ROMEINEN AANBIEDINGEN 00SJBURG brachten fazanten mee naar Nederland CONSTANT CONSTANT Veel hoenders worden in het jachtseizoen gedood Juwelier GEDISTINGEERDE KLEDING die de moderne man prefereert heeft Hotel - Café Mosselrestaurant J. ADRIAANSEN Markt 18 - Oostburg. Oostburg Het adres voor: Uw gezellig bijeen zijn Uw partijtjes Uw vergaderingen modern wonen HELANCA PANTALONS Natuurlijk wilt U ook elegant gekleed vanaf leeftijd 7 jaar 17,95. U vindt wat U zoekt bij Chique LEREN TASSEN, verfijnd van vorm en kleur, in prijzen tot 117,50 Erasmusstraat 10 Oostburg BIJOUS geven U extra charme met de feestdagen. Brcedestraat 3 Oostburg heeft ze. Oostburg, tel. 01170-2814 Breskens tel. 764 Burchtstraat Oostburg Modieuze nieuwtjes voor feestelijke dagen DEUX PIÈCES, altijd iets aparts bij magazijn Triumph Herald 1200 cabriolet Markt 10 Oostburg Dealer voor Zeeland PROFITEER Ir Een exclusief servies geeft uw etentje een feestelijk en gedistingeerd karakter. Dir. R. R. Visser Breedestraat 23 - Oostburg Tel. 01170-2255 Modehuis Oostburg Verrassende KERSTNIEUWTJES in alle afdelingen mODES Raadhuisplein Oostburg met kans op GRATIS KOPEN VERLOVINGSRINGEN OOSTBURG Telefoon 2629 (Van een medewerker) DRONKEND stapte, met bedachtzame tred, de oude haan uit de struiken. Het laatste rossige licht van de zon, dat als een liefkozing over de natuur gleed, ving even de fazanthaan en liet hem zien in al zijn kleurenpracht. Fascinerende kleurver- schietingen van rood naar warmbruin en violet tot in-donker- groen. De rode plek aan de groene, edelgevormde kop en de helderwitte halsring, vormden een kostelijk contrast met het goudbruine lijf. Een lange staart wiegde eerbiedig mee met de bewegingen van het lichaam. Dan slokte de grauwte van de schemer, Krok, de fazanthaan, op en was hij als de schimmige konijntjes en de vale hennen, die schichtig nerveus deden. Met roffelend geweld zijn vleugels uitslaand, kwam de haan plots los van de grond en met rumoe rig „kok-krok-kokok" streek hij laag over het masthout en zette koers naar de slaapbomen. van de kleurige langstaarten nog hoorde, wist hij, dat er ook nog steeds eieren gelegd werden. De meeste leden van Kfoks harem hadden tien bruine eieren. Eén maak te een ondiep kuiltje tussen de groe ne winterrogge, die straks hoog en beschuttend om het broedende wijfje op zou schieten. Een ander in een wal op de met dorre bladeren bedekte grond, zodat de broedende hennetjes in haar ideale camouflagekostuum één werd met de omgeving, hoewel ze geen enkele dekking ter beschik king had. De derde maakte een nest onder een braambos, de vierde zette zich te broeden onder een overhan gende struik en de vijfde legde haar broedsel in het hooiland. De henne tjes vertrouwden volledig op hun schutkleur en men moest er bovenop stappen, wilde men de trouwe broed- sters op de wieken kragen. Krok bemoeide zich niet meer met zijn harem. HQ had er zijn genoe gen aan gehad. Enige verplichting wenste hij niet op zich te nemen. Het ging de hennen lang niet alle voor de wind. Die in het hooiland werd op een vreselijke wijze ge amputeerd. Er sjokte op een mid dag een paard voorbij. De fazan ten vreesden het niet. Zo dikwijls reeds, was het vlak langs de azen de hoenders gestapt en nooit was er iets gebeurd. Er rolde dan een logge wagen achteraan, waarop de kunstmeststrooiende boer zat. Nu echter volgde geen rammelen de kar. Er schoof, zacht ruisend, gras en in één afschuwelijke se conde sneed dat de broedende fa zanthen de beide poten af. Nog een dag of wat bleef ze in leven, kon nauw voldoende voedsel be machtigen en reeds streken de aasvliegen op haar neer, toen de bunzing met een dodende sprong het lijden van de langstaart ver kortte. AVONTUREN VAN KROK, DE FAZANTHAAN "Mu de herfst in het land was gekomen en het bos gloeide van de najaarskleuren, voelde de haan zich langzamerhand niet meer zo behaaglijk. Krok schreef dat toe aan de voortdu rend ritselende val van de dorre bladeren. Een mysterieus knis- terend geluid, dat de bosrand alle uren van de dag en de nacht vulde en nerveus en angstig stemde: was dat niet de inge togen sluipende tred van de we zel over het dorre bladertapijt van het konïjnenpad? Nee, slechts een rood eikeblad, dat zich bij de vele op de bosgrond voegde. Uit Zuid-Oost-Europa Nu de bladeren vielen, wist Krok, naderde het barre jaargetijde. Sneeuw en ijs zouden dra hun kille heerschappij over veld en bos ves tigen en dat betekende honger. Want sinds de komst van de Romeinen in ons land, aan het begin der jaartel ling, werd de fazant ieder jaar op nieuw in zijn bestaan bedreigd door koning winter. Die Romeinen brach ten hem mee uit Zuid-Oost-Europa. De dieren aardden hier best, maar des winters diende mild bijgevoerd te worden, om de stand ongeschon den naar het voorjaar te loodsen. Die allereerste fazanten hadden geen wit te ring om de hals; zwartnekken noemde men ze. Later werden andere soorten, waaronder die met een blanke halsring in ons land uitge zet en al die rassen vermengden zich. Ook in het revier, waar Krok opge groeid was, werd door een actieve jachtopziener veel bijgevoerd. De schut hield een groot aantal vaste voerplaatsen in stand, waar hij dage lijks haver en zonnepitten strooide en de meeste boshoenders hadden him vaste dagelijkse gang naar die gemakkelijk te verwerven lekker nijen. Zo gaf niet de nadering van het barre seizoen de haan die onrust. Maar voor het wild was een ze nuwslopende tijd aangebroken, sinds medio oktober de jacht werd geopend. De haan voorvoelde die barre terreur, die van 15 oktober tot 31 januari (fazanthennen tot 31 december) heerst in bos en veld. Talrijke malen reeds had hij in voorgaande jachtseizoenen het luide „Tiro kok" onder zich ge hoord uit de mond van de drijvers en de daverende knal uit de dub belloops en zwiepende hagelkor rels gevoeld achter zijn lange staart of pal langs zijn glanzende kop en eens een brandende pijn. Toen had hij verschrikt omge keken naar de wegdrijvende veertjes uit zijn eigen kleurig kostuum. Om zich heen had Krok andere boshoenders als een slor dige verenpluim uit de baan van hun vlucht zien tuimelen. De fazanthaan streek onder de slaap bomen neer. Schor riep hij „krok-kok -kok" over de zich te slapen leggende natuur. Met roffelende wiekslag „helikopterde" hij langs de stam om hoog naar een geschikte roesttak, zes meter boven de grond en riep op nieuw zijn „taptoe" over de bouw- kamp. En terwijl hij al kakelend op zijn slaapplaats was beland, waren twee mannen op een nabij rijwielpad van hun fiets gestapt en hadden elk aar aangekeken en gezegd: „Hoor, een takkende fazanthaan!" Broeitijd De patrijsjes waren reeds lang ge paard en de klucht, die in hecht verband veilig de winter doorgeko men was, had zich ontbonden, toen de fazanten de liefde in de kleurige kop kregen. Uitdagend kraaiden in maart de hanen. „Ku-kok", klonk het in de lentemaand over de weiden, on middellijk gevolgd door een razend snelle drumsolo. Dat laatste balts- geluid werd veroorzaakt door het snel tegen het lichaam slaan van de vleugels. Aan één hennetje had de patriarch niet genoeg. Fazanten immers doen aan veelwijverij. Er moest echter door Krok flink gevochten worden, om vreemde hanén van de toom af te houden. Dat kon men trouwens rustig aan de oude overlaten. Hij was geslepen en vocht als een duivel. Een furie gelgk stormde Krok op de haan los, aie het durfde wagen zijn vijf hennetjes te benaderen. Liep de rivaal omver en takelde deze zo toe met de sporen, dat veren en dons in het rond stoven. Wat had Krok het druk eer de val er- getinte hennetjes alle een nest eieren te verzorgen gekregen hadden. Reeds achter in maart kwamen de eerste bruine eieren, doch ook later in mei waren er nog fazanthennen, die zich te broeden zetten. De jachtopziener luisterde naar het kraaien van de ha nen en zolang hij de voorjaarSroep Natuurgeweld De fazant, die in de winterrogge twaalf eieren bebroedde, had eens een half uurtje haar legsel verlaten om zich te ontlasten de typische broed excrementen, uit wier omvang de jagers concluderen, dat er ergens Ze pikte wat onkruidzaadjes op, haar nest zit en te fourageren. Ze pikte wat onkruid zaadjes op, schrobde als een kip op een wal en vond vervolgens een mierennest. Dat was een waar luilekkerland. Als bezeten schrokte ze eieren en poppen naar binnen en merkte niet eens, dat massieve, zwarte wolkgevaarten voor de zon schoven. Plots bogen alle bomen diep onder het geweld van een rukwind en sloeg een daverende waterval van reuze regendruppels neer, terwijl grillige bliksemschichten langs het donkere zwerk gloeiden. Snel kwam de hen op de wieken, want de eieren lagen onbeschermd. Het was echter al te laat. Het natuurgeweld had de rogge tegen de grond geslagen en de lang staart kon haar legsel niet meer be reiken. De andere drie ging het beter. Na bjjna vier weken broeden, klopten de kuikens tegen de eierschalen en spoe dig trokken de hennen met hun kroost door het veld, zoals het nest- vlieders betaamt. Goede moeders waren het niet. Wer den de gezinnetjes eens door mens of dier gestoord, dan vluchtten de ouden overhaast en lieten de kleinen aan hun lot over. Was het gevaar geweken, dan streken de hennen in de buurt van het achtergelaten don zig kroost neer, lokten weinig geïn teresseerd en waren reeds voldaan indien zich een vijftal kuikens aan meldden. Naar de rest van het ge zin zochten ze niet, trokken verder en de in de steek gelaten jongeling schap verkommerde in een onweers bui, want ze misten nu het warmen de lijf van de moeder. Midzomer gebeurde er iets vreemds. Plots krioelde het in het veld van volwassen fazanten, die heel onwen nig vlogen en onbeholpen naar voed sel zochten. Vreemdelingen. Niemand wist, waar ze vandaan kwamen. Tientallen wer den er tot buit verklaard door vos en bunzing en andere lagen op een morgen dood op de akkers of in het bos. Het was zwak goed. Krok ont dekte op een dag waar de nieuwe lingen vandaan kwamen. De jacht opziener kwam eens met een grote kist in het bos in en tussen de bo men zette hij hem op de grond en wierp het deksel eraf. Wel twintig fazanten waren er tevoorschijn ge komen. De jachtopziener had ze zelf opgefokt, nadat hij krielkip petjes op een legsel fazanteleren had gezet. Die hadden ook nog de zesweekse kloektaak op zich geno men. Sterk goed was het echter niet geworden. De twee figuren op het rijwielpad bewogen, toen het donker was geworden- Nadat ze enige tjjd het pad hadden afgespied, glipten ze snel de dennen in. Een klikkend ge luid en één van de mannen droeg opeens een vuurbuks. En de ander diepte een zaklantaarn uit zijn zak op. Even stonden ze als twee don kere palen tussen de dennen, maar hun ogen gingen gejaagd langs de kruinen. Plots keken beiden in dezelfde rich ting en de buks ging aan de schou der... de lamp flitste aan en de lichtbundel spatte in violet en groen en rood uiteen op de verenpracht van de bosfazant. Maar daar hadden de stropers geen oog voor. De buks sprak en als een verrafelde veren- prop tuimelde Krok, de trotse haan van zijn hoge slaapplaats PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT WOENSDAG 19 DECEMBER

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 20