Ciw pagina /Heozewv
Reclassering, zaak van
sociale bewogenheid
Huwelijksgeluk en meubilair,
er is een verband...
Fotoalbumjurk
KINDERKRANT
Praktisch ensemble
tomatenpuree
tegen lange
rokken
Taak van de
gemeenschap
dl/
De
josephines
spruiten op
„prentedoek"
Goed merkbaar
bij inwoning
VRIJDAG 19 OKTOBER 1962
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
9
Van Harella uit Londen is dit jumper-set van geruite stof. Het jasje heeft
geen kraag, is hoog gesleten en heeftdriekwart-mouioen. De rok is van effen
stof met korte, diepe plooiien, welke inzetten hebben van dezelfde stof als
het jasje.
Zolang er tegen vrij biliyke prijzen
nog verse tomaten te koop ztfn,
moet net blikje tomatenpuree maar
in een vergeten hoekje van de keu
kenkast worden gezet! Verse toma
ten hebben wel oen wat minder rode
kleur, maar dat weegt ruimschoots
op tegen de wetenschap dat; de lepels
vol vitaminen zitten te consumeren.
Het feit dat puree van verse toma
ten minder pittig van smaak is dan
het blikjesproduKt, kan gemakkelijk
worden 'verholpen. Bak in wat boter
een fijngesneden uitje tot het kleur
krijgt," voeg hierbij de in plakjes ge
zaagde tomaten en smoor ze een mi
nuut of vijf met wat zout, peper,
paprikapoeder en een scheutje maggi.
Wrijf dit mengsel door een zeef en
het resultaat is een tomatenpuree die
weliswaar wat bleekjes ziet. maar
qua smaak echt niet voor het blik-
produkt onderdoet.
Het beste (én kortste) pleidooi te
gen het langer worden van de
rokken komt van een lezeres van liet
Kngclse tydschrift „Woman's Realm".
In de rubriek ingezonden stukken
schrijft ze: „Een aantal mode-ontwer
pers wil «le rokken weer langer ma
ken, maar alstublieft dames, houdt
uw rokken kort. Ik heb myn trouw
foto's van acht jaar geleden nog
eens bekeken, toen langere rokken
in de mode waren. De vrouwen op de
foto's zien er jaren ouder uit dan ze
vandaag-de-dag doen". Een argument
dat op de modekoningen misschien
weinig indruk zal maken, maar dat
alle vrouwen ter wereld onmiddellijk
vóór de korte rok zal doen kiezen,
dachten wy zo
Werkelijk mooie stoffen
zijn dichterbij dan U denkt.
Kom naar het
„Stoffenpaleis" midden in
Zeeland, midden in de mode.
Exclusieve mantel- en
japonstoffen in
weergaloze collecties.
„Ja, maar wel ouderwets",
zei de gewichtige meneer
van de feestcommissie, die
ook de rijkste man van het
dorp was.
„En morgen gaat hij eruit",
zei de kermisbaas, „het
brengt zijn geld niet meer
op".
„En wat gebeurt er dan met
die molen?", vroeg de bur
gemeester.
„Brandhout", zei de kermis
baas.
„Maarzei dc dilcke
meneer van de feestcommis
sie.
„Wat maarvroeg de
burgemeester en ook de
kermisbaas keek hem vra
gend aan.
„Sssstzei de gewich
tige meneer, „ik stuur
straks als de kermis sluit
een paar mannetjes. Maar
niets zeggen, 't Moet een
verrassing blijven".
Die nacht droomde de oude
Wessel in zijn woonwagen
weer over de zwaan die hem
naar een plek zou brengen
waar iedereen blij was met
zijn komst. Maar toen hij
wakker werd wist hij wel
beter. Op het kermisterrein
bij de sloot was een lege
plek. De molen was weg. Er
stond alleen een grote zwar
te auto met een chauffeur
aan het stuur. „Instappen,
meneer Wessel", zei hij te
gen de oude man, die met
tranen in zijn ogen om zich.
heen keek. Wessel was zo
in de war dat hij in de auto
zat voor hij er erg in had.
Ze gingen niet ver. Vlakbij
was een groot gebouw met
een reusachtig grasveld er
voor. Oude Wessel wreef
zich in zijn ogen. Droomde
hij nu weer? Midden op dat
grasveld stond zijn molen
met dieren. En op de rug
gen van de paarden, de
leeuw, de tijger, de zebra,
de kamelen zaten oude
mannetjes en vrouwtjes. Al
leen het bankje tussen de
vleugels van de zwaan was
leeg. „Dat is jouw plaats",
zei de dikke meneer, die er
bij stond en voor die verras
sing had gezorgd.
„Voortaan woon je hier,
VVessel, mét je molen, waar
in iedereen draaien kan zo
veel hy wil. „Misschien had
hy nog meer willen zeggen,
maar op dal ogenblik liet
VVessel zijn orgeltje spelen
en begon het feest op het
grasveld. Niet een feest, zo
lang als de kermis duurt,
maar een feest voor alle da
gen. „Die dikke meneer",
lachen de oudjes op hun
houten dieren elke dag te
gen elkaar, maar VVessel
tussen de vleugels van zijn
zwaan, streelt de lange wit
te hals voor hem en zegt:
„Jy was het, hé, zwaan? Jy
hebt me hier gebracht".
(Van onze redactrice)
P igenlijk is reclassering een verkeerd woord. Het betekent woor-
delijk het herklasseren, het terugplaatsen van iemand in de
klasse, waarin hij zich bevond, voor er iets gebeurde, dat hem
dwong die klasse te verlaten voor enige tijd.
Onder reclassering verstaat men tegenwoordig iets geheel anders.
Het woord klasse komt er niet meer bij te pas.
Het is tegenwoordig: opnieuw een plaats zoeken in de maatschap
pij voor de mens, die op de een of andere wijze is gederailleerd.
De reclassering doet zelfs meer, want ook preventief werk onder
diegenen, die dreigen te derailleren behoort tot haar competentie.
Over dit omvangrijke werk spraken wij met de heer J. Suurmond
te Middelburg, reclasseringsambtenaar van de Protestants Chris
telijke Reclasseringsvereniging en van het Nederlands Genoot
schap tot Reclassering.
Het is niet, zoals wel eens wordt
gezegd, dat wij voor mensen,
die uit do gevangenis komen, de
beste baantjes uitzoeken. Wij trach
ten voor hen de functie te vinden,
waarin zij krachtens persoonlijkheid
en kennis thuishoren. Dit is boven
dien niet onze enige taak- Aan pre
ventief werk besteden wij grote aan
dacht. Mensen, die op de verkeerde
weg zijn proberen wij te benaderen
evenals mensen, die kleine vergrijpen
hebben gepleegd en die daarvoor niet
met de politie in aanraking zijn ge
komen", aldus de heer Suurmond, die
voorts met klem stelde, dat het re-
classeren niet alleen een taak is van
de daarvoor in het leven geroepen
instanties. Het is een zaak, die ons
allen aangaat. Want wij samen zijn
het, die een mens, die een vergrijp
heeft gepleegd, buiten de maatschao-
pij zetten en dus hebben we ook de
plicht hem de hulp te geven na de
straf om zijn plaats temidden van
ons weer in te nemen.
Van daad naar dader
Er is een sociale bewogenheid no-
gen en het groeien van de beoorde
ling van de daad naar de dader heeft
het „aan de kaak stellen" een heel
andere betekenis gekregen. Het is
een voor de verdachte ellendig be
grip geworden. Het is nu nog wel
zijn daad, maar meer en vooral zijn
persoon, die in het volle licht van de
publiciteit is gekomen".
Portret
te verge
ven én... vergeten. Ik geloof, dat
in de maatschappij veel meer het be
grip moet opkomen: „Ik had ook in
die omstandigheden kunnen komen,
dus had het mij ook kunnen gebeu
ren" en de heer Suurmond zegt hier
onmiddellijk achteraan: „U moet
niet vergeten, dat het „aan de kaak
stellen" op zichzelf al een ellende is-
Ten tijde van de Franse revolutie is
het „aan de kaak stellen" een recht,
een zeer belangrijk recht zelfs, ge
worden. De verdachte kon zich in het
openbaar verdedigen en niet zonder
vorm van proces veroordeeld worden.
Nu, door de veranderde constellatie
van de maatschappelijke verhoudin-
Open deur
Het zijn niet alleen de grote za
ken, waarmee wij als reclasse-
ringsambtenaren te maken heb
ben. Ook in de kleine politiezaken
worden wij gemengd. Maar zelfs
achter deze allerkleinste zaken kan
een enorm stuk leed schuilgaan.
Neem alleen maar eens de afbeta
ling, die kan leiden tot de grootst
mogelijke moeilijkheden.
We vinden gelukkig, en dat moet ik
met klem opmerken, in de bedrijven
een open deur voor de mensen, die
een veroordeling achter de rug heb
ben. En de gemeenschap nleegt alles
zo'n zes weken na de herplaatsing
wel te vergeten. Voor ons blijft dan
vaak lang nog het contact, want ook
de min of meer begeleidende taak in
het nieuwe leven heeft de reclasse
ring", aldus de heer Suurmond.
Maar de begeleiding is niet alleen
een zaak, die de reclassering aan
gaat. Het is een taak van ons allen,
omdat wij samen de maatschappij
vormen en daarin verantwoordelijk
zijn voor onze medemensen.
Elf kindertjes van verschil
lende nationaliteiten en
rassen die al meer dan eens „in
liet nieuios" zijn geioeest, ko
men op een bijzondere manier
kennismaken met de kinderen
van Nederland. Het zijn de ge
adopteerde spruiten van Jo
sephine Baker; de bekende Ne
derlandse schrijver-illustrator
Piet Worm heeft het jeugdig
elftal vastgelegd in een dessin
voor een nieuwe kinderkamer
gordijnstof. Dit Regenbooggor
dijn is de nieuwste verschijning
in de serie kinder gordijnen die
als ,Rrentedoek" wordt aange
duid en waarin al eerder onder
meer geesteskinderen van An
nie M. G. Schmidt op kleurige
wijze tot leven kwamen.
Ook het Regenboog gordijn is
een aantrekkelijke en fleurige
aanioinst voor de kinderkamer.
Het biedt bovendien volop gele
genheid om het jonge goed bij
loijze van verliaaltje-voor-het-
slapen-gaan eens iets te vertel
len over de beroemde pupil
letjes van de al even beroemde
Josephine!
reclasseringsambtenaar zoekt
;en portret van de mens, met
wie hij te maken krijgt.
„Het is een zware taak, want U be
grijpt wel, dat we eerst het vertrou
wen van «3e mensen moeten winnen.
Het publiek pleegt te zeggen: Jullie
willen alleen de goeie dingen zien,
julie zien niets verkeerds aan zo'n
man, zefs al liegt hij, dat het ge
drukt staat. Die publieke mening is
volkomen onjuist. Natuurlijk tracht
men ons wel eens wat op de mouw
te spelden, maar meestal is het zo,
dat de man tegenover ons gelooft in
wat hij zegt. Dat maakt deel uit van
zijn geheel eigen wereld, waarin hij
min of meer compensatie zoekt voor
zijn moeilijkheden. Een vergrijp
komt bijna altijd voort uit een stoor
nis in de verhoudingen, de relatie
met „de ander", een kortsluitingstoe
stand als U het zo noemen wilt.
Het gaat er in ons werk dus om van
onder af te beginnen. Eerst de oor
zaak van het vergrijp weten en dan
verder werken. Na het plegen van
een misse daad verkeert de mens
doorgaans in maatschappelijke nood.
En dan moet hij daarbij nog opbok
sen tegen een openbare mening in de
maatschappij, die hem veroordeelt.
Toch is het de maatschappij zelf, die
de voorwaarden tot misdaden cre-
eert. De onoplettende bankdirecteur
kan fraude veroorzaken. Dit is de
hypocrise van de wisselwerking",
verzucht de heer Suurmond iet of wat
nadenkend. Maar feller wordt hij
weer als hij stelt: „Barmhartig zou
het zijn begrip te hebben voor de
mensen om ons heen in het besef van
eigen labiliteit!"
Zijn suggestie om een gedeelte van
de meubels voorlopig op te slaan,
valt maar zelden in goede aarde!
Of de categorie trouwlustigen die ver
voor huwelijksdatum en woningtoe
wijzing al meubels kiest en koopt he
den ten dage nog zo groot is, valt
moeilijk te zeggen. Iedereen heeft in
zijn kennissenkring wel zo'n voor
beeld van de „haastige spoed" die
ook bij het voorbarig woninkje-in
richten zelden goed blijkt te zijn: het
eetkamerameubelement, het bankstel
en de complete slaapkamer die
maandenlang op de ouderlijke zolder
stonden opgeslagen, moeten vaak
wanneer er eindelijk van woonruimte
en dus van trouwen sprake is, in
kleine kamers worden gepropt
voor hoelang, weet het jonge paar
zelf niet.
Daar staat dan de lange eetkamer
tafel stijf tegen de muur gedrukt, de
overblijvende eetkamerstoel wordt
noodgedwongen op het overloopje ge
zet en het bankstel staat in al zijn
Eracht te glanzen als een uiterst
wetsbaar pièce-de-milïeu waar geen
gast de benen durft te strekken om
dat zijn schoenen dan met een alar
merende dreun tegen de gloednieuwe
salontafel bonken
Een afschrikwekkend voorbeeld
dat hopelijk maar weinig jonge
trouwlustigen tot navolging zal in
spireren! Daar staat tegenover dat
men ook té praktisch kan zijn. Vier
uiterst fragiele stoeltjes, een kleine
tafel die niet kan worden uitgetrok
ken, een ingenieus bankbed kunnen
weliswaar in één kamer worden on
dergebracht zodat een tweede kamer
door middel van een opklapbed tot
logeerkamer kan worden gebombar
deerd en later wellicht als kinderka-
mre dienst kan doen- Maar ideaal is
zo'n zitslaapkamer toch niet
verre van dat. Moet er beslist in één
kamer worden gewoond en geslapen,
dan zijn bovendien onderschuifbedden
om een bepaalde reden praktischer:
als één van beide echtgenoten eens
ziek is hoeft er geen compleet twee
persoonsbed te worden uitgezet, wat
met een bankbed wél het geval is.
Met aardige kussens en eventueel
met een apart bijgemaakte rugleu
ning vormen de onderschuifbedden
immers ook een goede zitbank.
Ruimtebesparing
Wie een beetje praktisch en nuch
ter is ingesteld, ziet het waar
schijnlijk allemaal zélf wel en be
rust voorlopig in het feit, dat tegen
woordig eerst de woonruimte en dan
pas het meubilair in die woonruimte
aan bod komt. Voor wie nog wat
moeite heeft om zich met die gedach
te vertrouwd te maken, volgt hier
een bundeltje adviezen van de Stich
ting Propaganda Woninginrichting
over het onderwerp „ruimteverdeling
in de woning".
Over die eetkamertafel bijvoorbeeld:
als de bladmaat toch zo krap moet
uitvallen in die tamelijk kleine zit
kamer, waarom dan die tafel niet
van het lijstje geschrapt en inplaats
daarvan een wandstelling-met-klep-
blad genomen?
Grenzen kamer en keuken aan
elkaar, dan kan een vernuftige op
lossing worden gevonden door een
tafel te kopen of te laten vermaken,
die via een uitsparing of een flink
doorgeefluik in de tussenmuur tus
sen beide vertrekken heen en weer
kan worden geschoven. Dat gaat al
dus: het tafelblad rust aan elke kant
normaal op twee poten en voordat
de maaltijd wordt opgediend trekt
men dan de tafel zo ver mogelijk
naar de kamerzijde zodat daar aan
één korte en twee lange zijden ruim
te voor de eters komt.
Deze grappige ,Jotoalbumjurk" is een creatie van Faiman in Londen. Het
jurkje is vervaardigd van katoen, heeft een eenvoudig lijfje met boothals en
een wijde rok. Dc ..foto's" zijn gedrukt volgens het zeefdruk-procédé. Het is
echter nog niet zover, dat men zijn eigen vakantiefoto's kan laten reprodu
ceren.
DE ZWAAN
Moet die rommel er ook allemaal bijf", vroeg de dikke
meneer van de feestcommissie, die met een gewich
tig gezicht toekeek bij het afladen van de kermis
wagens. „Ach ja", zuchtte de kermisbaas, „net %cat U
zegt. 't Is rommel, maar er zijn nog altijd mensen die het
leuk vinden".
„Onbegrijpelijk", zei de meneer, „ja, vijftig jaar geleden
was zoiets aardig. Al die houten dieren, waar je op zitten
Icon en bij de wijsjes van het draaiorgel, op in de rondte
ging. Maar nu: we hebben nu toch prachtige botsautootjes
en rakelten die loeien en gieren. Dat willen de mensen:
lawaai en geglim van lichtjes. Maar zo'n draaimolen is
utt de tijd. Het kan niet meer".
„Tja", zei de kermisbaas,
„maar het hoort er nou een
maal by. Zullen we hem
toch maar opbouwen?"
„Zet hem maar ergens
neer", zei de meneer van de
feestcommissie, „maar een
beetje in een hoek van het
veld, hè, dat ie niet te veel
plaats inneemt en niet te
veel in het gezicht staat".
„Het komt in orde", zei de
kermisbaas en tegen de
oude di'aaimolenman, die al
vijftig jaar by de houten
dieren en het orgeltje dat
erby speelde, hoorde, riep
hy: „Wessel, zet de boel
claar by de sloot. Daar heeft
niemand er last van".
„Bij de sloot!", riep Wessel
verontwaardigd, „maar
baas, myn molen bij de
sloot? Dat is toch veel te
gevaarlijk? Als de kinderen
van de dieren afstappen en
nog een beetje duizelig zijn
van het ronddraaien, zouden
ze zo in die sloot terecht
kunnen komen
„Je hebt het gehoord! Op
schieten!", riep de kermis
baas nijdig, „dat anderhalve
kind dat in jouw molen
komt draaien, valt niet in de
sloot".
De oude Wesssel zei niets
meer. In ieder dorp en iede
re stad was het tegenwoor
dig hetzelfde: overal werd
hij naar een hoekje gedron
gen met zyn molen die vroe
ger het middelpunt van
iedere kermis was geweest.
Verdrietig begon hy de wa
gen af te laden. Een bruin
ën een wit paard, een zebra,
een leeuw en een tyger,
twee kamelen, een ezel en
tenslotte de zwaan. Die
zwaan was het lievelings
dier van de oude Wessel.
Hy was nog maar een jon
getje geweest toen hij by
het kermisspul ging werken
en hij wist nog heel goed
hoe blij hy was toen de ker
misbaas, de grootvader van
deze, hem aan de splinter
nieuwe draaimolen had ge
zet. En toen meteen al was
die zwaan zyn lievelings
dier geweest. Glimmende
botsautootjes en raketten
die gierend door de lucht
schoten waren er toen nog
niet. Iedereen holde altyd
meteen op de draaimolen af
en soms stonden er hele rij
en te wachten tot er plaats
kwam op de rug van de die
ren. Niet alleen kinderen,
want de paarden, de zebra,
de tijger, de leeuw, de ka
melen en de ezel waren
sterk genoeg om grote dik
ke kerels te dragen. Ook de
zwaan, al was die meer ge
bouwd voor kinderen of
oudere mensen die een beet
je bang waren. Je zat niet
op zyn rug, maar in een
met houten krullen versierd
bakje tussen zyn sneeuw
witte vleugels.
De oude Wessel zat daar nu
vaak zelf in, als liy wachtte
op klanten. Want wachten
moest hy maar al te vaak.
De kinderen en mensen
stroomden altyd eerst op de
lawaai- en glimdingen af en
maar een heel enkele had
daarna nog zin om ook nog
een ritje in die ouderwetse
molen te maken.
In dit dorp was het weer
precies hetzelfde; toen de
gewichtige meneer met de
rozet het feest had geopend,
toen de raket naar de maan
begon te loeien, de autootjes
ronkend en brommend hun
tocht over de botsbaan be
gonnen en overal de schet
terende muziek losbarstte,
was het in de hoek bij de
sloot nog even stil als altijd.
Het muziekje van zyn orgel
ging verloren in de rest van
het lawaai. Daarom kroop
oude Wessel maar weer in
het bankje tussen de vleu
gels van de zwaan. Hij doe
zelde wat, sliep in en
droomde dat hy op de rug
van zyn lievelingsvogel
wegzweefde, van de kermis.
„Waar breng je me heen?",
fluisterde hij in zijn droom
tegen de zwaan. Het dier
strekte zijn lange hals en
lachte. „Wacht maar", zei
het, „we gaan naar een plek
waar iedereen blij zal zijn
om ons te zien en waar ze
ons nooit meer zullen laten
gaan".
„Zo'n plek bestaat niet", zei
oude Wessel treurig en in
zyn slaap rolden de tranen
over zijn wangen. Op dat
ogenblik trok iemand hem
ruw aan zijn mouw en een
harde stem vlak bij zijn oor
schetterde: „Zie je nou wel,
zie je nou dat die ouwe net
zo min meer mee kan als
zijn molen. Nu komt er ein
delijk eens iemand om te
draaien en meneer slaapt.
Vooruit, vlug. Deze mensen
help je nog, maar morgen is
het afgelopen. Die molen
gaat niet meer mee en jy
ook niet".
Geschrokken sprong (le
oude Wessel op; voor hem
stond de kermisbaas en de
gewichtige meneer van de
Feestcommissie. Maar ach
ter die twee stond een hele
stoet mannetjes en vrouw
tjes, allemaal even oud als
Wessel zelf, wel zeventig of
tachtig jaar oud misschien.
„Dit zijn de heren en dames
van het oude-mensen-huis",
zei de gewichtige meneer,
„ze willen alleen maar in
dat malle ding van jou".
Wessel keek eerst naar de
gewichtige meneer, maar
toen naar al die oude ge
zichten. Het leek hem net
of hy nog droomde. Want
hij kende ze. Hij kende al
die gezichten. En opeens
wist hij het. De school. De
school waar hij vroeger als
jongetje in de klas had ge
zeten. Dit was zijn dorp!
Hier waren alle gezichten
F\e invloed van ruimteverde-
ling en meubilering van
een woning op het huwelijksge
luk": het klinkt als de titel van
een proefschrift en misschien
zit dat proefschrift er wel in.
Het verband tussen huwelijks
geluk en meubilering mag op het
eerste gezicht wat ver gezocht
lijken in een bepaalde situa
tie is het zeker aanwezig! In de
situatie bijvoorbeeld dat het
woningzoekende jonge echtpaar
een gedeelte van een woning of
slechts een paar kamers toege
wezen krijgt. „Inwonen" wordt
het dan, en vanaf het moment
dat men „inwoont" is men nu
eenmaal niet zo vrij als men wel
graag zou willen. Bepaalde acti
viteiten moeten worden nagela
ten, al te spontane uitingen van
levensvreugde zijn meestal
evenzeer taboe. Voeg daarbij
nog een wat ongelukkig uitge
vallen meubilering van het toe
gewezen woongedeelte zodat de
inwoners zich ook in hun privé-
vertrekken niet zo gemakkelijk
kunnen bewegen als ze gedacht
hadden dan kan het huwe
lijksgeluk ongemerkt wel eens
een beetje in de klem komen.
Want een woonruimte waarin men
zich op behoedzame wijze zijde
lings tussen de meubels moet door
wringen zo ongeveer op de ma
nier waarop krabben zich op liet
strand verplaatsen werkt Ietter-
lijk én figuurlijk benauwend op het
mensenpaar dat voor onbepaalde tijd
samen die woonruimte zal móeten
exploreren!
Exploreren: dat grote woord mag
gerust gebruikt worden. Maar het
jonge pasgetrouwde huisvrouwtje
wil van zo'n nuchter begrip meestal
in den beginne niet horen. Ze heeft
meubels gekocht die ze mooi vond
en nu moeten al die meubels in dit
stukje woning een plaatsje vinden,
onverschillig of de bewegingsruimte
daardoor tot. een minimum beperkt
"wordt. En wee de jonge echtgenoot
die in zyn barre onschuld de opmer
king plaats „dat ze nog haar hele
leven naar die meubels kan kijken
als ze later een heel huis heeft...".
(Advertentie)
Voor gasten
Heeft men dikwijls gasten te eten
dan vormen stapelbare krukjes
of stoelen dé oplossing. Op het op
pervlak van één stoel kunnen alle
reservestoelen worden weggezet als
ze niet in gebruik zyn. Klapstoeltjes
zijn ook bruikbaar, maar dan moet
men wel over een flinke bergkast
beschikken om ze in te bewaren. Is
de ruimte in de zitkamer zó beperkt,
dat er maar plaats is voor één tafel
geen nood, want er zijn tafels met
verstelbare hoogte die zowel op eet
tafelhoogte als op het formaat van
een salontafel kunnen worden afge
steld. En onmisbaar is in de kleine
zitkamer eigeniyk een speciale wand-
stelling met open vakken, klepbladen
en gesloten kastjes: paperassen, ver-
stelgoed en wat dies meer zij moeten
immers ook een plaats krijgen! Het
geheim van een geslaagde inrichting
die ook later bij het verhuizen naar
een grotere woning voor honderd
procent bruikbaar blijft, is dat men
in de eerste plaats het oog gericht
houdt op het praktische element in
de meubels die men koopt. Een berg
wand die in later jaren steeds verder
met rekken, kastjes en schrijf- of
werkbladen kan worden uitgebreid,
kan in de voorlopige behuizing klein
en smal worden opgezet en in de de
finitieve woning worden gecomple
teerd.
Onderschuifbedden houden altijd hun
nut in een ruimere woning: naast
elkaar vormen ze een twee persoons-
bed, ze knnnen afzonderlijk als kin
derbedden worden gebruikt, in een
kleine kamer kunnen ze dienen als
logeerbed dat pas wordt uitgescho
ven als de logées komen. Stapelbare
krukjes en stoelen zijn nooit weg als
te zijner tijd de complete woning
werkelijkheid is geworden. Er zijn
goede praktische meubelen, er zijn
vernuftige moderne meubelen die
speciaal met het oog op ruimtebe
sparing werden ontworpen maar
men moet wel even de tijd nemen
om op speurtocht te gaan naar deze
goede zaken in de doolhof van meu-
belprodukten.
Advertentie)
van lang, lang geleden te
rug. Net als hy hadden ze
vroeger in de molen ge
draaid en oliebollen gegeten
op de kermis. En een hele
boel kenden hem ook nog.
„Nee, maar", riep een oud
vrouwtje, „dat is Wessel.
Weet je wel, je zat voor me
in de klas en toen je bij de
molen ging werken, hield je
de witte zwaan altyd vrij
voor mij".
Wessel wist het allemaal
nog precies en terwijl hn al
zyn vrienden en vriendinnen
van vroeger op de houten
dieren hielp en het oude
vrouwtje op het bankje tus
sen de vleugels van de
zwaan zette, kon hij wel
zingen van blijdschap. Daar
waren ze. Daar waren alle
mensen, die net als hij het
meest van de houten dieren
en de muziekjes van zijn
orgeltje hielden. Voorzich
tig, o zo voorzichtig draaide
hij ze in de rondte en de
oudjes genoten. De jongere
mensen van de kermis kwa
men ernaar kyken. De ra
ket en de botsautootjes ble
ven een poosje leeg staan en
iedereen lachte een beetje
om die heel oude mensjes
die met gelukkige gezichten
op hun dieren zaten.
,,'t Is een mooie molen", zei
de burgemeester, die met
zijn keten om ook was ko
men kijken.