Ed Hoornik: nieuw werk in opdracht Korte en t.v.-films op Bergamo-festival Gaskell houdt ballettouwtjes strak GRAND GALA DU DISQUE Bundel ,,De vis, gevolgd door in de vreemde" Feestprogramvan Concertgebouw orkest in opbouw Ariisliek en zakelijk PROBLEMEN, ALS HUIZEN ZO H006 ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1962 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT INZET DER PERSOONLIJKHEID TLJEN ZOU SOMS WEL eens in de huid van een dichter willen kruipen om zonder enige restrictie te weten wat hem heeft gedreven tot het schrijven ran een bepaald vers. Niet dat dan alle geheimen verklaard zonden zijn, want een goed gedicht geeft zich nimmer geheel prijs, zelfs niet aan de maker ervan. Maar bepaalde dingen zouden toch duidelijker worden. Zou Ed. Hoornik bijvoor beeld ooit zijn lange, verhalende gedicht „De Vis" geschreven hebben indien hij geen opdracht van het ministerie van o., k. én w. had gekregen? „Ooit" misschien wel maar „thans reeds"? In de nieuwe bundel die onlangs van zijn hand verscheen, en die de titel draagt „De Vis, gevolgd door In de vreemde" staat een gedichtje dat ons zeer trol namelijk dat waarmede de tweede afdeling „In de Vreemde" opent. Het luidt: Ik praat tegen katten en honden, met oude dingen in kasten, met langzaam water en spiegels, al lang niet meer tegen de hemel, al bijna niet meer op papier. Dit is een verraderlijk gedicht De dichter spreekt niét eens meer van „dichten" maar van „praten", hij heeft elite aureool .ifgelegd, zet zich zelf te kijk als een goedige, gedes illusioneerde zonderling aan wien men eventueel gerust voorbij mag gaan. Wie scherp kijkt, meent moge lijk een sterke man. een wijze te aanschouwen, iemand die de aan vangsregels van Po Sju-I's gedicht „De Filosofen" boven zijn kluis ge schreven heeft: Zij die spreken weten niet, Zij die weten spreken niet. Hoornik, thans 52, schrijft de laatste tijd niet zoveel meer. De lyricus in hem heeft, zoals de lyricus in vrij wel iedere dichter, op een bepaalde leeftijd zijn hongerperiode door te maken. De gulste tijd van de licha melijke en geestelijke vervoeringen is voorbij. Wijsheid, weten, rijpt langzaam, en men moet dat proces niet storen. Hoogtepunten had de bundel „Het Menselijk Bestaan" (1952) nog gebracht. Wat daarna verscheen, een bundel, toneelwerk, hoe interessant en soms indrukwek kend ook, droeg meer een stempel van wilskracht dan van inspiratie. Men moet rustig kunnen zwijgen, on- opgejaagd door zichzelf of anderen, door nood of ijdelheid, geldingsdrang, en zo rijpen tot een nieuwe fase; de eigen ultieme waarheden hoeven dit nog niet te zijn Letterkundige kroniek door OANS WAIMEK Nogma in hoeverre de opdracht van het mi nisterie Hoornik heeft aangespoord. Ontijdig, te vroeg? Zijn er sympto men die daar op wijzen? Het episch-lyrisch genre (als men het zo noemen mag) was hem niet vreemd, en in blanke verzen had h'ij zich reeds geoefend. Hoe dan ook: de toon verraadt dat hij zich met inzet van de gehele persoonlijkheid gezet heeft tot het creeeren van deze poëtische vertelling, dit reisverhaal, zo ge wilt. Het begin kon niet simpeler, proza ïscher zijn: Een man en een vrouw zijn op reis. San Sebastiaan gepasseerd, wijst een bord het dorpje Zarauz. Ook verderop in het. een vijftiental bladzijden beslaande en uit 2 delen bestaande gedicht, maakt Hoornik vaak van uiterst eenvoudige midde len gebruik om overgangen te mar keren. „Hoe komen wij nu uit de vrouw/Opnieuw terug in de man?" of „De vlieg in het oor van de man heeft genoeg gezien en gehoord". Zodra zulke dingen storen is het mis; inderdaad zijn deze passages, en en kele andere, mis in die zin dat het gedicht, te diep-ernstig, deze toon niet verdraagt. Want de geciteerde regels getuigen niet van humor (die er gerust had mogen zijn) maar eer der van een soort vermoeide gering schatting die bedenkelijk naar het banale neigt. Maar we zijn vooruitgelopen en dat nog wel in kritiek. „De Vis" dan verhaalt vnn een tocht door Spanje, die „een man en een vrouw", waarin men direct facetten van de dichter-zelf herkent, per auto ma ken. Aanvankelijk houdt Hoornik enige afstand tussen „de man" en zichzelf, grijpt hij als dichter, als derde persoon vaak in, en daar hij „de man" bovendien veel in een droom laat beleven, komt er nog een derde projectie van de persoonlijk heid bij. Tegen het einde worden „de man en de vrouw" echter „ons", zij het met eerst een weerom wat tri viale restrictie: Die jongen ik schat hem op tien is José, de zoon van een visser- Maria wijst hem ons aan, (pardon, aan de man en de vrouw). Doch een bladzij verder is er geen beperking meer: Ook bij ons, door het volk aan de kant wordt de aanval nu ingezet. We mogen dus veilig aannemen dat „de man" Hoornik zelf is, en dat zijn problemen Hoorniks problemen zijn. Juist het feit nu, dnt. die problemen zo weinig scherp en persoonlijk neer gezet zijn, doet ons vermoeden dat dit gedicht te vroeg geschreven is. Want het „verhaal" op zichzelf doet er zoveel niet toe. De man en de vrouw hebben in het vissersdorp Zaraus iets gegeten, rij den nu verder. De vrouw stuurt, de man dommelt in. Beiden zijn moe. De man droomt- Hij is weer in Za rauz terug, herbeleeft de schijnbaar onbeduidende momenten daar door gebracht. Doch ook de doodsproble matiek en de doden (nu zeg ik nog niets van de doden/die je overal met je meedraagt, leest men al op de eerste bladzij) komen hem kwellen. Gruwelijke herinneringen aan de kampen in Duitsland (ten overvloede wellicht: Hoornik heeft er vertoefd) doorkruisen het pas doorleefde in Zarauz. Zo komt een hels visioen bij hem op, dat tot de sterkste fragmen ten uit dit vers behoort: hij ziet een hoop uitgemergelde lijken, als ware het één afzichtelijk wezen stuiptrek kend omhoogrljzen. Een visioen van een ontstellende authenticiteit- Hoor niks accent is daar echt en onver getelijk. Van da*, moment loopt de man met de dood, loopt hij dood: Wat is dood? Een woord. Het blijft dood. Het dient uitgediept en herhaald, Maar dan verandert er iets in de droom van de man. De maan, eerst bloedrood en laag, een Dies irae voor spellend, wordt hoger en witter. Ge knield bij iets wits in het zand zit de man: 't Is een vis- De mond van de zee heeft hem uitgespuwd op 't strand. ED. HOORNIK nog niet doorleefd.. In geen enkel opzicht bijzonder, wordt die vis voor de man tot een teken, een lotbeschikking, een wonder. Door de wildernis van zijn angst breekt leven als water naar binnen, een zee, een springvloed van hoop. Hij ontwaakt uit zijn droom, wil naar Zarauz terug. De man en de vrouw zoeken er een hotel. Het ka mermeisje geeft hun de Spaanse heilwens mee: Bescherme U God in de slaap. De vraag valt nu: Wat is God? Wat is God? Alleen met die vraag, zit ik als een rat in de val. Wat is God? Wat is God? Wat is God? Een schelp Een vallende ster. Een rietpluim. Avond. Een berg. Stilte. Het oog van de naald. Wat is God De onderste steen. Wat is God? Het mes op de keel- De reden waarom ik dit schrijf. De reden dat ik mij vermors. De reden van mijn bestaan Ik zit als een rat in de val. Wat is God? O, God, wat is God? Zo'n opsomming (men vindt er meer in dit gedicht) is niet sterk, het is een verwatering, geen concentrering. En met die zwakke noot eindigt het eerste deel van het gedicht In het tweede deel wordt hun ver blijf in Zarauz geschilderd. De vrouw loopt over de markt. Vindt er uiteindelijk ook een vis: „Dan ziet zij de vis/Een zilveren vis op een standaard./Een broche tussen andere broches. Een oog, en dat oog kijkt haar aan". De man wandelt langs de zeekant, ziet een kinderspel dat hem schokt, gaat zitten op een een zame plek: „Ik kies niet. De spin van de twijfel/houdt mij in zijn dra den verstrikt/ Ik denk. Ik kom niets aan de weet./ Ilt voel. Ik voel enkel de dood./ Soms lispelt er iets of iets glinstert./Een vis. Een woord. Het is weg". Wie ben ik, vraagt hij zich af, „boordevol ik en bedrog, bezeten van dood en van duister en het haas tige dierengenot?" Zij eten. Hij bewondert de broche. Ook op hun menu staat een vis. Des middags verdrinkt José, een vissers jongen. Een zinloze dood, blijkbaar, een symbool. Verschrikkelijk aange- Koningin Juliana zal het galacon cert bijwonen waarmee het Con certgebouworkest op 1 oktober begint aan bet jubileumseizoen 1962-1963. Op het programma staat een werk dat dan net als dit wereldberoemd geworden en semble driekwart eeuw oud is, en bovendien door de compo nist zelf destijds hier werd ge ïntroduceerd: de eerste symfonie van Gustav Mahler. grepen zijn de toeschouwers. „En van God, wat zien we van hem?", roept de dichter, die „de man" nu geheel verdrongen heeft uit. „Besta je? Of God, ben je dood?" Later wo nen zij de dodenmis bij. God is daar „in die kleine zilveren doos'met een vis er op en een roos". Maar, is het wel waar? Is het waar? Vertwijfeld bidt de dichter: O God, maak de deuren nu open, Laat José de trappen aflopen. O God, grote vis, blijf niet stom". De man en de vrouw vertrekken. „Daar gaan ze. De man aan het stuur. En de vrouw? De vrouw maakt het goed. Dat zegt zij bij wijze van groet- En de zee 't Is él licht wat ik zie. Poëzie. Poëzie". Zo eindigt het vers. Moeten we hier uit afleiden dat Hoornik ondanks de wat evangelische toon en de onmis kenbare symboliek voorlopig gewoon dichter blijft, dichter zonder de bij voeging „christelijk?" In elk geval is de vis (het aloude symbool voor Christus) niet indringend genoeg in dit vers gebruikt om indruk te ma ken en doen de vragen „wat is God" en „waar is God", zoals ze hier ge steld zijn, wel erg simplistisch aan. Men krijgt niet de indruk van nood zaak, eerder van een wat opzettelijk gebruik van diverse christelijke sym bolen die een mystieke achtergrond moeten suggereren. We willen niet zeggen dat Hoornik ons opzettelijk een rad voor de ogen draait, maar men voelt hier geen diepte achter, geen uitdieping van de persoonlijk heid. Alles is vaag, en daarvoor zijn deze symbolen van oudsher veel te zwaar geladen. Mogelijk heeft Hoor nik zich wat geforceerd door de op dracht, en waren de problemen, een maal volkomen gerijpt, kernachtiger, klemmender door hem neergezet. „In de Vreemde" bevat doodslyriek, Mysterieus, luguber hnust omdat de een diep indringen in het dood-zijn. dichter, wiens „woord nog helemaal lichaam is „in zielskracht, te kort schiet de doden verder te volgen in een mogelijk vreugdiger bestaan der ziel. Het slotvers „Thuiskomst" is pseudo-posthuum. Vreemd-aangrij pende poëzie waaruit een grote goed heid en een ongeneeslijk verdriet spreekt- Ed. Hoornik: De Vis, gevolgd door In de Vreemde. J. M. Meulenhoff, Amsterdam, deel 41 van „De Ceder". In de grote zaal zullen dan uitslui tend genodigden kunnen luiste ren: het Concertgebouworkest heeft zoveel vrienden en relaties, dat het bestuur eigenlijk wel twee galaconcerten van publiek zou kunnen voorzien. Het programma omvat natuurlijk ook een première. Hendrik An- driessen schreef in opdracht van de gemeente Amsterdam een sym fonische compositie: Mascherata. Ter gelegenheid van het jubileum hebben oolc Otto Ketting en An ton van der Horst opdrachten aanvaard om een stuk voor het orkest te schrijven. Aanvankelijk had het bestuur ook gedacht aan een buitenlandse componist, maar geen van de aangezochte kunste naars had gelegenheid een derge lijke taak op zich te nemen. Het Concertgebouworkest zal zoals gemeld tijdens het jubi leumseizoen een tournee maken door Nederland. Een ander jubi leum-initiatief is dat van de zo genaamde keuzeconcerten- Onder het vaste concertpubliek zal een enquête worden gehouden: wat wilt U het liefst horen? Uit de antwoorden zullen vier program ma's worden samengesteld. Het Concertgebouworkest zal verder voor het eerst gaan optreden met een jazz-ensemble. Deze primeur is geprojecteerd tegen het eind van januari volgend jaar. Op het programma daarvoor staat het Concertino voor Jazz kwintet en orkest van Otto Ketting. Voorts zal opnieuw aan het eind van het seizoen worden eecon- certeerd in het Amsterdamse RAI-gebouw. Gebleken is dat hiervoor enorme belangstelling be staat vooral ook van bezoe kers buiten Amsterdam. De fees telijkheden worden besloten omstreeks mei met een gigan tisch bal. I-Iet gaat goed met de grammo foonplatenindustrie en de grammofoonplatenhandel. Ze hebben samen een omzet van 46 miljoen gulden per jaar. Eén procent van de omzet om jaar lijks een maand-ter-propagan- da-van-de-grammofoonplaat te organiseren, kan er dan ook wel af. Eén procent is f460.000. Willem O.Duys heeft deze vrucht van de hoogconjunctuur in de kas van zijn Commissie Collectieve Grammofoonplaten Campaghe en hij organiseert er een prijsvraag voor a raison van twee ton en verder onder meer ook de Grand Gala du Dis- que Classique en de Grand Gala HOOFDPRIJS WAS VOOR POLEN 'Temidden van de vele festivals neemt sinds enige jaren de Gran Fremio Bergamo, een fes tival voor voornamelijk korte films, dat dit jaar voor de vijfde maal was georganiseerd, een ei gen positie in. Dat geldt in de eerste plaats, omdat het „gewo ne" films combineert met televi siefilms, voorts omdat liet vele films vertoont over diverse tak ken van kunst, vooral beeldende kunst. Vroeger was dat nog wat sterker dan nu liet geval; nu vormen films over kunst er geen hoofdzaak meer. Dat is een ge lukkige omstandigheid, want weliswaar kunnen zulke films de kunst toegankelijk maken voor bredere massa's, maarbeel dende kunst pleegt zeer statisch te zijn, hetgeen betekent, dat het moeilijk is, er films''over te maken, die als film bijzondere verdiensten hebben. Het vjjfde festival van Bergamo, dat zojuist is gehouden, vormde nog "weer eens een bewijs voor de merkwaardi ge flexibiliteit van de latijns volke ren. De katholieke minister-president van Italië had het beschermheer schap op zich genomen; katholieke staatssecretarissen openden en sloten de manifestatie, maar al sinds jaren is er 'n communistische voorzitter van de jury: de overigens alleszins com petente prof. A. M. Brousil, rector van de Praagse Academie voor de Kunsten. In die jury werkte prof. Brousil samen met mensen van vol komen andere opvattingen dan de zijne een der leden heeft zelfs na de oorlog ijlings België moeten ver laten om de grote zuivering te ontlo pen! maar unaniem kende deze ju ry de hoofdprijs (de lieve som van 18.000 gulden) toe aan een Pools filmpje tegen het militaïrisme: De Tovenaar, een meesterwerk van Ta- deusz Makarczynki, zeer menselijk, vol poëzie en tegelijk, in bescheiden mate, enigszinsexperimenteel. Voortreffelijk heeft de cineast, in een verhaal van kinderen die in een Schiettent leren schieten op speel goedbeesten en poppen, geschilderd hoe in die jonge zielen het verzet groeit tegen de gewelddadigheid. Er waren vooral van de Polen, de Franse de Engelsen en de Tsjechen meer uitstekende films. Bij de prijzen is dat voor Polen, Tsjechen en Fransen ook wel tot uit drukking gekomen, maar de Engel sen. die o.m. een goede reportage hadden vertoond over de verdwijnen de jodenwijk in Whitechapel te Lon den, benevens een paar knappe teken films, gingen met lege handen naar huis. Daarentegen werd een der prijzen toegekend aan twee Italiaanse films, beide op het gebied van de beeldende kunst en geen van beide verbluffend. De Tsjechen zagen een voortreffelij ke documentaire over Kafka be kroond en een tekenfilm van een hunner groten op dit gebied: Bretis- lav Pojar. Bij de beroemde Tsjechi sche namen op dit gebied bleek zich een nieuwe te hebben gevoegd: Jiri Brdecka, die een alleraardigste film had bijgedragen over de geschiedenis van de onderzeeboten. De Fransen verwierven een prijs met een heel merkwaardige, belangwek kende en ontroerende reportage uit een krankzinnigengesticht: Regard sur la Folie (Blik op de krankzinnig heid). Ook voor enkele tekenfilms had men hun gaarne een onderschei ding gegund. De Joegoslaven hebben hun grote re putatie op het gebied van de teken film, zo'n zes acht jaar geleden ver worven, weer grotendeels verloren door cerebraal gedoe hoewel ze toch ook hier weer voor een nogal monotoon geval op dit gebied een prijs verwierven maar ze verras ten nu met een korte experimentele speelfilm vol humor. Gerechtigheid getiteld. Daarvoor kregen ze de eni ge beschikbare gouden medaille. du Disque Populair. De klassie ke avond is volgende week vrij dag in het Concertgebouw in Amsterdam en de lichte avond de dag daarna in het Scheve- ningse Kurhaus. Het zijn wel ondernemingen. Drie jaar gele den, toen de eerste gala-avond gehouden werd, stonden de lich te en de zware muze in één pro gramma: Theo Olof, naast de Zingende Zusjes. Die avond leeft voort als de Grand Chaos du Disque. Nu, in het Kurhaus, spelen op één avond de orkesten van Edmundo Ros Victor Sylvester en Kurt Edel- hagen, komen Les Compagnons de la Chanson voor drie liedjes (en voor 21.000 exclusief de kosten van de reis en van het hotel) overvliegen, zal de, in zwart leren pak gestoken, koning-van-de-twist Vince Taylor een liedje brullen, en zal men kunnen luisteren naar Vera Lynn en nog een tiental andere tophitters. Het kost bij elkaar een ton. Men zou zeggen dat de grammofoonplaten wel goedkoper zouden kunnen, zonder al deze en zon der de stoeterij van Edisons, waar mee op beide avonden in totaal acht tien artiesten en ensembles uit het lichte en het serieuze vak begiftigd worden. Maar: „Ik word er heerlijk gek van" zegt Willem O. Duys, die het allemaal organiseren moet. Die opmerking slaat dan op het op poten zetten van beide avonden, niet op de kosten ervan. Met zoveel geld achter de hand is er wel wat van te maken. AI was Maria Callas, die als eerste gegadigde stond genoteerd als soliste op de avond in Amsterdam, te duur. Ze vroeg tienduizend dollar voor drie aria's en nog eens dit bedrag extra omdat de televisie het concert uit zendt. Dat is samen 72.000 „Ik heb nee gezegd Ik heb het afgelopen jaar vaak nee gezegd. Ik moet rekening houden met de belangen van de gram mofoonplatenmaatschappijen, met die van de artiesten en de noten die ze op hun zang'hebben zijn hoger dan ze ooit kunnen zingen, en ook moet het programma nog eens verantwoord zijn". Willem O. Duys witte telefoon en twee alleszins fraaie secretaressen noemt een voorbeeld. Willy Alberti, die man verdient goud met zijn platen. Zijn maatschappij wilde hem dus in Scheveningen heb ben. Maar Willy Alberti is géén ge zicht. Op het toch al bolle t.v.-scberm wordt hij dubbeldik. In Scheveningen moet echter toch ook een zanger van het populaire Nederlandse lied op de planken komen. Het is Johny Hoes geworden. Bijna niet, want hij kreeg Callas-allures. „Te duur jongen, te duur". Johny Hoes mag in Schevenin gen een liedje zingen en moet dan snel het podium weer af. En Willy Alberti vertrekt naar Nieuw-Guinea. Die komt dus op andere wijze in het nieuws. De zaak is opgelost. speelt, moet een Nederlands or kest naar Engeland. Dat wil het rijksarbeidsbureau. Impresario Lou van Rees, die de overkomst van de orkesten van Edmundo Ros en van Victor Sylvester geregeld heeft is er maandenlang zoet mee geweest, want Engeland zit niet te springen om een Nederlands orkest, „Ja maar Het bleek mogelijk de Dutch Swing College Band in Engeland te boeken. Telefoontje naar de Dutch Swing College Band. „We willen helemaal niet naar Engeland. We wilden op de gala in Scheveningen spelen, als we al niet een contract voor Duitsland hadden afgesloten". Willem O. Duys: „Je kan je voorstel len welke hitsige gesprekken toen ge volgd zijn". De zaak is zo geregeld dat de Dixie land Pipers naar Engeland gaan en de Een beeld uit de voortreffelijke Tsjechische tekenfilm over de ge schiedenis der onderzeeërs, ,JDe mens onder xoatervan Jiri Brdecka. ,DAAR LIG JE DAN' De operazangeres Erna Spoo- renberg heeft de uitdaging van haar collega in de muze der toonkunst Hans Henkemans aangenomen en een boekje ge schreven, dat over enige tijd onder de titel „Daar lig je dan" zal verschijnen. Na violist Theo Olofs „Daar sta je dan", schreef pianist Hans Henkemans in zijn voor woord voor zijn „Daar zit je dan" o.m.: „Intussen kan men, als dat zo doorgaat, eerlang de verschijning van een derde deel, „Daar lig je dan" tege moet zien. Ik ben benieuwd aan wie de uitgever de ver vaardiging van dit opus zal op dragen Deze badinerende op merking beschouwde mevrouw Spoorenberg als een soort uit daging en ze zette zich aan het schrijven. Het werden her inneringen, voornamelijk anek dotische. aan haar tournee door West-Indië en Spanje, waar ze de Matthaus-Passion gedeeltelijk in het Spaans moest zingen. Op de omslag van Erna Spoorenbergs „Daar lig je dan" is de zangeres te zien als Nora in Don Pasquale, liggend in een bed. bestaan krijgen, ademen, leven. Ur is weer deining geweest, rondom So- nia Gaskell en liet; Nationaal Ballet. Haar zakelijk leider is teruggetreden wegens onoverbrugbare meningsver schillen, en sindsdien fungeert zij zowel als artistiek leidster alsook als zakelijk leidster- Het rumoer is verstomd, zijzelf en het ballet zijn teruggekeerd van een (zakelijk en artistiek) zeer succesvolle tournee van zes weken door Spanje, en men wacht af wat er nu gebeuren gaat. Wellicht niets, ongeacht de bedenkingen die van diverse kanten zijn gemaakt tegen het feit, dat Sonia Gaskell als vrouw nog wel!! nu niet alleen artistiek alleenheerser is. maar oolc zakelijk de verantwoording moet dragen voor een bedrijf met een omzet van meer dan twee miljoen, waarvan- zo'n ander half miljoen overheidssubsidies en dus ge meenschapsgelden. Men acht die verantwoor ding te zwaar, en onuitgesproken acht men Gaskell waarschijnlijk een te grillig persoon om zoveel gemeenschapsgeld te beheren. Ten onrechte. Want wie de ontstaansgeschie denis van eerst Ballet-Recital, vervolgens Ne derlands Ballet en dan nu Nationaal Ballet heeft gevolgd, heeft Gaskell óók als zaken vrouw leren erkennen. Een harde zakenvrouw die tien jaar lang kans heeft gezien om zonder of met luttel subsidie een groep op de been te houden, die materieel elk jaar beter werd zo als zij artistiek jaarlijks groeide. Een groep bovendien, waar eventuele' tekorten aanzien lijk kleiner waren ten opzichte van de raming, dan bij vrijwel alle toneelgezelschappen ooit het geval was. ldus bij Gaskell in één hand kunnen zijn, althans wat de grote lijnen betreft. Want slechts daarom gaat het; de uitwerking en de boekhoudkundige aspecten kunnen worden toevertrouwd aan een goede administrateur. Dan rest dus de van diverse zijden gestelde principiële vraag, of het aangaat om één persoon zowel kunstzinnig als materieel de verantwoording voor grote bedragen aan sub sidie te laten dragen. Deze vraag, zo gesteld, ziet voorbij aan het feit dat niet mevrouw Gaskell rechtstreeks verantwoordelijk is aan de overheid, maar het bestuur van het Nationaal Ballet, dat zowel de artistieke directie als de zakelijke directie wordt geacht te benoemen. Dit bestuur is verantwoordelijk voor een reële begroting, voor toezicht op de realisatie daarvan, voor rekening en verantwoording over het afgelo pen seizoen. En dit bestuur lijkt daar "zeer zeker toe in staat. Want de penningmeester is een bankier, die al tien jaar bewezen heeft dat hij niet alleen kan omgaan met Gaskell, maar dat hij bovendien de koorden van de beur.'- !g weet te vieren en weer aan te halen, dat Gaskell onbelemmerd haar ar tistieke doeleinden kan nastreven zonder za kelijke mislukkingen. In datzelfde bestuur zit ook de directeur van een bureau voor bedrijfsorganisatie, die al vijf tien jaar een ruggesteun voor Gaskell is ge weest, terwijl de voorzitter een hoog aange schreven manager is van onbesproken nuch terheid in zijn oordeel. De overheidsgelden worden dus goed bewaakt, en wellicht op deze wijze beter dan met een functionaris, die dagelijks in het bedrijf werkzaam veel meer kansen loopt om op details met Gaskell te botsen dan dit bestuur, dat slechts perio diek contact met haar heeft over de grote lij nen. Sonia Gaskell is nu eemnaal, gelijk de meeste geboren „leiders", een moeilijk mens om mee om te gaan als men haar artistieke taal niet spreekt en haar culturele visioenen niet deelt. De bezwaren tegen de monopoliepositie van Gaskell zijn dus in hoofdzaak theoretisch. Trouwens, ook bij het enorme ballet van de Parijse Opera of bij het Royai Ballet in slechts één directeur (trice) verantwoordelijk zowel voor artistiek als zakelijk beleid. En met re den, want b(j kunstinstellingen behoort het za kelijk beleid geheel voort te vloeien uit het artistiek beleid, dat primair moet zijn en blij ven wil het tot kunstzinnige resultaten leiden. Daarin verschilt nu eenmaal kunst-als-bedrijf van andere soorten bedrijven; het ideële gaat vóór het materiële. En dat dit ideële bij Sonia Gaskell in beste handen is, wordt tegenwoor dig zelfs door haar tegenstanders niet meer betwist. Wat ook moeilijk zou kunnen, gezien de éclatante resultaten. Dutch Swing College één nummertje op de gala in Scheveningen mag ko men spelen. Voor de zoveelste maal rinkelt de witte telefoon. „Nee John, nee. Willy Schobbe zou na de pauze een fijn stukkie trompet blazen, maar dat gaat niet door óm dat Kurt Edelhangen nu toch komt. Ik had hem laten vallen, omdat hij na vier maanden zijn contract nog steeds niet had teruggestuurd. Maar hij heeft gehoord van Ros en Sylvester en zodoende. Ik heb nou Melle Wïers- ma gebeld. Hij schrijft een ..Ouvertu re Rapsodisque". Daar zitten alle hits in van het afgelopen jaar. Ik heb heb gevraagd er een vet solootje voor Willy Schobbe in te schrijven. Dan kan Willy toch nog naar Schevenin gen komen. Connie Stuart moet dan maar een extra woordje over zijn kwaliteiten laten vallen. Nee John. Melle Wiersma heeft nog niets van zich laten horen. Weel je dat Willy Alberti net op tijd naar Nieuw-Guinea vertrekt? Mooi opgelost, die zaak. vind je niet. Nee. de Padre Twins heb ik laten vallen. Dat zijn argu menten, daar trek ik me geen steek van aan. Ja, ik bel je terug". Voor de klassieke avonl is er ook zo hei een en ander aan werk verzet. Willem van Otterloo en zijn prière. Dat was vorig jaar ook al zi. Residentieorkest, dat zijn nette men sen. Ook Renate Tebaldi is de moei lijkste niet. Maar Renate Tebaldi moet begeleid worden en er zijn dus partituren nodig. Die zijn in Neder land op twee plaatsen voorhanden. Bij de Nederlandse Opera en bij de Ned. Radio Unie. „Maar bij de Opera, hoef ik niet aan te komen", zegt Wil lem O. „Die hebben op dezelfde avond hun eerste première van dit seizoen. Wat weet ik niet, maar een première. Dat was vorig jaar ook al zo. Er zat geen hond in de zaal". De Radio Unie leent alleen partituren uit aan de aan gesloten omroepverenigingen. Dc par tituren zijn nu gehuurd in Italië. „Weken arbeid heeft dat gekost en handen vol geld". In Amsterdam worden Edisons uitge reikt aan o.a. Isaac Stern, Gerard Souzay en Karl Böhm, als zij tenmin ste zelf komen. Vorig jaar heeft staatssecretaris Scholten het gedaan. Het karweitje was hem gedelegeerd door minister Cals. Er is vier maan den geleden een brief uitgegaan aan minister Cals of hij deze keer de Edisons zelf zou willen uitreiken. Maar minister Cals zit op het ogen blik rog in de West en het ministerie belde op dat het geen beslissing durf de nemen. „Nou, dan de staatssecre taris maar". „Nee, die wil niet. Hij wil er geen gewoonte van maken. Misschien is de burgemeester van Am sterdam een geschikte figuur". Het wordt waarschijnlijk de Amsterdam se wethouder van kunstzaken, de heer De Rcos. Willem O. gaat rechtop zitten als hij hoort dat wethouder De Roos benoemd is tot lid van de Raad van State. „Da's fijn. Ik dacht al dat ik zou terug zakken." Maar wie moet ik in vredesnaam volgend jaar vra gen Man, zo'n gala is funest voor je gezondheid". Want de orkesten van Edmundo Ros en van Victor Sylvester wei gerden aanvankelijk samen in één vliegtuig te reizen. Ze komen nu op de ochtend van de Gala in Scheve ningen toch in een vliegtuig naar Ne derland. Negentig telefoontjes heeft dat gekost" Want op het podium in Scheveningen komt een draaitoneel 6000 en 24 wielen omdat het programma snel ler dan snel moet worden afgewik keld en nu het ding klaar is blijkt dat het podium zeven centimeter af loopt. Want Ellen Craamer, die een Edison krijgt, heeft voor zaterdag de 29ste een contract in Duitsland en dat moet worden afgekocht. Want op de 29ste draait op de televi sie de laatste aflevering van de detec tiveserie „De sjaal" en nu willen ver schillende genodigden niet naar Sche veningen komen. „Ik laat t.v.-toestel- len neerzetten in de foyer dan kun nen ze kijken". Want Conny Stuart, die de' conferen ces doet, l<on de 29ste niet omdat ze speelt in het stuk „De duivel hale ze". Het is een produktie van de to neelgroep „Ensemble". De hele to neelvoorstelling die avond is uitver kocht. Dat kostte 2500. Nu enkele weken later, blijkt dat het stuk het helemaal niet doet, zodat de directie van Ensemble vandaag de dag met een minder bedrag tevreden zou zijn geweest. „Dat knaagt", bij Willem. Want Philips is boos omdat 'de Zweedse zangeres Anita Lindblöm niet mag komen zingen.Een móórd- stem en 't contract was al getekend, maar het mens heeft laten weten dat ze alleen play-back wil zingen. Angst voor het publiek, of zo iets. Maar ik moet levende kunstenaars". Want Op een tafeltje in het kantoor van Willem O. Duys, die vroeger een type was die zijn benen op het bureau leg de, maar die in de loop der jaren een zakenman is geworden die het zonder pose druk genoeg heeft, prijkt een Edison. „Ach ja", zegt Willem O. Dnys. „Die is over van vorig jaar. Hy was bestemd voor Catharine Valente, maar ze kreeg hem niet van de jury. Je weet wat een rel dat is geweest. Ik heb haar laatst opgezocht. W'e zijn weer de beste vrienden". Op de foto: Willem O. Duys (links) en de kunstenaar Stijlaart, die de Edisons vervaardigde.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 7