgen, als U de kap even boven de stoom van kokend water houdt. Als de eerste tien dagen van ja nuari verstreken zyn, staat de mens al niet meer zo open voor de befaamde „goede voornemens". Des ondanks willen wij IJ de „Tien goede voedingsvoornemens" voor 1963 niet onthouden, die het voorlichtingsbu reau voor de voeding tot lering van de Nederlandse huisvrouw heeft ver zameld. Hier zijn ze alle tien: Wanneer in deze weken na. de feestdagen de wyzer van de weegschaal dreigend doorslaat, ga dan minder vetten en zoetigheid eten, maar bezuinig daarentegen niet op (karne)melk, vlees vis en eieren, groente en fruit. Wie een kleuter heeft die niet wil eten, geve dit zor genkindje kleinere porties en make zich niet bezorgd wanneer het kind (naar moeder's "smaak) eens wat erg weinig eet. Vaak zyn moeders ogen veel groter dan kleuters maag! Ver- feet ook niet dat, als een kind aan e maaltijden geen trek heeft, dit in veel gevallen komt doordat het „tus sendoor" teveel gegeten heeft. Laat géén van de gezinsleden zonder ontbijt de deur uitgaan, zorg zonodig ook voor een lunchpakket dat aan- trekkelyk èn voldoende is. Waren het tot nu toe zoete beleg- Advertentie) Uit de lente-zomercollectie van de Londense ontwerper Marcusa is dit toiletje, bedoeld voor de namiddag of als cocktailjurk. Het is vervaar digd van blauwe-zijde. Het aparte accent is het. geplooide driehoekige front aan de voorkant over de boot hals. gingen, thee en koffie die bij het ontbijt de toon aangaven? Stap dan in 1963 eens over op hartig beleg: kaas, pindakaas, ei of vleeswaren, en geef bij voorkeur melk in een of andere vorm: melkdrank, pap of yoqhurt. Dochters van veertien, vijftien jaar hebben doorgaans een goede eetlust maar zijn daarnaast vaak doodsbe nauwd voor haar „lijn". Zorg ervoor dat de jongedames het niet gaan zoe ken in een beperking van de maaltij den maar in meer lichaamsbeweging. Beschouw vitaminepreparaten niet als noodzakelyk onderdeel van het dagelijks menu, maar zorg er voor dat de voeding ook zonder zulke preparaten goed is: dat kan zekér bij voldoende variatie en by gebruik van normale levensmiddelen. Alleen vitamine D moet men de kinderen apart geven, volgens het bekende voorschrijft: R in de maand, dan le vertraan óf vitamine D"-preparaat óf hoogtezon, maar niet alles tege- lijk! Zijn uw kinderen nog niet aan snoep verslaafd? Laat dat zo blijven! Geef ze inplaats van zoete snoep wat rauw fruit, rauwe groente, rozijnen of nootjes de nootjes niet voor de kleintjes die zich hierin nog kunnen verslikken en geef ze als zoetig heid hoogstens een biscuitje of koek je inplaats van zuurtjes en soortge lijk „kleefspul". Houd tanden, kiezen en spijsverte ring van de gezinsleden aan het werk door ervoor te zorgen dat de maal tijden niet overwegend uit zachte kost (stamppot, pap) bestaan; zorg dat er elke dag iets hards te kauwen is, ook voor de volwassenen. Een heel goed voornemen is ook, 's winters net zoveel verse groente te eten als 's zomers, van alle be schikbare soorten gebruik te maken en ze met evenveel zorg klaar te maken. En voornemen nummer tien is een van de belangrijkste: gebruik de maaltijden niet om klachten of stand jes te spuien, maar maak ze vooral gezellig: in het met vele speciale, dus extra voordelige aanbiedingen: wit/zwart tweed, 150 br., 6,90 wit/zwart pied de poule, 135 br., 4,90 Helanca-stretch voor pantalons, 150 br., 12,50 ;OES, LANGE KERKSTRAAT 44 TERNEUZEN, NIEUWSTRAAT 6-8 Oogschaduw Jet opbrengen van oogschaduw is niet ieders werk en het manipu leren met zo'n blauwe of groene kleu- renstift levert, inplaats van de ver eiste betoverende oogopslag, maar al te vaak een resultaat op dat onweer staanbaar doet denken aan de gevol gen van een vechtpartij Gemak kelijker wordt het kleuren van het ooglid als dit tevoren met wat vette crème wordt aangetipt; een heel klein vleugje is al genoeg. De oogschaduw Iaat zich op deze basis veel gemakke lijker aanbrengen en uitwrijven. „Gaat uw gang", zei de circusdirecteur met een beleefde buiging; hij hield de deur van de stal een eindje open en liet een jonge man in een geruit jasje en met een klein zwart baardje voorgaan. Alle dieren draaiden tegelijk hun hoofden naar hem toe en namen hem van top tot teen op. „Een nieuwe temmer?", gromden de leeuwen en tijgers achter de tralies. „Een nieuwe oppasser?", trompetterden de olifanten; „Een nieuioe paardeknechtf", briesten de paarden en ponies; „Misschien een nieuwe goochelaar", fluisterde het, witte konijntje in zijn hokje. Ze spitsten allemaal hun oren om te horen wat de mannen zeiden. „Heeft. U mij nog nodig?", vroeg de directeur. ,JJee, dank U", zei de man in het geruite jasje, „ik heb alles wat ik nodig heb. Ik wil het liefst alleen zijn". Met nog een klein buigink je verdween de directeur uit de stal. De dieren keken met grote ogen toe wat de vreemdeling nu zou gaan doen. Eigenlijk deed hij he lemaal niets; hij nam een klein krukje, legde het reus achtige boek dat hij onder zijn arm droeg op de grond, zocht een plekje midden in de stal, vanwaar hy alle dieren tegelijk zou kunnen zien, ging zitten en keek. Maar hy «eek anders dan mensen die >n de pauze van de circusvoorstelling door de stal dwalen en even hier en daar stil staan. Hij keek niet alleen met zijn ogen: hij keek met zijn hele hoofd, met zyn ogen, zyn handen en zijn voeten. ..Maar waarom kykt hy?", vroegen de anderen, „zou hij ons misschien willen kopen" „Nee", brieste een schim mel. „daar ziet hij niet naar uit. Laten we maar afwach ten, want wie zó .kijkt, ver staat gauw genoeg de taal van de dieren. En als hij óns verstaat, vragen we hem gewoon wat hy komt doen". Een hele middag bleef de man in het geruite jasje kijken; onbcweegUjk zat hy op zyn krukje en keek van het ene naar het andere dier. Toen de schemer in viel probeerden de paarden het een keer. „Waar kyk je naar, ky- ker?", riepen ze hem toe, maar hy had zeker nog niet lang genoeg gekeken, want hy antwoordde niet. Toen het helemaal donker was geworden nam hy het grote bock op en liep diep in gedachten de stal uit. Nog lang praatten de die ren na over de vreemde kij ker en iedereen vroeg zich af ze hem ooit nog eens terug zouden zien. hoopten van wel, want iedereen was ei'g blij met zyn bezoek geweest, ook al had hy niets gezegd. Ze wa ren er zelfs een beetje op gewonden van, want je kreeg het gevoel dat die man daar helemaal alleen voor jou zat en je gelukkig zou kunnen maken. Toen dus de deur van de stal de volgende morgen al vroeg open ging en de man met het geruite jasje op de drempel stond, sloegen de staarten en zwaaiden de koppen heen en weer van plezier. „En gaat U nu beginnen?", vroeg de circusdirecteur die ook weer mee was ge komen. „dat weet ik nog niet", zei de vreemdeling, „ik geloof dat ik eerst maar weer eens ga kijken. Ik heb het ge voel dat ik héél héél lang zal moeten kyken voor ik ze begrijp. En pas als ik ze begrijp kan ik aan het werk gaan." „Behalve aardig is hy nog verstandig ook", zeiden de tygers, die zelf uren lang naar iets kunnen kyken voor ze besluiten met dat iets wat te gaan doen. Een kleine ponie die zo mak was dat ze altijd los in de stal mocht lopen, drukte haar zachte neus te gen zijn hand en vroeg: „wat doe je toch? Waar denk jc aan terwyl je zo naar ons kykt?" „Ik denk", zei de vreemde ling. „dat ik jullie nu al een klein beetje ken. Ik geloof dat ik kan proberen bin te beginnen". „Waarmee beginnen?", vroeg de ponie. „Laat ik mijn papier er maar eens bij nemen," zei de man en hij bukte en raapte het grote boek van de grond. Toen hy het open de was het geen boek, maar een map vol grote witte vellen. Uit zy'n borstzak nam hij een stukje houts kool en met zijn ogen op de ponie gericht begon hij lij nen te trekken op het pa pier. „Denk je neus dat je iets van ons begrijpt?", vroeg de ponie. Met een zucht legde de man zijn stukje houtskool neer- „Het gaat niet", zei hy, „ik zal nog meer van jullie moeten weten." „Luister, zeiden de paar den, die vonden dat zo'n kleine ponnie dat niet alle maal uit kon leggen. „Je hebt zó veel moeite geno men om iets van ons te be grijpen. Je verdient dat je alles weet. Wy zullen het je vertellen. Toen je hier bin nenkwam was je een mens als iedereen. Je dacht: o, wat zijn ze toch mooi, al die circu^diercn. En wat hebben ze het goed. Volop te eten, knechten die ze borstelen en wassen, prach tig tuig, pluimen en strik ken, alles hebben ze. Toen ging je beter kijken. Je zag aan ons dat er nog iets meer was. Dat in al onze hoofden en koppen nog an dere gedachten zijn dan een warme stal, goed voer en strikken en pluimen. O, niet dat we klagen, hoor. We hebben het heerlyk. Maar soms, hè, als de buitendeur openstaat of als we op reis moeten en er waaien opeens geuren van gras of bossen tegemoet, dan gebeurt er iets met ons. Wy paarden denken aan ronddraven in eindeloze weilanden, de ponies spitsen hun oren en willen liet suizen van gras op de steppen horen. De oli fanten denken aan grote meren, waarin ze hun zwa re lijven laten zakken en dan met een slurf vol wa ter bovenkomen om elkaar heerlijk nat te spuiten. De tijgers denken aan op de loer liggen tussen de strui ken, de apen zien zichzelf aan hun staart heen en weer zwaaien boven een oer woud vol wilde geurende bloemen. De giraf denkt aan de hoogste bomen, de beren aan geheime holen vol honing en het kleine witte konyn aan kriebelen de sprietjes waar hij in rondhuppelt. Want zie je, eigenlijk zijn we dat echt. Wc zyn niet de dieren van de strikken en de pluimen, maar de die ren van het gras, de grond en de bomen. We weten wel dat we niet meer terug kunnen, maar soms. hè. dan krygt het je te pakken en dan zouden we héél héél even willen zyn wat we dromen." „Dank je wel", zei de man in het geruite jasje, die heel stil geluisterd had, „nu be grijp ik jullie beter- Nu kan ik beginnen." Hy nam zyn tekenbladen op en begon als een razende te tekenen. Zonder ophouden vloog het stukje houtskool over het papier en telkens als hy een nieuw vel nam, knikte hij even met zijn hoofd. „Ja ja, dat is het", zei hy zacht. Toen het weer begon te schemeren zocht hij alle pa pieren bij elkaar en stond op. „Mogen we het zien?", vroeg de schimmel. De te kenaar lachte. „Natuurlijk", zei hij. Hij hield de eerste tekening op, zó dat alle dieren het konden zien. De paarden hielden hun adem in en sommigen voelden tranen in hun ogen komen. „Dat zijn wij", konden de dieren alleen maar uitbren gen. „Ja. dat zijn jullie", zei de tekenaar, ,ik vind dat de mensen ook jullie andere kant eens moeten zien. Niet alleen de strikken en plui men. de mooie stal en het goeie voer. En ik zal het ze laten zien!" Hoe hij dat deed? Op een middag dat er geen voor stelling was in het circus huurde de tekenaar de gro te tent. Waar je maar keek had hy zyn tekeningen van de dieren opgehangen. En de mensen icwamen; in even grote drommen als ze an ders naar de voorstelling en de stallen komen, schuifel den ze de tent binnen en genoten van de dieren op het papier. Maar wie er het meest ge noten? Dat waren de die ren zelf. want de directeur had bedacht dat ook zij zich zelf mochten zien. In een lanse rij werden ze door de knechts binnengebracht en drentelden langs de teke ningen. Ze Iconden er maar niet genoes: van krijgen en de knechts moesten hen tenslotte met duwtjes en zoete woordjes terugbren gen naar de stal. Maar toen ze daar kwamen waren ze noar lang niet uitgepraat: het was al 'liep in de nacht toen ze één voor één weg doezelden en insliepen, zó gelukkig als misschien nog nooit een dier is ingeslapen. MIES BOUHUYS.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 7