De miljoenste woning SCHADUWEN BIJ EEN FEEST DINSDAG 6 NOVEMBER 1962 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT „Ik geloof, dat niemand van ons destijds een zo grote toeneming van de woningpro- duktie voor mogelijk heeft gehouden - maar ook niemand heeft toen kunnen voorzien, dat de woningbehoefte zo'n omvang zou aanne men dat er zeventien jaar na de bevrijding nog een woningtekort zou bestaan" Dr. ir. J. A. Ringers, eerste na-oorlogse minister van we deropbouw en volkshuisvesting „Het is een nare zaak, dat in deze tijd van groeiende welvaart en steeds beter wordende sociale voorzieningen in de behoefte aan huisvesting van ons volk nog niet op bevre digende wijze kan worden voorzien" Mr. J. Aartsen, minister van volkshuisvesting en bouwnijverheid. „Wij zijn blij, dat deze mijlpaal binnen kort wordt bereikt, maar wij zien één miljoen woningen niet alleen als een feit maar ook als een probleem. Wij hadden ze graag sneller gebouwd, wij hadden ze graag - als zovelen met ons - beter gebouwd. Wij hadden ze in vele gevallen graag anders gebouwd. Wij zijn niet tevreden met wat is bereikt" Ir. H. Lammers voorzitter B.N.A. /~Vp 8 november a.s. wordt te Zwoll e de miljoenste na de oorlog ge- bouwde woning feestelijk in gebruik genomen. Mogelijk vlaggen alle openbare gebouwen, zeker zal de minister van volkshuisvesting di verse feestredes afsteken en zal men allerwegen trots zijn op, of, al naar de instelling van de betrokkene, dankbaar voor deze wonderbaarlijke prestatie: een miljoen woningen, gebouwd in slechts zeventien jaar. Bij nader inzien is er toch iets vreemds aan: aan het miljoenste radio- of televisietoestel of het tien- miljardste pakje sigaretten is heel wat minder aandacht besteed, of zal heel wat minder aandacht besteed worden. Aan deze artikelen is dan ook geen tekort, zoals er aan woningen zeventien jaar na de oorlog nog wel is. Zo te zien is er meer reden om te zeggen: nu pas de miljoenste woning, dan: nu al de miljoenste woning. Voor het voortbestaan van dat tekort zijn natuurlijk redenen aan te voeren. In 1939 was er, op een woningvoorraad van ruim twee miljoen huizen een overschot van 80.000. In de oorlogsjaren werd niet ge bouwd, maar wel op grote schaal verwoest, zodat er in 1945 een tekort was van 100.000 woningen. In de volgende jaren hadden wij als volk andere dingen aan het hoofd dan de woningbouw, en nam het tekort in onge veer hetzelfde tempo toe tot 250.000 wonin gen in 1949. Achteraf gezien mag de vraag gesteld worden, of wfj al in die jaren de prioriteiten niet verkeerd gesteld hebben. In 1949 hadden wij de situatie bereikt, dat 1 op de 8 gezinnen geen eigen huis had. In de jaren tussen 1949 en 1955 is heel langzaam op het tekort ingelopen. Einde 1955 bedroeg dit nog bijna 200.000 huizen. Een toenmali ge minister van volkshuisvesting zag als grootste probleem werkloosheid onder de bouwvakarbeiders te voorkomen! Wij pluk ken nog vandaag de vruchten van een be leid, dat uit achteromzien bestond en zich teveel baseerde op toestanden In de derti ger jaren. Een frisse wind ging pas waaien, toen minister Witte aan het hoofd van het departement kwam. Van 1956 op 1957 steeg de jaarlijkse wo- ningproduktie van 60 op 80.000. Sindsdien ligt ze vrij constant iets boven dat niveau. Daarmee lopen we op het tekort in, zodat dit thans, 17 jaar na de oorlog, zelfs iets geringer is dan in 1945! Als we zo door gaan, zal er in 1956 voor ieder gezin weer een woning zijn. Misschien voor een Am sterdams gezin op de Mokerhei, maar dan zorgen we, dat de Mokerhei een actieve burgemeester krijgt, die industrie aantrekt, zodat onze Amsterdammertjes daar ook werk kunnen vinden. REKENWERK Dit is het punt van het betoog, waarop enig rekenwerk verricht moet worden. I>e woningvoorraad was in 1945 totaal 2.200.000 huizen, thans 3.000.000. Tegenover het miljoen huizen, dat wy bouwden braken wü er 200.000 af. Deels zal dat uit hoofde van ouderdomsverschynselen geweest zijn wist U, dat een huis thans gemiddeld 140 jaar bewoond wordt alvorens afgebro ken te worden? maar grotendeels om verkeers- en dergeiyke problemen op te los sen. Netto nam de woningvoorraad met 800.000 huizen toe, maar het tekort slechts met 25000 huizen af. Waar kwamen de bewo ners van die 775.000 huizen vandaan? De Nederlandse bevolking groeide in die 17 jaar van 9.200.000 tot 11.800.000 inwoners, of met 28 procent, het aantal huizen echter met 35 procent zonder dat het tekort noe menswaard verminderde. Deze ontwikke ling was een gevolg van een meer dan even redige stijging van het aantal huwelijken, van 7,6 per 1000 inwoners in de jaren 1930 tot 8.7 per 1000 inwoners gemiddeld na de oorlog. Dat betekende per jaar: 10.000 hul zen extra. Was het aantal huwelijken slechts evenredig aan de toename van de bevolking gestegen, dan zouden in de mees te straten al weer bordjes: „Te huur" op een aantal hulzen prijken. Van de vrouwen tussen 15 en 45 jaar was in de dertiger jaren 50 procent gehuwd, in de laatste jaren 60 procent. Grotendeels zal dit een gevolg geweest zijn van het op jongere leeftijd trouwen dan voor de oorlog, een van de meest kenmerkende ontwikkelingen op bevolkingsgebled na de oorlog. Een enkel illustratief cijfer: in 1953 trouwden 140 van iedere 1000 vrouwen, die in dat jaar tussen 20 en 24 jaar oud waren, in 1959: 180. Het is verleidelijk om te filosoferen over de oor zaken van dit verschijnsel: grotere wel vaart, meer sociale zekerheid zullen een rol gespeeld hebben, maar kunnen zeker niet geheel deze mcntalitelts-verandering ver klaren. Ondanks de woningnood zijn de ja ren durende verlovingen wel verdwenen. Ik geloof, dat men dit alleen maar kan toe juichen. Terzijde wil ik nog opmerken, dat de snelle stijging van onze bevolking geheel aan hel groter aantal huwelijken toegeschreven moet worden, het aantal geboorten per 1000 gehuwde vrouwen tussen 15 en 45 jaar ligt thans lager dan in de jaren dertig. Men trouwt vroeger en krijgt zijn kinderen eer der in het huwelijk dan voor de oorlog. Da! is een ontwikkeling, die zich b.v. ook in En geland in zeer sterke mate voor heeft ge daan. Daar hoopt men dit jaar de situatie te bereiken, waarin voor leder gezin weer een huis ter beschikking staat. Als tussenvoegsel enige £elandica. In Zee- land werden gebouwd tussen 1945 cn 1962: 27.000 woningen, voorraad op 30 juni 1962: 85.000. Gemiddelde wonlngbczct- tlng in 1962: 3,8 personen (om misverstan den te vermijden: ooit kinderen zyn voor één persoon gerekend en dat er een cijfer achter de komma staat, komt doordat het hier om een gemiddelde gaat). Gemiddelde woningbezetting in Nederland: 4 personen. Voor 2.4 procent van de bevol king bouwden wij 2.8 procent van de wonin gen. Voor iedere extra-inwoner sinds 1945 bouwden wij één huis. Onze „pressie-groep" (provincie en gemeentebesturen) sleepte bij een bevolkingsaanwas, die iets meer dan 1 procent van de landelijke bedroeg bijna 3 procent van het aantal huizen in de wacht. Voorzover op die wijze bouwcapaciteit, die anders verloren zou zijn gegaan, benut werd, zeer toe te juichen; voorzover op die wijze huizen onttrokken werden aan gebie den, waar de woningnood erger is, moet U maar eens nadenken over de ethische waar dering van een dergelijk gedrag. In hoever re het een en in hoeverre het ander het ge val is, gaat overigens in nevelen schuil. Zoudt U menen, dat ieder openbaar lichaam maar voor zijn eigen standje moet vechten, clan zijn U de pre-adviezen van de Sociaal- Economische Raad over de verantwoorde lijkheid van het bedrijfsleven voor het alge meen belang ter lezing aanbevolen: men zou daaruit haast concluderen dat bedrijven beter de publieke zaken kunnen „runnen". Een heel belangrijk gevolg van het woning tekort is de prijs-, hier dus de huurbeheer- sing geweest, die in 1940 werd ingevoerd. Om de paar jaar volgden de huurronden elkaar op, aanvankelijk om de huren van vooroorlogse bouw en van nieuwbouw aan elkaar aan te passen, later toen bleek, dat de absolute verschillen in huurpeil tus sen vooroorlogse, woningen en nieuwbouw eerder groter dan kleiner werden dan voor de oorlog om de druk van de huursubsi dies op de begroting te verlichten. Omdat* dat een ontwikkeling is die iedere Neder lander raakt, zullen we er iets nader op in gaan. Kenmerkend voor de na-oorlogse ja ren is een geweldige stijging van de bouw kosten geweest, tot 5 6 maal het vooroor logse niveau. Dat is wel wat een econoom zou verwachten: als naar een goed sterke vraag bestaat, hebben de aanbieders van dat goed de neiging de prijs te verhogen. Tenzij hun kosten stijgen, betekent dat oen vergroting van hun winst. Hoe dat in de bouwwereld precies ligt, is voor de buiten staander niet helemaal duidelijk. De pro- duktiviteit is er zeker veel minder gestegen dan in de industrie. In een fabriek kan men nu eenmaal beter organiseren dan op de bouwplaats, en bovendien vindt men in de bouw nog haast geen massaproduktie. Bovendien ontbreekt in een bedrijfstak, waar het al te goed gaat het „heilig moe ten". Uit cijfers, die het ministerie van volkshuisvesting publiceert voor de woning- wetbouw, blijkt, dat óf de produktiviteit in het geheel niet gestegen is, waardoor de loonsverhogingen in dezelfde mate kosten verhogend hebben gewerkt, of de winst van de aannemers belangrijk is gestegen. Ver moedelijk zal de waarheid wel in het mid- Donderdagmiddag om 4 uur zal de koningin in de Hogenkampsweg van het uitbreidingsplan Dieze-Oost te Zwolle officieel de mil joenste na-oorlogse woning in gebruik stellen. Welke woning dat is, blijft tot dan een groot geheim. Rond dat miljoenste huis, vrucht van zeventien jaar bouwen, is een heel pro gramma van feestelijkhe den geconstrueerd, dat om kwart over twee s middags van start gaat. Dan komt de koningin aan bij de stadsschouwburg, die an derhalf uur lang het schouwtoneel van de fees telijkheden is. Daar spre ken minister Van Aartsen en Anton van Duinkerken; daar wordt ook de film ,,1.000.000" vertoond, die onder regie van Charles Breijer in opdracht van het ministerie van volkshuis vesting en bouwnijverheid is vervaardigd. <XXXX)ÖOOC<XXX>0000000(XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX): den liggen. Al zou het interesant zijn te we ten, wat er precies waar is van de produk- tiviteitsberekeningen, die deze bedrijfstak gedurende de laatste jaren ingediend heeft om de lonen te mogen verhogen. DE HUREN WÜ hebben de laatste jaren een situatie bereikt, waarin het gedeelte van het inkomen dat aan huur besteed wordt, ge middeld niet gestegen is d.w.z. de sty- ging van de huren heeft die van de Ionen niet overtroffen. Dat geldt gemiddeld, maar gemiddeld betekent hier dat voor velen, die in vooroorlogse huizen wonen, dit percen tage nog gedaald is, maar voor degenen die in de laatste jaren gereed gekomen huizen wonen, de huurquote is gestegen tot zeker 20 procent van het inkomen. Vandaar de klacht: een nieuwe woningwet woning is voor de arbeider niet meer te be talen. En omdat een woningwetwoning nu juist voor deze categorie is bestemd, is dat duidelyk een ongewenste toestand. De on derlinge prijsverhouding van de goederen verschuift geregeld. Door de geringe pro- duktiviteitsverhoging in de bouwwereld wordt de pry's van het woongenot duurder vergeleken met andere goederen en gaat de huur beslag leggen op een groter deel van het inkomen. In Zwitserland betaalt een ar beider, die een nieuwe woning heeft, een vierde deel van zjjn inkomen aan huur. Maar Nederland is Zwitserland niet en de lonen liggen in koopkracht hier nu nog la ger dan daar. Tenzij men een arbeider buiten het strikt noodzakeiyke voor het levensonderhoud van hem en zijn gezin alles wil ontzeggen en alles betekent hier: televisie, bromfiets, va kantie buiten de woonplaats en misschien nog wat „cultuur" ligt een huurquote van boven de 20 procent voor hem voorals nog te hoog, het recente onderzoek van huishoudrekeningen door het Centraal Bu reau voor de Statistiek toont dat duidelijk aan. EEN OPLOSSING Een oplossing zou zyn, dat oudere wonin gen met lage huren door de wat beter gesitueerden worden ontruimd. Die zouden dan in de dure nieuwbouw kunnen trekken, en dc arbeiders cn b.v. ook de jongere beambten, wier beginsalaris vaak belang- ryk ónder een arbeidersloon ligt zouden de oudere huizen dan kunnen betrekken. Dat zou te verwczeniyken zijn door een in komenscontrole van allen, die in woning wetwoningen wonen, een maatregel waar men tot nu toe vanwege de rompslomp die dat meebrengt, wat tegen op ziet. Een an dere mogelijkheid is, de huur van oudere woningen by de volgende huurronden b.v. dubbel zoveel als die van nieuwe woningen té verhogen. Mogelijk bevorderen we zo de „opschuiving". De Sociaal-Economische Raad heeft in zijn laatste advies aan de re gering gesteld, dat de 30 procent verschil in huur tusen vooroorlogse- en nieuwbouw mogeiyk wel gerechtvaardigd zou worden door kwaliteitsverschillen, maar zolang de opschuiving zo moeiiyk op gang komt is er reden de juistheid van dat vermoeden te be- twyfelen; de mensen die in oudere huizen zitten vinden die huizen kennelijk nog steeds goedkoop, en slaan de besparing op de huur hoger aan dan het bezit van een douche! Dit brengt mij op een van de grote proble men van het tegenwoordig bouwbeleid: de last van het woningtekort valt grotendeels op de arbeiders en op de sociale onderlaag: invaliden, minder validen e.d. Het ligt dus voor de hand, nu dc „opschuiving" mooie theorie blyft, zoveel mogelijk woningen voor deze categorie te bouwen. Nu zagen wy reeds, dat de huur, die deze groep kan betalen, beperkt is, terwijl de regering van mening is, dat de subsidies ook beperkt moeten blijven. Vandaar een bouwbeleid, waarvan wel eens bitter gezegd wordt: vandaag bouwen we de krotten van mor gen. Daarmee wordt dan speciaal gedoeld op de bouw in drie, vier of vijf woonlagen, zonder lift en centrale verwarming, en met een zeer matige geluidsisolatie. De laatste jaren ligt de verdeling zo, dat de helft van de woningwetbouw plaatsvindt als eenge zinshuizen. Van de andere helft wordt 7 procent in twee woonlagen, 80 procent in drie, vier of vijf woonlagen en 14 procent als torenflat uitgevoerd. Die torenflats (het gegeven percentage is dat over 1961, en dat lag duidelijk hoger dan over de jaren daar voor) hebben lift en centrale verwarming, de eengezinshuizen hebben althans een tuin, maar 40<r» van het totaal aantal wo ningwetwoningen wordt de laatste jaren in middelhoge bouw zonder centrale 1 ningen uitgevoerd. Huizen met een levens duur van honderd jaar! Is het een wonder, dat daartegen steeds luider geprotesteerd wordt? Kort geleden heeft Nederlands meest gelezen econoom, prof. Pen, daar zijn stem tegen verheven, in een lezenswaardig betoog. Alle autoriteiten, aldus Pen, noe men de woningnood volksvyand nummer één, maar zij moesten dat liever niet doen, zij stellen zich bloot aan het verwyt van schynheiligheid. Wy zouden het woningte kort wel op kunnen lossen, als wy het maar wilden, en wy willen het niet omdat wij daar offers voor moeten brengen. De oplos sing, die Pen voorstelt is: de volksgemeen schap moet een aanvullende woningproduk- tie op touw zetten, die fabrieksmatig is ge oriënteerd (systeembouw, zoveel mogelyk door on- en halfgeschoolden). Dat moeten woningen van goede kwaliteit zyn, die de huur van een normale woningwetwoning opbrengen. Het verdiensteiyke van Pen's betoog is, dat hy ook nog berekend heeft, wat dat kost: 30.000 woningen extra kosten een miljard gulden per jaar. Dat miljard zal de overheid moeten dekken uit belas tingheffing (of uit leningen, zegt Pen, maar dan toch niet in de conjuncturele si tuatie van deze tijd). 1300 MILJOEN Wy zullen daar eens even verder over denken. De hele vennootschapsbelas ting brengt dit jaar 1300 miljoen op. Moet die opbrengst met 1 miljard stygen, dan ko men we op een heffingspercentage dat dicht bij de honderd ligt. Dat helpt heel wat problemen uit de wereld, niemand zal meer afgunstig behoeven te kijken naar aandeel houders die hoge dividenden toucheren. Wel slachten we zo de kip met de gouden eieren, want ook de netto-investeringen, die tot gevolg hebben dat er werk voor al ien is en dat het nationaal inkomen blyft groeien, zullen verdwynen: ze worden im mers uit de winst gefinancierd. Nu behoeven we natuurlyk niet de ven nootschapsbelasting te verhogen, we kun nen ook de inkomstenbelasting op de hoge re inkomens verhogen. Maar als we 100 procent van alle inkomens boven de 50.000 wegbelasten, zijn we nog maar op de helft. Ten slotte zouden we de omzetbelasting op auto's of televisietoestellen of de benzine- accyns kunnen verhogen, of misschien zelfs de accyns op sigaretten. Dat betekent in oooooooMaEq»»o«oaxxio«oc«BX!ooccoocoo(»oooooo<XBOooooooottxxxiooo<xxxx)^^ (Van een onzer verslaggevers). ER IS VAAK en veelal terecht kritiek geleverd op de kwaliteit van heel wat nieuwe huizen. Minis ter Van Aartsen heeft on langs in een rede gezegd te betreuren, dat de open bare meningvorming wordt beheerst door deze nega tieve factoren. Hij vroeg toen om „iets meer erken ning en waardering" voor het vele wat is gepresteerd en ging voorbij aan de oor zaken van de door hem gesignaleerde klachten. Wie wél probeert aan de weet te komen waarom niet iedereen even gelukkig is in een gloed nieuwe woning, stuit al gauw op enkele wantoestanden in de bouwnijverheid. Het zyn welis waar gelukkig maar „rand verschijnselen", maar ze wor den minder stevig aangepakt dan men zou verwachten. Dat mag nog wel eens worden ge zegd ook bij gelegenheid van een heugeiyk gebeuren als het gereedkomen van de mil joenste woning. Evenzeer past het de feestvierders zich voor en na te bezinnen op hun ver- antwoordeiykheden. OM TE BEGINNEN met dc uitvoerders (in het algemeen), nog niet zo lang geleden circu leerde een bericht als dit door dc pers: „Het gemeentebestuur van Rruinisse heeft besloten voor de tyd van zes maanden alle verzoeken om bouwvergunnin gen af te wyzen. Dit om dc aannemers onder druk te zet ten, die naar de mening van b. en w. veel te weinig spoed betrachten by de bouw van 24 woningen. „Het is beschamend welk minimum aan stenen per week op elkaar wordt gesta peld". zo verklaarde burge meester C. H. van der Linde"... EN DAN het volgende citaat uit een recente publikatie van het Bouwfonds Nederlandse Gemeenten Een andere moeiiykheid is de toegepaste koppeling van de bouw van woningwetwoningen aan particuliere bouw met of zonder premie. Wanneer het onmogelyk blykt de woning wetwoningen voor de toegesta ne prijs te doen bouwen dan worden verschillende catego rieën bewust ondergebracht by één aannemer. Voor de woning wetwoningen wordt dan de toe gestane prys bedongen het verschil met de werkelijke aan- neemsom moet dan door de aannemer worden verhaald op de particuliere woningen. Zon der ons te willen verdiepen in de vraag waar voor de ge schetste werkwijze de uiteinde- ïyke verantwoordelykheid ligt, menen wij dat deze methode om woningwetbouw mogelijk te maken ten koste van de eigen woning, absoluut verwerpelijk is"... GAAN DE WERKNEMERS vrijuit? Vakbondbestuurder D. Versloot heeft kort geleden voor dc radio in een causerie gezegd, dat de terugloop van de bouwproduktie niet is te wyten aan de vijfdaagse werk week, maar aan het niet be nutten van de arbeidstyd en het ontbreken van discipline. De opdrachtgevers kunnen de woorden ter harte nemen, die aan hun adres zyn gericht door professor ir. J. H. van den Broek: ...„De volkswoningbouw is zeer nauwkeurig geregeld, deels door de voorschriften in zake de ryksbijdrage, deels door de gemeentelijke bouwverordenin gen. De schaduwzyde van deze nauwkeurigheid is, dat hij wei nig armslag laat voor de ont wikkeling en variatie"... Van het publiek tenslotte kan meer begrip wordeu ver langd voor het feit, dat meer comfort ook meer kost. Want hoe weinig we ook weten van de twee-miljoenste woning, het staat zo vast als een huis dat de huur ervan Iióóg zaJ zijn, hóóg. lióóg, hóóg. 00<XX»000Ü00000COCXMXm}0KXXX>COWXXXXXXXXXX»000<XX>00^^ WAAROM Het doel van dit artikel is niet, U hekend te maken welk standpunt ik in al deze strijdvragen inneem. Dat zon U denkelyk in het minst niet interesseren. Ik heb ge probeerd U duidelijk te maken, waarom wy 17 jaar na de oorlog nog hulzen te kort ko men: omdat wy als volk snel groeien, en bovendien nog jonger trouwen dan voor de oorlog. En omdat de bouw een ambaehtelyk bedrijf is gebleven, waar de produktiviteit maar langzaam stygt, en waar wij snel op capaci- teitsgrenzen stuiten. Willen wij binnen een paar jaar ieder gezin een eigen huis bezor gen en daarna op grote schaal krotten op gaan ruimen (1/3 van de woningvoorraad is ouder dan 40 jaar. Niet alle huizen ouder dan 40 jaar zijn krotten, maar denkelijk zullen op niet te lange termijn wel een aan tal woningen, die nog geen 40 jaar oud zijn, als zodanig worden beschouwd) dan moeten wy meer industriële systeembouw gaan plegen. De laatste jaren bouwen wy 10 pro cent van de woningen in systeembouw, om de bovengestelde doelen te bereiken moet dat wellicht een derde worden. Willen wij daarnaast de kwaliteit van de nieuwbouw opvoeren en deze toch betaalbaar houden voor het doorsneegezin, dan moeten wy als volk op andere aanwendingen van onze schaarse .guldens bezuinigen: op investerin gen in Industrie of wegenbouw, op con sumptie door de ryken, op televisie of siga retten. De keus tussen deze mogelykheden berust bij regering en parlement en men behoeft geen profeet te zijn om te voorspellen, dat deze instanties zich in de eerstvolgende elf jaar volgens de voorspelling van het ministerie van volkshuisvesting zullen wij in de eerstkomende elf jaar weer een mil joen huizen bouwen nog vaak het hoofd daarover zullen breken. Eén advies zij hun gegeven: de kool en de geit beide sparen kan men niet, en de zaak is te belangrijk om nog vele jaren op een oplossing te wach ten. MR. H. LANGMAN. VLISSINGEN feite dat wy menen, dat de mensen hun in komsten verkeerd besteden, te veel aan au to's, televisie e.d. en te weinig aan woonge not. Daarmee zijn we weer in de iyn van Pen: „Wy conformeren ons wat de meeste goederen betreft aan de inkomstenbeste ding, die de inkomenstrekker zelf wenst, wy mengen ons niet in zyn privé-prloritei- ten. Alleen by het onderwys, de gezondheids zorg en het wonen doen wy dat wel. Er zyn in al deze drie gevallen goede redenen om dat te doen. Onderwys, gezondheidszorg en woonwijze gaan in hun sociale betekenis ver uit boven privé-liefhebberijen, zoals knutselen op zolder, dure dassen dragen of schelpen verzamelen. Wij behoeven by het wonen niet eerbiedig halt te houden voor andermans onverschilligheid; er zyn im mers te grote belangen van anderen mee gemoeid". Ik mag dat wel met een voor beeld verduidelyken: om ons als volk te kunnen handhaven in de moderne wereld, moeten wy ervoor zorgen dat een ieder zo veel mogelyk onderwys geniet. Steeds meer kinderen uit de lagere inkomenslagen gaan naar middelbare of hogere technische school. Maar hoe moeten die kinderen op winteravonden zich concentreren in een huiskamer, waar ook de televisie nog aan staat? Wat een geweldige verbetering zou een algemene toepasing van centrale ver warming zyn dan konden de kinderen in een verwarmde slaapkamer studeren, wy kunnen hen natuurlijk ook in onverwarm de slaapkamers laten studeren, maar dan wordt waarschyniyk over een aantal jaren reuma volksvyand nummer één.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 7