Un> Vagina /licozcMV Welfare-werk is fijn, maar moeilijk, zegt mej. v.d. Horst WERKEN MET HARD MATERIAAL IN EEN OUD HILVERSUMS HUIS KINDERKRANT De witte eekhoorn Sanovite „ALLEEN" KOKEN EN ETEN; NIET LEUK, MAAR WEL NODIG Onderzoek winkeldiefstal PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT VRIJDAG 16 NOVEMBER 1962 Helaas tijd te kort (Van onze redactrice) Ik ben nog niet gediplomeerd als welfare-leidster, ik ben nog maar wel fare-helpster. Er is wel een gediplomeerd leidster in het ziekenhuis „Bethesda" in Vlissingen", hoorden we, toen we mejuffrouw J. van der Horst opbelden in de verpleeginrichting Der Boede te Koudekerke. „Dan maar een helpster", vonden we, want de vriendelijke, wat besliste stem had ons nieuwsgierig gemaakt naar de bezitster ervan. De stem bleek een passend visitekaartje te zijn. We troffen in Der Boede een vriendelijke jonge vrouw, die ons plezierig zakelijk te woord stond. De stofjas, die ze droeg, accentueerde het feit, dat ze zo even uit haar werk was gestapt om ons er van te vertellen. „Ik ben als welfare-werkster in dienst van het Rode Kruis voor de patiënten van Der Boede. Het is mijn taak de mensen bezig- te houden met alle soorten handwerk, een bezigheids therapie, als U het zo noemen wilt. Voornamelijk werk ik met de vrouwe lijke patiënten. Als mijn collega aan het einde van deze maand terugkomt van haar cursus, kunnen we ook het werk onder de mannelijke patiënten meer ter hand nemen. Dat is echter een moeilijk terrein, want z|j vinden dit soort werk kin derachtig of ze willen liever niks doen. Eén zei er laatst tegen me: „Ik ben op mijn vijfenzestigste gepen sioneerd en dan zal ik toch wel gek zijn om op mijn tachtigste weer te gaan werken!" Hoe ik hier toe gekomen ben? Ik had een tante, die welfare-werk ster was. 't Leek me wel leuk en daarom ben ik eëns naar het Rode Kruis gestapt. Hiervoor was ik on derwijzeres en ik ben ook nog enige tijd in het buitenland geweest, in Parijs. Daar werkte ik als huishou delijke hulp en in mijn vrije tijd stu deerde ik er aan de Sorbcnne. Met het welfare-werk ben ik in sep tember in Den Haag begonnen. Na veertien dagen werd ik overgeplaatst naar hier. Ik zit er hier niet alleen voor, want de leidster uit Vlissingen mejuffrouw H. van Leeuwen komt hier ook enige keren per week. In februari en maart moet ik naar het Henri Dunanthuis in Zeist voor een cursus. Als het tentamen daarna gunstig verloopt, moet ik in oktober en november weer naar Zeist en dan volgt het eindexamen voor welfare- leidster. Ik vind dit fijn werk, maar het heeft heel moeilijke kanten. Om een voor beeld te noemen: Er zijn patiënten hier, die zo zwaar zijn gehandicapt, dat zij maar twee technieken hand werk kunnen doen. Het is de kunst en dat is echt wel een hele toer daarin voldoende variaties te ont werpen. Nee, ik heb bepaald geen spijt van mijn keuze welfare-werkster te wor den. 't Is wel druk, maar dat vind ik wel fijn. 'k Zou nog veel meer willen doen, maar dat kan niet zo lang ik hier nog alleen zit. 't Zou bijvoor beeld zo prettig zijn tijd te besteden aan mensen, die altijd op bed liggen, gewoon alleen maar om met hen te praten of om hen voor te lezen. Maar daartoe ontbreekt me helaas de tijd Op deze wijze werkte een jonge vrouw uit Den Haag in Zeeland, waar ze het niet alleen om het werk prettig vindt, maar ook om de mensen en om de voor haar nieuwe provincie. Regelt de spij'svertering (Ook zoutarm verkrijgbaar) (Advertentie) Hi) Andringa: Ivoorsnijdster Voor feestelijke dagen feestelijke stoffen uit het Stoffenpaleis FLUWEEL VELOURS ROYALE VELOURS CHIFFON Satin Duchesse Satin Brödé Taffetas JACQUARD BROCAAT LUREX Zoveel prachtige stoffen, in zoveel modetinten en zoveel aparte dessins alléén (Van onze medewerkster) De enige vrouw in Nederland die de ambachtelijke kunst van het ivoorsnijden beoefent, woont in Hilversum. Haar naam is Hil Andringa, en mét een lichte verwondering over het feit dat een vrouw zulk robuust en keihard materiaal beheerst dringt zich de vraag op: waar haalt men dit niet-alledaags materiaal vandaan? Het antwoord is simpel: „Uit Amsterdam. Daar is namelijk de grootste ivoorhandel van Europa. Maar ik krijg ook wel materiaal van particulieren". welfare-werksters De patiënten komen bij mij óf op doktersadvies óf omdat ze hand werken leuk vinden. Ik probeer zelf ook wel patiënten brj het werk te betrekken. Het materiaal komt van de intendance van het Rode Kruis in Den Haag. De grootste be langstelling heeft men hier voor bor duren, haken en breien. Maar er is bijvoorbeeld ook een mevrouw, die leuke beesten maakt van vilt en van plastic, en een meneer, die tafeltjes maakt met mozaïek blad. Wat de patiënten maken, mogen ze eventueel zelf kopen tegen de mate- fiaalprijs. Anders worden hun werk stukken via het Rode Kruis verkocht en dan krijgen de makers een pre mie. Het werk hier ligt natuurlijk wel een beetje anders dan bijvoorbeeld in zie kenhuizen en sanatoria. Daar zijn de mensen doorgaans jonger en daar heb je dus ook een heel andere aan pak van mensen en zaken. Er zjjn momenteel te weinig welfare werksters; dat heeft tot gevolg, dat we nogal gauw de kans lopen Mejuffrouw J. van der Horst: heeft wel heel moeilijke kanten" „Ik vind het welfarewerk fijn, maar het geplaatst te worden. Zelf vind ik dat ^^^eAA/v\^ArtA/ww\AA/vwi/*A/w\/w*j>AAA/v\/ww niet erg, want dat is vooral in het rn irr r-v r- begin wel erg goed voor je opleiding. FRANSE HAARM ODE Geen spijt Waaruit nou mijn werk precies be staat? Wel, (ze kijkt even om zich heen naar de verspreide werkstukken en de .dozen vol mate riaal). Knippen, uitzoeken en tellen van materiaal, ik doe het stikwerk op de naaimachine hier, verder pa tronen ontwerpen en vaak het afwer ken van de werkstukken, want dat vinden de meeste patiënten minder leuk werk. Voorts natuurlijk een ze kere administratie, waarbij hoort het boeken van de bestellingen. Dan heb ik ook nog de Rode Kruis- bibliotheek hier met 175 boeken. De uitlening en bijbehorende administra tie kost ook minstens een halve dag per week. Ik moet echt wel eens wat langer werken om op tijd klaar te komen. t lie in de komende feestmaand Parijs op de voet wil volgen wat de haarmode betreft, borstelt het haar omhoog tot op de kruin en laat het daar rondom terug vallen over een haarband die met dentallen kleine glinsterende steentjes is bezet. Bij dit opge borstelde haar mogen lange oor hangers ook zo glinsterend mogelijk en liefst van hetzelfde materiaal als de haarband niet ontbreken. Zo'n kort en zakelijk antwoord is tekenend voor de persoon Hil Andringa: vrouw van weinig woor den, die recht op de zaken afgaat, met wie men „op de man af" kan praten en die absoluut geen vrouw voor „artistieke franje" is. Dank zij lie eigenschappen weet men binnen enkele minuten al het een en ander over het materiaal waarmee ze werkt: „Ivoor is kostbaar materiaal, je zaagt er bij de verwerking veel van weg. Olifantenivoor is het mooist, prachtig getekend; het ivoor van potvis of walrus is veel minder mooi. Ivoor is een veeleisend ma teriaal, tien jaar heb ik er over ge daan om het te leren beheersen." Materiaal uit Amsterdam: voor de ze kunstenares dus nogal dicht bij huis. Ze woont al meer dan veertig jaar in het Gooi, maar haar land- van-herkomst is Friesland in haar stem klinkt het noordelijk ac cent nog licht na. Met hout begonnen Ivoor is niet het enige materiaal voor Hil Andringa. Houtsoorten, parelmoer, buffel- en hertshoorn liggen ook in haar werkplaats op gestapeld atelier zou een mis leidende naam zijn voor deze werk ruimte! Het 'is een werkplaats in de volste zin des woords. de gereed schappen en machinerieën die rond om verspreid staan en hangen, be wijzen dat hier geen „hobby" maar een ambacht wordt beoefend. „Met hout ben ik indertijd begon nen. Dit bijvoorbeeld is pokhout, keihard materiaal ik schijn al tijd niet hard materiaal te moeten werken.... Voorliefde voor speciale objecten? Nee, ik maak eigenlijk van alles: mensen, dierfiguren, ge bruiksvoorwerpen." De fotoboeken waarin ze afbeeldin gen van haar werk bewaart, beves tigen het: al bladerend ontmoet men een Schevenings vissersvrouw tje, speelse rock-and-roll figuurtjes, een sierlijke reversspeld, thee- en Soederdozén, argeloze én hooghar- ge dierfiguren, kostelijke figuur tjes van mensen, gevangen en gety peerd in een verrassend moment. Want het „menselijk bedrijf" boeit Hil Andringa en zo ontstaat bij voorbeeld „De forens" - mannetje uit ivoor, treffend vertegenwoordi ger van één der facetten van het moderne leven. Even treffend als „De Haast" die (tweemaal) een al gemeen verbreide menselijke eigen schap op rake wijze verpersoon lijkt. „En deze kat is van groen ivoor. Ook prachtig materiaal, wonderlijk genoeg ruikt het bij de verwerking naar versgekookte spinazie... Ivoor heeft tamelijk veel afwerking no dig, het moet geschuurd, kan ook nog gepolijst worden maar dat hoeft niet- Dat doen de handen wel." Hil Andringa 1 kleine gezette fi guur in blauwe werkjas, rode zakdoek om het haar geknoopt, ogen waarin vaak een glans van humor verschijnt houdt zich niet op met concessies aan de „kunstnij- verheidssmaak". „Ik maak waarin ik zin heb als ik verkoop is het vaak aan verzamelaars. De am- bachtskunstenaars in ons land wer ken samen in een genootschap, in dit kader wordt regelmatig geëxpo seerd en verkocht. Deze ambachte lijke kunst heeft zoveel mogelijkhe den en er zijn altijd nog liefhebbers meer dan je verwacht in deze gemechaniseerde wereld". Haar huis is een ideaal huis voor de beoefening van het ambacht helaas zal ze op zeker ogenblik naar andere behuizing moeten om zien. Over enkele jaren zal er een modern parkeerterrein zijn op de plaats aan de 's Gavenlandseweg te Hilversum, waar haar woning staat: een oud laag huis, enigszins verscholen in een tuin waarin nu de herfstkleuren elkaar verdringen- En in een hoekje van de werkplaats binnen zijn het de kleuren van de Abalone-schelpen die het oog boei en. Ze komen van Tahiti en Hil -GOES, LANGE KERKSTRAAT AA TERNEUZEN, NIEUWSTRAAT 6-8 Fruit en melk z|jn onmisbaar (Van onze medewerkster) Een op de tien Nederlanders is wat men noemt „een dagje ouder" oftewel boven de 65 jaar. Een leeftijdsgrens die men tegenwoordig ook een „voe- dingsgrens" zou kunnen noe men, want de moderne voedings leer houdt de bejaarde mens voor dat hij of zij weliswaar een dagje ouder is geworden, maar beslist niet te oud voor een goe de (lees: verstandige) voeding. Onder die oudere garde treft men nogal eens stoere figuren die de voedingsleer opzijseliui- ven met het argmnent dat ze toch maar hun hele leven gezond zijn gebleven bij hun eigen voe- dngspatroon. Daarnaast zijn er de overmatig-bezorgden, die een overdreven angst aan de dag gaan leggen voor alles wat naar vet, suiker of zout zweemt. En dan is er ook nog de categorie die bijna opgemerkt (wellicht intuitief?) het voedingspatroon verandert en zo op eigen initia tief komt tot versoberde en toch doeltreffende eetgewoonten. Een beetje deskundige voorlichting kan bij zo'n versobering toch eigenlijk niet gemist worden al zou het alleen maar zyn vanwege het risico dat de vereenvoudiging ook te ver kan gaan en dan op een beslist onvoldoende voeding uitdraait! Zie hier wat Nederlandse voedingsdes kundigen adviseren aan al diegehen die het beruchte „dagje ouder" zijn geworden: Wie alles verdraagt, doet er goed aan elke dag een ruime portie groente, wat fruit, naast het witbrood ook bruinbrood en eventueel ook rogge brood te eten. Voedingsmiddelen dus die gezond zijn (vanwege de vitami nes en mineralen) maar bovendien een goede spijsvertering garanderen. Vooral fruit (of vruchtensap) is in dit r(jtje onmisbaar; daarnaast zijn melk en/of karnemelk al even be langrijk. Minstens een halve liter van deze zuivelprodukten mag niet op het da gelijks menu ontbreken! Wie moeite heeft om de melk al drin kend naar binnen te krijgen, lean van MÉ- kerpot boden: te veel suiker is niet i een gedeelte pap koken. I zïchtigkeïd met de suikerpot wel ge- daarom mag men met suiker in thee of koffie ook gerost matig zijn. Kaas: altijd goed By de broodbelegging Is het even eens oppassen met de zoetigheid, vooral voor mensen wier lichaamsge wicht aan de hoge kant is. Liever een hartige belegging zoals kaas: een Andringa maakt wel eens sieraden van dit prachtige veelkleurige ma teriaal: medaillons, oorknoppen, bi zar gevormde oorhangers. Tegen wicht misschien tegen het „worste len" met de keiharde materialen die haar werkplaats bevolken? Altijd inspiratie Het is een „worsteling" waarin Hil Andringa keer op keer de overwinning heeft behaald. „Om in spiratie zit ik nooit verlegen nog voordat ik een werkstuk af heb. weet ik alweer wat ik daarna wil maken". Uitspraak van een vrouw- die kennelijk altijd „tijd te kort komt" bij de beoefening van haar vak en wie dat van zichzelf kan zeggen is in veel opzichten een ge lukkig mens! produkt dat bovendien het voordeel heeft dat het (vooral aan een stukje) gemakkelijk te bewaren is. Ook eie ren en vleeswaren zijn goed, tenzij er natuurlijk een speciaal dieet in het geding is dat deze voedingsmiddelen verbiedt. Te weinig wordt meestal gedacht aan fruit als broodbelegging, beurt koken. Matigheid wordt aan aanbevolen ten aanzien van het snieren van het brood. Als het brood dun besmeerd wordt doet het er niet toe, met welke vetsoort dit gebeurt. Het is voor iemand die dagelijks voor een heel gezin de warme maaltijd kookt, uiteraard gemakkelijk om te zeggen dat ook de alleenstaande oudere mens aan de gewoonte van het dagelijks warm eten moet vast houden. In de praktijk kan de alleen staande echter lang niet altijd de ani mo en de moed opbrengen, elke dag maar weer in haar (of z|jn) eentje aan het klaarmaken van de maaltijd te beginnen! Toch is het nodig om dagelijks warm te eten en in veel gevallen zal de dagelijkse kokerij de alleenstaande bejaarde lichter vallen, wanneer „lotgenoten" af en toe eens bij elkaar gaan eten en dus om de Matigheid geboden Samen eten of alleen eten: in beide gevallen is ook voor de warme maaltijd matigheid geboden met bo ter, margarine en vet, en met suiker en zoetigheid. Zout kan men even eens met mate gebruiken, tenz(j de arts tot extra voorzichtigheid in dit opzicht heeft aangemaand. Groente en aardappelen daarentegen koke men zoveel mogelijk elke dag vers! Een ei bij de warme maaltijd kan het vlees wel eens een dagje ver vangen en dat geldt ook voor kaas die bijvoorbeeld in een stamppot of stoofschotel kan worden verwerkt, of als „gebakken kaasplnk" bij diverse groenten het lieel goed doet. Mevrouw C. van der Weel-Krijger maakt kostelijke beesten van vilt of van plastic. „Ilc ben hier een jaar", vertelde ze ons in de gauwigheid, „op november was het precies een jaar. Voor die tijd woonde ik in Middelburg". In Engeland is onlangs een uitgebreid, onderzoek gewijd aan liet begrip „xoinkeldiefstal". Daarbij heeft men ontdekt dat winkeldiefstallen meestal door vrouxoen worden gepleegd: tweemaal zoveel vrouwen als mannen maken zich schuldig aan shoplift" zoals de Brit het betitelt. Die verhouding van twee op een is tot op zekere hoogte verklaarbaar door het feit dat vrouwen nu eenmaal veelvuldiger winkelen dan mannen. De meeste vnnkeldievegges bleken van middelbare leeftijd te zijn, eenderde van haar bestond uit buitenlandse bezoeksters. Men ontdekte voorts dat een vrij groot aantal van deze vrouwen aan bepaalde ziekteverschijnselen leed zoals hoofdpijn, rugpijn, nerveuze huidaandoeningen terwijl ook in sommige gevallen de zogenaamde overgangsleeftijden een rol speelden; verscheidene van de vrouxven bleken Repressief" te zijn. De mannen die zich aan winkeldiefstallen te buiten gingen, bleken over het algemeen jonger te zijn. Heel vaak stalen zij boeken, iets waaraan vrouwen zich zelden of nooit te buiten gingen. Van de jeugdige winkeldieven v:erd het merendeel gevormd door blijkbaar intelligente kinderen die afkomstig xvaren uit de „middenklasse" en door hun ouders binnen nogal strakke perken xoerden opgevoed. Ibin, noemde zijn moeder de kleine xoitte eekhoorn, toen ze op de dag dat hij géboren werdzag dat hij niet rood-bruin was zoals alle andere kleine eekhoorns, maar wit. Zo wit als de witte wolken die door de blauwe lucht zeilen, zo xoit xoas Albin. Hij zelf wist in het begin natuurlijk helemaal niet dat het iets bijzonders was om xoit te zijn. Hij was gexooon een kleine eekhoorn met een gulzig bekje en een knorrend maagje, dat zich door zijn moeder alle lekkers liet toestoppen dat ze voor hem vin den kon. Maar dat veranderde toen hij voor het eerst mee het nest uitmocht. Alle buren die boven of op de grond woonden hielden op met waar ze mee bezig xcaren en keken met open bekje of snavel naar de kleine Albin, die achter zijn moeder aan over een tak xcipte. Zijn oogjes begonnen te glinsteren, want vlak boven licm ging net een dier voor bij, een wolkendier, dat sprekend op een konijn leek. De oogjes van de kleine Albin begonnen te glinsteren. „Dat is het", dacht hij, „dat is liet!" Daarop stak hij een pootje op om stilte en alle dieren die bijna ruzie met elkaar kregen over dat vreemde verschijnsel In hun bos: een witte eekhoorn, werden stil. Het leek wel of ze er op gewacht hadden tot de klei ne Albin iets zeggen zou. „Dieren", zèi de kleine Al bin, ,„ik weet wel dat een zo klein dier als ik, eigen lijk nog geen bekje open mag doen als de groten spreken, maar ik moet jul lie iets zeggen. Ik ben geen eekhoorn, dat wil zeg gen: ik ben wel een eek hoorn, maar geen bos-eek- hoorn, zoals jullie allemaal bosdieren zijn. Ik ben een wolkendier. Kijk maar om hoog naar de lucht en je zult begrijpen wat ik be doel". Alle dieren hieven hun kopjes op en probeer den iets te zien van de blauwe lucht en de witte wolken. Het grote konijn dreef langzaam over en achter hem kwam een sneeuwwitte fazant met een lange sleepstaart van wolkenflarden. „Ach...!" riep iedereen, want zo begrepen meteen wat de kleine Albin be doelde. Een wolken-eek hoorn! Albin was een wol ken-eekhoorn Alleen «Ie wijze uil die de baas \va» mi liet bos wou er „Maar hij is wit! Hij is wit!" riep iedereen, „dat kan toch nie.t! Dat kan toch niet! Een witte eekhoorn! Wie heeft er ooit van ge hoord Eekhoorns zijn rood zoals de blaadjes in het najaar. Een witte eek hoorn bestaat niet!" „Maar hij is wit, ik kan het toch ook niet helpen!", zei de moeder van Albin tegen al die dieren onder en boven haar. „Maar hoe moet dat dan?", vroeg een andere dikke eekhoorn-moeder, die zelf vier kleine rode eekhoorns achter haar staart aan had- „hoe moet hij zich verstop pen tussen de blaadjes zon der dat ze hem zien? Nooit kan hij met mijn kinderen verstoppertje spelen en nooit zal hij zich kunnen weghouden als de mensen komen. „Tja", zei de moeder van Albin met een zucht, „ik weet het ook nog niet alle maal. Ik doe wat ik kan. Ik leer hem springen en roets jen en de rest moet hij zelf maar zien, net als iede re andere eekhoorn". De kleine Albin luisterde met opgestoken oortjes naar al dat gepraat en ge roep. Hij bekeek zichzelf eens goed en toen de ande re kleine eekhoorns, die in een kringetje rond hun moeders zaten. Rood... rood... roodbruin. Allemaal- Voorzichtig streek liij met zijn witte pootjes over zijn witte vacht en toen keek hij naar boven, waar hij tussen de blaadjes door de witte wolken zag overgaan. wel eens iets meer van we ten. Met schrik bedacht liij dat niemand hem meer iets zou vragen of naar hem zou luisteren nu er een echt wolkendier onder hen \Vas komen wonen. „Hij is door de wolken ge stuurd", fluisterde het he le bos en zelfs de bomen ruisten onderdanig toen de kleine Albin over de takken schoof. En van die dag af veran derde alles in het bos- De rij dieren die 's morgens al tijd voor de holle boom van de oude Uil wachtte om hem om raad te vragen, stond nu onder de beuke- boom, waarin de kleine Ai- bin woonde. De eerste dag keek hij wat verbaasd toen 'n grote haas hem vroeg: „Waar zeggen de wolken dat ik moet gaan wonen, nu de jagers mijn vorige leger hebben ontdekt?" Wat eet je het liefst?", vroeg de kleine Albin. „Boerekool", zei de haas. „Nou, dan ga je in het boerekoolland wonen", lach te de kleine Albin. „Maar dat is heel gevaar lijk!", riep de haas, „wil len de wolken werkelijk dat ik dat doe?" „Waarom vraag je het me dan?", vroeg de kleine Al bin, „tien beukenootjes. Wie is de volgende?" De volgende was een bos muis die één van haar kin deren kwijt was. „Klim in een boom, dan kun je het hele bos overzien", zei Al bin... „Drie beukenootjes". „Maar is snuffelen niet be ter?", vroeg de bosmuis. Maar Albin waa al bezig met de volgende, een egel die last van slapeloosheid had en die hij de raad gaf de stam van de beukeboom tienmaal op en neer te roetsjen, want daar werd je zo lekker moe van. En zo ging dat door. Na een paar dagen was liet bos een ander bos gewor den: de haas lag uitgeput in een greppel, omdat «Ie boer, toen hij één poot op zijn boerekoolland bad gezet, hem had opgejaagd. De liosn»";<i zat boven in een boon» ;.'inmercn om dat ze er niet meer uit- durfde, de egel liep met twee verstuikte pootjes rond nadat liij een halve meter hoog geklommen was langs de stam van de beukeboom en natuurlijk naar boneden was gevallen. En in zijn holle boom zat de oude Uil voor zich uit te staren en te bedenken wat hij doen kon om een einde te maken aan de verschrikkelijke toestand. Op de morgen van de vier de dag vond hij het! Hij spreidde zijn vleugels en vertrok uit het bos: maar een half uur later was hij terug met een sneeuwwitte zwaan, die dicht bij de stad in een vijver zwom. Alleen de uil kende die zwaan, want hij was de enige die het bos wel eens verliet en wist dat er méér dieren waren dan alleen maar bos dieren. Hij fluisterde nog even met de zwaan, wees omhoog naar het nest van de kleine Albin en trok zich toen terug tussen de tak ken van de beukeboom. De zwaan spreidde zijn grote witte vleugels, klapwiekte omhoog en streek vlakbij de kleine Albin neer. Die knip perde met zijn ogen van al dat wit en wenkte naar de rij dieren onder hem dat ze even moesten wachten nu er zo'n gewichtige vogel bij hem neer daalde. Ook andere die ren die merkten dat er iets gebeuren ging verzamelden zich onder de boom. En toen de zwaan begon te spreken, was bijna het. hele bos er. „De wolken hebben me gezonden", zei de zwaan, „om u te halen. Ze hebben weer een nieuwe op dracht voor u. U bont veel te goed voor zo'n bos, vin den ze. U moet nu iets veel belangrijkere gaan doen. Ik zelf zal u even naar de wolken brengen en vandaar zeilt u naar zee. U zeilt door tot u een eiland mid den in zee vindt. Daar wacht u een belangrijke op dracht. Het heeft iets met haaien te maken of zo..." De dieren onder de boom, zelfs de dieren die al een beetje waren gaan twijfe len aan do kleine Albin, knikten elkaar met eerbie dige gezichten toe: „nou zie je maar eens hoe 'n ge wichtig dier het is", fluis terde er een paar. Maar de kleine Albin zelf werd wit ter dan hij al was toen de zwaan dat allemaal zei: „naar de wolken reizen? Hoe kon hij, een eekhoorn naar een wolk reizen? Hij moest er niet aan denken om op een wolk te zitten. En dan boven zee! En die haaien... Hij wist niet eens wat haaien waren, maar het klonk als heel gevaarlijke dieren." „Komt u?", vroeg dc zwaan met een buiging van zijn lange hals en zijn kop wees naar het zachte verenkus sentje op zijn rug. „Néé1', zei de kleine Albin met een benauwd piepstem metje, „nee, ik kom niet. Ik heb hier nog een heleboel te doen. Ik... Ik... eh..." „Maar heer Albin", zei do zwaan, nu niet zo vriende lijk meer, „de wolken wil len het en ik als wolkendier heb te gehoorzamen. Als u niet uit u zelf meegaat zal ik u..." Zijn grote rode sna vel kwam dichterbij en Al bin kroop in elkaar van schrik. „Moeder!", riep hij „moeder...!" De eerste die in lachen uit barstte was dc kleine bos muis die nog altijd boven in het topje van de boom zat- „Hij durft niet!", lachte ze, „zie je dat? Hij is bang!" De tweede die lachte was de egel met de verstuikte pootjes onder de boom. En toen durfde iedereen. Zelfs de uitgeputte haas in zijn greppeltje, die zijn oren had opgestoken bij het la waai, lag te schudden van het lachen. Toen was de rust gauw te ruggekeerd. De oude uil kwam uit zijn schuilplaats en gaf de dieren die naar Albin geluisterd hadden, goede raad. De zwaan droeg de bosmuis naar haar holletje, waar het wegge lopen kind al lang zat te wachten. De moeder van Albin leerde haar zoontje behoorlijk roetsjen, sprin gen en nootjes kraken, zo als elke eekhoorn dat doet, of hij nu wit is of niet. Al les is weer goed, alleen wil het wel eens gebeuren, dat er een dier in lachen uit barst als er een witte wolk overdrijft, die op één van hen lijkt. Maar dat is ook alles.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 10