RADIOBIOLOGISCH
ONDERZOEK
Dunaüjvaros
zaterdagnummer
Hongarije vandaag (slot)
STIJLVOORBEELD VAN
SOCIALISTISCHE STAD
Zaterdag 10 nov. 1962
^an de Lange Kleiweg te Rijswijk, tegen de
gemeentegrens van Delft, werken ruim
tachtig mensen aan het wetenschappelijk
onderzoek naar de effecten van radio-actieve
straling op levende wezens. Tachtig mensen
in witte jassen Zij proberen uit le vinden,
wat deze straling wezenlijk doet in het le
vend organisme. Hun opdracht is onder meer
middelen te vinden om stralingseffect te neu
traliseren.
Dadio-actieve besmetting kan op verschillende
manieren tot stand komen. In kernreactors
gebeuren ongelukken. Isotopen raken in verkeer
de handen. Wanneer radio-activiteit in de ge
neeskunde wordt aangewend, is het gevaar van
een te grote dosis niet altijd denkbeeldig. En er
zijn kernexplosies, waarbij grote hoeveelheden
radio-activiteit zich over de wereld verspreiden.
Allemaal dingen, die twintig jaar geleden niet
aan de orde waren. Nu wel.
De laboratoria van het Radiobiologisch Instituut be-
radio-activiteit te injecteren. Daartoe staat een genera-
schikken over middelen om straling op te wekken en
tor opgesteld, die een krachtige neutronenbundel produ-
1 ceert, welke het darmstelsel in meerdere en het been-
merg in mindere mate aantast. Muizen worden experi
menteel vergiftigd met strontium-90, dat tot fatale aan-
1 tasting van het beenderstelsel voert. Levende cellen kun
nen er iedere gewenste dosis röntgen-, alfa-, beta- of
gammastraling toegediend krijgen. Met bloedkanker be
smette proefdieren worden onderworpen aan een krach-
1 tige ioniserende straling, teneinde vast te stellen of de
ziekte op deze wijze tot stilstand kan worden gebracht.
Experimenteel
enthousiasme. Tachtig mensen. De academici zijn nog
niet lang geleden afgestudeerd en de analisten en labo
ratoriumassistenten zijn merendeels twintigers. Aan
deze jonge mensen is in groot vertrouwen een grote
verantwoordelijkheid gegeven. Zij buigen zich over de
geheimen van leven en dood, zó complex dat hun ver
wondering nooit eindigt.
En hei, is uit de verwondering, dat het zoeken wordt
geboren en uit het zoeken het weten.
fAp tafel naast een kolossaal röntgenbestra-
lingsapparaat staat een plastic doosje met
ratten, keurige witte ratten met roze oortjes.
Ernaast eenzelfde doosje met muizen, nette wit
te muizen. In de hoge ruimte praat de stem van
een jongeman, een keurige jongeman in een wit
te jas. Over straling en absorptie en over aller
lei andere dingen, die zijn gehoor maar half kan
bevatten al staat het ook op de tenen. Hij is een
van de tachtig witgejaste jonge mensen in dit
nieuwe gebouw van het Radiobiologische Insti
tuut T.N.O., wier enthousiasme gekanaliseerd is
in een gladde, prompte efficiency.
Schone ratten, schone muizen, schone mensen. Schone
lokaaltjes. Een „hot room", zo geconstrueerd, dat bij
het openen van de deur wel stofjes naar binnen kunnen
waaien, maar niet naar buiten. Dat is een heel mooi
ding, want de stofjes, die naar buiten kunnen waaien,
zouden wel eens radio-actieve partikeltjes kunnen zijn.
Die blijven binnen en worden van binnenuit afgezogen
naar de filterkamer boven, waaruit twaalf spuipijpen
hoog in de lucht?fteken. En al het water, dat wordt af
gevoerd komt in twee ondergrondse tanks, wordt daar
op radio-activiteit gemeten, met gewoon water verdund
tot een toelaatbare concentratie en eerst dan in de rio
lering gevoerd.
Steriel
Het onderzoek heeft een uitsluitend experimenteel ka
rakter, zonder vooropgesteld doel. Het staat ook
niet op zichzelf. Men doet hier geen proeven, die elders
al genomen worden. Men werkt hier slechts aan bepaal
de facetten van een wereldomspannend onderzoek,
waarvan de uitslagen worden gepubliceerd.
Er lopen tachtig jonge mensen rond met een geel
clipje op de borst de „badge" zoals zij zeggen.
Iedere veertien dagen wordt het filmstrookje dat zich
daarin bevindt, ontwikkeld en de hoeveelheid straling
die zich erop heeft verzameld, gemeten.
Het team, dat hier werkt, kan zich geen slordigheidjes
veroorloven. Daarom is de discipline er strak. Maar er
is een breed besef, dat hier gewerkt wordt aan een
nieuwe wetenschap, die mensenlevens moet redden. Dat
schept een sfeer van groot, hoewel niet uitbundig
Er zitten twee jonge aapjes in, schatten van diertjes.
Een kluift op "n halve sinaasappel, de ander hangt aan
zijn achterpoten tegen het plafond en kijkt ernstig en
slim, wijs en ondeugend door het glas het sluisje in.
Deze twee jonge aapjes, zegt het meisje, zijn met grote
moeite steriel gefokt en worden geheel steriel opgevoed.
Ze geven de beste hoop voor de toekomst. Jaja. Mogen
we erbij? Nee, dat mag niet, want dat zou de sterili
teit verstoren en aldus van onberekenbare schade zijn
voor het toekomstig experiment.
Dan zegt iemand: „Ik zou wel eens willen weten, heb
ben die apen een' naam?" Het meisje van de weten
schap aarzelt een ogenblik. Kleurt ze?
Ze hebben een naam. De ene heet Joeri (omdat-ie ge
boren is op de dag, dat Joeri Gagarin met zyn Wostok
de ruimte inging), de ander Jochem. Het is een hele
verademing.
Muis, aap, mens
Sluisjes. Er gaat een deur open en dan is er daarbin
nen weer een deur. Door het ruitje mag je kijken,
maar verder komen niet. Achter het ruitje is een sterie
le ruimte met steriele proefdieren. Sommige springen
opgewekt door hun kooi, andere zitten suffig te staren.
Die zijn dan bestraald, ingespoten met strontium-90, ge-
infecteerd met leukamie, bloedkanker. Deuren gaan
open en dicht. Een claxon dreunt; 't is weer ergens tijd
voor. Een meisje, nog jong, gaat voor. Haar witte jas
ritselt en zij praat. Over apen uit India, die stikken van
de infecties en hoe moeilijk 't is om die beesten
kiemvrij te krijgen voor gebruik in het laboratorium.
Over beenmergtransplantaties ter behandeling van stra
lingsziekte; dat wil wel bij apen. 't Heeft iets te maken
met kanker en met de atoombom en ongelukjes in kern
centrales.
Het meisje ziet er heel ernstig uit, geen wonder, denk
je, met die atoombom en die kanker en zo. Zo jong
als ze is, weet ze haar weetje wel. Ze opent een deur.
Erachter is weer een sluisje. Achter het glas een kooi.
Het experiment met apen is slechts een van de vele
experimenten, die hier in het kader van het onder
zoek naar oorzaken, gevolgen en bestrijding van radio
actieve stralingen op mens, plant en dier worden uit
gevoerd. Het experiment is begonnen met muizen.
Kleine knaagdieren, die blootgesteld worden aan een
totale lichaamsbestraling met een zware dosis ioniseren
de straling, ontwikkelen een beenmergziekte. Deze kan
worden bestreden door levende beenmergcellen van een
gezond dier in te spuiten, die aanslaan ei. in staat zijn
de beenmergziekte terug te dringen. Een muis, die op
deze wijze wordt behandeld, is in staat weefsel van het
zelfde type op te nemen als de beenmergdonor (een
andere muis van dezelfde stam) heeft, een eigenschap
die interessante perspectieven opent voor andere trans
plantaties, bijvoorbeeld van de nieren.
Toen enige jaren geleden in Frankrijk bij een ongeval
in een kernreactor 'n aantal Joegoslavische kerntechnici
aan ernstige straling werd blootgesteld, hoopte men de
patiënten te kunnen redden door de beenmergtransplan
taties zoals die al experimentcel bij muizen waren uit
gevoerd. Er trad inderdaad een aanvankelijke verbete
ring van hun toestand op, maar kort daarna bleek, dat
het ingebracht beenmerg niet aansloeg. De hoop, door
beenmergtransplantatie een ziek bloedvormend organis
me volledig door gezond donormateriaal te kunnen ver
vangen, moest worden prijsgegeven.
In dit stadium zijn de proeven met apen begonnen. In
tegenstelling tot de resultaten met muizen bleek bij
deze hogere diersoort, dat vreemd beenmerg na geslaag
de transplantatie zeer. snel tot „verzet'; van de ingeplan
te cellen tegen de „gastheer" kwam, 'waardoor o.a. de
weerstand van de patiënt tegen infecties nagenoeg ge
heel verdween. Er trad dan evenals bij de mens een
tweede ziekte geen stralingsziekte op, die spoedig
tot dodelijke afloop leidde. Apen zijn zo kon worden
geconstateerd veel gevoeliger voor vreemd beenmerg
dan muizen. Bovendien bleek het bewaren van eigen
(tevoren afgenomen) beenmerg by apen veel meer pro
blemen met zich te brengen dan by muizen. Uit de aan
de gang zynde onderzoekingen is thans wel duideiyk
geworden, dat by mensen, die een niet-totale ioniserende
bestraling hebben ondergaan, beenmergtransplantatie
toch zin heeft als overbruggingsbehandeling in de perio
de, tijdens welke de onverlet gebleven beenmergcellen
nog niet volledig tot herstel in staat zijn.
Infecties
Dit is Jochem, heel jong nog en bijna doorschijnend van
vel. Het Rijswijkse aapje, dat onder geheel steriele om
standigheden werd geboren en dat nu zielctevrij op
groeit, ten dienste van de wetenschap, die mens en dier
het leven moet redden.
Dat de bestudering van het ziekteverloop by bestraalde
en daarna met gezond beenmerg ingespoten apen,
sterk bemoeilijkt wordt wanneer vreemde infecties in
het proces hun rol gaan meespelen, is zonder meer dui
delijk. Om nauwkeurig te kunnen vaststellen, waaraan
een behandelde aap in feite sterft bestraling, verzet
van de geïnjecteerde cellen is absolute steriliteit van
het proefdier een eerste vereiste. Wanneer het al diver
se infecties bij zich heeft paratyphus, dysenterie, ma
laria, tubrculose, mijnworm is vaststelling van de
feiteiyke doodsoorzaak nagenoeg onmogelyk en het ex
periment derhalve tot mislukking gedoemd. Zelfs een
betrekkelgk onschuldige infectie kan na bestraling,
wanneer de weerstand van het proefdier nagenoeg is
vernietigd, tot de dood leiden en zoek dan maar eens
uit wat nu precies deze afloop tot gevolg heeft gehad.
Vandaar het verschynsel in Rijswijk van de steriele aap,
het absoluut schone proefdier in een absoluut schone
omgeving. En vandaar in Rijswijk de innige hoop, dat
Joeri en Jochem samen met de onlangs geboren
Abraham nog lang en gelukkig in steriliteit mogen
leven.
£en communistische staat zon
der socialistische stad is als
een kip zonder kop. De Sow-
jet-Unie heeft zijn Stalingrad (nu
Wolgagrad), Polen zijn Nova Hu-
ta, Oost-Duitsland zijn Stalinstadt
(nu Eisenhiittenstadt) en Joego
slavië zijn Titograd. Ze hebben
alle gemeen, dat ze de eerste so
cialistische stad van het betrokken
land worden genoemd (over de
tweede hoor je nooit reppen) en
dat ze zijn opgebouwd rond een
nieuw gecreëerd staal- en hoog-
ovenbedrijf. Hongarije kon uiter
aard na 1945 niet achterblijven en
stichtte uit het plaatsje Dunapen-
tele, 70 km ten zuiden van Boeda
pest, een centrum voor zware in
dustrie. De nieuwe naam was
inderdaad ja: Sztaünvdrosoftewel
Stalinstad. Intussen heeft de desta
linisatie ook deze naam weer naar
de historie verwezen en het ex- Du-
napentele, ex-Sztalinvaros heet nu
heel neutraal Dunaujvaros (Duna-
üj-varos betekent - letterlijk -
Donau-nieuw-stad
Behalve hun doel hebben al die socialisti
sche Steden ook hun uiterlyk gemeen.
Ze zijn alle in de stalinistische tijd opgezet
en vertonen dan ook alle de stalinistische,
socialistisch-realistische bouwstijl. Alleen
de nieuwere wijken weerspiegelen de post-
stalinistiscbe periode, In het Poolse Nova
Huta kan men de overgang van Bierut naar
Gomulka van één straat aflezen. De helft
ervan is met dc protserige tierelantijnen-
huizen bebouwd, maar na een klein dwars-
weggetje zet de straat zich voort met een
rij normale flatwoningen.
In Dunaüjvéros liggen de tegenstellingen
iets verder uit elkaar. De eerste straat van
de stad plus de directe omgeving is in de
typische stalinistische styi opgetrokken.
Kazerneachtige gebouwen met ingebouwde
zuilen, de muren met geel-bruin grof pleis
terwerk afgewerkt. De nieuwe flats zien er
daarentegen modern uit, al heeft men het
zuilenmotief niet helemaal willen loslaten.
Het onvermijdeiyke Cultuurhuis, dat de
naam van Bela Bartok draagt, is al in de
vroegste periode gebouwd, zodat het alle
kenmerken van de pompeuze styi draagt.
Zuilen en reliëfs aan de buitenkant, houten
zuilen ln de hal, die met hun lichtbruin ge
marmerd vernisje de indruk wekken van
marmer te zijn, zuilen in de theaterzaal met
vele ornamenten, lampentrossen het hele
arsenaal van kleinburgerlijke protserigheid
is voorhanden. De school, drie jaar geleden
gebouwd, is ondanks zy'n geweldige afme
tingen, weer modern van constructie. Kort
om: ook in Dunaüjvéros kan men duidelijk
zien hoe sterk de bouwstyi afhangt van een
bepaalde politieke situatie. Ik heb dan ook
in het gastenboek van het plaatselijke bu
reau van de staatsreisorganisatie „Ibusz"
geschreven:* „Het opvallende van Dunaüj
véros is, dat de versfchillende bouwstijlen
een afspiegeling vormen van de na-oorlogse
geschiedenis van Hongarije".
Stijlvoorschriften
Dunaujvaros: Cultuurhuis in socialistisch-
realistische stijlbouwjaar 1955.
Over die tegenstellingen heb ik een uit
voerig gesprek gehad met de heer Ti-
bor Weiner, hoofdarchitect van Dunaüjvé-
ros en tevens plaatsvervangend president
van het Uitvoerend Comité van de stad (wij
zouden zeggen: loco-burgemeester). De
vraag of hy het niet in stryd achtte met de
vryheid van de architect dat deze van de
overheid voorschriften omtrent de stijl van
te bouwen huizen ontvangt, ontweek hy.
„Dat i3 ln het westen precies hetzelfde. Ik
heb jaren in het westen gewerkt en ik
moest ook precies volgens bepaalde stijl
voorschriften bouwen. Maar wy zien onze
fouten in en jullie niet", aldus architect
Weiner.
By doorvragen bleek hij voornameiyk za-
kenpanden te hebben neergezet en met die
voorschriften bleek hij de aanwijzingen van
de particuliere opdrachtgevers te hebben
bedoeld, die om commerciële redenen be
paalde dingen wel en bepaalde dingen niet
wilden hebben. Maar de heer Weiner zag
niet in, dat dit iets anders was dan een
door de overheid verplicht gestelde styi.
„En wat is dan nog dat socialistisch-realis-
me? Niet meer dan een twee centimeter
dikke pleistering. Over vijf tien jaar is de
stad aan reconstructie toe en dan wassen
we dat socialistisch-realisme er gewoon
af", merkt de heer Weiner op. Als ik zeg
dit precies te willen opschrijven omdat ik
het zo'n mooie uitspraak vind, zegt de heer
Weiner: „Maar dan moet U er ook bij
schryven, dat het socialisme er niet gerin
ger om wordt als er in het Cultuurhuis
twee zuilen staan".
Namen
Van stadsarchitect Weiner hoor ik ook
het verhaal van Dunaüjvéros. Tot 1950
heette het nog Dunapentele en was het een
dorp van 3500 inwoners. In een harmonisch
ontwikkeld land behoren steden van 40 km
afstand van elkaar te liggen, maar dat was
in deze omgeving niet het geval, zodat men
besloot van het dorp Dunapentele de stad
Sztélinvéroxc te maken. Er zou een metal
lurgische industrie moeten komen plus
woonruimte voor 25 30.000 inwoners. De
aantrekkingskracht was groter dan men
had berekend en het plan staat nu op 45.000
inwoners. Inmiddels zijn er al 40.000 men
sen in Dunaüjvéros en over 15 jaar zullen
het er 75.000 zyn. „In het algemeen wordt
aangenomen, dat er tegenover één indus
triële arbeider één dienstverlener moet
staan. By ons is die verhouding 1 staat tot
1,3 omdat de stad ook als knooppunt geldt
voor de hele omgeving in een straal van 30
km", aldus de heer Weiner.
In november 1951 kon het eerste bedrijf in
werking worden gesteld en in de periode
1951 tot 1954 zijn er veel woningen verre
zen. „Daarna zyn er minder woningen ge
bouwd, maar na 1957 zijn we weer begon
nen. Per jaar worden er 800 nieuwe wonin
gen neergezet", vertelt de loco-burgemees
ter.
De huren zijn betrekkèiyk laag. Voor een
centraal verwarmde 1-kamerflat (woonka
mer, keuken, hal en badkamer) betaalt men
70 forint per maand plus 100 forint per
maand voor de verwarming gedurende de
zes maanden dat deze brandt. Een 2-kamer-
flat komt op 92 plus 110, een 3-kamerflat
op 110 plus 130. In het laatste geval be
draagt de huur dus gemiddeld 175 per
maand verwarming inbegrepen; dat is pre
cies 10 van het gemiddelde inkomen in
Dunaüjvéros. Met een paar mensen van
Ibusz ben ik een willekeurig portiek inge
stapt, heb op een willekeurigi bel gedrukt
en aan de opendoende vrouw gevraagd of
ik haar pas gebouwde flat even mocht zien.
Dat was onmiddellijk goed. Ze bewoonde
met haar man en dochtertje een tweeka
merflat en betaalde er 120 forint voor (dus
geen 92, zoals de loco-burgemeester had
verteld). De keuken was zeer ruim en had
een soort Bruinzeelinrichting. De woonka
mer was eveneens vry groot, het tweede
kamertje daarentegen nogal krap. De
woonkamer was burgerlijk maar degelyk
gemeubileerd.
Gemiddeld 27
Omdat het een jonge stad is, is ook de be
volking jeugdig. De gemiddelde leeftijd
is er 27 jaar en per maand worden er zestig
zeventig kinderen geboren. Het hoofd
accent valt in Dunaüjvaros nog steeds op de
zware industrie. Men produceert ongeveer
500.000 ton staal per jaar. Omdat het bou
wen van een „socialistische stad", die bo
vendien gewijd moet zijn aan de zware in
dustrie, eerder door prestige- dan door eco
nomische overwegingen wordt ingegeven,
vraag ik de vice-president naar de rentabi
liteit van de staalindustrie. „De kolen ko
men hier 200 km vandaan en het ijzererts
komt uit de Sowjet-Unïe via waterwegen.
Als een der grondstoffen over water kan
worden aangevoerd is een staalindustrie al
rendabel", meent de heer Weiner. „Maar
komt U niet in moeilijkheden, als in het ka
der van Comecon (de oostelyke tegenhan
ger van de E.E.G.) door U dingen worden
geproduceerd, die elders in Oost-Europa
goedkoper kunnen worden vervaardigd".
Toch is de eerste socialistische stad van
Hongarije niet langer alleen maar aan de
zware industrie gewyd. Men is ook bezig
een groot aantal lichte industrieën tot ont
wikkeling te brengen. Engelsen en Finnen
installeren een cellulose- en een papierfa
briek, de Zweden hebben een spinnerij voor
de Hongaren gebouwd.
Een voor de communistische wel heel pyn-
lijke periode speelde zich in dé revolutieda
gen van 1956 in Dunaüjvaros af. Juist in
deze stad mochten de autoriteiten een „so
cialistisch bewustzijn" verwachten. Maar
van begin af aan hebben de arbeiders zich
by de opstandige beweging aangesloten,
ook de partyieden. Toen de Russen na 4
november de overgave van de stad eisten,
weigerden de opstandelingen de wapens
neer te leggen. Pas op 7 november, drie da
gen na de beruchte zwarte zondag, vielen
de Russen met een grote strydmacht de
stad binnen met tanks, automatische
wapens en vliegtuigen. Het geïmproviseer
de opstandeiingenleger hield stand. De vol
gende dag 's avonds was de munitie op en
moest de stryd in de stad worden opgege
ven. Maar een 300 man heeft nog tot 11 no
vember even buiten de stad het verzet
voortgezet.
Ik was nieuwsgierig hoe de heer Weiner
deze opmerkelyke gebeurtenissen in de so
cialistische modelstad zou verklaren.
„Het was hier in 1956 inderdaad een groot
spektakel (de heer Weiner gebruikte de
Duitse uitdrukking „grosses Theater") en
er zyn een groot aantal dissidenten geweest
(„dissidenten" is in Hongarije het begrip,
waarmee de vluchtelingen van 1956 worden
aangeduid). Maar dat is allemaal wel ver
klaarbaar. Nadat de stad was opgebouwd,
moesteh snel veel arbeiders naar hier wor
den gebracht. Daarom kon er geen goede
selectie worden toegepast. In korte tyd ves
tigden zich 10 a 15.000 arbeiders in onze
stad en er waren mensen bij, die op andere
plaatsen al moeilijkheden hadden veroor
zaakt. In Dunaüjvaros bevond zich dan ook
een grote concentratie lompenproletariaat:
kleinkapitalistische en dorpskapitalistische
elementen. Het waren gedeklasseerden, die
in de arbeidersklasse waren opgenomen.
Daarom waren de gebeurtenissen hier wat
„kleuriger" dan elders in het land", aldus
Tibor Weiner. Deze redenering dient als
schrale troost om het in communistische
ogen onbegrijpelijke begrypelyk te maken.
Taboe
Hoewel Dunaüjvéros een industriestadje
is, zijn er geen fabrieken te bekennen.
Met opzet heeft men tussen de fabriekster
reinen en de stad een groot stuk bos aan
geplant, zodat de woonkernen van smook
en stofneerslag verschoond blijven. Ook in
de stad zelf zijn grote groenvlakken aan
gebracht („dat is een dure grap", zegt de
heer Weiner) terwille van licht en lucht.
De woningbouw hangt rechtstreeks samen
met de ontwikkeling der industrie. Er staan
nu in het vroegere Dunapentele 6000 wo
ningen voor de 40.000 inwoners. Van die
40.000 mensen verrichten er 23.000 betaalde
arbeid en bovendien zijn er nog 7000 van
buiten de stad aangetrokken. Een zesde
deel van de bevolking is leerplichtig. (De
leerplichtgi-ens is 14 jaar).
De woonstad met zyn Cultuurhuis, zijn crè
ches, zijn tehuis voor ongehuwden en zyn
enorme school heb ik uitgebreid kunnen be
kijken. Maar ik had ook graag wat van de
industriële ontwikkeling gezien, temeer
daar het ministerie van buitenlandse zaken,
dat in samenwerking met de Hongaarse te
levisie dit bezoek aan Dunaüjvéros („Dat
moet U gezien hebben") had geregeld, mij
„de eerste socialistische stad" sterk had
aanbevolen. Ter plaatse bleek echter, dat
voor het betreden van het industrieterrein
een speciale vergunning nodig was een
vergunning die mij niet werd verleend, om
welke reden dan ook. Dat er wel degelijk
industrie is heb ik begrepen uit de rook, die
ik van heel verweg uit een paar schoor
stenen heb zien opryzen....