De miljoenste woning
SCHADUWEN BIJ EEN FEEST
DINSDAG 6 NOVEMBER 1962
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
„Ik geloof, dat niemand van ons destijds
een zo grote toeneming van de woningpro-
duktie voor mogelijk heeft gehouden - maar
ook niemand heeft toen kunnen voorzien, dat
de woningbehoefte zo'n omvang zou aanne
men dat er zeventien jaar na de bevrijding
nog een woningtekort zou bestaan"
Dr. ir. J. A. Ringers,
eerste na-oorlogse minister van we
deropbouw en volkshuisvesting
„Het is een nare zaak, dat in deze tijd van
groeiende welvaart en steeds beter wordende
sociale voorzieningen in de behoefte aan
huisvesting van ons volk nog niet op bevre
digende wijze kan worden voorzien"
Mr. J. Aartsen,
minister van volkshuisvesting en
bouwnijverheid.
„Wij zijn blij, dat deze mijlpaal binnen
kort wordt bereikt, maar wij zien één miljoen
woningen niet alleen als een feit maar ook als
een probleem. Wij hadden ze graag sneller
gebouwd, wij hadden ze graag - als zovelen
met ons - beter gebouwd. Wij hadden ze in
vele gevallen graag anders gebouwd. Wij zijn
niet tevreden met wat is bereikt"
Ir. H. Lammers
voorzitter B.N.A.
/~Vp 8 november a.s. wordt te Zwoll e de miljoenste na de oorlog ge-
bouwde woning feestelijk in gebruik genomen. Mogelijk vlaggen
alle openbare gebouwen, zeker zal de minister van volkshuisvesting di
verse feestredes afsteken en zal men allerwegen trots zijn op, of, al naar
de instelling van de betrokkene, dankbaar voor deze wonderbaarlijke
prestatie: een miljoen woningen, gebouwd in slechts zeventien jaar.
Bij nader inzien is er toch iets
vreemds aan: aan het miljoenste
radio- of televisietoestel of het tien-
miljardste pakje sigaretten is heel
wat minder aandacht besteed, of zal
heel wat minder aandacht besteed
worden. Aan deze artikelen is dan ook
geen tekort, zoals er aan woningen
zeventien jaar na de oorlog nog wel
is. Zo te zien is er meer reden om te
zeggen: nu pas de miljoenste woning,
dan: nu al de miljoenste woning.
Voor het voortbestaan van dat tekort zijn
natuurlijk redenen aan te voeren. In 1939
was er, op een woningvoorraad van ruim
twee miljoen huizen een overschot van
80.000. In de oorlogsjaren werd niet ge
bouwd, maar wel op grote schaal verwoest,
zodat er in 1945 een tekort was van 100.000
woningen. In de volgende jaren hadden wij
als volk andere dingen aan het hoofd dan
de woningbouw, en nam het tekort in onge
veer hetzelfde tempo toe tot 250.000 wonin
gen in 1949. Achteraf gezien mag de vraag
gesteld worden, of wfj al in die jaren de
prioriteiten niet verkeerd gesteld hebben.
In 1949 hadden wij de situatie bereikt, dat 1
op de 8 gezinnen geen eigen huis had. In de
jaren tussen 1949 en 1955 is heel langzaam
op het tekort ingelopen. Einde 1955 bedroeg
dit nog bijna 200.000 huizen. Een toenmali
ge minister van volkshuisvesting zag als
grootste probleem werkloosheid onder de
bouwvakarbeiders te voorkomen! Wij pluk
ken nog vandaag de vruchten van een be
leid, dat uit achteromzien bestond en zich
teveel baseerde op toestanden In de derti
ger jaren. Een frisse wind ging pas waaien,
toen minister Witte aan het hoofd van het
departement kwam.
Van 1956 op 1957 steeg de jaarlijkse wo-
ningproduktie van 60 op 80.000. Sindsdien
ligt ze vrij constant iets boven dat niveau.
Daarmee lopen we op het tekort in, zodat
dit thans, 17 jaar na de oorlog, zelfs iets
geringer is dan in 1945! Als we zo door
gaan, zal er in 1956 voor ieder gezin weer
een woning zijn. Misschien voor een Am
sterdams gezin op de Mokerhei, maar dan
zorgen we, dat de Mokerhei een actieve
burgemeester krijgt, die industrie aantrekt,
zodat onze Amsterdammertjes daar ook
werk kunnen vinden.
REKENWERK
Dit is het punt van het betoog, waarop
enig rekenwerk verricht moet worden.
I>e woningvoorraad was in 1945 totaal
2.200.000 huizen, thans 3.000.000. Tegenover
het miljoen huizen, dat wy bouwden braken
wü er 200.000 af. Deels zal dat uit hoofde
van ouderdomsverschynselen geweest zijn
wist U, dat een huis thans gemiddeld
140 jaar bewoond wordt alvorens afgebro
ken te worden? maar grotendeels om
verkeers- en dergeiyke problemen op te los
sen.
Netto nam de woningvoorraad met 800.000
huizen toe, maar het tekort slechts met
25000 huizen af. Waar kwamen de bewo
ners van die 775.000 huizen vandaan? De
Nederlandse bevolking groeide in die 17
jaar van 9.200.000 tot 11.800.000 inwoners,
of met 28 procent, het aantal huizen echter
met 35 procent zonder dat het tekort noe
menswaard verminderde. Deze ontwikke
ling was een gevolg van een meer dan even
redige stijging van het aantal huwelijken,
van 7,6 per 1000 inwoners in de jaren 1930
tot 8.7 per 1000 inwoners gemiddeld na de
oorlog. Dat betekende per jaar: 10.000 hul
zen extra. Was het aantal huwelijken
slechts evenredig aan de toename van de
bevolking gestegen, dan zouden in de mees
te straten al weer bordjes: „Te huur" op
een aantal hulzen prijken.
Van de vrouwen tussen 15 en 45 jaar was in
de dertiger jaren 50 procent gehuwd, in de
laatste jaren 60 procent. Grotendeels zal dit
een gevolg geweest zijn van het op jongere
leeftijd trouwen dan voor de oorlog, een van
de meest kenmerkende ontwikkelingen op
bevolkingsgebled na de oorlog. Een enkel
illustratief cijfer: in 1953 trouwden 140 van
iedere 1000 vrouwen, die in dat jaar tussen
20 en 24 jaar oud waren, in 1959: 180. Het
is verleidelijk om te filosoferen over de oor
zaken van dit verschijnsel: grotere wel
vaart, meer sociale zekerheid zullen een rol
gespeeld hebben, maar kunnen zeker niet
geheel deze mcntalitelts-verandering ver
klaren. Ondanks de woningnood zijn de ja
ren durende verlovingen wel verdwenen. Ik
geloof, dat men dit alleen maar kan toe
juichen.
Terzijde wil ik nog opmerken, dat de snelle
stijging van onze bevolking geheel aan hel
groter aantal huwelijken toegeschreven
moet worden, het aantal geboorten per 1000
gehuwde vrouwen tussen 15 en 45 jaar ligt
thans lager dan in de jaren dertig. Men
trouwt vroeger en krijgt zijn kinderen eer
der in het huwelijk dan voor de oorlog. Da!
is een ontwikkeling, die zich b.v. ook in En
geland in zeer sterke mate voor heeft ge
daan. Daar hoopt men dit jaar de situatie
te bereiken, waarin voor leder gezin weer
een huis ter beschikking staat.
Als tussenvoegsel enige £elandica. In Zee-
land werden gebouwd tussen 1945 cn
1962: 27.000 woningen, voorraad op 30
juni 1962: 85.000. Gemiddelde wonlngbczct-
tlng in 1962: 3,8 personen (om misverstan
den te vermijden: ooit kinderen zyn voor
één persoon gerekend en dat er een cijfer
achter de komma staat, komt doordat het
hier om een gemiddelde gaat).
Gemiddelde woningbezetting in Nederland:
4 personen. Voor 2.4 procent van de bevol
king bouwden wij 2.8 procent van de wonin
gen. Voor iedere extra-inwoner sinds 1945
bouwden wij één huis. Onze „pressie-groep"
(provincie en gemeentebesturen) sleepte bij
een bevolkingsaanwas, die iets meer dan 1
procent van de landelijke bedroeg bijna 3
procent van het aantal huizen in de wacht.
Voorzover op die wijze bouwcapaciteit, die
anders verloren zou zijn gegaan, benut
werd, zeer toe te juichen; voorzover op die
wijze huizen onttrokken werden aan gebie
den, waar de woningnood erger is, moet U
maar eens nadenken over de ethische waar
dering van een dergelijk gedrag. In hoever
re het een en in hoeverre het ander het ge
val is, gaat overigens in nevelen schuil.
Zoudt U menen, dat ieder openbaar lichaam
maar voor zijn eigen standje moet vechten,
clan zijn U de pre-adviezen van de Sociaal-
Economische Raad over de verantwoorde
lijkheid van het bedrijfsleven voor het alge
meen belang ter lezing aanbevolen: men
zou daaruit haast concluderen dat bedrijven
beter de publieke zaken kunnen „runnen".
Een heel belangrijk gevolg van het woning
tekort is de prijs-, hier dus de huurbeheer-
sing geweest, die in 1940 werd ingevoerd.
Om de paar jaar volgden de huurronden
elkaar op, aanvankelijk om de huren van
vooroorlogse bouw en van nieuwbouw aan
elkaar aan te passen, later toen bleek,
dat de absolute verschillen in huurpeil tus
sen vooroorlogse, woningen en nieuwbouw
eerder groter dan kleiner werden dan voor
de oorlog om de druk van de huursubsi
dies op de begroting te verlichten. Omdat*
dat een ontwikkeling is die iedere Neder
lander raakt, zullen we er iets nader op in
gaan. Kenmerkend voor de na-oorlogse ja
ren is een geweldige stijging van de bouw
kosten geweest, tot 5 6 maal het vooroor
logse niveau. Dat is wel wat een econoom
zou verwachten: als naar een goed sterke
vraag bestaat, hebben de aanbieders van
dat goed de neiging de prijs te verhogen.
Tenzij hun kosten stijgen, betekent dat oen
vergroting van hun winst. Hoe dat in de
bouwwereld precies ligt, is voor de buiten
staander niet helemaal duidelijk. De pro-
duktiviteit is er zeker veel minder gestegen
dan in de industrie. In een fabriek kan
men nu eenmaal beter organiseren dan op
de bouwplaats, en bovendien vindt men in
de bouw nog haast geen massaproduktie.
Bovendien ontbreekt in een bedrijfstak,
waar het al te goed gaat het „heilig moe
ten". Uit cijfers, die het ministerie van
volkshuisvesting publiceert voor de woning-
wetbouw, blijkt, dat óf de produktiviteit in
het geheel niet gestegen is, waardoor de
loonsverhogingen in dezelfde mate kosten
verhogend hebben gewerkt, of de winst van
de aannemers belangrijk is gestegen. Ver
moedelijk zal de waarheid wel in het mid-
Donderdagmiddag om 4
uur zal de koningin in de
Hogenkampsweg van het
uitbreidingsplan Dieze-Oost
te Zwolle officieel de mil
joenste na-oorlogse woning
in gebruik stellen. Welke
woning dat is, blijft tot dan
een groot geheim.
Rond dat miljoenste huis,
vrucht van zeventien jaar
bouwen, is een heel pro
gramma van feestelijkhe
den geconstrueerd, dat om
kwart over twee s middags
van start gaat. Dan komt
de koningin aan bij de
stadsschouwburg, die an
derhalf uur lang het
schouwtoneel van de fees
telijkheden is. Daar spre
ken minister Van Aartsen
en Anton van Duinkerken;
daar wordt ook de film
,,1.000.000" vertoond, die
onder regie van Charles
Breijer in opdracht van het
ministerie van volkshuis
vesting en bouwnijverheid
is vervaardigd.
<XXXX)ÖOOC<XXX>0000000(XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX):
den liggen. Al zou het interesant zijn te we
ten, wat er precies waar is van de produk-
tiviteitsberekeningen, die deze bedrijfstak
gedurende de laatste jaren ingediend heeft
om de lonen te mogen verhogen.
DE HUREN
WÜ hebben de laatste jaren een situatie
bereikt, waarin het gedeelte van het
inkomen dat aan huur besteed wordt, ge
middeld niet gestegen is d.w.z. de sty-
ging van de huren heeft die van de Ionen
niet overtroffen. Dat geldt gemiddeld, maar
gemiddeld betekent hier dat voor velen, die
in vooroorlogse huizen wonen, dit percen
tage nog gedaald is, maar voor degenen die
in de laatste jaren gereed gekomen huizen
wonen, de huurquote is gestegen tot zeker
20 procent van het inkomen.
Vandaar de klacht: een nieuwe woningwet
woning is voor de arbeider niet meer te be
talen. En omdat een woningwetwoning nu
juist voor deze categorie is bestemd, is dat
duidelyk een ongewenste toestand. De on
derlinge prijsverhouding van de goederen
verschuift geregeld. Door de geringe pro-
duktiviteitsverhoging in de bouwwereld
wordt de pry's van het woongenot duurder
vergeleken met andere goederen en gaat de
huur beslag leggen op een groter deel van
het inkomen. In Zwitserland betaalt een ar
beider, die een nieuwe woning heeft, een
vierde deel van zjjn inkomen aan huur.
Maar Nederland is Zwitserland niet en de
lonen liggen in koopkracht hier nu nog la
ger dan daar.
Tenzij men een arbeider buiten het strikt
noodzakeiyke voor het levensonderhoud van
hem en zijn gezin alles wil ontzeggen en
alles betekent hier: televisie, bromfiets, va
kantie buiten de woonplaats en misschien
nog wat „cultuur" ligt een huurquote
van boven de 20 procent voor hem voorals
nog te hoog, het recente onderzoek van
huishoudrekeningen door het Centraal Bu
reau voor de Statistiek toont dat duidelijk
aan.
EEN OPLOSSING
Een oplossing zou zyn, dat oudere wonin
gen met lage huren door de wat beter
gesitueerden worden ontruimd. Die zouden
dan in de dure nieuwbouw kunnen trekken,
en dc arbeiders cn b.v. ook de jongere
beambten, wier beginsalaris vaak belang-
ryk ónder een arbeidersloon ligt zouden
de oudere huizen dan kunnen betrekken.
Dat zou te verwczeniyken zijn door een in
komenscontrole van allen, die in woning
wetwoningen wonen, een maatregel waar
men tot nu toe vanwege de rompslomp die
dat meebrengt, wat tegen op ziet. Een an
dere mogelijkheid is, de huur van oudere
woningen by de volgende huurronden b.v.
dubbel zoveel als die van nieuwe woningen
té verhogen. Mogelijk bevorderen we zo de
„opschuiving". De Sociaal-Economische
Raad heeft in zijn laatste advies aan de re
gering gesteld, dat de 30 procent verschil
in huur tusen vooroorlogse- en nieuwbouw
mogeiyk wel gerechtvaardigd zou worden
door kwaliteitsverschillen, maar zolang de
opschuiving zo moeiiyk op gang komt is er
reden de juistheid van dat vermoeden te be-
twyfelen; de mensen die in oudere huizen
zitten vinden die huizen kennelijk nog
steeds goedkoop, en slaan de besparing op
de huur hoger aan dan het bezit van een
douche!
Dit brengt mij op een van de grote proble
men van het tegenwoordig bouwbeleid: de
last van het woningtekort valt grotendeels
op de arbeiders en op de sociale onderlaag:
invaliden, minder validen e.d. Het ligt dus
voor de hand, nu dc „opschuiving" mooie
theorie blyft, zoveel mogelijk woningen
voor deze categorie te bouwen. Nu zagen
wy reeds, dat de huur, die deze groep kan
betalen, beperkt is, terwijl de regering van
mening is, dat de subsidies ook beperkt
moeten blijven. Vandaar een bouwbeleid,
waarvan wel eens bitter gezegd wordt:
vandaag bouwen we de krotten van mor
gen. Daarmee wordt dan speciaal gedoeld
op de bouw in drie, vier of vijf woonlagen,
zonder lift en centrale verwarming, en met
een zeer matige geluidsisolatie. De laatste
jaren ligt de verdeling zo, dat de helft van
de woningwetbouw plaatsvindt als eenge
zinshuizen. Van de andere helft wordt 7
procent in twee woonlagen, 80 procent in
drie, vier of vijf woonlagen en 14 procent
als torenflat uitgevoerd. Die torenflats (het
gegeven percentage is dat over 1961, en dat
lag duidelijk hoger dan over de jaren daar
voor) hebben lift en centrale verwarming,
de eengezinshuizen hebben althans een
tuin, maar 40<r» van het totaal aantal wo
ningwetwoningen wordt de laatste jaren in
middelhoge bouw zonder centrale 1
ningen uitgevoerd. Huizen met een levens
duur van honderd jaar! Is het een wonder,
dat daartegen steeds luider geprotesteerd
wordt? Kort geleden heeft Nederlands
meest gelezen econoom, prof. Pen, daar zijn
stem tegen verheven, in een lezenswaardig
betoog. Alle autoriteiten, aldus Pen, noe
men de woningnood volksvyand nummer
één, maar zij moesten dat liever niet doen,
zij stellen zich bloot aan het verwyt van
schynheiligheid. Wy zouden het woningte
kort wel op kunnen lossen, als wy het maar
wilden, en wy willen het niet omdat wij
daar offers voor moeten brengen. De oplos
sing, die Pen voorstelt is: de volksgemeen
schap moet een aanvullende woningproduk-
tie op touw zetten, die fabrieksmatig is ge
oriënteerd (systeembouw, zoveel mogelyk
door on- en halfgeschoolden). Dat moeten
woningen van goede kwaliteit zyn, die de
huur van een normale woningwetwoning
opbrengen. Het verdiensteiyke van Pen's
betoog is, dat hy ook nog berekend heeft,
wat dat kost: 30.000 woningen extra kosten
een miljard gulden per jaar. Dat miljard
zal de overheid moeten dekken uit belas
tingheffing (of uit leningen, zegt Pen,
maar dan toch niet in de conjuncturele si
tuatie van deze tijd).
1300 MILJOEN
Wy zullen daar eens even verder over
denken. De hele vennootschapsbelas
ting brengt dit jaar 1300 miljoen op. Moet
die opbrengst met 1 miljard stygen, dan ko
men we op een heffingspercentage dat
dicht bij de honderd ligt. Dat helpt heel wat
problemen uit de wereld, niemand zal meer
afgunstig behoeven te kijken naar aandeel
houders die hoge dividenden toucheren.
Wel slachten we zo de kip met de gouden
eieren, want ook de netto-investeringen,
die tot gevolg hebben dat er werk voor al
ien is en dat het nationaal inkomen blyft
groeien, zullen verdwynen: ze worden im
mers uit de winst gefinancierd.
Nu behoeven we natuurlyk niet de ven
nootschapsbelasting te verhogen, we kun
nen ook de inkomstenbelasting op de hoge
re inkomens verhogen. Maar als we 100
procent van alle inkomens boven de 50.000
wegbelasten, zijn we nog maar op de helft.
Ten slotte zouden we de omzetbelasting op
auto's of televisietoestellen of de benzine-
accyns kunnen verhogen, of misschien zelfs
de accyns op sigaretten. Dat betekent in
oooooooMaEq»»o«oaxxio«oc«BX!ooccoocoo(»oooooo<XBOooooooottxxxiooo<xxxx)^^
(Van een onzer verslaggevers).
ER IS VAAK en veelal
terecht kritiek geleverd
op de kwaliteit van heel
wat nieuwe huizen. Minis
ter Van Aartsen heeft on
langs in een rede gezegd
te betreuren, dat de open
bare meningvorming wordt
beheerst door deze nega
tieve factoren. Hij vroeg
toen om „iets meer erken
ning en waardering" voor
het vele wat is gepresteerd
en ging voorbij aan de oor
zaken van de door hem
gesignaleerde klachten.
Wie wél probeert aan de weet
te komen waarom niet iedereen
even gelukkig is in een gloed
nieuwe woning, stuit al gauw
op enkele wantoestanden in de
bouwnijverheid. Het zyn welis
waar gelukkig maar „rand
verschijnselen", maar ze wor
den minder stevig aangepakt
dan men zou verwachten. Dat
mag nog wel eens worden ge
zegd ook bij gelegenheid
van een heugeiyk gebeuren als
het gereedkomen van de mil
joenste woning. Evenzeer past
het de feestvierders zich voor
en na te bezinnen op hun ver-
antwoordeiykheden.
OM TE BEGINNEN met dc
uitvoerders (in het algemeen),
nog niet zo lang geleden circu
leerde een bericht als dit door
dc pers:
„Het gemeentebestuur van
Rruinisse heeft besloten voor
de tyd van zes maanden alle
verzoeken om bouwvergunnin
gen af te wyzen. Dit om dc
aannemers onder druk te zet
ten, die naar de mening van
b. en w. veel te weinig spoed
betrachten by de bouw van 24
woningen. „Het is beschamend
welk minimum aan stenen per
week op elkaar wordt gesta
peld". zo verklaarde burge
meester C. H. van der Linde"...
EN DAN het volgende citaat
uit een recente publikatie van
het Bouwfonds Nederlandse
Gemeenten
Een andere moeiiykheid is
de toegepaste koppeling van de
bouw van woningwetwoningen
aan particuliere bouw met of
zonder premie. Wanneer het
onmogelyk blykt de woning
wetwoningen voor de toegesta
ne prijs te doen bouwen dan
worden verschillende catego
rieën bewust ondergebracht by
één aannemer. Voor de woning
wetwoningen wordt dan de toe
gestane prys bedongen het
verschil met de werkelijke aan-
neemsom moet dan door de
aannemer worden verhaald op
de particuliere woningen. Zon
der ons te willen verdiepen in
de vraag waar voor de ge
schetste werkwijze de uiteinde-
ïyke verantwoordelykheid ligt,
menen wij dat deze methode
om woningwetbouw mogelijk te
maken ten koste van de eigen
woning, absoluut verwerpelijk
is"...
GAAN DE WERKNEMERS
vrijuit? Vakbondbestuurder D.
Versloot heeft kort geleden
voor dc radio in een causerie
gezegd, dat de terugloop van
de bouwproduktie niet is te
wyten aan de vijfdaagse werk
week, maar aan het niet be
nutten van de arbeidstyd en
het ontbreken van discipline.
De opdrachtgevers kunnen de
woorden ter harte nemen, die
aan hun adres zyn gericht door
professor ir. J. H. van den
Broek:
...„De volkswoningbouw is zeer
nauwkeurig geregeld, deels
door de voorschriften in zake
de ryksbijdrage, deels door de
gemeentelijke bouwverordenin
gen. De schaduwzyde van deze
nauwkeurigheid is, dat hij wei
nig armslag laat voor de ont
wikkeling en variatie"...
Van het publiek tenslotte
kan meer begrip wordeu ver
langd voor het feit, dat meer
comfort ook meer kost. Want
hoe weinig we ook weten van
de twee-miljoenste woning, het
staat zo vast als een huis dat
de huur ervan Iióóg zaJ zijn,
hóóg. lióóg, hóóg.
00<XX»000Ü00000COCXMXm}0KXXX>COWXXXXXXXXXX»000<XX>00^^
WAAROM
Het doel van dit artikel is niet, U hekend
te maken welk standpunt ik in al deze
strijdvragen inneem. Dat zon U denkelyk
in het minst niet interesseren. Ik heb ge
probeerd U duidelijk te maken, waarom wy
17 jaar na de oorlog nog hulzen te kort ko
men: omdat wy als volk snel groeien, en
bovendien nog jonger trouwen dan voor de
oorlog.
En omdat de bouw een ambaehtelyk bedrijf
is gebleven, waar de produktiviteit maar
langzaam stygt, en waar wij snel op capaci-
teitsgrenzen stuiten. Willen wij binnen een
paar jaar ieder gezin een eigen huis bezor
gen en daarna op grote schaal krotten op
gaan ruimen (1/3 van de woningvoorraad is
ouder dan 40 jaar. Niet alle huizen ouder
dan 40 jaar zijn krotten, maar denkelijk
zullen op niet te lange termijn wel een aan
tal woningen, die nog geen 40 jaar oud zijn,
als zodanig worden beschouwd) dan moeten
wy meer industriële systeembouw gaan
plegen. De laatste jaren bouwen wy 10 pro
cent van de woningen in systeembouw, om
de bovengestelde doelen te bereiken moet
dat wellicht een derde worden. Willen wij
daarnaast de kwaliteit van de nieuwbouw
opvoeren en deze toch betaalbaar houden
voor het doorsneegezin, dan moeten wy als
volk op andere aanwendingen van onze
schaarse .guldens bezuinigen: op investerin
gen in Industrie of wegenbouw, op con
sumptie door de ryken, op televisie of siga
retten.
De keus tussen deze mogelykheden berust
bij regering en parlement en men behoeft
geen profeet te zijn om te voorspellen, dat
deze instanties zich in de eerstvolgende
elf jaar volgens de voorspelling van het
ministerie van volkshuisvesting zullen wij
in de eerstkomende elf jaar weer een mil
joen huizen bouwen nog vaak het hoofd
daarover zullen breken.
Eén advies zij hun gegeven: de kool
en de geit beide sparen kan men niet,
en de zaak is te belangrijk om nog
vele jaren op een oplossing te wach
ten.
MR. H. LANGMAN.
VLISSINGEN
feite dat wy menen, dat de mensen hun in
komsten verkeerd besteden, te veel aan au
to's, televisie e.d. en te weinig aan woonge
not. Daarmee zijn we weer in de iyn van
Pen: „Wy conformeren ons wat de meeste
goederen betreft aan de inkomstenbeste
ding, die de inkomenstrekker zelf wenst,
wy mengen ons niet in zyn privé-prloritei-
ten.
Alleen by het onderwys, de gezondheids
zorg en het wonen doen wy dat wel. Er zyn
in al deze drie gevallen goede redenen om
dat te doen. Onderwys, gezondheidszorg en
woonwijze gaan in hun sociale betekenis
ver uit boven privé-liefhebberijen, zoals
knutselen op zolder, dure dassen dragen of
schelpen verzamelen. Wij behoeven by het
wonen niet eerbiedig halt te houden voor
andermans onverschilligheid; er zyn im
mers te grote belangen van anderen mee
gemoeid". Ik mag dat wel met een voor
beeld verduidelyken: om ons als volk te
kunnen handhaven in de moderne wereld,
moeten wy ervoor zorgen dat een ieder zo
veel mogelyk onderwys geniet. Steeds meer
kinderen uit de lagere inkomenslagen gaan
naar middelbare of hogere technische
school. Maar hoe moeten die kinderen op
winteravonden zich concentreren in een
huiskamer, waar ook de televisie nog aan
staat? Wat een geweldige verbetering zou
een algemene toepasing van centrale ver
warming zyn dan konden de kinderen in
een verwarmde slaapkamer studeren, wy
kunnen hen natuurlijk ook in onverwarm
de slaapkamers laten studeren, maar dan
wordt waarschyniyk over een aantal jaren
reuma volksvyand nummer één.