De volkstelling van Bethlehem KERSTGEBEUREN IN BRABANTS STADJE Pieter Brueghel, kind van een overgangstijd Zaterdag 22 dec. 1962 En het geschiedde in die dagen dat er een bevel uitging vanwege keizer Augustus dat het gehele rijk moest worden ingeschreven. Deze inschrijving had voor het eerst plaats toen Quirinus het bewind over Syrië voerde. En zij gingen allen op reis om zich te laten inschrijven ieder naar zijn eigen stad. Ook Jozef trok op van Galilea uit de stad Nazareth naar Judea naar de stad van David die Bethlehem heet omdat hij uit het huis en het geslacht van David was om zich te laten in schrijven met Maria zijn onder trouwde vrouw welke zwanger was. En het geschiedde toen zij daar waren dat de dagen vervuld werden dat zij baren zou en zij baarde haar eerst geboren zoon en wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een kribbe omdat voor hen geen plaats was in de herberg. Zo geeft de evangelist Lucas, geneesheer en vermoe delijk de metgezel van Paulus op diens verre reizen het gebeuren rond de geboorte van Christus weer, dat hij overigens slechts kan hebben opgetekend uit de mond van anderen. Want Lucas behoorde niet tot de apostelen, al was hij een van hun eerste leerlingen. Al terstond met Lucas vangt derhalve de overlevering van de beschrijving aan, die wel met recht in bredere zin die van de da- geraads des heils mag heten. Lucas is er vrij gedetailleerd in. Andere evangelisten zijn aanzienlijk beknopter. Mattheüs vermeldt slechts en hij (Jozef) had geen gemeenschap met haar voordat zij een zoon gebaard had. En hij gaf hem de naam Jezus". Johannes beperkt zich tot 't Woord is vlees gewor den". Marcus rept zelfs over de geboorte met geen woord. Het kerstverhaal, zoals dat de eeuwen door is blijven voortleven, is derhalve nagenoeg uitsluitend het verhaal van Lucas. De vrome traditie heeft rond de essentialia al vanaf het begin van het christendom allerlei bijkomstigheden geplaatst, die sfeerbepalend zijn geworden. Een grot of stal, logischerwijs aansluitend bij de kribbe, de voerbak, waarin het Kind na zijn geboorte was neer gelegd. Een os en een ezel. En vooral de midwintersfeer. Zo is het christelijk kerstfeest gegroeid tot een feest van licht in de duisternis, van warmte in de kou een zinnebeeld van de weder komst van de God van liefde op aarde. MEER ONZEKERHEID heeft de beeldende kunstenaar echter van de vroegste tijden met zich meegedragen op het stuk van de milieuschildering: het landschap, de huizenbouw, de kleder dracht, de gelaatstekening. Dat kon ook moeilijk anders, want: wat wist men er eigenlijk van? Uit de vroegste christentijden zijn slechts weinig afbeeldingen overgebleven; het christendom was nog maar klein in aanhang. Palestina, dat kort na het heengaan van Christus door de Romeinse legioenen zwaar werd geteisterd, was ook overigens allesbehalve een centrum van het jonge geloof. Toen enige eeuwen later de Musuimannen het land veroverden, kreeg een westerling er amper toegang. Eerst de kruisvaarders drongen er weer door, maar hun verblijf was er te kort en de diepte van hun penetratie te gering om in het Westen de kennis van land en volk te verbreiden. En deze situatie is eigenlijk tot in het begin van deze eeuw blijven bestaan. Thans zijn de excursie mogelijkheden nagenoeg onbeperkt. Zonder enige twijfel is de inspiratie van het gebeuren, mede be palend geweest voor het levend houden van de sfeer rond het kerstfeest. Sterker gezegd: waar de bijbel slechts een enkel hou vast biedt voor de feitelijke geschiedschrijving is het mede de beeldende kunst geweest, die door alle eeuwen heen, waarin Jezus" geboorteland ver achter elke horizon lag, de opdracht van de overleveringen visueel heeft vervuld. Steeds op eigen wijze. Maar in het licht van de hier beschreven omstandigheden is dat niet verwonderlijk. Wat moest een schilder in de tiende, de veertiende, de zeventiende eeuw anders? Over een reëel historische achtergrond kon hij niet beschikken. Hij had te kiezen uit twee mogelijkheden: 't kerstgebeuren plaatsen tegen een gefantaseerde, dikwijls ietwat geëxalteerde achtergrond of tegen de coulissen van zijn eigen tijd. Beide vormen komen voor. JIJ, die daar misschien over glimlachen en die overigens W zónder profanerende bedoeling vragen: maar wij schil deren Jozef en Maria toch ook niet op de brommer voor de stoep van het gemeentehuis, wij hebben gemakkelijk praten. Wij hoeven niet te fantaseren en niet te kiezen, omdat wij weten. Zouden wij Bethlehem willen schilderen, dan gaan wij er eenvoudig kijken. Maar misschien verliezen wij gemakkelijk uit het oog, dat „weten" en „geloven" twee geheel verschillende dingen zijn. Er zijn duizen den van onze voorvaderen blij gestorven voor iets, dat zij niet konden bewijzen maar wél geloofden. Hecht, kinderlijk en bijna aandoenlijk hecht is het in ieder geval geweest bij de schilders van het kerstgebeuren door de eeuwen heen. Zij hebben de geboorte gezien door hun eigen ogen tegen de achtergrond van hun eigen tijd, hun eigen milieu. En één van hen was de man, van wiens hand het schilderij is, dat hier wordt gereproduceerd: Pieter Brueghel de Oude. Het is wel degelyk een kerstverhaal al lijkt het daar bij een eerste beschouwing helemaal niet op. Meer dan tweehonderd mensen en mensjes ontvouwen een scala van winterse bedrijvig heid. Links beneden slacht een man een varken, terwyl zijn vrouw er een pan bij houdt om het bloed niet verloren te laten gaan. Achter haar komt een vrouw met nog een varken, dat hevig tegenstribbelt. Wat meer naar het midden tapt een man water uit een van de tonnen op de wagens, een normale vorm van drink watervoorziening in Brueghels tijd. De bovenste helft van het schilderij heeft helemaal niets meer met het kerstverhaal uit te staan. Kinderen zijn bezig op een zelf-gemaakt glijbaantje; ande ren gooien sneeuwballen en peperen elkaar in. Rechts op het ys van een poel tollen en priksleeën ze. Een man bindt er schaatsen onder; hij heeft er zyn halve wanten bij afgelegd. De schaatsen hebben een ook in onze tyd niet ongebruikelijke (Friese) stijl. Zijn wanten ziet men nog dagelijks op bet platteland. By al wat in de tyd veranderd is blijken sommige zaken en vormen deugdelijk stand te hebben gehouden: de tol-met-zweep, de prik- sleden, korf waarin pluimvee wordt vervoerd, de typische boeren wagen en het baantje-glijden, sneeuwballenspel en huisslacht. Maar het doek is meer 'dan alleen een milieuschildering. Het heet niet voor niets „De volkstelling van Bethlehem". Want links, voor de herberg is het volk bijeen dat zich bij de keizerlijke ambtenaren dient te melden. En in het midden op de voorgrond zijn twee fi guren zichtbaar die geheel beantwoorden aan de centrale figuren in deze bijbelse episode: Jozef en Maria. De vrouw wijkt in haar kleding duidelijk af van de overige boerenvrouwen. Zij is jong en slank. Haar houding springt tegen over de andere vrouwenfiguren in het oog. Waar over de anderen een zekere dofheid ligt, een zweem van onderdanigheid, is zij de verhevene. Zij is ook in statuur volkomen anders dan de man, die haar voorgaat en die de ezel leidt. Jozef heeft in zijn gebogen houding iets van de deemoed en onderworpenheid, die zoveel man nen op de plaat stempelt tot onderhorigen. Hij draagt de zaag van de timmerman. Dat kan een simpel herkenningsteken zijn, een draad tussen bijbelverhaal en afbeelding. Maar het. kan ook een grapje van Brueghel wezen. „Porter sa scie", een Franse zegs wijze, betekent in het Nederlands letterlijk: zijn zaak dragen; maar in overdrachtelijke zin kan ze ook worden opgevat als: met z'n vrouw uit zijn". BRUEGHEL plant zijn bijbelverhaal neer in een Brabants stad je, zoals er zoveel in de buurt van Brussel zijn geweest. Het doek is namelijk ontstaan in de Brusselse tijd van de kunstenaar. Het draagt als jaartal 1566; dat was drie jaar voor Brueghels dood. Hij was er in 1563 komen wonen en getrouwd met de dochter van zijn vroegere leermeester, de beroemde Antwerpse etser en uitgever Hieronymus Cock. De nu volgende zes jaren waren het hoogtepunt in zijn carrière. Toen Pieter de Oude zich zétte aan de schildering van de volks telling, had hij het bijbelverhaal als gegeven: Lucas 2 1-7 om precies te zijn. Hoewel hij in Italië de nieuwe vormen van de Re naissance had bestudeerd, had hij toch zijn noordelijk realisme niet verloren. Integendeel: het was bij hem veel sterker aanwezig dan bij zijn tijdgenoten. Hij tekende en schilderde niet alleen „naar het leven",, zoals hij zelf zei, hij gaf het dagelijks leven ook een gestalte, ontdaan van alle valse verhevenheid. Hij miste eenvoudigweg de kennis van het plaatselijke Palestijnse milieu om naar de letter weer te geven. Wat was meer vanzelf sprekend dan het bijbelverhaal in de eigen tijd te plaatsen? Er kon bovendien moeilijk een betere vorm zijn te bedenken om zijn werk voor een brede massa toegankelijk te maken. ER was en dat zegt meer een duidelijke parallel tussen de situatie van het jaar 1566 en die van Christus' geboortejaar. Het midden van de zestiende eeuw betekende voor de gewesten, die Pieter Brueghel van eigen waarneming kende een bezettings tijd. Karei V was opgevolgd door Philips II. De eerste moeilijk heden tussen de bevolking en de trotse koning hadden zich al voor gedaan. In dit opzicht was 1566 een omineus jaar. In de maand augustus viel de Beeldenstorm. Margaretha van Parma onder drukte de troebelen met gebruik van troepen. Maar het verzet bleef smeulen. Edelen, stadsbesturen en Staten, die moesten toezien hoe door de vorst aangestelde ambtenaren het bestuur hadden overgenomen en hoe de bevolking door hoge lasten dreigde te verpauperen, waren klaar voor de opstand. In Brussel, Brue ghels woonplaats, zetelde de Inquisitie en zij liet haar aanwezig heid geducht voelen. Een jaar later, in 1567, zou Alva gedwongen zijn Brussel in te nemen en nog weer een jaar later kreeg met de slag bij Heiligerlee een worsteling haar naam, die in feite al lang aan de gang was: de Tachtigjarige Oorlog. Dit is de sfeer, waarin Pieter Brueghel zjjn „volkstelling" geschil derd heeft. En hoewel hij er geen gedrukte interpretatie bij ver spreid heeft, mag met enig recht worden aangenomen, dat hjj niet zonder opzet een zekere politieke evenwijdigheid tussen het oude Bethlehem en de Nederlanden van zyn eigen tyd in zyn afbeelding legde. De plaats waarheen Jozef en Maria onderweg zijn is de dorps herberg geheel links. Het bouwsel is als zodanig herkenbaar aan de twee kransen die ervoor hangen; zij hebben vaak dezelfde functie als het uithangbord. Hier zetelen de ambtenaren van de keizer, die de inschrijving houden. De menigte dringt en houdt drukke gesprekken. Ieder die zich meldt, wordt aangeslagen voor de belasting. Vandaar dat in het ene venster van de herberg 'n ambtenaar te zien is, die een lijst bijhoudt, terwijl in het andere een collega de hand ophoudt en zijn revenuen in een notitieboekje opschrijft. Keizer Augustus, die in Syrië, waaronder Judea res sorteerde, de volkstelling liet organiseren door zijn stadhouder Cyrenius, zag de enquête bepaald niet alleen vanuit een statistisch belang; hij wilde er ook de inkomsten van het rijk door vergroten. Voor roerigheid hoefde hij niet bang te zijn. De tellers kwamen namelijk niet alleen, maar hadden soldaten mee. Of er in het midden van de zestiende eeuw in Vlaanderen en Brabant een volkstelling van dergelijke aard is gehouden, valt moeilijk te zeggen. Maar ongetwijfeld zullen er belastingen ge ïnd zijn en dat is in feite wat Brueghel heeft geschilderd; het wapen van de keizer hangt aan de gevel van de herberg. En omdat de landvoogdes Margaretha wel wist, dat er onder het volk grote ontevredenheid heerste over de zware belastingen die voor een vreemde vorst moesten worden opgebracht, is de aanwezigheid van soldaten gemakkelijk te verklaren. Op het schilderij zijn zij nog bezig hun huifkarren uit te laden. Een aantal heeft kwartier gevonden in de schuur naast het huis met de trapgevel; anderen bouwen zich een onderkomen op het pleintje, niet ver van dc stadspoort rechtsboven. Moeilijk zichtbaar bevindt zich in de ach tergrond een samenstel van poort en torens. Maar de stadspoort is geslecht, drie torens zijn ontmanteld. Heeft de landvoogdes reeds haar harde hand doen voelen? JOZEF EN MARIA komen in Bethlehem aan. Zij volvoeren in gehoorzaamheid het bevel van de Caesar. Zij zullen zich melden en daarna weer teruggaan. Maar eer zij zich op weg zullen kunnen begeven, is Maria's tijd gekomen. Het is vol in de herberg, daar over is geen twijfel mogelijk. Te vol. En daarom moot Maria haar Kind ter wereld brengen In een stal. Wellicht is die het optrekje rechts in het midden, scheefgezakt en bedekt met zware sneeuw. Het vormt in zijn vervallenheid een contrast met de huizen rond om, die getuigen van welvaren. Grappig: de puntgevel is aan de bovenzijde bekroond met een kruisje. Maria gaat tussen de dorpelingen door. Naar haar verheven ge stalte ziet niemand om. Neen: nagenoeg ieder staat of loopt met de rug naar haar toe en zelfs zij, die het dichtst in haar nabij heid zijn, wenden het hoofd van haar af. Zij is een vanzelfsprekend onderdeel van Brueghels mensenge meenschap. Maar tegelijkertijd staat z|j en zij alleen er ook geheel los van. Zij is er zonder kroon of aureool duidelijk boven verheven om het heil dat zij met zich draagt. PIETER BRUEGHEL stierf in 1569, hoogstens 45 jaar oud. De jongste van zijn twee zoons was toen nog nauwe lijks een jaar. Dat is tenminste iets wat vaststaat over de schilder, die al tijdens zijn leven faam genoot, maar wiens roem eerst lang na zijn dood de wereld rond zou gaan. Wan neer hij werd geboren is niet bekend; men neemt aan tussen 1525 en 1580. Evenmin weet men de plaats van zijn geboorte. Men houdt 't tegenxooordig op Antwerpen; verxoorpen is in ieder geval de theorie dat hij in een van de dorpjes Brueghel (een bij Breda, het andere bij Eindhoven) het levenslicht zag. De eerste maal dat zijn naam in een officieel stuk voorkomt, is in 1551, toen hij oerd ingeschreven in het Antwerpse schil dersgilde. Brueghels lijd was zowel breuk als brug. Breuk met de mid deleeuwen. Brug naar een nieuwe tijd. Luther en Calvijxi kwamen met hun hervormingsgedachten. Copernicxis ontwik kelde zijn theorie, dat niet de aarde maar dc zon centraal staat. Spanje en Portugal stichtten wereldrijken. Axitwerpcn was onbetxvist de grootste en rijkste handelsstad van West- Europa. In deze stad bloeide de kunst. MAAR OOK HIER heerste de overgangstijd. De waar de van oude normen werd in twijfel getrokken; nieu we ideeën werden geboren. Italië xvas het stamland van de Renaissance. Daarheen trokken kxmstcnaars uit de lage landen om er met de herleving van de klassieke gedach te kennis te maken. Ook Brueghel ging, in 1552. Hij bezocht echter niet alleen zoals de meesten Rome, maar ook Sicilië. Opzijn terugreis nam hij alweer ongebruikelijk niet de weg langs de Rijn, maar een veel oostelijker route, door Zwitserland en Tirol. Daaraan is een aantal schetsen van grootse visie en niet te overtreffen compositie te danken. Teruggekeerd trad hij aanvankelijk in dienst van de Ant werpse etser en uitgever Hieronymus Cock. Een grote invloed op zijn stijl heeft ongetwijfeld ook Jeroen Bosch gehad. In 1563 verhuisde de schilder xxaar Brussel; nu kwamen er meer kleur en diepte in zijn werk en het tot dun nog wat schets- vxatige verdween geheel. Uit deze periode dateert zijn „Volks telling in Bethlehem". Het hangt thans in het. Museum voor Schone Kunsten te Brussel. Er bestaat een aantal kopieën 1 jan. De meeste zijn geschilderd door Brueghels oudste zoon Pieter, die Pieter Brueghel II of de Helse Brueghel wordt ge noemd. Hij bezat nagenoeg geen eigen verbeeldingskracht en heeft weinig anders gedaan dan zijn grote vader imiteren. PIETER BRUEGHEL had nog een zoon, Jan, die later Fluwelen Brueghel of Jan Brueghel de Oxide xverd ge noemd. Deze xvas- een veel oorspronkelijker kunstenaar dan zijn broer. Ook kleinzoon en zelfs nog een achterklein kind van de oude Pieter leefden zich uit in de picturale kunst. Maar niet alleen in zijn eigen nageslacht heeft Pieter Brue ghel de Oude invloed uitgeoefend. Vooral Vlaamse dorpsta ferelen, zoals te zien op de afbeelding van De volkstelling" ondervoxxden nog van generatie op generatie het stempel, dat eens de grote Vlaamse meester had gedrukt. Men heeft Pieter Brueghel de Oude xvel eens ietxvat denigre rend de Boeren-Brxieghelgenoemd, de leutig schilderende boer, domweg vereenvelvigd in het milieu dat hij zo graag op het doek bracht. In feite was Brueghel een axider, eerder moraliserend en vaak fijnzinnig symboliserend.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 20