Ciw pagina /Heozewv Reclassering, zaak van sociale bewogenheid Huwelijksgeluk en meubilair, er is een verband... Fotoalbumjurk KINDERKRANT Praktisch ensemble tomatenpuree tegen lange rokken Taak van de gemeenschap dl/ De josephines spruiten op „prentedoek" Goed merkbaar bij inwoning VRIJDAG 19 OKTOBER 1962 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 9 Van Harella uit Londen is dit jumper-set van geruite stof. Het jasje heeft geen kraag, is hoog gesleten en heeftdriekwart-mouioen. De rok is van effen stof met korte, diepe plooiien, welke inzetten hebben van dezelfde stof als het jasje. Zolang er tegen vrij biliyke prijzen nog verse tomaten te koop ztfn, moet net blikje tomatenpuree maar in een vergeten hoekje van de keu kenkast worden gezet! Verse toma ten hebben wel oen wat minder rode kleur, maar dat weegt ruimschoots op tegen de wetenschap dat; de lepels vol vitaminen zitten te consumeren. Het feit dat puree van verse toma ten minder pittig van smaak is dan het blikjesproduKt, kan gemakkelijk worden 'verholpen. Bak in wat boter een fijngesneden uitje tot het kleur krijgt," voeg hierbij de in plakjes ge zaagde tomaten en smoor ze een mi nuut of vijf met wat zout, peper, paprikapoeder en een scheutje maggi. Wrijf dit mengsel door een zeef en het resultaat is een tomatenpuree die weliswaar wat bleekjes ziet. maar qua smaak echt niet voor het blik- produkt onderdoet. Het beste (én kortste) pleidooi te gen het langer worden van de rokken komt van een lezeres van liet Kngclse tydschrift „Woman's Realm". In de rubriek ingezonden stukken schrijft ze: „Een aantal mode-ontwer pers wil «le rokken weer langer ma ken, maar alstublieft dames, houdt uw rokken kort. Ik heb myn trouw foto's van acht jaar geleden nog eens bekeken, toen langere rokken in de mode waren. De vrouwen op de foto's zien er jaren ouder uit dan ze vandaag-de-dag doen". Een argument dat op de modekoningen misschien weinig indruk zal maken, maar dat alle vrouwen ter wereld onmiddellijk vóór de korte rok zal doen kiezen, dachten wy zo Werkelijk mooie stoffen zijn dichterbij dan U denkt. Kom naar het „Stoffenpaleis" midden in Zeeland, midden in de mode. Exclusieve mantel- en japonstoffen in weergaloze collecties. „Ja, maar wel ouderwets", zei de gewichtige meneer van de feestcommissie, die ook de rijkste man van het dorp was. „En morgen gaat hij eruit", zei de kermisbaas, „het brengt zijn geld niet meer op". „En wat gebeurt er dan met die molen?", vroeg de bur gemeester. „Brandhout", zei de kermis baas. „Maarzei dc dilcke meneer van de feestcommis sie. „Wat maarvroeg de burgemeester en ook de kermisbaas keek hem vra gend aan. „Sssstzei de gewich tige meneer, „ik stuur straks als de kermis sluit een paar mannetjes. Maar niets zeggen, 't Moet een verrassing blijven". Die nacht droomde de oude Wessel in zijn woonwagen weer over de zwaan die hem naar een plek zou brengen waar iedereen blij was met zijn komst. Maar toen hij wakker werd wist hij wel beter. Op het kermisterrein bij de sloot was een lege plek. De molen was weg. Er stond alleen een grote zwar te auto met een chauffeur aan het stuur. „Instappen, meneer Wessel", zei hij te gen de oude man, die met tranen in zijn ogen om zich. heen keek. Wessel was zo in de war dat hij in de auto zat voor hij er erg in had. Ze gingen niet ver. Vlakbij was een groot gebouw met een reusachtig grasveld er voor. Oude Wessel wreef zich in zijn ogen. Droomde hij nu weer? Midden op dat grasveld stond zijn molen met dieren. En op de rug gen van de paarden, de leeuw, de tijger, de zebra, de kamelen zaten oude mannetjes en vrouwtjes. Al leen het bankje tussen de vleugels van de zwaan was leeg. „Dat is jouw plaats", zei de dikke meneer, die er bij stond en voor die verras sing had gezorgd. „Voortaan woon je hier, VVessel, mét je molen, waar in iedereen draaien kan zo veel hy wil. „Misschien had hy nog meer willen zeggen, maar op dal ogenblik liet VVessel zijn orgeltje spelen en begon het feest op het grasveld. Niet een feest, zo lang als de kermis duurt, maar een feest voor alle da gen. „Die dikke meneer", lachen de oudjes op hun houten dieren elke dag te gen elkaar, maar VVessel tussen de vleugels van zijn zwaan, streelt de lange wit te hals voor hem en zegt: „Jy was het, hé, zwaan? Jy hebt me hier gebracht". (Van onze redactrice) P igenlijk is reclassering een verkeerd woord. Het betekent woor- delijk het herklasseren, het terugplaatsen van iemand in de klasse, waarin hij zich bevond, voor er iets gebeurde, dat hem dwong die klasse te verlaten voor enige tijd. Onder reclassering verstaat men tegenwoordig iets geheel anders. Het woord klasse komt er niet meer bij te pas. Het is tegenwoordig: opnieuw een plaats zoeken in de maatschap pij voor de mens, die op de een of andere wijze is gederailleerd. De reclassering doet zelfs meer, want ook preventief werk onder diegenen, die dreigen te derailleren behoort tot haar competentie. Over dit omvangrijke werk spraken wij met de heer J. Suurmond te Middelburg, reclasseringsambtenaar van de Protestants Chris telijke Reclasseringsvereniging en van het Nederlands Genoot schap tot Reclassering. Het is niet, zoals wel eens wordt gezegd, dat wij voor mensen, die uit do gevangenis komen, de beste baantjes uitzoeken. Wij trach ten voor hen de functie te vinden, waarin zij krachtens persoonlijkheid en kennis thuishoren. Dit is boven dien niet onze enige taak- Aan pre ventief werk besteden wij grote aan dacht. Mensen, die op de verkeerde weg zijn proberen wij te benaderen evenals mensen, die kleine vergrijpen hebben gepleegd en die daarvoor niet met de politie in aanraking zijn ge komen", aldus de heer Suurmond, die voorts met klem stelde, dat het re- classeren niet alleen een taak is van de daarvoor in het leven geroepen instanties. Het is een zaak, die ons allen aangaat. Want wij samen zijn het, die een mens, die een vergrijp heeft gepleegd, buiten de maatschao- pij zetten en dus hebben we ook de plicht hem de hulp te geven na de straf om zijn plaats temidden van ons weer in te nemen. Van daad naar dader Er is een sociale bewogenheid no- gen en het groeien van de beoorde ling van de daad naar de dader heeft het „aan de kaak stellen" een heel andere betekenis gekregen. Het is een voor de verdachte ellendig be grip geworden. Het is nu nog wel zijn daad, maar meer en vooral zijn persoon, die in het volle licht van de publiciteit is gekomen". Portret te verge ven én... vergeten. Ik geloof, dat in de maatschappij veel meer het be grip moet opkomen: „Ik had ook in die omstandigheden kunnen komen, dus had het mij ook kunnen gebeu ren" en de heer Suurmond zegt hier onmiddellijk achteraan: „U moet niet vergeten, dat het „aan de kaak stellen" op zichzelf al een ellende is- Ten tijde van de Franse revolutie is het „aan de kaak stellen" een recht, een zeer belangrijk recht zelfs, ge worden. De verdachte kon zich in het openbaar verdedigen en niet zonder vorm van proces veroordeeld worden. Nu, door de veranderde constellatie van de maatschappelijke verhoudin- Open deur Het zijn niet alleen de grote za ken, waarmee wij als reclasse- ringsambtenaren te maken heb ben. Ook in de kleine politiezaken worden wij gemengd. Maar zelfs achter deze allerkleinste zaken kan een enorm stuk leed schuilgaan. Neem alleen maar eens de afbeta ling, die kan leiden tot de grootst mogelijke moeilijkheden. We vinden gelukkig, en dat moet ik met klem opmerken, in de bedrijven een open deur voor de mensen, die een veroordeling achter de rug heb ben. En de gemeenschap nleegt alles zo'n zes weken na de herplaatsing wel te vergeten. Voor ons blijft dan vaak lang nog het contact, want ook de min of meer begeleidende taak in het nieuwe leven heeft de reclasse ring", aldus de heer Suurmond. Maar de begeleiding is niet alleen een zaak, die de reclassering aan gaat. Het is een taak van ons allen, omdat wij samen de maatschappij vormen en daarin verantwoordelijk zijn voor onze medemensen. Elf kindertjes van verschil lende nationaliteiten en rassen die al meer dan eens „in liet nieuios" zijn geioeest, ko men op een bijzondere manier kennismaken met de kinderen van Nederland. Het zijn de ge adopteerde spruiten van Jo sephine Baker; de bekende Ne derlandse schrijver-illustrator Piet Worm heeft het jeugdig elftal vastgelegd in een dessin voor een nieuwe kinderkamer gordijnstof. Dit Regenbooggor dijn is de nieuwste verschijning in de serie kinder gordijnen die als ,Rrentedoek" wordt aange duid en waarin al eerder onder meer geesteskinderen van An nie M. G. Schmidt op kleurige wijze tot leven kwamen. Ook het Regenboog gordijn is een aantrekkelijke en fleurige aanioinst voor de kinderkamer. Het biedt bovendien volop gele genheid om het jonge goed bij loijze van verliaaltje-voor-het- slapen-gaan eens iets te vertel len over de beroemde pupil letjes van de al even beroemde Josephine! reclasseringsambtenaar zoekt ;en portret van de mens, met wie hij te maken krijgt. „Het is een zware taak, want U be grijpt wel, dat we eerst het vertrou wen van «3e mensen moeten winnen. Het publiek pleegt te zeggen: Jullie willen alleen de goeie dingen zien, julie zien niets verkeerds aan zo'n man, zefs al liegt hij, dat het ge drukt staat. Die publieke mening is volkomen onjuist. Natuurlijk tracht men ons wel eens wat op de mouw te spelden, maar meestal is het zo, dat de man tegenover ons gelooft in wat hij zegt. Dat maakt deel uit van zijn geheel eigen wereld, waarin hij min of meer compensatie zoekt voor zijn moeilijkheden. Een vergrijp komt bijna altijd voort uit een stoor nis in de verhoudingen, de relatie met „de ander", een kortsluitingstoe stand als U het zo noemen wilt. Het gaat er in ons werk dus om van onder af te beginnen. Eerst de oor zaak van het vergrijp weten en dan verder werken. Na het plegen van een misse daad verkeert de mens doorgaans in maatschappelijke nood. En dan moet hij daarbij nog opbok sen tegen een openbare mening in de maatschappij, die hem veroordeelt. Toch is het de maatschappij zelf, die de voorwaarden tot misdaden cre- eert. De onoplettende bankdirecteur kan fraude veroorzaken. Dit is de hypocrise van de wisselwerking", verzucht de heer Suurmond iet of wat nadenkend. Maar feller wordt hij weer als hij stelt: „Barmhartig zou het zijn begrip te hebben voor de mensen om ons heen in het besef van eigen labiliteit!" Zijn suggestie om een gedeelte van de meubels voorlopig op te slaan, valt maar zelden in goede aarde! Of de categorie trouwlustigen die ver voor huwelijksdatum en woningtoe wijzing al meubels kiest en koopt he den ten dage nog zo groot is, valt moeilijk te zeggen. Iedereen heeft in zijn kennissenkring wel zo'n voor beeld van de „haastige spoed" die ook bij het voorbarig woninkje-in richten zelden goed blijkt te zijn: het eetkamerameubelement, het bankstel en de complete slaapkamer die maandenlang op de ouderlijke zolder stonden opgeslagen, moeten vaak wanneer er eindelijk van woonruimte en dus van trouwen sprake is, in kleine kamers worden gepropt voor hoelang, weet het jonge paar zelf niet. Daar staat dan de lange eetkamer tafel stijf tegen de muur gedrukt, de overblijvende eetkamerstoel wordt noodgedwongen op het overloopje ge zet en het bankstel staat in al zijn Eracht te glanzen als een uiterst wetsbaar pièce-de-milïeu waar geen gast de benen durft te strekken om dat zijn schoenen dan met een alar merende dreun tegen de gloednieuwe salontafel bonken Een afschrikwekkend voorbeeld dat hopelijk maar weinig jonge trouwlustigen tot navolging zal in spireren! Daar staat tegenover dat men ook té praktisch kan zijn. Vier uiterst fragiele stoeltjes, een kleine tafel die niet kan worden uitgetrok ken, een ingenieus bankbed kunnen weliswaar in één kamer worden on dergebracht zodat een tweede kamer door middel van een opklapbed tot logeerkamer kan worden gebombar deerd en later wellicht als kinderka- mre dienst kan doen- Maar ideaal is zo'n zitslaapkamer toch niet verre van dat. Moet er beslist in één kamer worden gewoond en geslapen, dan zijn bovendien onderschuifbedden om een bepaalde reden praktischer: als één van beide echtgenoten eens ziek is hoeft er geen compleet twee persoonsbed te worden uitgezet, wat met een bankbed wél het geval is. Met aardige kussens en eventueel met een apart bijgemaakte rugleu ning vormen de onderschuifbedden immers ook een goede zitbank. Ruimtebesparing Wie een beetje praktisch en nuch ter is ingesteld, ziet het waar schijnlijk allemaal zélf wel en be rust voorlopig in het feit, dat tegen woordig eerst de woonruimte en dan pas het meubilair in die woonruimte aan bod komt. Voor wie nog wat moeite heeft om zich met die gedach te vertrouwd te maken, volgt hier een bundeltje adviezen van de Stich ting Propaganda Woninginrichting over het onderwerp „ruimteverdeling in de woning". Over die eetkamertafel bijvoorbeeld: als de bladmaat toch zo krap moet uitvallen in die tamelijk kleine zit kamer, waarom dan die tafel niet van het lijstje geschrapt en inplaats daarvan een wandstelling-met-klep- blad genomen? Grenzen kamer en keuken aan elkaar, dan kan een vernuftige op lossing worden gevonden door een tafel te kopen of te laten vermaken, die via een uitsparing of een flink doorgeefluik in de tussenmuur tus sen beide vertrekken heen en weer kan worden geschoven. Dat gaat al dus: het tafelblad rust aan elke kant normaal op twee poten en voordat de maaltijd wordt opgediend trekt men dan de tafel zo ver mogelijk naar de kamerzijde zodat daar aan één korte en twee lange zijden ruim te voor de eters komt. Deze grappige ,Jotoalbumjurk" is een creatie van Faiman in Londen. Het jurkje is vervaardigd van katoen, heeft een eenvoudig lijfje met boothals en een wijde rok. Dc ..foto's" zijn gedrukt volgens het zeefdruk-procédé. Het is echter nog niet zover, dat men zijn eigen vakantiefoto's kan laten reprodu ceren. DE ZWAAN Moet die rommel er ook allemaal bijf", vroeg de dikke meneer van de feestcommissie, die met een gewich tig gezicht toekeek bij het afladen van de kermis wagens. „Ach ja", zuchtte de kermisbaas, „net %cat U zegt. 't Is rommel, maar er zijn nog altijd mensen die het leuk vinden". „Onbegrijpelijk", zei de meneer, „ja, vijftig jaar geleden was zoiets aardig. Al die houten dieren, waar je op zitten Icon en bij de wijsjes van het draaiorgel, op in de rondte ging. Maar nu: we hebben nu toch prachtige botsautootjes en rakelten die loeien en gieren. Dat willen de mensen: lawaai en geglim van lichtjes. Maar zo'n draaimolen is utt de tijd. Het kan niet meer". „Tja", zei de kermisbaas, „maar het hoort er nou een maal by. Zullen we hem toch maar opbouwen?" „Zet hem maar ergens neer", zei de meneer van de feestcommissie, „maar een beetje in een hoek van het veld, hè, dat ie niet te veel plaats inneemt en niet te veel in het gezicht staat". „Het komt in orde", zei de kermisbaas en tegen de oude di'aaimolenman, die al vijftig jaar by de houten dieren en het orgeltje dat erby speelde, hoorde, riep hy: „Wessel, zet de boel claar by de sloot. Daar heeft niemand er last van". „Bij de sloot!", riep Wessel verontwaardigd, „maar baas, myn molen bij de sloot? Dat is toch veel te gevaarlijk? Als de kinderen van de dieren afstappen en nog een beetje duizelig zijn van het ronddraaien, zouden ze zo in die sloot terecht kunnen komen „Je hebt het gehoord! Op schieten!", riep de kermis baas nijdig, „dat anderhalve kind dat in jouw molen komt draaien, valt niet in de sloot". De oude Wesssel zei niets meer. In ieder dorp en iede re stad was het tegenwoor dig hetzelfde: overal werd hij naar een hoekje gedron gen met zyn molen die vroe ger het middelpunt van iedere kermis was geweest. Verdrietig begon hy de wa gen af te laden. Een bruin ën een wit paard, een zebra, een leeuw en een tyger, twee kamelen, een ezel en tenslotte de zwaan. Die zwaan was het lievelings dier van de oude Wessel. Hy was nog maar een jon getje geweest toen hij by het kermisspul ging werken en hij wist nog heel goed hoe blij hy was toen de ker misbaas, de grootvader van deze, hem aan de splinter nieuwe draaimolen had ge zet. En toen meteen al was die zwaan zyn lievelings dier geweest. Glimmende botsautootjes en raketten die gierend door de lucht schoten waren er toen nog niet. Iedereen holde altyd meteen op de draaimolen af en soms stonden er hele rij en te wachten tot er plaats kwam op de rug van de die ren. Niet alleen kinderen, want de paarden, de zebra, de tijger, de leeuw, de ka melen en de ezel waren sterk genoeg om grote dik ke kerels te dragen. Ook de zwaan, al was die meer ge bouwd voor kinderen of oudere mensen die een beet je bang waren. Je zat niet op zyn rug, maar in een met houten krullen versierd bakje tussen zyn sneeuw witte vleugels. De oude Wessel zat daar nu vaak zelf in, als liy wachtte op klanten. Want wachten moest hy maar al te vaak. De kinderen en mensen stroomden altyd eerst op de lawaai- en glimdingen af en maar een heel enkele had daarna nog zin om ook nog een ritje in die ouderwetse molen te maken. In dit dorp was het weer precies hetzelfde; toen de gewichtige meneer met de rozet het feest had geopend, toen de raket naar de maan begon te loeien, de autootjes ronkend en brommend hun tocht over de botsbaan be gonnen en overal de schet terende muziek losbarstte, was het in de hoek bij de sloot nog even stil als altijd. Het muziekje van zyn orgel ging verloren in de rest van het lawaai. Daarom kroop oude Wessel maar weer in het bankje tussen de vleu gels van de zwaan. Hij doe zelde wat, sliep in en droomde dat hy op de rug van zyn lievelingsvogel wegzweefde, van de kermis. „Waar breng je me heen?", fluisterde hij in zijn droom tegen de zwaan. Het dier strekte zijn lange hals en lachte. „Wacht maar", zei het, „we gaan naar een plek waar iedereen blij zal zijn om ons te zien en waar ze ons nooit meer zullen laten gaan". „Zo'n plek bestaat niet", zei oude Wessel treurig en in zyn slaap rolden de tranen over zijn wangen. Op dat ogenblik trok iemand hem ruw aan zijn mouw en een harde stem vlak bij zijn oor schetterde: „Zie je nou wel, zie je nou dat die ouwe net zo min meer mee kan als zijn molen. Nu komt er ein delijk eens iemand om te draaien en meneer slaapt. Vooruit, vlug. Deze mensen help je nog, maar morgen is het afgelopen. Die molen gaat niet meer mee en jy ook niet". Geschrokken sprong (le oude Wessel op; voor hem stond de kermisbaas en de gewichtige meneer van de Feestcommissie. Maar ach ter die twee stond een hele stoet mannetjes en vrouw tjes, allemaal even oud als Wessel zelf, wel zeventig of tachtig jaar oud misschien. „Dit zijn de heren en dames van het oude-mensen-huis", zei de gewichtige meneer, „ze willen alleen maar in dat malle ding van jou". Wessel keek eerst naar de gewichtige meneer, maar toen naar al die oude ge zichten. Het leek hem net of hy nog droomde. Want hij kende ze. Hij kende al die gezichten. En opeens wist hij het. De school. De school waar hij vroeger als jongetje in de klas had ge zeten. Dit was zijn dorp! Hier waren alle gezichten F\e invloed van ruimteverde- ling en meubilering van een woning op het huwelijksge luk": het klinkt als de titel van een proefschrift en misschien zit dat proefschrift er wel in. Het verband tussen huwelijks geluk en meubilering mag op het eerste gezicht wat ver gezocht lijken in een bepaalde situa tie is het zeker aanwezig! In de situatie bijvoorbeeld dat het woningzoekende jonge echtpaar een gedeelte van een woning of slechts een paar kamers toege wezen krijgt. „Inwonen" wordt het dan, en vanaf het moment dat men „inwoont" is men nu eenmaal niet zo vrij als men wel graag zou willen. Bepaalde acti viteiten moeten worden nagela ten, al te spontane uitingen van levensvreugde zijn meestal evenzeer taboe. Voeg daarbij nog een wat ongelukkig uitge vallen meubilering van het toe gewezen woongedeelte zodat de inwoners zich ook in hun privé- vertrekken niet zo gemakkelijk kunnen bewegen als ze gedacht hadden dan kan het huwe lijksgeluk ongemerkt wel eens een beetje in de klem komen. Want een woonruimte waarin men zich op behoedzame wijze zijde lings tussen de meubels moet door wringen zo ongeveer op de ma nier waarop krabben zich op liet strand verplaatsen werkt Ietter- lijk én figuurlijk benauwend op het mensenpaar dat voor onbepaalde tijd samen die woonruimte zal móeten exploreren! Exploreren: dat grote woord mag gerust gebruikt worden. Maar het jonge pasgetrouwde huisvrouwtje wil van zo'n nuchter begrip meestal in den beginne niet horen. Ze heeft meubels gekocht die ze mooi vond en nu moeten al die meubels in dit stukje woning een plaatsje vinden, onverschillig of de bewegingsruimte daardoor tot. een minimum beperkt "wordt. En wee de jonge echtgenoot die in zyn barre onschuld de opmer king plaats „dat ze nog haar hele leven naar die meubels kan kijken als ze later een heel huis heeft...". (Advertentie) Voor gasten Heeft men dikwijls gasten te eten dan vormen stapelbare krukjes of stoelen dé oplossing. Op het op pervlak van één stoel kunnen alle reservestoelen worden weggezet als ze niet in gebruik zyn. Klapstoeltjes zijn ook bruikbaar, maar dan moet men wel over een flinke bergkast beschikken om ze in te bewaren. Is de ruimte in de zitkamer zó beperkt, dat er maar plaats is voor één tafel geen nood, want er zijn tafels met verstelbare hoogte die zowel op eet tafelhoogte als op het formaat van een salontafel kunnen worden afge steld. En onmisbaar is in de kleine zitkamer eigeniyk een speciale wand- stelling met open vakken, klepbladen en gesloten kastjes: paperassen, ver- stelgoed en wat dies meer zij moeten immers ook een plaats krijgen! Het geheim van een geslaagde inrichting die ook later bij het verhuizen naar een grotere woning voor honderd procent bruikbaar blijft, is dat men in de eerste plaats het oog gericht houdt op het praktische element in de meubels die men koopt. Een berg wand die in later jaren steeds verder met rekken, kastjes en schrijf- of werkbladen kan worden uitgebreid, kan in de voorlopige behuizing klein en smal worden opgezet en in de de finitieve woning worden gecomple teerd. Onderschuifbedden houden altijd hun nut in een ruimere woning: naast elkaar vormen ze een twee persoons- bed, ze knnnen afzonderlijk als kin derbedden worden gebruikt, in een kleine kamer kunnen ze dienen als logeerbed dat pas wordt uitgescho ven als de logées komen. Stapelbare krukjes en stoelen zijn nooit weg als te zijner tijd de complete woning werkelijkheid is geworden. Er zijn goede praktische meubelen, er zijn vernuftige moderne meubelen die speciaal met het oog op ruimtebe sparing werden ontworpen maar men moet wel even de tijd nemen om op speurtocht te gaan naar deze goede zaken in de doolhof van meu- belprodukten. Advertentie) van lang, lang geleden te rug. Net als hy hadden ze vroeger in de molen ge draaid en oliebollen gegeten op de kermis. En een hele boel kenden hem ook nog. „Nee, maar", riep een oud vrouwtje, „dat is Wessel. Weet je wel, je zat voor me in de klas en toen je bij de molen ging werken, hield je de witte zwaan altyd vrij voor mij". Wessel wist het allemaal nog precies en terwijl hn al zyn vrienden en vriendinnen van vroeger op de houten dieren hielp en het oude vrouwtje op het bankje tus sen de vleugels van de zwaan zette, kon hij wel zingen van blijdschap. Daar waren ze. Daar waren alle mensen, die net als hij het meest van de houten dieren en de muziekjes van zijn orgeltje hielden. Voorzich tig, o zo voorzichtig draaide hij ze in de rondte en de oudjes genoten. De jongere mensen van de kermis kwa men ernaar kyken. De ra ket en de botsautootjes ble ven een poosje leeg staan en iedereen lachte een beetje om die heel oude mensjes die met gelukkige gezichten op hun dieren zaten. ,,'t Is een mooie molen", zei de burgemeester, die met zijn keten om ook was ko men kijken.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 9