PAUL JULIEN DE KWANKALA'S Radiodebat waar heel Frankrijk naar luisterde Dr. BIJ OMKERING EENRICHTINGS VERKEER IN PARIJS Aan een groot, stil plein te Wassenaar ligt onder hoog ge boomte het huis van dr. Paul Julien, fysiologisch an- thropoloog van wereldfaam. Toen de helft van alle huidige Nederlanders nog in de schoolbanken zat, stonden zijn kamp vuren al langs de evenaar. Ook nu nog trekt hij regelmatig naar Afrika om er de mensen te bestuderen, de stammen, hun li chaamsbouw, hun gezondheidstoestand, hun ziekten. Hij is teruggekeerd van zijn drieëntwintigste en grootste expeditie naar een van de meest geïsoleerde gebieden. Bij het haardvuur tegen over hem gezeten raakt men onder de indruk van de hier ver zamelde kunstschatten bijeen uit alle delen van de wereld. En van de man, de vrij kleine, bewegelijke en fel reagerende ,,Afri- kanist", die men geen vragen hoeft te stellen, maar die uit zich zelf begint als een beeldrijk en kleurig verteller. Toen dr. Paul Julien enige tijd geleden te Philadelphia een congres van anthro- pologen bijwoonde, beluisterde hij er een oproep om in versneld tempo de primitieve volkeren die tot uitsterven gedoemd schijnen, te bestuderen. Dit was voor hem aanleiding om zyn volgende reis niet te richten naar Equatoriaal Afrika en de Pygmeeën, maar naar Zuid-West-Afrika. Het bleek een terrein van onderzoek, dat men ten dele nog terra incognita mag noemen. Pygmeeën en Bosjesmannen, aldus dr. Julien, behoren tot de oudste bevolkingen van het Afrikaanse werelddeel. Maar terwijl de Pygmeeën ook buiten Afrika worden aangetroffen, o.m. op de Andaman-eilanden. op Nieuw-Guinea en op de Nieuwe Hebriden, zijn de Bosjesmannen beperkt tot Afrika. Als gespecialiseerde vorm zijn zij belangrijk ouder dan de Pygmeeën. De uit de zeer vroege Afrikaan se pre-historie gevonden z.g. Boskop-schedel vertoont reeds duidelijk Bosjesman- kenmerken. Toen de eerste Nederlanders, Van Riebeek c.s., bij Kaap de Goede Hoop landden, vonden ze daar géén negers, maar wel het geelbruine ras der Bosjesmannen, een feit dat in het aspect der huidige situatie in Zuid-Afrika zeker interessant is te noemen. Men kan vaststellen dat de Bosjesmannen in elk opzicht van de negers ver schillen. zowel in lichaamsbouw als in cultuur. Ook hun taal staat apart. De Bosjesmannen bestaan uit een groot aantal stammen en stammetjes, waarvan de zuidelijke vertegenwoordigers totaal zijn verdwenen. Ze zijn uitgeroeid door de Boeren en de uit het Noord-Oosten opdringende Bantoenegers, zodat er nog slechts twee groepen Bosjesmannen in Afrika leven. Ten eerste de sterk be- invloede en vermengde Bosjesmannen van de Kalahari-woestijn, die gemakkelijk bereikbaar zijn en reeds uitvoerig werden onderzocht en ten tweede de Bosjes mannen van Angola waaraan dr. Julien zijn beide laatste expedities wijdde, na dat hij reeds eerder een uitgebreid onderzoek bij Bosjesmanstammen in Oost- Afrika had gedaan. Onderzoek in Angola De Bosjesmannen van Angola zijn, in tegenstelling met die van de Kalahari- woestyn, nog in vele opzichten onbekend. Zy zyn de noordelijkste vertegen woordigers van het Bosjesmannenras. Het was hoog tjjd dat juist deze kleine resten goed werden bestudeerd, want zij zullen verdwijnen: zy lossen op in de negerstammen of sterven uit. Reeds nu zyn zy, ofschoon nog bijzonder ras zuiver, weinig talryk. Terwijl de Pygmeeën in groepen wonen die 40 tot 50 zielen kunnen tellen, halen de Bosjesmannen bij uitzondering de 10, meestal slechts 6 tot 7. De bevolkingsdichtheid van het onderzochte gebied (Zuid-Oost Angola) is dan ook niet groter dan 0,2 per vierkante kilometer! De streek is zeer on vruchtbaar en droog. Onder grote inspanningen is dr. Julien er tijdens zijn laatste twee expedities in geslaagd om ongeveer 600 zuivere Bosjesmannen te onderzoeken. Deze zjjn ge kozen uit de Kwankala-Bosjesmannen, ten westen van de Okavango-rivier, en de Cassequel-Bosjesmannen die ten oosten van deze rivier wonen tot ongeveer aan de Cuando-rivier, in een nagenoeg ontoegankelijke wildernis zonder wegen en zonder water. Telkens opnieuw, aldus dr. Julien, stond ik er over verbaasd dat menselijke wezens zich in dit onbarmhartige milieu kunnen handhaven. Ziln onderzoek omvatte de studie van de diverse bloedgroepsystemen, o.a. de Rhesus-factor en de sikkel-cellen, 'n vergelijkend godsdienstonderzoek. benevens een onderzoek van de sociale structuur en de acculturatie (verandering van cultuur door contact met vreemde culturen). Als bijzonderheid vermeldt hij dat de Bosjesmannen vooral door de taal van de negers verschillen. De Bosjesman- talen zijn buitengewoon rijk. Niet alleen in woordenschat, maar ook in klanken. Behalve over de gewone ons bekende fonetiek beschikken zij over een uitgebreid systeem van „clicks", een soort klakken met de tong. waarmede zy vele nuance ringen kenbaar kunnen maken Hun ongeschreven literatuur is zeer uitgebreid. Hun vertellers kunnen schier eindeloze reeksen fabels opdissen. Het karakter van de Bosiesman Is in het algemeen svrnnathiek. Fi.i is zacht, weiwil'end. eerlijk, bescheiden cn kinderlijk blij. niettegenstaande hij tot de armste» der aarde be hoort en altijd leeft aan de rand van de hongerdood. Hulp in nood De vraag rijst wat er vanuit de beschaafde wereld voor deze Angola-Bosjes- mannen wordt gedaan. Dat is eigenlijk niet veel. De enigen, tot dusver, die wat doen zijn een tweetal Franse missionarissen. Zij bereikten dit gebied onge veer vijf jaar geleden en waren zo begaan met de stoffelijke ellende der Bosjes mannen. dat zij allereerst wilden proberen hun levensniveau omhoog te voeren door hen tot een eenvoudige vorm van landbouw te brengen. Van missiewerk kon nog geen sprake zijn. De beide missionarissen brachten ongeveer 200 Bos jesmannon bijeen in een kamp aan de Cuito-rivier, waar zij tenminste beschermd waren tegen de allerergste honger. Uit deze groep, aldus dr. Julien, komen te zijner tijd misschien de eerste christenen voort. „Van huis uit" hebben de Bos jesmannen. hoewel niet zo duidelijk constateerbaar als bij de Pygmeeën, een monotheïstisch godsbegrip. Uit de door dr. Julien opgenomen statistieken blijkt dat de Bosjesmannen streng monogaam zijn en dat hun huwelijkstrouw opval lend groot is. In de stem van dr. Julien klinkt iets van het heimwee naar alles wat wjj ver eenzelvigen met oertijd en begin, toen de schepping nog nieuw en zuiver was. Deze rusteloze onderzoeker van de mens in zyn primitieve staat kan nooit ergens „wonen", zijn huis is niet een Nederlands huis, maar een huis zomaar op de wereld, een omsloten ruimte waarvan de wanden door het tijdeloze der talryke uitgestalde kunstwerken niettemin open uitzicht bieden op alle hogere activiteiten van de menselijke geest. Dr. Julien reist vrijwel jaarlijks heen en weer tussen wildernis en beschaving. Wonderlik dubbelleven: in Den Haag ^leraar chemie aan het Edith Stein-lyceum in de rimboe de gehelmde natuurvorser. Een diep religieus levensbesef is het fundament waarop dr. Julien „vele vanen in de wind heeft hangen". Naast zijn weteenschappelijke arbeid is dr. Julien een kunstverzamelaar van formaat met voornamelijk belangstelling voor de oud-christelijke kunst. Maar ook is hij een fotograaf van klasse, wiens expeditiefoto's getuigen van een zeldzaam raffine ment voor het goede ogenblik. Stuk voor stuk reporteren zij een menselijke episode, tragisch, komisch of bezinnend, alle blijk gevend van een diepe liefde voor de mens. Dr. Julien laat graag weten, dat hij geen „fiction" leest. „Naast mijn ervaringen in wildernis en beschaving, die my een overstelpende hoeveel heid kennis van Gods schepping opleveren, heb ik daaraan geen behoefte". Zaterdag 24 november 1962 Paul Julien is de zestig gepasseerd. Hy werd op 28 maart 1901 te Utrecht geboren cn Utrecht was ook de stad, waar hij in 1933 als leerling van prof. dr. H. Kruijt promoveerde op een proefschrift „Elektrokinese der zilverhaloge- niden". Hij bleef sindsdien de pen hanteren. In 1939 publiceerde hij zijn wereld beroemd geworden boek „Kampvuren langs de evenaar", dat in acht talen werd omgezet; het behandelde in hoofdzaak de geheime genootschappen van de negerwereld. Vervolgens verschenen nog van zijn hand „De eeuwige wildernis", „De Pygmeeën" (dat onlangs een Spaanse editie kreeg) en „Zonen van Cham". In zijn tuin geurt de herfst. In het huis woont een man. die stug de resultaten van zijn drieëntwintigste expeditie uitwerkt. En die tegelijk de vierentwintigste voorbereidt. Aan andere kampvuren zal hy straks andere mensen ontmoeten. Andere men sen: opnieuw vrienden. Bij de foto's: Linksdr. Paul Julien, de bekende geleerde en schrijver van kampvuren langs de Evenaar" temidden van de Kwankala-Bosjesmannen, de voksstam die hij tijdens zijn 23ste expeditie bestudeerde. De foto rechts boven toont het portret van een Kwankala-vrouw. Op de onder ste foto een ziek kind van de Kwankala-Bosjesmannen. (Van onze Parijse correspondent) Binnenkort begint in het Parijse verkeer en gewaagd en deli caat experiment: de omkering van het éénrichtingsverkeer tijdens de spitsuren. De Parijse prefect van politie heeft dat aangekondigd tij dens een radiodebat voor de zen der Europe I. De redactie van deze reclamezender heeft tijdens het re ferendum en de verkiezingen het woord gegeven aan kandidaten, die een zeer beperkte spreektijd kregen voor de microfoons van de staats omroep. Europe 1 heeft die traditie van een radiodebat willen voort zetten en de Parijse prefect van politie, de heer Papon, uitgenodigd om met een aantal automobilisten aan de groene tafel te gaan zitten en de moeilijkheden te bespreken van het Parijse verkeer. eerste maatregel heeft l'upon aange kondigd, dat met ingang van 15 januari a.s. geen bestelwagens meer in Parijs mo gen rijden tjjdens de spitsuren van 18 tot 20 uur. Op zichzelf is dat niet zonder be tekenis, want bestelwagens In de nauwe Parijse binnenstad z(jn iets vreselijks- Zij kunnen zich langs de trottoirs nergens tus sen wurmen en parkeren daarom in dubbele positie. Ook als het laden of lossen maar 5 minuten duurt loopt in de hele buurt het verkeer hopeloos vast en niet altijd is er dadelijk een agent bij de hand om het ver keer bytjjds om te leiden. ZELFDE ROUTES De tweede, veel belangrijker maatregel is de omkering van het éénrichtings verkeer! renversement du sense unique horaire). Men moet zich dat als volgt voor stellen. Op de assen Noord-Zuid en Oost- West komen 's morgens tienduizenden automobilisten uit de voorsteden naar de Parjjse binnenstad, waar 180.000 van hen een parkeerplaats zoeken, hetzij langs de trottoirs, hetzij op een der grote parkeer terreinen als de Esplanade des Invalides (altijd vol). Al die automobilisten rijden "s morgens in de spitsuren door lange, niet te brede straten met éénrichtingsverkeer. In de avonduren, óók spitsuren, keren zij naar hun voorsteden terug langs andere lange, ook niet te brede straten, eveneens met éénrichtingsverkeer. De enige obsta kels in die straten zijn de verkeerslichten én de auto's, die in zulke straten maar aan één kant van de weg geparkeerd mo gen staan. De bedoeling van de prefect van politie is om de weg, die 's morgens éénrichtings verkeer is in de richting Noord-Zuid of Oost-West 's avonds te maken tot een éénrichtingsverkeer in de richting Zuid- Noord of West-Oost, met andere woorden: om 't éénrichtingsverkeer in de avondspits- ureii om te draaien (renverser). Daarbij zal de hulp nodig zjjn van draaibare verkeers borden en vele agenten om verwarring en ongelukken te voorkomen. En een onmis bare voorwaarde zal zijn, dat in de straten met omkering van het éénrichtingsverkeer geen enkele auto meer geparkeerd staat, want de auto, die er 's morgens in rijdt en er parkeert, kan er 's avonds bij omge keerd éénrichtingsverkeer niet meer uit. Lukt het experiment, dan zal het ook tot andere straten naar de poorten van Parys worden uitgebreid. Voorts gaat het in Parijs langzaam maar zeker naar een absoluut parkeerverbod in de binnenstad. De blauwe zone een uur auto's de binnenstad uit hebben. Dat zijn de automobielen van hen, die tweemaal per dag twintig minuten rijden om naar de stad en weer thuis te komen en gedurende de gehele dag hun wagen op straat laten staan. Op de gemeenteraad van Parijs oefent hij zoveel mogelijk druk uit om in de eerste plaats aan de poorten van Parijs parkeerterreinen aan te leggen en garages te bouwen en in de tweede plaats het stadsverkeer met meer autobussen en métro's op te voeren. Een autobus vervoert vijftig personen, wat vijftig minder auto- gratis parkeren met een aanlooptijd van een half uur voldoet uitstekend. De meeste provinciesteden en ook buitenlandse hoofdsteden hebben het voorbeeld van Parijs gevolgd- Buiten de blauwe zone, bij voorbeeld in de buurt van Montparnasse, is parkeren vrijwel uitgesloten, want wat er staat blijft staan en men vindt er geen ruimte. De enige kans is als er iemand toevallig wegrijdt en men er nét langs komt. Binnen de blauwe zone is het veel beter. Op de Champs Elysées (blauwe zo ne) vindt men tegen de halve en hele uren altijd wel iemand, wiens schijf aan wijst, dat hij weg moet. De blauwe zone zal bijgevolg worden uitgebreid, aan beide oevers van de Seine. De prefect van politie wil de „ventouse"- mobielen in de binnenstad vertegenwoor digt. Men overweegt eveneens de spoor- weglijnen in Parijs te laten overbruggen en daar auto's op te laten parkeren. BEKEURINGEN Tijdens het radiodebat voor de microfoon van Europe I zyn de prefect door aan wezige automobilisten natuurlijk allerlei vragen gesteld. Sommigen klaagden erover, dat de politie en de hulpagenten vooral laatstgenoemden hun het leven onnodig lastig maken door bekeuringen. Een van hen gaf grif toe: ook wij, automobilisten, gaan niet vrij uit- Wij rijden wel eens door rode lichten, we staan vaak ten onrechte op onze voorrang, ook al zien we dat daar door de verkeersopstoppingen nog veel groter worden. We knipperen bij avond op kruispunten veel te weinig met onze koplampen. Maar op zaterdagmiddagen rijdt er in sommige straten van de binnen stad niet één auto en toch worden daar automobilisten, die verkeerd geparkeerd staan, door de politie bekeurd. Kan dat niet anders? Zou het niet veel beter zijn politie door de stad te laten rijden met luidsprekers om vriendelijk aan te kondi gen, dat die of die mijnheer een overtre ding begaat en daar of daar niet mag par keren De heer Papon antwoordde, dat als er één in Parijs een vijand is van het bekeuren, hy het is- Maar zonder bekeuringen kan het nu eenmaal niet in een grote stad. Waarom loopt het verkeer in een stad als New- York veel meer gesmeerd dan in Parijs? Niet alleen omdat daar de wegen breder zyn en meestal van door strepen aange geven banen zyn voorzien. Maar omdat de discipline er by de New Yorkse automobi listen is ingehamerd door hoge boeten: vijf dollar voor de eerste, tien dollar voor de tweede, vijftien dollar voor de derde bekeu ring. Bovendien weet daar iedere automo bilist, dat de politie van al zyn overtre dingen een dossier bijhoudt. Hoe dikker het dossier, hoe zwaarder de straffen. Van de bekeuringen in Parys 220.000 per maand, iedere ochtend vóór twaalf uur 2500 zon hij ais prefect graag af wil len, want het kost hem een leg^r van agenten, die voor beter werk zouden kun nen worden gebruikt. Tolerantie is geprobeerd in de maand augustus van het jaar 1960, toen vier we ken lang de blauwe zone op de Champs Elysées werd opgeheven. Het experiment is volslagen mislukt, want iedereen liet zijn auto staan. Er was in die maand op de Champs Elysées helemaal geen parkeer ruimte meer te vinden. Het is nu eenmaal zo, zei de prefect, dat wie een auto heeft te lui is om nog honderd meter te lopen. Iedereen wil zijn wagen voor zijn eigen deur hebben. VOETGANGERS steld over de voetgangers in Parijs, want ieder jaar komen er in Parijs 250.000 mensen bij. Voor hen zullen zoveel mogelijk ondergrondse doorgangen worden gemaakt, b.v. bij de Porte de Versailles, de Etoile of de Esplanade des Invalides. Maar in het algemeen mag men zeggen, dat de Paryse automobilist voor de voetgangers hoffelijk is, omdat hij weet, dat een voetganger op de spykerpaden „heilig" is- Een voetganger, die precies in het midden van een brede boulevard tussen het suizende verkeer van links en rechts staat te wachten om over te steken gebeurt praktisch nooit iets. De automobilisten kijken wel uit! Het is een kwestie van wederzijdse discipline, waar over de prefect zich niet wilde beklagen. Naar zijn mening was de sportiviteit van de Parijse automobilisten er de laatste vijftien jaar aanmerkelijk op vooruit ge gaan. Slechts voor één groep wilde hij bijzonder tolerant zijn: voor de oorlogsinvaliden, die een speciaal kenteken krijgen en hun wa gen praktisch overal kunnen laten staan. Maar veel verder wilde de heer l'apon niet gaan, zelfs niet voor doktoren in Parijs. Ik voel mij, zei de prefect, als een generaal van een groot leger. Een order moet óf zwart óf wit zyn. Is hij grjjs, dan is de chaos compleet.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 11