VAN VENETIË
IN HET
■Slilléiia
Gewoon woord kreeg gruwelijke klank
Zaterdag 22 dec. 1962
De Fondamenta de Canneregio is een smalle kade in Venetië. Zij is bezet met winkeltjes van aller
lei aard en met open cafés die uitnodigend wat tuinmeubelen langs de waterkant hebben staan.
Ook zijn er enkele restaurants met tafeltjes-op-straat, en oude paleizen die van buitenaf gezien die naam
nog altijd ten volle verdienen. Hun brede, forse stenen gevels steken ver uit boven de pannen der ove
rige huizen. Met hun rijk-gebeeldhouwde poorten en enorme deuren zijn ze van een deftige bezonken
heid die in schel contrast staat tot het rumoer en gewemel aan hun voet.
UET CANNEREGIO kanaal
wordt overkoepeld door een
blanke brug; onder haar sierlijk
booggewelf door vloeit de ganse
dag een druk verkeer: hoogbe-
laden vrachtschepen, rappe mo
torbootjes, zwartglanzende gon
dola's, en zelfs een watertram
die heel even bij een kleine stei
ger aanlegt en dan weer haas
tig voortploetert, op weg naar
het open water der lagune. Er
worden schuiten gelost en gela
den door gebruinde kerels in
blauw-katoenen werkbroeken en
openhangende khaki hemden.
't Is een kleurrijk, boeiend schouw
spel, des te plezieriger om naar te
kijken door de volslagen afwezigheid
van voertuigen aan de wal. Geen
auto's of scooters, zelfs niet het be
scheiden geklingel van fietsbellen.
Het is de terugkomst in een verloren
wereld, waar het verleden nog niet
voor goed verdreven werd door de
zegeningen van een almachtige me
chanisatie
Maar het verleden waarnaar ik zocht,
het vierhonderd jaar ghettoleven der
Venetiaanse joden, vond ik niet. Ik
liep de kaden af aan beide kanten
van het kanaal zonder iets te zien
van de straten en pleinen, die mij
als tot het middeleeuwse ghetto be
horende waren beschreven. Tenslotte
vroeg ik de weg aan een postbode.
„Ah si!" zei hij, „U bedoelt natuur
lijk het Ghetto Vechio?"
Ik knikte: het ghetto dat ik wilde
zien was inderdaad héél oud.
„Daar is het", zei de man en ging
mij voor naar een duistere opening
die, tussen twee winkels ingeklemd,
onder een vervallen huis doorliep. Er
hing een bordje boven met het op
schrift „Kinder Ziekenhuis", en een
pijl die naar omlaag wees.
„Hier?" vroeg ik, aarzelend.
„Kijk maar!" riep de postbode, en
hij wees me op een smal, grijs-wit
vlak in de diepe schaduw der poort.
Er stonden twee woorden op geschil
derd: Gheto Vechio; aan de andere
kant was een dik met vuil bedekt ge
tralied venster waarachter eens de
poortwachters hun plicht deden. De
stenen posten hadden diepe gaten;
„daar zaten de poortschamieren" leg
de de postbode uit. „Tjonge...: dat
moeten stevige brokken hout geweest
zijn!" Hij keek me van terzijde aan
en zei: „Ik heb gehoord dat daar ook
nog ergens een oude joodse kerk is.
Of 't waar is weet ik niet, want het
is niet mijn bestelwijk, ziet U. Enfin...
U moet maar eens kijken!"
Het oude ghetto
DE STRAAT waarheen de poort
leidde was nauw en half-duister.
Links stond een rumoerige bar;
rechts was een rij hoge huizen.
Aan het einde viel een scherp licht
op de fraaie deur en ruwstenen muur
van een „palazzo". Het was stil in die
straat alsof het heden zich niet
kon verzoenen met deze buurt waar
duizenden zielen eeuwenlang tot
samenhokken werden gedwongen.
De mooie deur bleek de toegang te
zijn tot een vrij groot gebouw welks
vensters door kunstig smeedwerk
werden beschermd. Het stond op een
klein, zonnig plein, tegenover een
ander bouwwerk met slanke boog
ramen.
Rechts waren enige middelmatige
hoge huizen die tot de beste in het
ghetto moeten hebben behoord; en
links bevonden zich de hoogste ka
zernewoningen die ik ooit in Vene
tië gezien heb.
Zeven, acht verdiepingen hoog ston
den de wit-omlijste ramen met hun
schurftige luiken in rfj en gelid naast
en boven elkander, gevat in een rhe-
laatse muur waarlangs de weinige
regenpijpen loodrechte strepen trok
ken. Twee smalle deuren gaven toe
gang tot dit hol; en de winkelruim
ten in de benedenverdieping, die lang
geleden zoveel vertier moeten hebben
gekend, waren ingeslapen achter
bruingeverfde ijzeren luiken.
De beide „palazzi" op dit pleintje
met zijn ronde waterput in de vorm
van een brede schaal, zijn twee der
oudste en mooiste bedehuizen die het
ghetto ooit heeft bezeten. Het ene
was de synagoge der Turkse, of Le
vantijnse joden die van de late mid
deleeuwen af een rol van betekenis
hebben gespeeld in de Venetiaanse
handelswereld, en het andere die der
Spaans-Portugese vluchtelingen. Na
hun verbanning, en tijdens de vervol
gingen der inquisitie, waren deze
van het einde der vijftiende eeuw af
in snel-groeiend aantal naar Venetië
uitgeweken, waar hun internationale
connecties de economie der Vene
tiaanse republiek niet weinig ten
goede kwamen.
In de gevel van de Levantijnse syna
goge was een steen ingemetseld
waarop de namen stonden gehouwen
der mannen die tijdens de eerstë
wereldoorlog op het slagveld stierven.
Daar vlak tegenover, in de muur van
het Spaans-Portugese bedehuis, wer
den de tweehonderd Venetiaanse, de
achtduizend Italiaanse joden her
dacht die in de tweede wereldoorlog
door de nazi's werden vermoord
Leerschool Vivante
OP HET PLEINTJE volgde een
bredere straat waarop enkele
stegen uitkwamen: 7.0 nauw dat de
toppen der hoge gevels elkander bij
na raakten. Het was kil in die slop
pen; er hing een geur van bederf
en verrotting, alsof alles houtwerk
en muren doortrokken was van
vocht.
Terug in de brede straat hield ik stil
voor de stevig afgesloten deur van
een oud verwaarloosd huis. Boven de
deur stond met Hebreeuwse letters
geschilderd „Leerschool Vivante".
Wanneer was deze school voor bijbel
vorsers voor het eerst gebruikt? Ik
vroeg een bejaarde man hoe lang de
school al gesloten had gestaan. Hij
haalde zijn schouders op en zei: „ik
heb het huis nooit anders gekend...
Maar wél weet ik dat er driehonderd
jaar geleden een groot geleerde les
gaf: Leon de Modena!"
Nog wat deuren en ramen, en aan de
overkant een opvallend groot huis
met een statig balkon. Eens bewoond
door tientallen families uit de han
delsstand. is het thans een school
waar ook gewoon lager onderwijs
gegeven wordt. En daarmee was het
einde bereikt van het Oude Ghetto
dat steeds het welvarendste deel is
geweest der ganse omsloten ruimte.
Een onooglijke, moderne brug op
brede stalen balken leidde over een
smal. kwalijk-riekend kanaal naar
een enorm driehoekig plein. De beide
lange zijden dezer driehoek werden
ingenomen door hoge, oude barak
ken. waarvan ramen en luiken angst
vallig gesloten waren tegen de bran
dende middagzon. De basis werd ge
vormd door een lang, laag gebouw
van veel latere datum: een rusthuis
voor bejaarden dat de plaats inneemt
van wat nog eens nog meer kazerne
woningen waren. Naast deze inrich
ting geeft een tweede brug toegang
tot een ander stadsdeel. Doch deze
weg-naar-buiten hebben de ghetto-
joden nooit gekend.
Waar nu die brug is, stond in hun
dagen een hoge muur die hun woon
plaats afsloot van de wereld der
christenen.
Het „nieuwe"
DIT PLEIN was 't nieuwe ghetto
de Gheto Nuvovo, waar van 1516
tot 1797 alle joden van Venetië, rijk
of arm, verfijnd of onbeschaafd, bij
een waren gepakt, lang vóór nieuw-
aangekomen geloofsgenoten onder
dak vonden in wat de naam draagt
van Oude Ghetto.
Hier, in het -nieuwe ghetto, stonden
de drie lommerds die vanwege de
kleuren hunner muren, bekend ston
den als de rode, de gele en de blauwe
bank. Ondanks steeds stijgende ver
liezen werden de joden gedwongen
deze pandjeshuizen in stand te hou
den. Venetië had namelijk geen stads-
leenbanken; tegen hun invoering
verzette de geestelijkheid zich krach
tig omdat een christen van een
geloofsgenoot geen rente aan mocht
nemen op geleend- geld. Dus werd
de joden, als een der vele condities
waarop zij op Venetiaanse bodem
mochten blijven, bevolen drie van de
ze nuttige instellingen open te hou
den „ten bate van de kleine man",
doch op zulke voorwaarden dat er
onmogelijk een lonend bedrijf van te
maken viel
Hier, op dit plein, stonden ook de
zes prachtig verzorgde Godshuizen,
waarvan elk afzonderlijk een streng
afgescheiden deel diende van deze uit
vele landen afkomstige, aan eigen
geloofsopvattingen gehechte, menig
te.
Door brand en vernieling zijn enkele
dezer synagogen verloren gegaan:
doch er bestaan nog drie welke niet
slechts van grote historische beteke
nis zijn, doch wier architectonische
waarde niet in cijfers valt uit te
drukken. Het zijn, kort gezegd, juwe
len van zestiende eeuwse religieuze
bouwkunst. De gouden deuren hun
ner Heilige Arken zijn ongeëvenaar
de kunstwerken; hun muur- en zol
derschilderingen zijn uniek, en de ko
peren of smeedijzeren kaarsenkronen
bewijzen dat de ghettosmeden arties-
tenbloed in de aderen hadden.
De synagoges bevinden zich alle op
de bovenverdiepingen van uit steen
en marmer opgetrokken huizen waar
in de meer gefortuneerde joden
woonden.
Op hun kosten werden de bedehuizen
gebouwd en ingericht: en de leden
van iiedere gemeente droegen zonder
mankeren en royaal bij aan
hun instandhouding. Deze Turkse,
Spaanse, Portugese, Duitse en andere
joden uit de landen der onderdruk
king bezaten een onverwoestbaar
sterk gevoel van saamhorigheid.
Het kwam er in de praktijk op neer
dat er slechts drie beroepen voor hen
overbleven: dokter, pandjeshouder,
of lorrenkoopman en handelaar in
oude kleren en tweedehands zaken
van allerlei soort.
Slechts de Levantijnse en Spaans-
Potugese groepen waren er in dit op
zicht beter aan toe. Hun geldelijke
betekenis voor de wankele Vene
tiaanse economie was zo groot dat
hun tot diep in de zeventiende eeuw
werd toegestaan buiten het ghetto
te wonen. En hun vrijheid van han
deldrijven werd nimmer gekortwiekt.
De oorsprong
ER is over de oorsprong van het
woord „ghetto", met zijn sinis
tere bijbedoeling van „inkerkering,
af7.ondering, uitsluiting" al heel wat
gedisputeerd. De werkelijke beteke
nis valt, zo ergens dan in Venetië
te vinden. Lang vóór de joden er
werden saamgedreven bestonden zo
wel de Gheto Vechio als de Gheto
Nuovo. Het waren delen van wat
reeds in het jaar 1306 bekend stond
als de Oude en Nieuwe kanonnen-
gieterij, de „geto" of „gheto". Een
verder bewijs voor het feit dat het
woord „ghetto" niet het minste ver
band houdt met het begrip „joden-
reservaat" is te vinden in de omstan
digheid dat het Nieuwe Ghetto, de
Gheto Novo, reeds jarenlang als
woonplaats voor joden werd gebruikt
vóór net Oude Ghetto door z.ijn chris
tenbewoners ontruimd en aan de
jodenbuurt toegevoegd werd- Van
Venetië uit verspreidde zich de uit
drukking „ghetto" door heel Italië
en drong in velerlei landen en talen
binnen, in de engere zin van „joden
buurt" zowel als in bredere, over
drachtelijke betekenis.
Zeker is wel dat de joden van Vene
tië zich weinig het hoofd braken over
de ontstaangeschiedenis van het
woord ghetto. Zij hadden andere zor
gen allereerst de onmogelijkheid
vier tot vijfduizend mensen te her
bergen in een ruimte, nauwelijks
groot genoeg om een derde van hen
te bevatten. Er verdiepingen boven op
te zetten was buitengesloten; de fun
damenten waren reeds meer dan over
belast. Een enkele kamer werd vaak
door tien of meer personen bewoond..
't Was dus geen wonder dat, toen
omtrent 1586 het Oude aan het Nieu
we Ghetto werd toegevoegd, er een
ware uittocht begon. Het duurde niet
lang of de bewoners van het Oude
Ghetto, die ook al dicht genoeg op
eengepakt zaten, protesteerden hef
tig en de autoriteiten zagen zich ge
noodzaakt drastische maatregelen te
nemen. Eerst ruim een halve eeuw
later werd de joden toegestaan de
inwoners van een drietal oude huizen,
in een steeg noordoostelijk van het
Gheto Novo, „uit te kopen" en, na
betaling van waanzinnig opgedreven
huren, een paar honderd joden onder
te brengen in wat voortaan bekend
zou staan als het Allernieuwste Ghet
to de Gheto Novissimo!
Er waren andere dringende proble
men, voorop de eindeloze onzekerheid
over de naaste toekomst. Zouden de
oude privileges worden vernieuwd?
waren er nieuwe beperkende voor
schriften op komst? Zou het gehate
jodenmerk eerst een geic lap
op de borst, later een rode hoed van
bepaalde vorm eindelijk worden
afgeschaftDe gezondheidstoe
stand in het ghetto was slecht. De
ganse bevolking moest haai- water
putten uit vier bronnen, terwijl het
rioleringssysteem ontstellend primi
tief was. De pest en andere epide
mieën vroegen jaar in jaar uit hon
derden slachtoffers.
Ghetto-leven
WIE THANS op dit plein rond
waart, kan zich moeilijk de toe
stand indenken waarin deze duizen
den leefden. Hij ziet een heldere, door
de zon bestoofde grote ruimte, goed
geplaveid en uiterst rustig.
Het valt niet gemakkelijk te begrij
pen dat het lot van duizenden, van
geboorte tot dood, zich op en om dit
ghettoplein voltrok. Moeilijker nog is
het zich voor te stellen dat het, over
het algemeen, geen ellendig bestaan
was van minachting en mishandeling,
maar een vol, actief en niet zelden
een plezierig leven! Want de Vene
tiaanse jood stond op uitstekende
voet met zjjn medeburgers buiten het
ghetto. Zo lang de poorten openble
ven kon hij zich zonder angst op
molestatie vrij door heel de stad be
wegen, en er zijn zaken afdoen. Niet-
joden stond het even vrij in het ghet
to rond te wandelen.
Het ghetto had geen gebrek aan ver
enigingen en clubs, literaire zowel als
die welke zich geestdriftig toelegden
op de minder verheven kunst van het
dobbelen. Er bestonden muziek- en
toneelverenigingen, dichtersgroepen
en rederijkerskamers.
Hitier kwam
VAN DAT ALLES is zelfs geen
herinnering meer over by de
nauwelyks negenhonderd joden die
nu nog in Venetië wonen, vertelde
mij de opperrabbijn van Venetië,
Avraham Alberto Plattelli. Hij is een
zeer jong man, niet ouder dan een
jaar of zesentwintig, en stamt van
een familie welke (als diverse serieu
ze bronnen het niet allemaal mis
hebben) reeds negentienhonderd jaar
in Italië woont.
Na de komst der „bevrijdende" Fran
se troepen in Venetië, in 1797, wer
den de ghettopoorten afgerukt en pu
bliek verbrand. Doch reeds binnen
zes maanden werd Venetië, bij het
verdrag van Campoformio, uitgele
verd aan Oostenrijk, dat haastig nieu
we kracht gaf aan vrijwel alle door
Napoleon afgeschaft anti-joodse be
palingen. Tot 1866 toe duurde de on
zekerheid waarin de joden van Vene
tië, ofschoon niet langer achter
ghettomuren bijeengehoopt, moesten
leven. Eerst in dat jaar slaagde de
stad er in zich van het Oostenrijkse
juk te bevrijden, en een deel te wor
den van de nieuwe Italiaanse repu
bliek.
Maar onderwijl was er zeer veel in
Europa veranderd, in de meest lan
den van West-Europa werd de joden
gelijkheid gegarandeerd van burger-
il!iiiiifiimiiiii!iimmiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiitiiiiiitiiiiiiiimimmm
is een woord dat in Europa misschien al vele eeuwen ver- «jj|
z: |"geten was, maar dat in de jaren veertig een nieuwe en gru- s:
"welijke klank kreeg: GHETTO. Het woord stamt uit de middel- -r
S eeuwen, het sluimerde totdat de jongste wereldoorlog er een «1
•E vloek van maakte. Niet alle tijden door was ghetto synoniem E
met vervolging. Wel met apartheid. Het begrip ghetto is kenne-
E: lijk uit Zuid-Europa overgewaaid en kreeg min of meer toevallig S
deze naam. Voor die toevalligheid is een excursie naar Venetië S
r: interessant. Daar immers ligt de bakermat van dit zo gewone EE
Ejj woord, dat later een zo afschuwelijke klank zou krijgen.
niiiiiiiMiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiimiiiiiiiiimiiiiiimiiiiir
rechten en -plichten. Reeds waren
de vijfduizend die eens het ghetto
bevolkten tot op de helft geslonken,
en steeds meer jongeren trokken
weg.
Toen Hitiers moordenaars hun raz
zia's in Venetië begonnen, waren er
nauwelijks twaalfhonderd joden over.
Meer dan een zesde deel van hen
werd vermoord, de ouden van dagen
in het rusthuis er bij inbegrepen. De
rest wist zich te redden: door de
moeilijkheid hen lichamelijk van de
Venetianen te onderscheiden, doch
ook door de hulp van hun christen
medeburgers.
Nog vijftien families
Wij wonen nu door heel de stad
verspreid en in Mestre, onze
voorstad op het vasteland, zei rabbijn
Piattelli. „Slechts vtjftien joodse fa
milies zijn er nog ln het ghetto over
gebleven".
Door zijn venster wees hij naar bui
ten, naar een hoog verveloos huis
naast de Italiaanse synagoge. „Daar
bijvoorbeeld woont de familie Da
Sllva Gomez, die er al aan het einde
van de vijftiende eeuw, toen zij uit
Spanje werden verdreven, haar
tenten heeft opgeslagen.".
Even later huppelde een meisje uit
het huis naar buiten. „Het is Olga,
de jongste van de familie", wist de
rabbijn. Hij tikte op het raam en
wenkte het meisje met de vrolijke
donkere ogen. De elfjarige Olga wist
goed te vertellen dat haar familie
uit Spanje kwam. „Mijn grootmoeder
kent nog wel Spaanse woorden".
„Als ik groot ben ga ik hier toch
weg", voegde ze er aan toe. „Eerst
naar Engeland om de taal tc leren
en dan naar Israël. Ik spreek al een
beetje Hebreeuws".
„Vind je het dan niet plezierig in
het ghetto te wonen?" Zc rimpelde
haar voorhoofd en vroeg verbaasd
waarom niet? „Het maakt toch niet
7.0 veel verschil of ik hier woon of in
een ander deel van de stad?"
„Heb je veel vriendjes hier in de
huurt?"
Ze knikte nadrukkeiyk.
„Ook joodse kinderen?"
„Ja, ook wel, maar die heb je hier
niet zoveel. De meesten zijn katho
liek. Ze gaan naar de parochieschool
vlakbij de kerk van de Madonna dell"
Orto. Ik ben wel eens met ze mee
ga weest. En vorig paasfeest heeft
mijn moeder er een paar meegeno
men naar onze synagoge. We kunnen
best met elkaar opschieten. En waar
om ook niet?, vroeg 7,e er licht ver
ontwaardigd achteraan.
Het meisje ging weer verder, weg
huppelend over het plein. „Kinderen
kunnen het soms zo wijs zeggen",
merkte de jonge opperrabbijn zacht
op. „Inderdaad, waaróm ook niet!"
De huizen van het Oude Ghetto; eens
de hoogste kazernewoningen van Ve
netië. Zeven, acht verdiepingen hoog
staan de ramen in de melaatse
muur. (boven)
Deel van het Nieuwe Ghetto. Rond
een enorm driehoekig plein waren
eens vierduizend joodse bewoners
dicht samengepakt in woonhokken,
die iedere bewoonbaarheid misten.
(midden)
De met prachtig goud-inlegwerk be
dekte Heilige Ark in de Canton Sy
nagoge van het Nieuwe Ghetto. De
inrichting stamt wit de zestiende
eeuw. (onder)